Regeling vervalt per 01-05-2025

Beleidsregel bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek WIL – gemeente IJsselstein 2024

Geldend van 18-12-2024 t/m 30-04-2025 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Beleidsregel bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek WIL – gemeente IJsselstein 2024

Het college van de gemeente IJsselstein

overwegende dat,

het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen voor:

de verstrekking van de individuele bijzondere bijstand aan gezinnen die huur-, zorg-, kinderopvangtoeslag over de jaren 2022, 2023 en/of 2024 missen door de samenloop van fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen. Dit kan zich ook voordoen bij het kindgebonden budget over het jaar 2024;

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht; titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht; artikel 35 van de Participatiewet; artikel 54, 58 tot en 60 van de Participatiewet; Beleidsregels ‘bijzondere bijstand (WIL) 2023; Beleidsregels terugvordering en invordering Werk en Inkomen Lekstroom;

b e s l u i t

vast te stellen de volgende

Beleidsregel bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek WIL – gemeente IJsselstein 2024

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: Participatiewet;

    • b.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein;

    • c.

      gezin: gehuwden en samenwonenden die volgens de Wet op de Inkomstenbelasting en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) als fiscaal partner en toeslagpartner worden aangemerkt en waarvan:

      • I.

        één van de partners een inkomen heeft en de andere partner geen of slechts een heel laag inkomen heeft;

      • II.

        de minstverdienende partner geboren is na 1962 die vanwege de afbouw van de algemene heffingskorting minstverdienende partner niet in aanmerking komt voor de algemene heffingskorting minstverdienende partner;

    • d.

      toeslagen: hieronder wordt verstaan huurtoeslag, zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget;

    • e.

      Dienst Toeslagen: uitvoeringsorgaan van de wetten en regelingen rondom de huurtoeslag, zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. Voorheen de Belastingdienst/ Toeslagen;

    • f.

      toeslagenjaar: het kalenderjaar waarin de aanvrager recht heeft op toeslagen van de Dienst Toeslagen;

    • g.

      toetsingsinkomen:

      • I.

        bij een aangifte Inkomstenbelasting met definitieve vaststelling door de Belastingdienst, is het toetsingsinkomen gelijk aan het verzamelinkomen uit de definitieve aanslag Inkomstenbelasting;

      • II.

        als er nog geen definitieve vaststelling Inkomstenbelasting door de Belastingdienst is, of er is geen aangifte Inkomstenbelasting gedaan, is het toetsingsinkomen gelijk aan het belastbaar loon blijkend uit de jaaropgaven en/of inkomensspecificaties;

    • h.

      belastbaar loon: hieronder wordt ook verstaan: ‘bedrag of loon voor de loonheffingen (LH of LB)’, of ‘fiscaal loon’;

    • i.

      bestaansminimum: inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm plus maximale toeslagen;

Artikel 2. Doelgroep

  • 1. De bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek kan worden verstrekt aan een gezin dat:

    • a.

      een inkomen, zoals bedoeld in de artikelen 32 en 33 uit de wet, heeft wat rond het bestaansminimum ligt, niet zijnde een uitkering op grond van de wet, eventueel aangevuld met algemene bijstand op grond van artikel 19 van de wet, en

    • b.

      vergeleken met een vergelijkbaar gezin voor wie algemene bijstand op grond van artikel 19 van de wet de enige bron van inkomsten is, minder toeslag ontvangt op grond van de Wet op de zorgtoeslag, de Wet op de huurtoeslag, de Wet kinderopvang en de Wet op het kindgebonden budget door de samenloop van fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen, en

    • c.

      hierdoor in een toeslagenjaar onder het bestaansminimum uitkomt ten opzichte van een vergelijkbaar gezin dat een volledige bijstandsuitkering en de maximale toeslagen ontvangt.

  • 2. Tot het gezin wordt niet gerekend de persoon die op de datum van aanvraag:

    • a.

      niet woonachtig is in de gemeente IJsselstein;

    • b.

      is ingeschreven in de basisregistratie personen als ingezetene met enkel een briefadres;

Artikel 3. Voorwaarden en uitsluitingsgronden

  • 1. Voor de toepassing van deze regeling wordt aangesloten bij de vermogensgrens zoals Dienst Toeslagen deze hanteert en het vermogen zoals de Belastingdienst deze vaststelt.

  • 2. Draagkracht uit inkomen en/of vermogen wordt buiten beschouwing gelaten.

