Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2025

Geldend van 17-12-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2025

De raad van de gemeente Barneveld;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 225 van de Gemeentewet en de Nadere regels parkeren gemeente Barneveld.

besluit:

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2025

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden;

  • b.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Barneveld een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of een ander communicatiemiddel;

  • c.

    houder: degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven;

  • d.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, betaalautomaten, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

  • g.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, bezoekersregeling of bewonersregeling op grond waarvan het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen plaatsen zoals geregeld en beschreven in de Nadere regels parkeren gemeente Barnveld.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

      • 1e

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • 2e

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5. Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

  • 3. Bij de voldoening op aangifte moet het kenteken van het motorvoertuig waarmee wordt geparkeerd of waarvoor de vergunning geldt worden opgegeven.

Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. Indien een parkeervergunning in de loop van het jaar wordt ingetrokken, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de intrekking van de parkeervergunning, nog volle kalendermaanden overblijven; met dien verstande dat de restitutie niet wordt verleend indien het bedrag daarvan minder dan € 10,00 bedraagt.

  • 4. Indien een parkeervergunning in de loop van een belastingjaar wordt aangevraagd is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting, waarbij het tijdstip van de aanvraag als volledige maand wordt aangemerkt; met dien verstande dat de verschuldigde belasting niet wordt geïnd indien het bedrag daarvan minder dan € 10,00 bedraagt.

Artikel 7. Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9. Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 78,80.

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1. De Verordening parkeerbelastingen 2013 van 13 november 2012, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 10 november 2021, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening parkeerbelastingen 2025’.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 11 december 2024 .

De raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,

TARIEVENTABEL 2025 behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2025

  • 1.

    Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a bedraagt:

GEBIED/TERREIN/STRAAT

ZONE MAXIMALE P-DUUR

BEDRAG

PER TIJDSEENHEID VAN

Krommestraat, Raadhuisplein, Emmastraat en Nairacstraat.

Zone A

€ 1,90

60 minuten

Gowthorpeplein, Torenplein, Kapteijnstraat, Kampstraat, Meuleneind (Langstraat), hoek Nieuwe Markt/Gasthuisstraat en Veluwehal-Zuid.

Zone B

€ 1,20

60 minuten

€ 6,00

dagkaart

Burg. Kuntzelaan (Albert Heijn) en Nieuwe Markt (Jumbo).

Zone C

90 minuten

€ 0,15

voor 30 minuten

€ 0,30

voor 45 minuten

€ 0,50

voor 60 minuten

daarna € 0,225 per 5 minuten

Rozenhof, ds. J. Mensingapad, Achterdorpstraat , Van Dompselaerstraat, Nieuw Markt (Veluwehal), Groen van Prinstererlaan en de Koterweg.

Zone C

€ 0,15

voor 30 minuten

€ 0,30

voor 45 minuten

€ 0,50

voor 60 minuten

daarna € 0,50 per 60 minuten

€ 3,00

dagkaart

Veluwehal-Noord.

Zone C

120 minuten

€ 0,15

voor 30 minuten

€ 0,30

voor 45 minuten

€ 0,50

voor 60 minuten

daarna € 0,50 per 60 minuten

  • 2.

    Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:

a.

Een vergunning voor bewoners geldend voor alle zones en geldend voor één kenteken:

€ 85,00

b.

Een tweede vergunning voor bewoners en geldend voor alle zones en geldend voor twee kentekens:

€ 170,00

c.

Een vergunning voor bedrijven en geldend voor alle zones:

€ 350,00

d.

Een vergunning voor bedrijven geldend voor zone A en geldend voor maximaal twee weken:

€ 14,50

e.

Een vergunning voor bedrijven en/of particulieren geldend voor zone A en geldend voor maximaal twee dagen:

€ 5,00

f.

Een vergunning voor woon-werk verkeer geldend voor de zones B en C (zonder maximum parkeerduur):

€ 65,00

g.

Een vergunning voor (ambulante) zorgverleners geldend voor alle zones:

€ 65,00

h.

Een vergunning voor mantelzorgers geldend voor alle zones:

€ 65,00

Behorende bij raadsbesluit van 11 december 2024, nr 3774.

De griffier van Barneveld,