Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Druten 2025

Geldend van 18-12-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Druten 2025

De raad van de gemeente Druten,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 november 2024,

Gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet,

Besluit vast te stellen:

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Druten 2025

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • ‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

  • ‘grof bedrijfsafval’: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

  • 1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2. Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruik maakt van een perceel.

Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting bedoeld wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belasting.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt – in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 45,00 met een maximum van € 3.000,00 en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag -, dat:

    • a.

      aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een maximum van acht;

    • b.

      aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in drie gelijke termijnen.

  • Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 45,00 of minder bedraagt en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag, dat het totaalbedrag van de aanslag in één keer wordt geïncasseerd twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4. Voor aanslagen, waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 3.000,00, is geen automatische incasso mogelijk en is de betalingstermijn als onder lid 1 van toepassing.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

  • 1. Kwijtschelding wordt uitsluitend verleend voor de in een aanslag opgenomen tarieven als bedoeld in artikel 1.1.1.1 of 1.1.1.2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Indien een belastingplichtige voor deze kwijtschelding, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, in aanmerking komt, kan ook kwijtschelding worden verleend voor dat deel van de aanslag waarin het tarief, als bedoeld in onderdeel 1.1.3.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, is opgenomen. Kwijtschelding wordt verleend tot een maximum van € 12,-.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 12 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 13 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 14 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 15 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 16 Wijze van heffing

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

  • 2. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2.2 van de tarieventabel worden geheven door middel van een schriftelijke gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 17 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen reinigingsrecht of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 18 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt – in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 45,00 met een maximum van € 3.000,00 en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag -, dat:

    • a.

      aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een maximum van acht;

    • b.

      aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in drie gelijke termijnen.

  • Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 45,00 of minder bedraagt en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag, dat het totaalbedrag van de aanslag in één keer wordt geïncasseerd twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4. Voor aanslagen, waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 3.000,00, is geen automatische incasso mogelijk en is de betalingstermijn als onder lid 1 van toepassing.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 19 Kwijtschelding

Bij de invordering van reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 20 Overgangsrecht

De ‘Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Druten 2024’ van 14 december 2023 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 21, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening afvalstoffen- en reinigingsheffing Druten 2025’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 december 2024.

de griffier,

P.G.J.M. van Boxtel

de voorzitter,

S.W.P.J. Sengers

Tarieventabel behorende bij de ‘Verordening afvalstoffen- en reinigingsheffing Druten 2025’

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

HOOFDSTUK 1 MAATSTAVEN EN TARIEVEN AFVALSTOFFENHEFFING

1.1

Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

1.1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:

1.1.1.1

indien het perceel wordt gebruikt door één persoon

€ 169,82

1.1.1.2

indien het perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon

€ 240,24

1.1.2

De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1.1.1 en 1.1.1.2 wordt

vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of,

indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de

belastingplicht, in bruikleen hebben van één extra (boven

hetgeen volgens de gemeentelijke afvalstoffenverordening aan

het perceel is verstrekt):

1.1.2.1

container, bestemd voor gft-afval, per belastingjaar (maximaal

1 extra)

€ 63,00

1.1.3

onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1.1.1 en 1.1.1.2

bedragen de rechten per aanbieding aan een container

voor ondergrondse opslag restafval:

1.1.3.1

per inworp

€ 1,10

1.2

Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

1.2.1

De heffing voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

op de milieustraat Druten, mits de categorie afvalstof voorkomt

op de Bijlage “gratis afvalsoorten milieustraat Druten” die

behoort bij deze tarieventabel, bedraagt

€ 0,00

1.2.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een

aanvraag tot:

1.2.2.1

het verstrekken van een nieuwe pas voor de brengcontainers

€ 10,00

1.2.2.2

het verstrekken van een nieuwe pas voor de brengcontainers,

eenmalig binnen 3 maanden na de verhuizing, indien er geen

afvalpas in de nieuwe woning wordt aangetroffen

€ 0,00

1.2.2.3

het omwisselen van rolcontainers, per keer

€ 25,00

1.3

Overige bepalingen

1.3

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de

belasting voor het op aanvraag inzamelen van grove huis-

houdelijke afvalstoffen:

