BESLUIT VAN DE RAAD VAN DE GEMEENTE VEENENDAAL TOT VASTSTELLING VAN DE VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PRECARIOBELASTING 2025

Geldend van 17-12-2024 t/m heden

Intitulé

BESLUIT VAN DE RAAD VAN DE GEMEENTE VEENENDAAL TOT VASTSTELLING VAN DE VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PRECARIOBELASTING 2025

De raad van de gemeente Veenendaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 november 2024, nummer 2205392;

Overwegende dat

- in de Programmabegroting 2025 is voorgesteld de tarieven aan te passen;

Gelet op

gelet op het bepaalde in artikel 228 van de Gemeentewet;

Besluit

vast te stellen Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2025

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur of een gedeelte daarvan;

b. jaar: een kalenderjaar;

c. maand: een kalendermaand;

d. vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

e. week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen.

f. GBLT: het openbaar lichaam GBLT

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, dan wel van degene ten behoeve van wie die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of anderszins rechtens moeten worden gedoogd;

  • b.

    voorwerpen, waarvoor de gemeente een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • c.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in het gebruik zijn bij een derde;

  • d.

    van borden, masten en palen en dergelijke voorwerpen, die in verband met de verkiezingen van publiekrechtelijke lichamen zijn aangebracht;

  • e.

    voorwerpen waarvoor krachtens andere belastingverordeningen betaling aan de gemeente moet geschieden.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 10 wordt voor de berekening van de precariobelasting een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien in de tarieventabel voor het hebben van voorwerpen zowel een jaar-, maand-, week- als dagtarief is opgenomen, is voor de berekening van de precariobelasting het tarief van toepassing dat het meest aansluit bij een ter zake door de gemeente verleende vergunning.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen, onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Indien de precariobelasting naar jaartarieven wordt geheven is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3.

    In andere dan in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

De heffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De naar jaartarieven geheven precariobelasting als bedoeld in artikel 7, eerste lid, is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3.

    De tarieven precariobelasting als bedoeld in artikel 7, derde lid, is verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

Artikel 10 Aanslaggrens

  • 1.

    De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 2.

    Voor toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, lid 1 van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel worden belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, betaald in tien maandelijkse termijnen. Als de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen voor of op de 15de van een kalendermaand, vervalt de eerste incassotermijn nog in diezelfde kalendermaand. In alle andere gevallen vervalt de eerste incassotermijn aan het einde van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen.

  • 3.

    Indien het totaal te betalen bedrag zoals vermeld op het aanslagbiljet € 10,00 of minder bedraagt, wordt dit bedrag in afwijking van lid 2 van dit artikel in één termijn afgeschreven twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels

Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van precariobelasting.

Artikel 14 Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De 'Verordening precariobelasting 2016' van 29 oktober 2015 en alle daarop volgende wijzigingen van de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2016 worden met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing op grond van de verordening is 1 januari 2025.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening precariobelasting 2025’.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 12 december 2024,

de heer P. van Vugt

griffier

de heer K.J.G. Kats

voorzitter

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE VERORDENING PRECARIOBELASTING 2025

Nummer

Omschrijving

Eenheid

Tarief

1

Algemeen tarief

1.1

Voorwerpen waarvoor onder de volgende nummers niet in een bijzonder tarief is voorzien

per m² per jaar

€ 26,30

1.2

Als onder 1.1

per m² per maand

€ 2,80

1.3

Als onder 1.1

per m¹ per jaar

€ 12,90

1.4

Als onder 1.1

per m¹ per maand

€ 1,60

1.5

Als onder 1.1

per stuk per jaar

€ 37,90

2.

Terrassen

Voor het gebruik van grond als terras voor cafés, restaurants, lunchrooms en dergelijke inrichtingen

2.1

Terras

per m² per jaar

€ 34,50

2.2

Als onder 2.1

per m² per maand

€ 3,20

2.3

Als onder 2.1

per m² per week

€ 1,60

3

Standplaats

Onder standplaats wordt verstaan een kraam waar goederen worden uitgestald en/of verkocht. Niet zijnde een kraam op de wekelijkse warenmarkt op dinsdag, vrijdag of zaterdag.

3.1

Standplaats

per m² per jaar

€ 297,00

3.2

Als onder 2.1

per m² per maand

€ 29,70

3.3

Als onder 2.1

per m² per dag

€ 2,80

4

Uitstalling

€ 

Uitstalling van voorwerpen op gemeente grond zijnde geen standplaats

4.1

Uitstalling

per m² per jaar

€ 297,00

4.2

Als onder 4.1

per m² per week

€ 29,70

4.3

Als onder 4.1

per m² per maand

€ 2,80

5

Stalling van winkelwagentjes

5.1

Voor het gebruik van gemeentegrond voor de stalling van winkelwagentjes

per m² per jaar

€ 26,30

6

Aankondigingen

60.001

Reclame of andere aankondigingen, zonder kunstverlichting

per stuk per jaar

€ 79,80

60.002

Als onder 60.001

per stuk per maand

€ 7,70

60.003

Reclame of andere aankondigingen, met kunstverlichting

per stuk per jaar

€ 120,00

60.004

Als onder 60.003

per stuk per maand

€ 12,50

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 december 2024,

de heer P. van Vugt

griffier

de heer K.J.G. Kats

voorzitter