Compensatieregeling ganzenrustgebieden en ganzenfoerageergebieden Noord-Holland 2015

Geldend van 19-12-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Compensatieregeling ganzenrustgebieden en ganzenfoerageergebieden Noord-Holland 2015

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 27 mei 2014 het Uitvoeringsbeleid Ganzen Noord- Holland (304938/362803) hebben vastgesteld, op grond waarvan rustgebieden zullen worden aangewezen voor overwinterende ganzen;

Overwegende dat voorafgaand aan de aanwijzing van rustgebieden eigenaren en gebruikers van de aan te wijzen gronden en andere belanghebbenden door middel van een gebiedsconsultatie geraadpleegd zullen worden en dat voorafgaand aan de aanwijzing van rustgebieden een openbare voorbereidingsprocedure zal worden doorlopen;

Overwegende dat het, gelet op de doorlooptijden van gebiedsconsultatie en openbare voorbereidingsprocedure, niet mogelijk is om reeds voor de winterperiode 2015-2016 te komen tot zorgvuldige besluitvorming met betrekking tot de aanwijzing van rustgebieden;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op basis van het beleidskader Faunabeheer van het Ministerie van LNV, later voortgezet in het Uitvoeringskader ganzen Noord-Holland 2009, bij besluit van 10 april 2007 foerageergebieden hebben begrensd voor overwinterende ganzen en dat de begrenzing van deze foerageergebieden van kracht blijft totdat op basis van het Uitvoeringsbeleid Ganzen Noord-Holland rustgebieden zijn aangewezen;

Overwegende dat op grond van de door Gedeputeerde Staten in 2010 verleende ontheffing op grond van artikel 68 van de Flora- en Faunawet en de Verordening vrijstellingen Flora- en Faunawet Noord-Holland 2014 (besluitnummer 53 (2010), recent gewijzigd bij wijzigingsbesluit 13 (2015), in de begrensde foerageergebieden populatiebeheer van overwinterende ganzen tussen 1 oktober en 1 april niet is toegestaan;

Overwegende dat het wenselijk is dat beleidsregels worden opgesteld voor de verstrekking van aanvullende compensatie voor grondeigenaren en grondgebruikers van wie:

  • a.

    percelen als foerageergebied zijn aangewezen;

  • b.

    percelen als rustgebied worden aangewezen,

aan wie tevens door het faunafonds een vergoeding wegens gewasschade is verleend;

Overwegende dat het, met het oog op een praktische en kosteneffectieve uitvoering van de regeling, wenselijk is dat de uitvoering gemandateerd wordt aan het Faunafonds;

Gelet op de artikelen 3:4 lid 2 en 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht; Gelet op artikel 158, lid 1 sub a van de Provinciewet;

Besluiten vast te stellen:

Compensatieregeling ganzenrustgebieden en ganzenfoerageergebieden Noord-Holland 2015

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de-minimis-verordening: verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffendede werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector, PbEU, L352 van 24 december 2013, blz. 1, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellenWijzigingen;

  • b.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmeldingals opgenomen in de de-minimisverordening.

  • c.

    BIJ12-Faunafonds: Unit van Bij12, onderdeel van de vereniging Interprovinciaal Overleg IPO, gemandateerd door de provincies voor onder meer het toekennen van tegemoetkomingen in door beschermde diersoorten aangerichte schade;

  • d.

    rustgebied: door Gedeputeerde Staten aangewezen of aan te wijzen percelen waar overwinterende beschermde inheemse ganzen ongestoord kunnen verblijven gedurende een afhankelijk van de te beschermen ganzensoort vast te stellen periode variërend van 1 november tot 1 juni.

  • e.

    foerageergebied: door gedeputeerde staten in het Begrenzingenplan Ganzenfoerageergebieden Noord-Holland d.d. 10 april 2007 aangewezen foerageergebieden, zoals aangegeven op de in bijlage 1, 2a, 2b en 2c bij dit plan opgenomen kaarten.

  • f.

    gewasperceel: een stuk landbouwgrond dat in gebruik is bij één grondgebruiker. Het heeft één gebruikstitel, bijvoorbeeld eigendom, pacht, erfpacht en wordt beteeld met één gewas.