1.3.1

per aanvraag

€ 20,91

1.3.2

Ophalen grote elektrische apparaten, per keer

€ 31,00

HOOFDSTUK 2 MAATSTAVEN EN TARIEVEN REINIGINGSRECHTEN

2.1

Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten

2.1.1      

Het recht bedraagt voor het periodiek verwijderen van

bedrijfsafval per bedrijfspand per belastingjaar

€ 240,24

2.1.2

De belasting als bedoeld in onderdeel 2.1.1 wordt

vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of,

indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de

belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra:

2.1.2.1

container, bestemd voor gft-afval, per container

€ 63,00

2.1.3

onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.1.1 bedragen de

rechten per aanbieding aan een container voor ondergrondse

opslag restafval:

2.1.3.1

per inworp

€ 1,10

2.2

Maatstaven en overige tarieven reinigingsrechten

2.2.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een

aanvraag tot:

2.2.1.1

het verstrekken van een nieuwe pas voor de brengcontainers

€ 10,00

2.2.1.2

het omwisselen van rolcontainers eenmalig binnen drie

€ 0,00

maanden na de verhuizing

Behorende bij raadsbesluit van 12 december 2024,

de griffier,

P.G.J.M. van Boxtel

Bijlage Gratis afvalsoorten milieustraat Druten

Asbest

Afval waarin zich asbest bevindt.

Autobanden

Banden (maximaal 4) met of zonder velg met een doorsnede van maximaal 1.20m en afkomstig van personenwagens, caravans en aanhangers. 

Elektrische apparaten (Wit- en bruingoed)

Alle elektr(on)ische apparaten zoals koelkasten, computers, magnetrons, zonnepanelen, vaatwassers etc.

Frituurvet

Frituurvet of -olie aanbieden in een handzame verpakking. Bijvoorbeeld in de originele verpakking of in een melkpak, ijsbak of plastic fles.

Glas (verpakkingsglas)

Lege glasverpakkingen zoals flessen en potten. Géén keramiek, spaarlampen, TL-lampen of spiegels.

Glas (vlakglas)

Alléén het glas, ontdaan van kozijnen en kitresten.

Harde kunststoffen

Zoals kunststof tuinmeubelen en emmers.

Herbruikbare goederen

Goederen die geschikt zijn voor de kringloopwinkel.

Hout (schoon)

Hout dat niet geïmpregneerd of verduurzaamd is.

KCA

Klein Chemisch Afval inclusief accu’s, spaarlampen, batterijen schoonmaakmiddelen en verf.

Luiers

Om de luiers of incontinentiemateriaal weg te brengen heb je speciale luierzakken nodig.

Matrassen

Alléén droge en schone matrassen kunt u gratis inleveren.

Metalen

Metaal of metalen onderdelen maar geen elektrische en elektronische apparatuur.

Papier en karton

Huishoudelijk oud papier en karton dat droog en schoon is.

Piepschuim

Verpakkingspiepschuim, niet vervuild.

Plastic+

Plastic verpakkingsafval, blik en pak.

Snoeiafval

Tuinafval dat vrijkomt bij de aanleg, het onderhoud of verwijdering van particulier groen, zoals grof loofafval, snoeihout etc.

Textiel

Schone kleding, lakens, dekens, handdoeken en dergelijke, schoeisels, grote lappen stof en gordijnen.

Toelichting bij de Verordening op de heffing en de invordering van reinigingsheffing Druten 2025

Algemeen

1. Afvalstoffenheffing en reinigingsrechten

1.1 Karakter afvalstoffenheffing en reinigingsrechten

De afvalstoffenheffing is gebaseerd op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De reinigingsrechten zijn gebaseerd op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet.

Karakter afvalstoffenheffing

De afvalstoffenheffing is een belasting. Tegenover de heffing staat geen individueel aanwijsbare prestatie van de overheid in de vorm van het werkelijk meenemen van huishoudelijke afvalstoffen. Het gaat om de nakoming van de wettelijke inzamelverplichting bij het perceel door de gemeente. Als de gemeente de inzamelplicht bij een bepaald perceel niet nakomt, dan kan de gemeente niet heffen1 .

