Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR729927
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR729927/1
Beleidsregels uitvoering uitvaart op kosten van de gemeente Zevenaar
Geldend van 19-12-2024 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels uitvoering uitvaart op kosten van de gemeente ZevenaarHet college van burgemeester en wethouders en de burgemeester
gelet op de artikelen 20, 21 en 22 van de Wet op de lijkbezorging
overwegende dat het aanbeveling verdient regels te stellen voor de uitvoering van uitvaarten op kosten van de gemeente Zevenaar
BESLUIT:
vast te stellen de “Beleidsregels uitvoering uitvaart op kosten van de gemeente Zevenaar”.
1 Inleiding
De Wet op de lijkbezorging (hierna: de Wlb) stelt regels voor wat er moet gebeuren met het lichaam van een overleden persoon en over de wijze waarop lijkbezorging plaatsvindt. Als niemand zorg draagt voor de uitvaart van een overledene, dan is de burgemeester van de gemeente waar de overledene zich bevindt verantwoordelijk voor de uitvaart. Ook de daaraan verbonden kosten komen dan voor rekening van die gemeente.
Omdat ieder mens een waardig afscheid verdient, is het van belang beleidsregels voor de uitvoering van deze lijkbezorging vast te leggen. In de Wlb zijn geen specifieke maatregelen opgenomen over hoe een gemeente invulling moet geven aan het proces rondom de gemeentelijke lijkbezorging. Het is aan de gemeente zelf om keuzes te maken welke inspanningen worden verricht om nabestaanden op te sporen, op welke wijze de uitvaart wordt uitgevoerd en welke maatregelen de gemeente treft om de kosten van de uitvaart te verhalen. Deze beleidsregels voorzien hierin voor de gemeente Zevenaar. Hierbij wordt rekening gehouden met het bewerkstelligen van een sobere, maar respectvolle uitvaart en de wettelijke kaders die de Wlb en het erfrecht stellen.
Deze aspecten zijn uitgewerkt in de navolgende beleidsregels (samengevat in bijlage 1), die verdeeld zijn in de volgende onderdelen:
- •
Fase 1: Van melding tot uitvaart;
- •
Fase 2: Rondom de uitvaart;
- •
Fase 3: Na de uitvaart.
De wettelijke grondslag voor deze beleidsregels wordt gevormd door de artikelen 20, 21 en 22 van de Wlb (bijlage 2). Waar in deze beleidsregels ‘gemeente’ staat vermeld, betreft het een bevoegdheid van de burgemeester. Gaat het om het verhalen van de kosten van de lijkbezorging, dan wordt met ‘gemeente’ het college van burgemeesters en wethouders bedoeld.
1.1 Uitgangspunten lijkbezorging door gemeente
Het uitgangspunt van de Wlb is dat lijkbezorging primair geen taak van de overheid is, maar een zaak van burgers die zorg dragen voor elkaar. In de eerste plaats zijn de nabestaanden verantwoordelijk voor de uitvaart. Zijn er nabestaanden, dan moet dus worden nagegaan of deze bereid zijn opdracht te geven voor de lijkbezorging. Is dat niet het geval, dan is de burgemeester verantwoordelijk (artikel 21, eerste lid, Wlb). De kosten daarvan komen ten laste van de gemeente. Die gemeente heeft vervolgens het wettelijk recht om deze kosten te verhalen op de nalatenschap
1.2 Welke gemeente
Uitgangspunt van de Wlb is dat de burgemeester van de gemeente waar de overledene zich bevindt op het moment dat niemand opdracht geeft tot het verzorgen van de uitvaart, de verantwoordelijkheid heeft voor de lijkbezorging (artikel 21, lid 1 Wlb). Dat kan dus een andere gemeente zijn dan de gemeente waar de overledene woonachtig was (bijvoorbeeld omdat betrokkene in een ziekenhuis, een hospice of bij familie/vrienden elders is overleden).
Als er sprake is van een gevonden stoffelijk overschot, dan is de burgemeester van de gemeente waar het stoffelijk overschot wordt gevonden of aan land wordt gebracht verantwoordelijk voor de lijkbezorging.
1.3 Mandaat
Formeel is de burgemeester (en het college van B&W voor het verhaal van de kosten) verantwoordelijk voor de uitvoering van de artikelen 20 tot en met 22 Wlb. Deze uitvoering is middels de (meest actuele) mandaatregeling van de gemeente Zevenaar gemandateerd aan ambtenaren van de afdeling waarbij deze taakstelling is belegd (op het moment van vaststellen van deze beleidsregels is dat de afdeling Vergunning, Toezicht en Handhaving (VTH)).