  • g.

    grondgebruiker: degene die gerechtigd is de grond te gebruiken, hetzij als eigenaar, hetzij krachtens een beperkt recht, hetzij krachtens een pachtovereenkomst.

  • h.

    onderneming: onderneming als gedefinieerd in artikel 2 van de verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013.

  • i.

    compensatie-ontvanger: de grondgebruiker aan wie op grond van deze regeling compensatie is verleend.

  • j.

    compensatieplafond: jaarlijks door Gedeputeerde Staten vast te stellen maximum bedrag, dat voor de uitvoering van deze regeling per winterperiode beschikbaar is.

Artikel 2 Doel

De regeling heeft tot doel om onder in de regeling gestelde voorwaarden jaarlijks een compensatie te verlenen aan grondgebruikers waarvan:

  • a.

    percelen landbouwgrond zijn aangewezen als foerageergebied gedurende het seizoen 2015/2016.

  • b.

    percelen landbouwgrond zijn aangewezen als rustgebied vanaf het seizoen 2016-2017.

Artikel 3 Periode

Compensatie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    de periode waarin de begrenzingen van foerageergebieden gedurende het seizoen 2015/2016 van kracht zijn;

  • b.

    De periode waarin de aanwijzingen van rustgebieden vanaf het seizoen 2016-2017 van kracht zijn.

Artikel 4 Aanvraagvereisten

De compensatie wordt aangevraagd middels het formulier in de bijlage van deze regeling, waar tevens een verklaring de-minismissteun op ingevuld dient te worden. Dit formulier wordt automatisch wordt toegestuurd na een initiële schademelding binnen de begrenzing, en daarna jaarlijks naar aanleiding van de taxatie. De compensatie wordt door het BIJ12-Faunafonds verleend indien aan de in artikel 5 genoemde criteria is voldaan.

Artikel 5 Toetsingscriteria

Om voor compensatie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgendevereisten:

  • a.

    op de als foerageergebied begrensde dan wel als rustgebied aangewezen gewaspercelen is, gerekend over de periode dat de gebieden operationeel zijn, door BIJ12-Faunafonds minimaal € 25,00 per hectare, door beschermde inheemse ganzen veroorzaakte, schade per seizoen (2014/2015 en/of 2015/2016 en verder) getaxeerd;

  • b.

    de gewaspercelen voldoen aan de in de Beleidsregel tegemoetkoming schade Noord-Holland gestelde normen om voor schadetegemoetkoming in aanmerking te komen.

Artikel 6 Hoogte van de compensatie

  • 1. De hoogte van de compensatie is: € 50,00 per hectare voor de als foerageergebied c.q. rustgebied begrensde percelen die aan de toetsingscriteria voldoen;

  • 2. € 16,00 per hectare per extra maand na 1 april.

Artikel 7 Maximale compensatie; staatssteun

De compensatie wordt verleend met toepassing van de de-minimisverordening en bedraagt tezamen met eventueel andere verleende de-minimissteun, maximaal € 15.000,- over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming.

Artikel 8 Verplichtingen van de compensatie-ontvanger

  • 1. De compensatie-ontvanger is verplicht BIJ12-Faunafonds desgevraagd nadere gegevens te verstrekken die naar oordeel van BIJ12-Faunafonds nodig zijn voor de beoordeling van de compensatie of om te beoordelen of wordt voldaan aan de eisen van staatssteun, als bedoeld in artikel 107 van het Werkingsverdrag.

  • 2. De compensatie-ontvanger overlegt een de-minimisverklaring (bijlage 1) zodat kan worden vastgesteld of de compensatie met toepassing van de-minimisverordening kan worden verstrekt.

Artikel 9 Betaling

Betaling van de compensatie vindt plaats nadat door het BIJ12-Faunafonds is vastgesteld dat aan de toetsingscriteria en verplichtingen van de compensatie-ontvanger is voldaan. Er wordt geen voorschot verleend.

Artikel 10 Compensatieplafond

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een compensatieplafond vast.