Karakter reinigingsrechten

Bij de reinigingsrechten is wel een individueel aanwijsbare prestatie van de gemeente vereist in de vorm van het daadwerkelijk meenemen van afvalstoffen. Als de belastingplichtige geen gebruik maakt van de gemeentelijke inzameldienst, dan is er geen reinigingsrecht verschuldigd.

2. Huishoudelijke afvalstoffen (artikel 10.21 en 10.22 Wet milieubeheer)

Tot de huishoudelijke afvalstoffen behoren alle afvalstoffen die afkomstig zijn uit een particuliere huishouding. De kosten van het beheer van deze afvalstoffen mogen worden doorberekend in de afvalstoffenheffing. Dat geldt ook voor de kosten van inzameling van grof huisvuil dat afzonderlijk wordt ingezameld. Grof huisvuil wordt tot de huishoudelijke afvalstoffen gerekend.

2.1 Samenloop afvalstoffenheffing – reinigingsrechten

In een aantal gevallen kan bij de inzameling van afvalstoffen samenloop ontstaan van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten. Het gaat onder meer om de inzameling van afvalstoffen bij woon/winkelpanden en woningen met een praktijkruimte. In deze gevallen kunnen er twee verschillende soorten afvalstoffen ontstaan: huishoudelijk afval en bedrijfsafval.

De inzameling van beide afvalstoffen leidt tot twee verschillende heffingen, de afvalstoffenheffing voor de huishoudelijke afvalstoffen en reinigingsrechten voor het bedrijfsafval. Als de gemeente de inzamelverplichting bij een perceel nakomt en ook de bedrijfsafvalstoffen inzamelt uit de bij dat perceel behorende winkel of praktijkruimte, doen zich twee belastbare feiten voor. Ook als huishoudelijk afval en bedrijfsafval in één vuilniszak wordt aangeboden, kan de gemeente zowel een aanslag afvalstoffenheffing als een aanslag reinigingsrechten opleggen2. Het is niet toegestaan om gelijktijdig met een afvalstoffenheffing ook een reinigingsrecht te heffen voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

3. Tariefdifferentiatie: Diftar

In de tarieventabel van de verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten staan enkele vormen van Diftar (differentiatie naar aantal personen, dure afvalzak, differentiatie naar het aantal containers) genoemd. Ongeacht de vorm van Diftar is men wel verplicht om een basistarief te heffen per perceel. Diftar mag niet leiden tot schending van het gelijkheidsbeginsel.

B. Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1. Inleidende bepaling

De verordening bevat twee heffingen te weten de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten.

Artikel 2. Definities

Gebruik maken afvalstoffenheffing

Er is een definitie opgenomen waarin ‘gebruik maken’ in de verordening wordt omschreven als gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer. Vanaf 1 januari 2012 is niet langer sprake van ‘feitelijk gebruikmaken’ maar van het ruimere begrip gebruikmaken3.

In lid 2 van artikel 15.33 Wet Milieubeheer wordt een aantal situaties beschreven op grond waarvan een bepaalde gebruiker kan worden aangewezen:

  • a.

    gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden wordt aangemerkt als gebruikmaken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

  • b.

    gebruikmaken door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, wordt aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven ;

  • c.

    het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik wordt aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld.

Grof bedrijfsafval

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van het in de verordening voorkomende begrip 'grof bedrijfsafval' is daarvan een definitie opgenomen in artikel 2. Deze omschrijving is gelijk aan de in de Wet milieubeheer opgenomen definitie.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3. Aard van de belasting en belastbaar feit

Eerste lid

In het eerste lid wordt verwezen naar artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. Dit is de wettelijke grondslag voor de afvalstoffenheffing.

In artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer is bepaald dat het gemeentebestuur er zorg voor draagt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige stoffen geregeld in een particuliere huishouding kunnen ontstaan. Indien de gemeente voldoet aan de hier beschreven verplichting dan kan zij ter bestrijding van de hieraan verbonden kosten een afvalstoffenheffing instellen. Het maakt niet uit of ook daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van de reinigingsdienst.