1.4 Vaststellen doodsoorzaak
Doorgaans zal de arts vaststellen dat er sprake is van een natuurlijke dood. In dat geval geeft de burgemeester uitvoering aan zijn wettelijke verantwoordelijkheid als er geen opdracht wordt gegeven voor de uitvaart. Het is echter ook denkbaar dat de arts een niet-natuurlijke dood vaststelt of het overlijden niet evident als natuurlijk of niet-natuurlijk bestempelt (zgn. ‘onverklaard overlijden’). In dat geval dient een gemeentelijk lijkschouwer, een GGD-arts, te worden verzocht onderzoek te doen naar de doodsoorzaak.
1.5 Aan te wijzen uitvaartverzorger
Aan de keuze van een uitvaartverzorger gaat een aanbesteding vooraf (conform Liemerse inkoopvoorwaarden). Er wordt aanbesteed voor een periode van 2 jaar met tweemaal de optie tot verlenging van 1 jaar.
Op basis hiervan wijst de gemeente een uitvaartverzorger aan die de uitvaarten in opdracht van de gemeente uitvoert. Bij de keuze voor een uitvaartverzorger houdt de gemeente rekening met de prijs-kwaliteit verhoudingen zoals de uitvaartverzorger die aanbiedt. Hieronder valt ook de verplichting van de uitvaartverzorger om redelijkerwijs mogelijke (uitvaart)polissen van de overledene te achterhalen. Met het oog op verhaal van de uitvaartkosten krijgt de gemeente hierdoor een eerste inzicht in de nabestaanden en nalatenschap van de overledene. Uiteraard dient de gekozen uitvaartverzorger te werken met inachtneming van deze beleidsregels.
De beleidskeuzes worden hieronder benoemd en nader toegelicht.
2. Fase 1: Van melding tot uitvaart
Een melding aan de gemeente dat er een overledene is, waarover niemand zich ontfermt, is vaak afkomstig van hulpverleners, zoals huisarts, verpleeg- of verzorgingshuis, ziekenhuis, politie, uitvaartondernemers enzovoort, maar ook familie of een buurman/buurvrouw kan de melding doen.
Volgens de Wlb moet de melding uiterlijk op de derde dag na het overlijden worden gedaan (artikel 20 Wlb).
Direct na ontvangst van de melding worden in beginsel de volgende stappen gezet:
- •
Vaststellen identiteit en doodsoorzaak;
- •
Indien bekend familie inlichten;
- •
Overbrengen naar mortuarium of uitvaartverzorger;
- •
Eerste verzorging overledene;
- •
Onderzoek naar nabestaanden;
- •
Onderzoek naar testament (mbt wensen uitvaart);
- •
Onderzoek naar uitvaartverzekering;
- •
Nabestaanden verzoeken uitvaart te regelen.
2.1 Termijn uitvaart
Omdat na het (natuurlijk) overlijden de lijkbezorging uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden plaats moet vinden (artikel 16 Wlb), wordt de opdracht tot uitvaart doorgaans uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven. De beschreven werkzaamheden worden dus, zo mogelijk, binnen die termijn verricht om daarin te kunnen slagen.
In artikel 16 Wlb is deze maximale termijn gesteld. Onder bijzondere omstandigheden is het mogelijk om daarvan af te wijken. De burgemeester is bevoegd om een andere termijn (artikel 17 Wlb) te stellen na raadpleging van een arts. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij een vermoeden van een niet-natuurlijke dood of bij ontbrekende duidelijkheid over de identiteit van de overledene.
Beleidsregel 1: De opdracht tot uitvaart wordt uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven. |
2.2 Vaststellen identiteit overledene
Veelal is duidelijk wie de overledene is. Is dit niet zo, dan wordt dit onderzocht. Aanwijzingen worden gevonden in documenten of papieren die de overledene bij zich draagt, getuigenverklaringen, vermissingberichten, e.d. Is na een globaal onderzoek nog niet duidelijk wat de identiteit is van de overledene, dan wordt celmateriaal afgenomen door een arts (artikel 21 lid 3 Wlb). De gemeente blijft verantwoordelijk voor de lijkbezorging, ook al kan de identiteit van de overledene niet worden vastgesteld.
2.3 Verplaatsen overledene
Het is ongewenst om de overledene langere tijd op de plek van overlijden te laten liggen. Vooral bij bepaalde weersomstandigheden en bij overlijden in de openbare ruimte is het gewenst om het lichaam van de overledene zo spoedig mogelijk over te brengen naar een discretere locatie bij de uitvaartverzorger of het mortuarium.