  • 2. Compensatie wordt toegekend in de volgorde waarin een verzoek tot schadetegemoetkoming bij BIJ12-Faunafonds is ingediend, als bedoeld in artikel 6 onder b. Een verzoek tot compensatie wordt afgewezen voor zover dit leidt tot overschrijding van het compensatieplafond.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Compensatieregeling ganzenrustgebieden en ganzenfoerageergebieden Noord-Holland 2015.

Ondertekening

Haarlem, 8 december 2015.

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

J.W. Remkes, voorzitter

G.E.A. van Craaikamp, provinciesecretaris.

Bijlage: Toelichting en aanvraagformulier met de-minimisverklaring

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling wordt vastgesteld in het kader van de besluiten van Gedeputeerde Staten van 27 mei 2014, waarin het Uitvoeringsbeleid Ganzen Noord-Holland is vastgesteld

Ter uitvoering van dit beleid zullen onder meer (soort-specifieke) rustgebieden door Gedeputeerde Staten worden aangewezen. Binnen deze rustgebieden zal gedurende de in de aanwijzing vastgestelde periode volledige winterrust gelden.

Voorafgaand aan de aanwijzing van rustgebieden zullen, in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van de besluitvorming, eigenaren en gebruikers van de aan te wijzen gronden en andere belanghebbenden door middel van een gebiedsconsultatie geraadpleegd worden. Ook zal voorafgaand aan het besluit aanwijzing van rustgebieden een openbare voorbereidingsprocedure worden doorlopen.

Gelet op de doorlooptijden van gebiedsconsultatie en openbare voorbereidingsprocedure, is het niet mogelijk om reeds voor de winterperiode 2015-2016 te komen tot zorgvuldige besluitvorming met betrekking tot de aanwijzing van rustgebieden.

Gedeputeerde Staten hebben al in 2007 foerageergebieden begrensd voor overwinterende ganzen. De begrenzing van deze foerageergebieden blijft van kracht totdat op basis van het in 2014 vastgestelde Uitvoeringsbeleid Ganzen Noord-Holland rustgebieden zijn aangewezen;

GS hebben in 2010 op grond van artikel 68 van de Flora- en Faunawet en de Verordening vrijstellingen Flora- en Faunawet Noord-Holland 2009 een ontheffing verleend (besluitnummer 53 (2010), recent gewijzigd bij wijzigingsbesluit 13 (2015). In de begrensde foerageergebieden is op grond van deze ontheffing populatiebeheer van overwinterende ganzen tussen 1 oktober en 1 april niet toegestaan;

In het algemeen kan de gebruiker van grond voor landbouwschade, veroorzaakt door wettelijk beschermde diersoorten, bij het Faunafonds een verzoek om een tegemoetkoming indienen. Deze regeling voorziet in een aanvullende compensatie voor eigenaren/gebruikers van percelen die als foerageergebied zijn aangewezen, dan wel van percelen die als ganzenrustgebied zullen worden aangewezen, en tevens een tegemoetkoming voor schade aan de landbouw van het Faunafonds hebben gekregen. Daarnaast wordt deze groep door middel van een wijziging van de legesverordening vrijgesteld van betaling van behandelkosten voor hun verzoek om compensatie bij het Faunafonds

Artikel 2

Op grond van deze regeling kan een compensatie worden verleend aan grondgebruikers met percelen binnen een foerageergebied dan wel een rustgebied.

Artikel 3

Perioden waarin foerageer/ rustgebieden gelden conform het provinciale flora- en faunabeleid. Vooralsnog houdt dit in:

  • Foerageergebieden gelden van 1 november tot 1 april.

  • Rustgebieden aangewezen ten behoeve van grauwe ganzen en kolganzen zijn van kracht in de periode van 1 november tot 1 april daaropvolgend.

  • Rustgebieden waarin brandganzen voorkomen zijn van kracht in de periode van 1 november tot 1 mei daaropvolgend.

  • Rustgebieden waarin rotganzen voorkomen zijn van kracht in de periode van 1 november tot 1 juni daaropvolgend.

Artikel 4

Om voor de compensatie in aanmerking te komen moet worden voldaan aan de in artikel 6 gegeven toetsingscriteria. Het Faunafonds kan vaststellen of aan deze criteria is voldaan.