  • 3. De beleidsregel ‘bijzondere bijstand gemeente IJsselstein (WIL) 2023’ en de eventuele opvolger(s) van deze beleidsregel zijn niet van toepassing op aanvragen voor bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek.

Artikel 4. Wijze van aanvragen

  • 1. Als klant/belangbehartiger denkt aanspraak te kunnen maken op deze compensatie/vergoeding, dient eerst telefonisch contact opgenomen te worden.

  • 2. De aanvraag voor bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek wordt schriftelijk ingediend tijdens de afspraak met de Consulent Sociaal Domein (Alleenverdienersproblematiek).

  • 3. Voor de toepassing van het woonplaatsbeginsel als bedoeld in artikel 40 eerste lid van de wet is de aanvraagdatum bepalend en niet de datum waarop de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd zich voordoen, of hebben voorgedaan.

  • 4. Een aanvraag voor de bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek betrekking hebbend op de Toeslagenjaren: 2022, 2023, en/of 2024 moet uiterlijk zijn ingediend vóór 1 mei 2025.

  • 5. Bij de aanvraag moeten de volgende gegevens ingeleverd worden:

    • a.

      Algemeen: een kopie van een identiteitsbewijs van de aanvrager en eventuele partner;

    • b.

      aanvraag over het Toeslagenjaar 2022:

      • I.

        de definitieve beschikking van Dienst Toeslagen met berekeningsspecificatie over het “Toeslagenjaar 2022””;

      • II.

        voor de bepaling van het recht op huurtoeslag: informatie of er buiten de aanvragers nog andere mensen inwonend waren, zoals kinderen en medebewoners met hun naam en geboortedata;

      • III.

        als uit de definitieve beschikking van Dienst Toeslagen bedoeld onder a niet de hoogte blijkt van het toetsingsinkomen van de:

        • 1.

          aanvrager en partner, en

        • 2.

          eventuele thuiswonende kinderen en medebewoners voor wat betreft het onderdeel huurtoeslag,

      • dan dient de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2022 aangeleverd te worden. Indien dit ook niet beschikbaar is dan dienen de jaaropgaves 2022 verstrekt te worden;

      • IV.

        de huurspecificatie per 1 juli 2021 en 1 juli 2022 waarop de kale huur en de servicekosten vermeld staan;

    • c.

      aanvraag over het Toeslagenjaar 2023:

      • I.

        de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen met berekeningsspecificatie over het “Toeslagenjaar 2023”;

      • II.

        voor de bepaling van het recht op huurtoeslag: informatie of er buiten de aanvragers nog andere mensen inwonend waren, zoals kinderen en medebewoners met hun naam en geboortedata;

      • III.

        als uit de definitieve beschikking van Dienst Toeslagen bedoeld onder a niet de hoogte blijkt van het toetsingsinkomen of nog niet beschikbaar is van:

        • 1.

          aanvrager en partner, en

        • 2.

          eventuele thuiswonende kinderen en medebewoners voor wat betreft het onderdeel huurtoeslag,

      • dan dient de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2023 aangeleverd te worden. Indien dit ook niet beschikbaar is dan dienen de jaaropgaves 2023 verstrekt te worden;

      • IV.

        de huurspecificatie per 1 juli 2022 en 1 juli 2023 waarop de kale huur en de servicekosten vermeld staan.

    • d.

      aanvraag over het Toeslagenjaar 2024:

      • I.

        de voorlopige beschikking van de Dienst Toeslagen met berekeningsspecificatie over het “Toeslagenjaar 2024”;

      • II.

        voor de bepaling van het recht op huurtoeslag: informatie of er buiten de aanvragers nog andere mensen inwonend waren, zoals kinderen en medebewoners met hun naam en geboortedata;

      • III.

        als uit de voorlopige beschikking van Dienst Toeslagen bedoeld onder a niet de hoogte blijkt van het z.g. toetsingsinkomen van de:

        • 1.

          aanvrager en partner, en

        • 2.

          eventuele thuiswonende kinderen en medebewoners voor wat betreft het onderdeel huurtoeslag,

      • dan dient de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2024 aangeleverd te worden. Indien dit ook niet beschikbaar is dan dienen de jaaropgaves 2024 verstrekt te worden,

      • IV.

        de huurspecificatie per 1 juli 2023 en 1 juli 2024 waarop de kale huur en de servicekosten vermeld staan.

      • V.

        Voor de bepaling van het recht op kindgebonden budget zijn de volgende gegevens nodig: naam en geboortedata van de minderjarige kinderen waarvoor de aanvrager kinderbijslag ontving.

  • 6. voor bepaling van het recht op de kinderopvangtoeslag zijn de volgende gegevens nodig:

    • a.