De opdracht tot verzorging en verplaatsing van de overledene betekent (nog) niet de opdracht tot lijkbezorging.
Beleidsregel 2: Als na melding van overlijden niet duidelijk is of en zo ja, wie opdracht geeft tot lijkbezorging, maakt de gemeente met de uitvaartverzorger of de mortuariumbeheerder de afspraak zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene en alleen de eerste verzorging te realiseren. |
2.4 Onderzoek naar nabestaanden
Uitgangspunt van de Wlb is dat nabestaanden zorg dragen voor de uitvaart. De Wlb is een vangnet als er geen opdracht wordt gegeven, omdat nabestaanden ontbreken of weigeren de uitvaart te regelen. Er wordt dus eerst nagegaan of er nabestaanden zijn, voordat de gemeente een taak heeft. Aan de hand van bijvoorbeeld de registers van de burgerlijke stand wordt een overzicht gemaakt van de directe nabestaanden. Zij worden zoveel mogelijk telefonisch benaderd met het verzoek zorg te dragen voor de uitvaart.
Het onderzoek naar de nabestaanden strekt zich in beginsel niet verder uit dan tot en met de tweede graad van bloedverwantschap. Dit betreft de echtgenoot/echtgenote en de kinderen van de overledene (1e graad) en de ouders en (half) broers en zussen van de overledene (2e graad).
Beleidsregel 3: Het onderzoek naar nabestaanden strekt zich in beginsel niet verder uit dan tot en met de tweede graad van bloedverwantschap. |
Het onderzoek naar nabestaanden kan tijdrovend zijn. De gemeente hoeft zich niet bovenmatig in te spannen om nabestaanden op te sporen. Per geval kan worden bepaald welke inspanning daar voor geleverd wordt en binnen welk tijdsbestek.
Naast de Basisregistratie Personen (BRP) staan de gemeente ook andere middelen ter beschikking om nabestaanden op te sporen, die gebruikt kunnen worden:
- •
bestanden gemeente m.b.t. uitkeringen en voorzieningen;
- •
telefoongids, sociale media, internet, openbare bronnen e.d.;
- •
politie;
- •
maatschappelijk werk;
- •
Centraal Testamentenregister (CTR);
- •
Verbond van Verzekeraars.
Levert voorgaand onderzoek geen nabestaande(n) op, dan geeft de burgemeester opdracht voor de lijkbezorging.
In een dossier wordt vastgelegd welke nabestaanden op welke wijze zijn gezocht en benaderd en wat (indien aanwezig) hun reactie is geweest op een verzoek om voor de uitvaart zorg te dragen.
Beleidsregel 4: De gemeente verricht zorgvuldige, maar geen bovenmatige inspanningen om nabestaanden op te sporen. |
2.5 Onderzoek naar testament
De aanwezigheid van een testament wordt onderzocht. Uit het testament kunnen nabestaanden naar voren komen en bovendien kan uit het testament blijken op welke wijze de uitvaart moet plaatsvinden.
De gemeente mag alleen vragen of er een testament aanwezig is, en zo ja, of daar een wens in is uitgesproken voor de lijkbezorging en of er een executeur benoemd is.
Het Centraal Testamentenregister (CTR) is een landelijk register te Den Haag waarin wordt bijgehouden door wie, wanneer en bij welke notaris een testament is opgemaakt. Het CTR geeft geen inzage in de inhoud van het testament, maar beantwoordt wel de vraag of een overledene een testament heeft en bij welke notaris het zich bevindt. Via het testament kunnen nabestaanden worden achterhaald en/of er wat is geregeld of beschreven voor de uitvaart en nalatenschap. Parralel aan het verzoek om informatie bij het CTR wordt omwille van de tijd wel doorgegaan met de andere voorbereidende acties voor een uitvaart op gemeentekosten.
Beleidsregel 5: De gemeente onderzoekt of er sprake is van een testament. |
2.6 Huisbezoek
Indien het bureauonderzoek geen of onvoldoende aanknopingspunten biedt, kan de gemeente besluiten de woning van de overledene te doorzoeken. Over een huisbezoek staan geen regels in de Wlb opgenomen. Er dient altijd eerst een belangenafweging plaats te vinden tussen enerzijds de openbare orde en de verantwoordelijkheid voor een correcte lijkbezorging en het respect voor en de wensen van de overledene.