Daarnaast beschikt het Faunafonds over alle gegevens van de potentiële bijdrageontvangers en zorgt het Faunafonds voor betaling van tegemoetkomingen in aangerichte ganzenschade.

Uitvoering primaire besluitvorming van de regeling in mandaat door het Faunafonds voorkomt dan ook extra (administratieve) laste voor zowel de Provincie als voorde grondgebruikers.

Besluitvorming in eventuele bezwaar en beroepsprocedures is niet aan het Faunafonds gemandateerd.

Door koppeling met de eigen mandaatregeling van het Faunafonds in lid 2 kan het Faunafonds de eigenlijke uitvoering van de regeling overlaten aan Bij12, dat ook de overige schaderegelingen van het Faunafonds feitelijk uitvoert.

Artikel 8

Het bedrag van € 15.000,-- komt overeen met het drempelbedrag dat de Europese Commissie heeft vastgesteld ten aanzien van de-minimissteun. Dit bedrag geldt per onderneming over een periode van drie belastingjaren. Steun onder deze drempel behoeft niet in Brussel te worden aangemeld.

Het kan echter in de praktijk voorkomen dat een door ons begunstigde onderneming in de afgelopen drie jaar al eens subsidie of ander voordeel heeft ontvangen binnen het kader van verlening van staatsteun aan ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten. Dit moet blijken uit de Verklaring de-minimissteun. Indien de te verlenen compensatie tezamen met die reeds ontvangen steun het bedrag van € 15.000,-- overschrijdt, zal in dat specifieke geval de onderhavige verleende bijdrage slechts worden uitgekeerd tot een bedrag dat niet tot overschrijding van het plafond van € 15.000,-- leidt.

Artikel 11

GS stellen jaarlijks als compensatieplafond een maximaal bedrag vast, dat voor de uitvoering van deze regeling beschikbaar is. Dit bedrag is maximaal het aantal begrensde hectares x het schadebedrag van € 50,00 per hectare. De rustgebieden zullen begrensd worden voor de aanvragen vanaf 2017 (winterperiode 2016/2017). De totale oppervlakte van de begrenzing in die periode is nog niet zeker, omdat die wordt vastgesteld middels gebiedsconsultaties. In het besluit van deze begrenzing zal het compensatieplafond opnieuw vast worden gesteld conform eventuele wijzigingen in het aantal begrensde hectares. Niet op alle begrensde hectares zal schade voorkomen, en niet alle bedrijven zullen in aanmerking komen voor het totaal uit te keren bedrag. Bijvoorbeeld als zij in voorgaande jaren of op andere manieren reeds staatssteun hebben ontvangen. Compensatie wordt verstrekt aan de hand van de volgorde van ontvangst van aanvragen tot schadetegemoetkoming bij het Faunafonds, voor zover dit niet leidt tot overschrijding van het compensatieplafond.

AANVRAAG COMPENSATIEREGELING GANZENRUSTGEBIEDEN EN GANZENFOERAGEERGEBIEDEN NOORD-HOLLAND 2015

Hierbij vraagt ondergetekende compensatie aan op grond van Compensatieregeling ganzenrustgebieden en ganzenfoerageergebieden Noord-Holland 2015.

............................................... (bedrijfsnaam)

............................................... (inschrijfnr. KvK)

............................................... (naam functionaris en functie)

............................................... (adres onderneming)

............................................... (postcode en plaatsnaam)

...............................................(datum) ............................................... (handtekening)

Om in aanmerking te komen voor de Compensatieregeling ganzenrustgebieden en ganzenfoerageergebieden Noord-Holland 2015 dient de aanvrager ook de onderstaande verklaring de-minimissteun ingevuld te hebben.

VERKLARING DE-MINIMISSTEUN

Versie april 2014

Aanbevolen wordt om alvorens deze verklaring in te vullen eerst de toelichting in de bijlage van dit formulier te lezen!

Verklaring

Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde onderneming, alsmede aan het eventuele gehele moederconcern waartoe de onderneming behoort,

-geen de-minimissteun is verleend

Over de periode van ............................................... (begindatum van het belastingjaar gelegen 2 jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot ............................................... (datumvan ondertekening van deze verklaring) is niet eerder de-minimissteun verleend.