      Jaaropgave kinderopvang inclusief het totaal aantal afgenomen uren en het uurtarief per kind;

    • b.

      Indien de Dienst Toeslagen heeft bepaald dat er een uitzonderingssituatie is, moeten de bijbehorende gegevens worden aangeleverd als bewijs.

  • 7. indien de aanvrager geen algemene bijstandsuitkering ontving in januari van het betreffende jaar (2022, 2023 en/of 2024) waarvoor de compensatie aangevraagd wordt, dan dient ook het volgende te worden aangeleverd:

    • a.

      bankafschriften van alle rekeningnummers van 1 januari tot en met 31 maart van het betreffende jaar;

    • b.

      bewijsstukken van eventueel ander vermogen;

    • c.

      bewijsstukken van schulden als het vermogen van de aanvrager de vermogensgrens van de Dienst Toeslagen overschrijdt.

  • 8. Als in het toeslagenjaar waarop de aanvraag bijzondere bijstand betrekking heeft, sprake was van fiscaal partnerschap maar door verbreking van die relatie dat fiscaal partnerschap thans niet meer bestaat, dan moeten beide partners ieder voor zich de aanvraag bijzondere bijstand voor dat betreffende toeslagenjaar indienen.

Artikel 5. Hoogte van het bedrag en wijze van uitbetaling

  • 1. De hoogte van de individuele bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek wordt voor de toeslagenjaren 2022, 2023 en 2024 als volgt bepaald:

  • het verschil tussen het bedrag aan toeslagen waarop een gezin met uitsluitend algemene periodieke bijstand in een toeslagenjaar recht heeft, en het bedrag aan toeslagen waarop het gezin volgens de beschikking van de Dienst Toeslagen recht heeft, tot aan het bestaansminimum.

  • 2. Voor de berekening van het recht op bijzondere bijstand als bedoeld in lid 1 wordt gebruik gemaakt van de Proefberekening Dienst Toeslagen. Bij de te maken vergelijking tussen de aan aanvrager feitelijk toegekende toeslagen met die van een gezin wat in een toeslagenjaar uitsluitend algemene bijstand (heeft) ontvang(t)en, wordt bij de uitvraag van het toetsingsinkomen in de Proefberekening uitgegaan van het toetsingsinkomen voor een vergelijkbaar bijstandsgezin. Als er in een toetsingsjaar per 1 januari en/of 1 juli sprake is van medebewoners vanaf 27 jaar wordt uitgegaan van het belastbaar jaarinkomen rekening houdend met kostendelersnorm zoals bedoeld in artikel 22a van de wet.

  • 3. De bijzondere bijstand waarop recht bestaat wordt als één bedrag toegekend en uitgekeerd, ook als dit meerdere jaren betreft.

  • 4. In geval er sprake is van een situatie waarbij het gezin uit elkaar is gaan, wordt de bijzondere bijstand waarop beide ex-fiscaal partners in dat betreffende toeslagenjaar gezamenlijk recht hebben, voor 50% uitbetaald aan ieder van hen. Als de (ex)partner overleden is, krijgt de aanvrager 100% uitgekeerd.

Artikel 6 Terugvorderingen

  • 1. In afwijking van artikel 58, lid 1 van de wet kan het college het recht op een tegemoetkoming herzien, intrekken en/of terugvorderen als blijkt dat de aanvrager redelijkerwijs had kunnen weten dat hij niet tot de doelgroep behoort en hem dit te verwijten valt. Voor het overige blijft artikel 58 van de wet onverkort van toepassing.

  • 2. Het college gaat niet over tot het opleggen van een boete bij een terugvordering als bedoeld in de eerste volzin van lid 1.

  • 3. Bij terugvordering als bedoeld in lid 1 zijn de Beleidsregels terugvordering en invordering Werk en Inkomen Lekstroom van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Indien de aanvrager van mening is dat het vastgestelde besluit onterecht of onjuist is, kan hij schriftelijk verzoeken om een herziening van het besluit.

  • 5. Het college voert geen hercontroles uit met betrekking tot reeds vastgestelde besluiten omtrent een tegemoetkoming.

Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2022 (toeslagenjaar 2022).

  • 2. Deze beleidsregel vervalt per 1 mei 2025.

  • 3. Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek WIL – gemeente IJsselstein 2024’.

Ondertekening

Besloten op 10 december 2024,

Het college van IJsselstein,

De secretaris,

drs. W.M. van de Werken

de burgemeester,

mr. P.J.M. van Domburg