Het binnentreden in de woning van een overledene, waarvan geen nabestaande(n) bekend zijn of waarvan nabestaanden de uitvaart niet ter hand willen nemen en waarvan de gemeente de uitvaart dus moet verzorgen, kan noodzakelijk zijn en behoort tevens tot de uitvoering van een wettelijke taak. De grondslag hiervoor is artikel 21 (en in een latere fase ook artikel 22) van de Wlb, in combinatie met artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden. In artikel 5:27 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht staat binnentreden ook benoemd. De burgemeester kan een machtiging afgeven voor het betreden van een woning om een huisbezoek af te leggen.
Tevens worden, indien mogelijk, de bank van de overledene (indien bekend) en een eventuele verhuurder op de hoogte gebracht van het overlijden.
Beleidsregel 6: De gemeente kan een huisbezoek afleggen als er geen opdracht voor de uitvaart is gegeven door nabestaanden. |
Als er wordt besloten de woonruimte van de overledene te betreden, wordt dit altijd gedaan door twee ambtenaren van de gemeente. Voordat de woning wordt betreden, kan de politie en/of eventuele verhuurder en zo mogelijk nabestaanden hierover geïnformeerd worden.
De ambtenaren van de gemeente Zevenaar, die een dergelijk huisbezoek afleggen, zijn hiertoe gemachtigd door de burgemeester. De bevindingen worden direct na het bezoek in een rapportage vastgelegd. Ook gemaakte foto’s worden in de rapportage opgenomen.
Een huisbezoek vindt alleen plaats als de overledene niet meer aanwezig is. Tijdens een huisbezoek wordt zorgvuldig te werk gegaan. De gemeente gaat bij een huisbezoek op zoek naar informatie over familieleden, vrienden of kennissen en mogelijke wensen betreffende een uitvaart.
Daarnaast kan tijdens een huisbezoek de woning van de overledene veilig worden gesteld. Daarmee wordt het dichtdraaien van de gas-/waterkraan, opnemen van de stroomstanden, weghalen van houdbare producten etc. bedoeld.
Beleidsregel 7: De woonruimte van de overledene wordt alleen betreden voor onderzoek naar informatie en het veiligstellen van de woning en alleen door twee, daartoe gemachtigde, ambtenaren van de gemeente. |
2.7 Nabestaanden verzoeken de uitvaart te regelen
Indien er nabestaanden bekend zijn, dan verzoekt de gemeente de nabestaanden de uitvaart te verzorgen. Dit geldt ook voor degene met wie de overledene tot zijn/haar dood duurzaam heeft samengewoond.
Het uitgangspunt van de Wlb is dat het verzorgen van de uitvaart een particuliere verantwoordelijkheid is. Nabestaanden kunnen daarop worden gewezen en met klem worden verzocht hun verantwoordelijkheid te nemen.
De gemeente tracht alle nabestaanden tot en met de tweede graad van bloedverwantschap bij voorkeur telefonisch, en anders via bezoek, te benaderen.
Aarzelen nabestaanden om de uitvaart te verzorgen vanwege de financiële consequenties, dan wordt gewezen op de mogelijkheid tot beroep op bijzondere bijstand als het gaat om mensen met een laag inkomen. Een beroep op de bijzondere bijstand wil niet per definitie zeggen dat men ook in aanmerking komt.
Vanwege de vereiste spoed moeten de nabestaanden snel beslissen over het al dan niet regelen van de uitvaart. De reactie moet uiterlijk 3 dagen na het overlijden worden bevestigd per brief of via de mail. Deze korte termijn wordt gesteld omdat de overledene in beginsel uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden gecremeerd of begraven moet worden.
Geven de nabestaanden aan dat zij de uitvaart niet op zich nemen, dan is de burgemeester verantwoordelijk. Als geen opdracht door de nabestaanden wordt gegeven, dan wordt daarover gerapporteerd. Komen er na de uitvaart alsnog nabestaanden naar voren, dan worden de kosten, waar mogelijk, op deze nabestaanden verhaald.
Het bovenstaande geldt ook ten aanzien van degene met wie de overledene tot zijn dood duurzaam heeft samengewoond. Van duurzaam samenwonen is hier sprake als dit gelijk is te stellen aan een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Indicaties hiervoor zijn o.a. de termijn van samenwonen, het al dan niet hebben van gezamenlijke kinderen, er geen sprake is van een situatie van huurder en verhuurder of van onderlinge inwoning.