-beperkte de-minimissteun is verleend

Over de periode van ............................................... (begindatum van het belastingjaar gelegen 2 jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot ............................................... (datum van ondertekening van deze verklaring) is eerder de-minimissteun (in welke vorm of voor welk doel dan ook) verleend tot een totaal bedrag van € .......................................................... Of deze de-minimissteun al daadwerkelijk is uitbetaald, doet niet ter zake.

Een kopie van gegevens waaruit het verlenen van de-minimissteun blijkt, wordt bijgaand verstrekt.

-reeds andere steun voor dezelfde in aanmerking komende kosten is verleend

Voor dezelfde in aanmerking komende kosten is reeds staatssteun verleend tot een totaal bedrag van € ............................................... Deze staatssteun is verleend op grond van een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Europese Commissie op ............................................... Een kopie van gegevens waaruit het verlenen van staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten blijkt wordt bijgaand verstrekt.

Aldus volledig en naar waarheid ingevuld door:

............................................... (bedrijfsnaam)

............................................... (inschrijfnr. KvK)

............................................... (naam functionaris en functie)

............................................... (adres onderneming)

............................................... (postcode en plaatsnaam)

...............................................(datum) ............................................... (handtekening)

Zie toelichting hierna

Toelichting verklaring de-minimissteun

Deze toelichting dient als hulpmiddel bij het invullen van de de-minimisverklaring. Aan de toelichting kunnen geen rechten worden ontleend. De de-minimisverordening nr. 1407/2013 is bepalend 1 .

De-minimisverordening en staatssteun

De staatssteunregels in de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) stellen beperkingen aan overheden als zij steun willen verlenen aan ondernemingen. Deze de-minimisverklaring is nodig voor de provincie om na te gaan of het voordeel dat uw onderneming door deze de-minimissteun krijgt, past binnen de voorwaarden die de Europese staatssteunregels stellen.

In de de-minimisverordening2 heeft de Europese Commissie verklaard dat steunmaatregelen (zoals subsidieverlening) tot een bepaalde drempel het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen en daarom niet beschouwd worden als staatssteun in de zin van het VWEU. Deze drempel is gesteld op een bedrag van € 200.000,-- (€ 100.000,-- voor ondernemingen in de sector wegvervoer; voor de visserijsector geldt een drempel van € 30.000,--; voor de sector van de primaire productie van landbouwproducten, is de drempel per 1-1-2014 gesteld op € 15.000--3 ).

Dit bedrag geldt per onderneming4 over een periode van drie belastingjaren. Steun die genoemde drempelbedragen niet overschrijdt, wordt aangemerkt als ‘de-minimissteun’.

De de-minimisvrijstelling is van toepassing op steun die aan ondernemingen wordt verleend in alle sectoren. De verwerking en afzet van landbouwproducten valt sinds 1 januari 2007 onder de 'gewone' de-minimisvrijstelling. Van de de-minimisregel zijn echter uitgezonderd:

exportsteun en steun waardoor binnenlandse producten ten opzichte van ingevoerde producten worden bevoordeeld en steun aan ondernemingen die actief zijn in de kolenindustrie.

Ook steun voor de aanschaf van vrachtwagens (‘wegvervoermiddelen voor vracht door ondernemingen die vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoeren’) valt buiten de deminimisvrijstelling. In deze gevallen dient steun aangemeld te worden bij de Europese Commissie. De aanmelding wordt gedaan door de provincie.

Het bedrag van de deminimissteun

Door middel van deze verklaring geeft u aan, dat met de huidige subsidieverlening voor uw onderneming alsmede het eventuele gehele moederconcern waartoe uw onderneming behoort, de de-minimisdrempel niet wordt overschreden. U moet daarom nagaan of gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren enige vorm van de-minimissteun door een overheidsinstantie aan uw onderneming is verstrekt.

De de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop uw onderneming een wettelijke aanspraak op de steun verwerft. Dit betekent concreet de datum waarop het besluit tot subsidieverlening (of verlening van een voordeel) aan uw onderneming is genomen.