Tweede lid

Voor het belastbaar feit wordt onder andere verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel. Omdat het voorwerp van de belasting en het tarief in de belastingverordening moeten zijn vermeld, mag er geen twijfel over bestaan dat de tarieventabel deel uitmaakt van de verordening (artikel 217 Gemeentewet).

Artikel 4. Voorwerp van de belasting

Eerste lid

Voorwerp van de belasting (belastingobject) is het perceel. Door het belastbaar feit (artikel 3) beperkt de heffing zich tot percelen ten aanzien waarvan de gemeente een inzamelplicht voor huishoudelijke afvalstoffen heeft. Het begrip perceel is gedefinieerd in artikel 2.

Tweede lid

Voor de objectafbakening van het perceel is aangesloten bij de afbakening van de Wet WOZ voor onroerende zaken. Roerende zaken worden afgebakend volgens de regels van de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten (BRWBR; artikel 221 van de Gemeentewet).

Er is geen peildatum opgenomen om het perceel af te bakenen. Dat betekent dat het perceel wordt afgebakend naar de staat van het object op het moment van het ontstaan van de belastingschuld (zie artikel 9). Dat is het begin van het belastingjaar of het begin van de belastingplicht als dit later is.

Artikel 5. Belastingplicht

In dit artikel is de belastingplicht geregeld. Als belastingplichtige wordt aangewezen degene die, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruik maakt van een perceel waar een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt (artikel 15.33 10.21 en 10.22 Wet milieubeheer). De verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt voor ieder perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Zie hiervoor hetgeen in de toelichting op artikel 3 is opgemerkt.

Gebruiker is degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel. Wie de belastingplichtige gebruiker van een perceel is, wordt veelal bepaald aan de hand van de basisregistratie personen. Gebruik kan worden afgeleid van de aanwezigheid van meubilair en andere goederen. Het gaat om de beschikkingsmacht over een perceel. Feitelijke aanwezigheid van personen is geen vereiste.

Artikel 6. Maatstaf van heffing en belastingtarief

In dit artikel wordt voor de tarieven en de maatstaven van heffing verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel. Voor een toelichting op de verschillende mogelijkheden van tariefdifferentiatie wordt verwezen naar de toelichting op de tarieventabel.

Artikel 7. Belastingjaar

Voor de belastingen die op grond van het bepaalde in de bij deze verordening behorende tarieventabel per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

Voor de tarieven opgenomen onder 1.1 van de bij de verordening horende tabel, waarvoor tevens geldt dat het belastingjaar gelijk is aan het kalenderjaar, wordt de belasting geheven bij wege van aanslag. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingjaar (zie het bepaalde in artikel 9 van de verordening), zodat op dat moment tevens de omvang van de belastingschuld volledig vaststaat. De gemeente kan daarom direct na aanvang (althans zo snel mogelijke, e.e.a. afhankelijk van de kohierplanning) van het kalenderjaar een aanslag opleggen.

De reinigingsrechten bedoeld onder 1.2 van de bij de verordening horende tarieventabel worden geheven “op andere wijze” waaronder verstaan een mededeling van het bestaan van een belastingschuld door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Door uitreiking of toezending van die kennisgeving wordt het verschuldigde belastingbedrag aan belastingschuldige kenbaar gemaakt.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

Eerste lid

De belastingen bedoeld in 1.1. van de tarieventabel worden verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of bij het begin van de belastingplicht, als dit later is.

De materiële belastingschuld ontstaat al bij het begin van het belastingjaar, ondanks dat is gekozen voor een tijdvakheffing en niet voor een tijdstipheffing. De belastingschuld kan dus in de loop van het belastingjaar worden geformaliseerd. Omdat de materiële belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingjaar, zijn tariefverhogingen in de loop van het belastingjaar niet mogelijk.

Tweede en derde lid

Bij wijzigingen van de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar vindt een tijdsevenredige herleiding per maand plaats. Hierbij worden gedeelten van een maand niet meegerekend. Geen ontheffing wordt verleend indien de hoogte van de ontheffing beneden een bepaald bedrag blijft. Dit is een efficiencybepaling. In lid vijf is dit geregeld en is dat bedrag bepaald op € 5,00.