Beleidsregel 8: De gemeente verzoekt nabestaanden om de uitvaart te regelen. |
Soms is het niet realistisch nabestaanden te verzoeken de uitvaart op zich te nemen. Dat betreft nabestaanden die gedetineerd of in het buitenland buiten de aangrenzende buurlanden woonachtig zijn. Dit geldt ook voor nabestaanden waarvan het adres onbekend is of van wie de persoonslijst van de Basis Registratie Personen (BRP) is opgeschort wegens ‘vertrek onbekend waarheen’.
De gemeente gaat dan zelf over tot lijkbezorging.
Beleidsregel 9: In afwijking van beleidsregel 8 worden nabestaanden in detentie of wonende in het buitenland buiten de aangrenzende buurlanden niet benaderd om de uitvaart te regelen. |
3. Fase 2: Rondom de uitvaart
Als er geen opdracht wordt gegeven voor de uitvaart en de gemeente heeft besloten de uitvaart zelf te verzorgen, dan wordt een uitvaartondernemer verzocht dit ter hand te nemen. De gemeente geeft aan op welke wijze de uitvaart plaatsvindt.
3.1 Cremeren, begraven of ter beschikking stellen van de wetenschap
De burgemeester is verantwoordelijk voor de lijkbezorging en dient de wens van de overledene te respecteren voor wat betreft de wijze waarop dit plaatsvindt. Artikel 18, lid 1 van de Wlb geeft hieraan uiting met de volgende bepaling: ‘De lijkbezorging geschiedt overeenkomstig de wens of de vermoedelijke wens van de overledene, tenzij dat redelijkerwijs niet gevergd kan worden’. Dit kan alleen begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap zijn. Andere vormen zijn wettelijk gezien niet mogelijk.
Door middel van een codicil of testament kan de overledene aangeven hebben welke vorm van lijkbezorging gekozen moet worden. Het is ook denkbaar dat op andere wijze de wens voor één van deze vormen is vastgelegd of uit andere bronnen deze wens blijkt. Ter beschikking stellen van een stoffelijk overschot aan de wetenschap kan slechts als de overledene dit uitdrukkelijk had vastgelegd (artikel 21, lid 1 Wlb).
Beleidsregel 10: De gemeente houdt rekening met de wens van de overledene indien deze tijdig bekend is en voor zover dit redelijkerwijs kan worden gevergd. |
Zijn er geen concrete aanwijzingen over de wens van de overledene, dan wordt in beginsel gekozen voor cremeren.
Na de crematie dient de as minimaal een maand bewaard te worden (artikel 59, lid 1 Wlb). Na 6 maanden wordt de as uitgestrooid. Het uitstrooien van de as vindt in beginsel plaats op een uitstrooiveld van een van de aangewezen gemeentelijke begraafplaatsen.
Melden zich in deze tijd (binnen 6 maand na crematie) nabestaanden tot en met de 2e graad, dan kan de asbus alsnog ter beschikking worden gesteld.
Beleidsregel 11: Lijkbezorgingen in opdracht van de gemeente vinden in beginsel plaats in de vorm van een crematie. |
In afwijking van beleidsregel 11 geeft de gemeente opdracht tot begraving als:
- •
de identiteit van de overledene niet bekend is, of
- •
er sprake is van een misdrijf, of
- •
als een zwaarwegende geloofsovertuiging van de overledene zich tegen een crematie verzet, of
- •
als aantoonbaar vast komt te staan dat het de wens van de overledene is om zijn lichaam te laten begraven.
Beleidsregel 12: De gemeente kan in afwijking van beleidsregel 11 overgaan tot begraving in een algemeen graf op een gemeentelijke begraafplaats. |
Bij begraven blijft de gemeente in beginsel rechthebbende op het graf. Er is in die situatie geen mogelijkheid tot het (later) plaatsen van een grafmonument of een andersoortig gedenkteken. Het graf kan na de duur van 10 jaar geruimd worden.
Ook rondom een begrafenis van gemeentewege gelden de daarop betrekking hebbende verordeningen en aanverwante regelgeving.
Beleidsregel 13: Bij een begrafenis van gemeentewege op een gemeentelijke begraafplaats blijft in beginsel de gemeente rechthebbende op het graf. |
Het is mogelijk dat bij naspeuring of uit de administratie van de overledene blijkt dat deze een (kapitaal) uitvaartverzekering heeft afgesloten. Is dit het geval, dan vraagt de gemeente de uitvaartverzorger deze gelden, indien van toepassing, tot maximaal de hoogte van de kosten van een uitvaart op gemeentelijke kosten te innen en te verrekenen met de uitvaartfactuur.