Het de-minimisplafond van € 200.000,-- (respectievelijk € 100.000,--/ € 30.000,--/ € 15.000-- ) wordt als subsidiebedrag uitgedrukt. Alle bedragen die dienen te worden gebruikt bij het invullen van de verklaring, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen.

Behalve om subsidieverlening kan het daarbij gaan om leningen tegen gunstige voorwaarden, de verkoop van grond tegen een lagere prijs dan de marktwaarde, vrijstellingen, verlagingen of kwijtschelding van directe of indirecte belastingen etc. Het gaat daarbij niet alleen om steun die u hebt ontvangen van de provincie, maar ook om steun die u heeft ontvangen van andere overheidsinstanties. Ook Europese subsidies dienen te worden meegerekend.

Het is belangrijk om zorgvuldig na te gaan of in uw geval de de-minimisdrempel niet wordt overschreden. Bij het bedrag van de onderhavige subsidieverlening dient u eventuele andere gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren ontvangen de-minimissteun op te tellen. Immers bij overschrijding van de drempel dient de steun aangemeld te worden en kan geen beroep meer worden gedaan op de de-minimisregel. Handelen in strijd met de staatssteunregels uit het VWEU kan in het ergste geval leiden tot terugvordering van de verleende steun!

Samenloop met reguliere staatssteun

Mogelijk heeft uw onderneming voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige de-minimissteun reeds staatssteun ontvangen, die door de Europese Commissie is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied van de zogenaamde algemene groepsvrijstellingsverordening5 of de MKB landbouwvrijstellingsverordening6 valt. Het totaalbedrag van deminimissteun en deze staatssteun mag dan de maxima niet overschrijden die op basis van het relevante besluit van de Europese Commissie of groepsvrijstellingsverordening zijn toegestaan.

In het geval bijvoorbeeld voor investeringskosten ten behoeve van het milieu een goedkeuringsbeschikking is gegeven om 30 % van de subsidiabele kosten te vergoeden, dan mag bovenop deze steun voor deze zelfde kosten geen de-minimissteun worden verleend. Als u twijfelt of bepaalde steun die u heeft ontvangen goedgekeurde of vrijgestelde steun is, kunt u hierover het beste contact opnemen met de overheid of uitvoeringsinstantie van wie u de steun heeft ontvangen.

Het formulier heeft betrekking op drie situaties:

  • uw onderneming alsmede het gehele eventuele moederconcern heeft gedurende het lopend een de twee voorafgaande belastingjaren in het geheel geen de-minimissteun ontvangen,

  • uw onderneming alsmede het gehele eventuele moederconcern heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren de-minimissteun ontvangen. Opgeteld bij het bedrag van de huidige subsidieverlening wordt echter het bedrag van € 200.000,-- niet overschreden (respectievelijk € 100.000,--/ € 30.000,--/ € 15.000,--)

  • uw onderneming alsmede het gehele eventuele moederconcern heeft voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige subsidie reeds andere vormen van staatssteun ontvangen.

Uiteraard vult u alléén de rubriek(en) in die op uw situatie van toepassing is/zijn. Vergeet u vooral niet om de bijlage(n) bij te sluiten!

Uitgegeven op 16 december 2015

Namens Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

G.E.A. van Craaikamp, provinciesecretaris.


Noot
1

Voor de sectoren van de primaire productie van landbouwproducten is de Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector bepalend. Voor de visserijsector is Verordening (EG) Nr. 875/2007 van toepassing.

Noot
2

Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de minimissteun.

Noot
3

Verordening (EG) Nr. 875/2007 en Verordening (EU) Nr. 1408/2013.

Noot
4

In artikel 2, tweede lid, Verordening (EU)Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op deminimissteun (PbEU 2013, L352) zijn criteria opgenomen aan de hand waarvan kan worden bepaald wanneer twee of meer ondernemingen binnen dezelfde lidstaat als één onderneming moeten worden beschouwd.

Noot
5

Verordening (EG) nr 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieen van steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard. PbEU2008 L 214.

Noot
6

Verordening (EG) Nr 1857/2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren en tot wijziging van Verordening (EG) nr 70/2001. PbEU2006 L358.