Vierde lid

Als de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en een ander perceel in gebruik neemt, dan blijft het bepaalde in het tweede en derde lid buiten toepassing. De tijdsevenredige herleiding van de belastingschuld wordt dan niet gedaan. Deze herleiding zou alleen om formele redenen plaatsvinden. Er is geen materiële wijziging in de belastingschuld door een verhuizing. Voorwaarde voor toepassing van deze bepaling is overigens wel dat de belastingplichtige het ene perceel verlaat en het volgende perceel in gebruik neemt. Indien een belastingplichtige op enig moment een tweede perceel in gebruik zou nemen dan vindt het bepaalde in het vierde lid geen toepassing, maar wel het bepaalde in het tweede lid.

Vijfde lid

Als het belastingbedrag lager is dan € 5,00, dan wordt dit bedrag niet geheven. Dit is een efficiencybepaling.

Artikel 10. Termijnen van betaling

Uitgangspunt is dat de aanslagen steeds in één termijn moeten worden betaald, die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet. Uiterlijk op dat moment moet de verschuldigde belasting op rekening van de gemeente zijn bijgeschreven.

Onder omstandigheden is ook betaling door middel van automatische incasso mogelijk. Een en ander is afhankelijk van de hoogte van het verschuldigde belastingbedrag. De betaaltermijnen worden alsdan opgerekt.

Artikel 11. Kwijtschelding

Alleen voor de in dit artikel met name genoemde rechten wordt kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 12. Belastbaar feit

In dit artikel is het belastbare feit omschreven. De reinigingsrechten worden geheven voor het genot van door of vanwege de gemeente verstrekte diensten en voor het gebruik overeenkomstig de voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn. De omschrijving van het belastbare feit is gebaseerd op artikel 229, eerste lid, onderdeel a en b, van de Gemeentewet. Deze heffingen worden wel aangeduid als gebruiksretributies en genotsretributies en hebben een gemengd karakter.

Indien een belastingplichtige aannemelijk maakt dat hij geen gebruik maakt van de gemeentelijke inzameldienst, is hij geen reinigingsrecht verschuldigd.

Artikel 13. Belastingplicht

Belastingplichtig met betrekking tot de genotsretributies is degene op wiens verzoek dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht. Deze ruime omschrijving van de belastingplicht dient ertoe om in alle gevallen dat een dienst wordt verleend een belastingplichtige te kunnen aanwijzen.

Belastingplichtig met betrekking tot gebruiksretributies is degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt4.

Artikel 14. Maatstaf van heffing en belastingtarief

De heffingsmaatstaven en de tarieven zijn opgenomen in de tarieventabel die deel uitmaakt van de verordening. Met betrekking tot de toelichting op dit artikelonderdeel wordt hier volstaan met een verwijzing naar de toelichting op de tarieventabel.

Artikel 15. Belastingjaar

In dit artikel is het belastingjaar geregeld. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar voor zover het betreft de rechten die per jaar worden geheven. Zoals uit de tarieventabel blijkt zijn er ook rechten die niet per jaar worden geheven. Dit hangt samen met de aard van de dienstverlening ter zake waarvan de rechten worden geheven. Er zijn diensten die periodiek worden verleend en er zijn diensten die incidenteel worden verleend.

Met betrekking tot de periodiek te verlenen diensten worden de rechten per jaar geheven, zoals in de verordening is aangegeven. Ten behoeve hiervan is bepaald dat het belastingjaar gelijk is aan het kalenderjaar.

Artikel 16. Wijze van heffing

Eerste lid

Bij de periodiek te verlenen diensten wordt geheven bij wege van aanslag. Ook hier ontstaat de belastingschuld op 1 januari van het belastingjaar (zie artikel 17) zodat terstond een primitieve aanslag kan worden opgelegd.

Tweede lid

Met betrekking tot de incidenteel te verlenen diensten is gekozen voor de heffing op andere wijze. De in hoofdstuk 2.2 van de tarieventabel opgenomen diensten lenen zich voor betaling dadelijk na de dienstverlening. De heffing vindt dan ook plaats door middel van uitreiking of toezending van een gedagtekende kennisgeving waarop de verschuldigde belasting wordt vermeld.