Mocht de overledene een naturaverzekering hebben dan worden de kosten voor een gemeentelijke uitvaart gedekt uit een landelijk met verzekeraars overeengekomen uitkeringsbedrag.
Beleidsregel 14: De gemeente geeft de uitvaartverzorger opdracht de uitvaart op zich te nemen en te onderzoeken of er sprake is van een (kapitaal)uitvaartverzekering. |
3.2 Sobere, maar respectvolle uitvaart
Hoewel een gemeentelijke uitvaart een sobere ceremonie betreft, staat voorop dat er op een respectvolle wijze uitvoering aan gegeven wordt.
De gemeente regelt de uitvaart bestaande uit:
- •
overbrengen overledene van plaats van overlijden naar mortuarium;
- •
verzorgen noodzakelijke formaliteiten (zoals verklaring van overlijden);
- •
verzorging van de overledene;
- •
aanschaf eenvoudige kist;
- •
ter kist leggen van overledene;
- •
huur van het mortuarium;
- •
rouwauto op de dag van de uitvaart;
- •
de mogelijkheid tot maximaal één moment van afscheid voorafgaand aan de crematie of begrafenis, voor maximaal 10 personen;
- •
bij crematie:
- ○
bewaren as in asbus gedurende minimaal een maand;
- ○
na 1 maand kunnen nabestaanden tot en met 2e graad asbus afhalen;
- ○
wanneer asbus niet wordt afgehaald, wordt de as na 6 maanden verstrooid;
- ○
- •
bij begraven:
- ○
begraven in algemeen graf op een gemeentelijke begraafplaats, zonder grafmonument;
- ○
grafrechten voor 10 jaar;
- ○
de gemeente blijft in beginsel rechthebbende op het graf.
- ○
Er zullen verder geen faciliteiten zoals koffie of thee zijn. De gemeente doet door deze wijze van uitvaart recht aan het uitgangspunt van de Wlb: een sobere maar respectvolle lijkbezorging.
Beleidsregel 15: De gemeente hanteert als uitgangspunt een sobere maar respectvolle lijkbezorging. |
4. Fase 3: Na de uitvaart
De laatste fase van de lijkbezorging kenmerkt zich door het vaststellen van de totale kosten, het onderzoek/uitvoering naar/van verhaalsmogelijkheden op de nalatenschap en de nabestaanden.
4.1 Verhaal van kosten
Het verhalen van de kosten is geen verplichting, maar een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 22 van de Wlb bepaalt dat de gemeente de kosten van de gemeentelijke uitvaart kan verhalen op de nalatenschap van de overledene en bij ongenoegzaamheid van deze op de bloed- en aanverwanten die krachtens artikelen 392-396 van Boek 1 BW tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. De kosten van de lijkbezorging is een schuld van de nalatenschap van de overledene, zo bepaalt artikel 7 van Boek 4 BW.
Onder nalatenschap wordt verstaan het geheel van bezittingen en schulden dat de overledene nalaat. Kosten van lijkbezorging zijn een bevoorrechte vordering, zo bepaalt artikel 288, onderdeel b, van Boek 3 BW:
De bevoorrechte vorderingen op alle goederen zijn de vorderingen ter zake van:
- •
de kosten van lijkbezorging, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene.
Beleidsregel 16: De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid de kosten van de uitvaart te verhalen. |
4.2 Verhaal op nalatenschap.
Wat behoort tot de nalatenschap?
Onder nalatenschap wordt verstaan het geheel van bezittingen en schulden dat de overledene nalaat. Onder bezittingen vallen ook uitkeringen en dergelijke, die nog worden verstrekt na het overlijden. De schulden die de overledene nalaat, vallen in beginsel in de nalatenschap (zoals belastingschulden en vorderingen van de gemeente ter zake van teveel verstrekte bijstand). Deze schulden dienen als eerste, naar gelang hun preferentie, uit de nalatenschap te worden voldaan.
Is de nalatenschap (eventueel beneficiair) aanvaard, dan worden de kosten van de uitvaart in rekening gebracht bij de betreffende erfgena(a)m(en) c.q. de executeur testamentair of de notaris. Als er een vereffenaar is benoemd kunnen de kosten daar worden ingediend.
Deze kosten zijn schulden van de nalatenschap die daaruit met voorrang moeten worden voldaan (conform artikel 4:7 en artikel 4:184 BW).
Beleidsregel 17: De gemeente verhaalt de kosten van de uitvaart op de nalatenschap. |
4.3 Verhaal op de nabestaanden
Als er na verhaal op de nalatenschap nog kosten voor rekening van de gemeente blijven, kunnen deze kosten worden verhaald op de bloedverwanten tot en met de zesde graad. Dit volgt uit de artikelen 1:392, 1:394-396 BW en artikel 22 Wlb.
Uitgangspunt van de gemeente Zevenaar is dat onderzoek naar nabestaanden zich in beginsel niet verder uitstrekt dan tot en met de tweede graad en de kosten op de nabestaanden in beginsel worden verhaald tot en met de tweede graad, tenzij dit van de gemeente onevenredige tijdsinspanning vergt of als er bijzondere redenen zijn om van het verhaalsrecht af te zien
Beleidsregel 18: De gemeente verhaalt kosten voor de lijkbezorging op bloedverwanten tot en met de tweede graad. |
De beleidsvrijheid om al dan niet de kosten van de uitvaart te verhalen op het vermogen van de nabestaanden, impliceert dat onder bijzondere omstandigheden kan worden besloten niet tot verhaal over te gaan. Deze omstandigheden zijn bijvoorbeeld situaties, waarin verhaal op de nabestaanden een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande(n) teweegbrengt of als dit van de gemeente onevenredige tijdsinspanning vergt. Bijvoorbeeld als de kosten verbonden aan het verhalen niet opwegen tegen de (resterende) kosten van de uitvaart. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn van toepassing.
Beleidsregel 19: De gemeente ziet af van verhaal op nabestaanden, indien het verhalen een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande(n) teweegbrengt of indien het verhalen van die kosten een onevenredige tijdsinspanning van de gemeente vergt. |
4.4 Afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen.
De gemeente is alleen verantwoordelijk voor de uitvaart, de afwikkeling van (onbeheerde) nalatenschappen is geen taak van de gemeente. Als er geen erfgenamen of andere partijen zijn die de afwikkeling van een nalatenschap op zich nemen, kan de vermoedelijk onbeheerde nalatenschap gemeld worden bij het Rijksvastgoedbedrijf (Rvb) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Als de onbeheerde nalatenschap in handen gesteld is van het Rvb, kunnen de kosten van de uitvaart door de Rvb worden verrekend op een eventuele positieve nalatenschap. Daarbij zijn de uitvaartkosten preferent.
Beleidsregel 20: De gemeente schakelt het Rijksvastgoedbedrijf in voor de afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen. |
5. Hardheidsclausule
In bijzondere gevallen kan het bevoegde bestuursorgaan (de burgemeester bij fase 1 en 2, het college bij fase 3) gemotiveerd afwijken van deze beleidsregel indien onverkorte toepassing daarvan leidt tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid. Indien zich een geval voordoet van verschil van mening over de uitleg van een beleidsregel of waarin de beleidsregel niet voorziet, beslist het bevoegde bestuursorgaan (de burgemeester bij fase 1 en 2, het college bij fase 3).
6. Bijlage
Bijlage 1 (Samenvatting beleidsregels uitvoering uitvaart op kosten van de gemeente) en bijlage 2 (artikelen 20, 21 en 22 van de Wlb) maken onverkort onderdeel uit van deze beleidsregels.
7. Citeertitel
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels uitvoering uitvaart op kosten van de gemeente Zevenaar”.
8. Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.
9. Ondertekening
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Zevenaar op 10 december 2024.
Ondertekening
Danielle Jansen
Secretaris
Lucien van Riswijk
burgemeester
Bijlage 1: Samenvatting beleidsregels uitvoering uitvaart op kosten van de gemeente Zevenaar
Fase 1: Van melding tot uitvaart.
Beleidsregel 1: De opdracht tot uitvaart wordt uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven.
Beleidsregel 2: Als na melding van overlijden niet duidelijk is of en zo ja, wie opdracht geeft tot lijkbezorging, maakt de gemeente met de uitvaartverzorger of de mortuariumbeheerder de afspraak zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene en alleen de eerste verzorging te realiseren.
Beleidsregel 3: Het onderzoek naar nabestaanden strekt zich in beginsel niet verder uit dan tot en met de tweede graad van bloedverwantschap.
Beleidsregel 4: De gemeente verricht zorgvuldige, maar geen bovenmatige inspanningen om nabestaanden op te sporen.
Beleidsregel 5: De gemeente onderzoekt of er sprake is van een testament.
Beleidsregel 6: De gemeente kan een huisbezoek afleggen als er geen opdracht voor de uitvaart is gegeven door nabestaanden.
Beleidsregel 7: De woonruimte van de overledene wordt alleen betreden voor onderzoek naar informatie en alleen door twee, daartoe gemachtigde, ambtenaren van de gemeente.