Artikel 17. Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

Dit artikel heeft uitsluitend betrekking op de rechten die worden geheven voor periodiek te verlenen diensten.

Eerste lid

Blijkens de redactie van het eerste lid wordt de belasting verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of bij het begin van de belastingplicht, zo dit later is. Daarmee ontstaat bij tijdvakheffingen de materiële belastingschuld niet pas aan het einde van het belastingjaar, doch reeds bij het begin ervan. De belastingschuld kan derhalve in de loop van het belastingjaar worden geformaliseerd. Aangezien de materiële belastingschuld in beginsel ontstaat bij het begin van het belastingjaar, zijn tariefverhogingen in de loop van het belastingjaar niet mogelijk.

Tweede en derde lid

In de leden twee en drie zijn regels gegeven die betrekking hebben op wijzigingen gedurende het kalenderjaar in de belastingplicht. In de verordening is gekozen voor een tijdsevenredige herleiding per maand, waarbij gedeelten van een maand niet worden meegerekend.

Vierde lid

Indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en een ander object in gebruik neemt terwijl in het belastbaar feit geen wijziging optreedt, dan blijft het bepaalde in het tweede en derde lid buiten toepassing. Dit betekent dat een tijdsevenredige herleiding van de belastingschuld dan achterwege kan blijven. Deze herleiding zou slechts louter om formele redenen plaatsvinden. Een materiële wijziging in de belastingschuld zal immers door een verhuizing niet plaatsvinden. Voorwaarde voor toepassing van deze bepaling is overigens wel dat de belastingplichtige het ene object verlaat en het volgende object in feitelijk gebruik neemt. Indien een belastingplichtige op enig moment een tweede object in feitelijk gebruik zou nemen dan vindt het bepaalde in het vierde lid geen toepassing, maar wel het bepaalde in het tweede lid.

Vijfde lid

Indien het belastingbedrag minder beloopt dan € 5,00, dan wordt dit bedrag niet geheven. Hier is sprake van een efficiencybepaling.

Artikel 18. Termijnen van betaling

Uitgangspunt is dat de aanslagen steeds in één termijn moeten worden betaald, die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet. Uiterlijk op dat moment moet de verschuldigde belasting op rekening van de gemeente zijn bijgeschreven.

Onder omstandigheden is ook betaling door middel van automatische incasso mogelijk. Een en ander is afhankelijk van de hoogte van het verschuldigde belastingbedrag. De betaaltermijnen worden dan opgerekt.

Artikel 19. Kwijtschelding

Voor de reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 20. Overgangsrecht

In de verordening is een artikel opgenomen dat betrekking heeft op het overgangsrecht. In dit artikel wordt de oude verordening van de gemeente Druten ingetrokken. De oude verordening blijft van toepassing op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Voor die belastbare feiten blijft heffing dus mogelijk op basis van de oude verordening, ook al is die verordening ingetrokken.

Artikel 21. Inwerkingtreding

Het beginsel dat algemeen verbindende voorschriften bekend moeten zijn gemaakt voordat zij in werking kunnen treden, is thans in artikel 8 van de Bekendmakingswet vastgelegd. Deze bekendmakingsregeling komt erop neer dat algemeen verbindende voorschriften moeten worden bekendgemaakt in het gemeenteblad

Met ingang van 1 juli 2021 is de Wet elektronische publicaties (Stb. 2020, 262) in werking getreden. De Wep heeft een verplichting voor gemeenten geïntroduceerd om alle wettelijk voorgeschreven bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen van (voorgenomen) besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, in een officieel elektronisch publicatieblad te doen

Artikel 22. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten gemeente Druten 2025.


Noot
1

Hoge raad 2 januari 1985, nr. 22 664 (Epe)

Noot
2

Hoge Raad 13 oktober 1993, nr. 29.223, BNB 1994/20 (Zeist), verwijzing: Hof Den Haag van 16 maart 1994, nr. 934023 M Z

Noot
3

Wet van 17 maart 2011, Stb. 183

Noot
4

Hoge Raad 26 februari 1992, nr. 27.935, BNB 1992/141 (Winschoten)