Beleidsregel 8: De gemeente verzoekt nabestaanden om de uitvaart te regelen.
Beleidsregel 9: In afwijking van beleidsregel 8 worden nabestaanden in detentie of wonende in het buitenland buiten de aangrenzende buurlanden niet benaderd om de uitvaart te regelen.
Fase 2: Rondom uitvaart.
Beleidsregel 10: De gemeente houdt rekening met de wens van de overledene indien deze tijdig bekend is en voor zover dit redelijkerwijs kan worden gevergd.
Beleidsregel 11: Lijkbezorgingen in opdracht van de gemeente vinden in beginsel plaats in de vorm van een crematie.
Beleidsregel 12: De gemeente kan in afwijking van beleidsregel 11 overgaan tot begraving in een algemeen graf op een gemeentelijke begraafplaats.
Beleidsregel 13: Bij een begrafenis van gemeentewege op een gemeentelijke begraafplaats blijft in beginsel de gemeente rechthebbende op het graf.
Beleidsregel 14: De gemeente geeft de uitvaartverzorger opdracht de uitvaart op zich te nemen en te onderzoeken of er sprake is van een (kapitaal)uitvaartverzekering.
Beleidsregel 15: De gemeente hanteert het uitgangspunt van de Wlb betreffende een sobere maar respectvolle lijkbezorging.
Fase 3: na de uitvaart.
Beleidsregel 16: De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid de kosten van de uitvaart te verhalen.
Beleidsregel 17: De gemeente verhaalt de kosten van de uitvaart op de nalatenschap.
Beleidsregel 18: De gemeente verhaalt kosten voor de lijkbezorging op bloedverwanten tot en met de tweede graad.
Beleidsregel 19: De gemeente ziet af van verhaal op nabestaanden, indien het verhalen een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande(n) teweegbrengt of indien het verhalen van die kosten een onevenredige tijdsinspanning van de gemeente vergt.
Beleidsregel 20: De gemeente schakelt het Rijksvastgoedbedrijf in voor de afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen.
Bijlage 2: artikelen 20, 21 en 22 van de Wlb
Artikel 20
Ingeval niemand maatregelen neemt tot lijkschouwing of lijkbezorging overeenkomstig de wet, waarschuwt degene, die het lijk onder zijn berusting heeft, de burgemeester en wel uiterlijk op de derde dag na het overlijden.
Artikel 21
- 1.
Indien niemand voorziet in de lijkschouwing en lijkbezorging overeenkomstig de wet, draagt de burgemeester daarvoor zorg. Aan hoofdstuk V wordt in dat geval geen toepassing gegeven, tenzij de overledene zijn lijk uitdrukkelijk tot ontleding heeft bestemd.
- 2.
Indien de toepassing van het voorgaand lid wordt verhinderd, doordat het lijk zich in een woning bevindt en de afgifte van het lijk of de toegang tot de woning wordt geweigerd, heeft de burgemeester of een ambtenaar van politie toegang tot die woning zonder toestemming van de bewoner, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
- 3.
Indien de identiteit van het lijk niet kan worden vastgesteld, draagt de burgemeester er, uitsluitend ten behoeve van de identificatie en opsporing van vermiste personen, zorg voor dat door of onder verantwoordelijkheid van een arts daarvan lichaamsmateriaal wordt afgenomen.
- 4.
Zo nodig kan tevens door of onder verantwoordelijkheid van een arts onderzoek in het lichaam worden verricht of een gebitsstatus worden opgemaakt of kunnen door een daartoe bevoegde ambtenaar van politie afdrukken van lichaamsdelen worden afgenomen.
- 5.
Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien het de burgemeester bekend is dat daarin genoemde handelingen reeds in opdracht van de officier van justitie hebben plaatsgevonden.
- 6.
Een lijk als bedoeld in het derde lid wordt begraven.
Artikel 22
De kosten, verbonden aan de bezorging van lijken waarvoor de burgemeester zorg draagt, daaronder begrepen lijken die uit zee worden aangebracht, komen ten laste van de gemeente. Voor zover zij door de bij de lijken gevonden, niet klaarblijkelijk aan anderen toebehorende goederen of gelden niet kunnen worden gedekt, kan de gemeente die kosten verhalen op de nalatenschap en, bij ongenoegzaamheid van deze, op de bloed- en aanverwanten, die krachtens de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, dan wel de werkgever indien en voor zover kosten van de lijkbezorging op grond van artikel 720, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek voor diens rekening komen. Paragraaf 6.5 van de Participatiewet is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl