Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR729264
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR729264/1
Beleidsregels uitwegen gemeente Dronten 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels uitwegen gemeente Dronten 2025Het college van gemeente Dronten,
Overwegende dat het gebruik van de openbare ruimte ten behoeve van een uitweg kan leiden tot problemen als gevaar en/of hinder bij het gebruik van de weg, aantasting van het openbare groen en uiterlijk aanzien van het straatbeeld;
Overwegende dat het, gelet op het belang van een consistente toetsing van aanvragen voor het aanleggen of veranderen van een uitweg, wenselijk is om beleidsregels toe te passen;
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit tot vaststelling van: Beleidsregels uitwegen gemeente Dronten 2025
Inhoudsopgave
Afkortingen en begripsbepalingen
1.Inleiding
1.1. Aanleiding
1.2. Doel en toepassing
1.3. Reikwijdte
1.4. Leeswijzer
2.Wettelijke Basis
2.1. Wegenwet
2.2. Verordening Fysieke Leefomgeving (VFL)
2.3. Privaatrechtelijke toestemming
3.Beleidsregels
3.1. Belangenafweging
3.2. Regels per type uitweg
3.2.1. Algemeen
3.2.2. Uitwegen woningbouw; nieuwbouw
3.2.3. Uitwegen woningbouw; bestaande bouw
3.2.4. Uitwegen buitengebied; kaveluitwegen
3.2.5. Uitwegen buitengebied; erfuitwegen
3.2.6. Uitwegen; bedrijven(terreinen)
3.2.7. Uitwegen; tijdelijke (bouw)uitwegen
3.2.8. Uitwegen voor langzaam verkeer
4.Weigeringsgronden voor uitwegen
4.1. Veilig en doelmatig gebruik van de weg
4.1.1. Het veilig gebruik van de weg
4.1.2. Het doelmatig gebruik van de weg
4.2. Veiligstellen van openbare parkeerplaatsen
4.3. Voorkomen aantasting van het openbare groen
4.4. Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving
4.4.1. Woningen
4.4.2. Bedrijven
4.5. Tweede uitweg of meerdere uitwegen
5.Kosten
5.1.1 Leges
5.1.2. Aanleg uitweg
5.1.3. Aanpassingen openbaar gebied
5.1.4. Aanleg door aanvrager
5.1.5. Uitzondering: aanleg door gemeente
6.Beheer en onderhoud
6.1.1. Woningen
6.1.2. Kavels en erven
6.1.3. Bedrijven
7.Uitvoering
8.Dam met duiker / waterkerende constructie
9.Overgangs- en slotbepaling
9.1. Hardheidsclausule
9.2. Bestaande rechten
9.3. Intrekking oude beleidsregels
9.4. Inwerkingtreding
9.5. Citeertitel
9.6. Slotbepaling
Afkortingen en begripsbepalingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
1. Inleiding
Uitwegen zijn noodzakelijk voor de ontsluiting van particuliere percelen op de openbare weg. Vaak hebben perceeleigenaren of -gebruikers wensen voor het aanbrengen van een uitweg of het verbreden van een bestaande uitweg om zodoende de bereikbaarheid van het perceel te vereenvoudigen of om (meer) voertuigen op eigen terrein te kunnen parkeren. Tegenover deze particuliere belangen staan openbare belangen. Zo veroorzaken uitwegen een verstoring voor het ‘doorgaande’ verkeer en zijn het potentiële (gevaarlijke) conflictpunten.
Een uitweg, ook wel inrit, oprit of uitrit genoemd, is dus een aansluiting vanuit een perceel op de openbare weg. Voor de leesbaarheid gebruiken wij in dit beleidsstuk enkel de term ‘uitweg’. In dit beleidsstuk worden enkel uitwegen van ‘bestemmingen’ (bijvoorbeeld woningen, erven en bedrijven) behandeld, zogenaamde niet-openbare uitwegen, zie ook paragraaf 1.3.
Het aanleggen of veranderen van een niet-openbare uitweg is een activiteit waarvoor zowel bedrijven als particulieren een omgevingsvergunning nodig hebben. De omgevingsvergunning wordt ingediend via het Omgevingsloket - https://omgevingswet.overheid.nl/home . Er worden leges in rekening gebracht voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Dit houdt in dat er ook leges verschuldigd zijn als er uiteindelijk geen vergunning voor de uitweg wordt verleend.
Het college kan nadere regels stellen omtrent de afmetingen en constructie van uitwegen op gemeentegrond.
1.1. Aanleiding
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg, voor zover deze weg in beheer is bij de gemeente Dronten.
Op grond van de Omgevingswet in combinatie met de Verordening Fysieke Leefomgeving (VFL) kan hiervoor bij het college een omgevingsvergunning worden aangevraagd. In de VFL zijn voor deze vergunning diverse weigeringsgronden opgenomen. Bovendien kan het college, ter bescherming van het belang waarvoor de vergunning is vereist, voorschriften verbinden aan de vergunning.
1.2. Doel en toepassing
Beleidsregels zijn een soort richtlijnen van het college ten behoeve van het scheppen van duidelijkheid naar de burger. Deze beleidsregels hebben als doel een duidelijk en eenduidig beleidskaders te bieden met betrekking tot de inrichting van uitwegen in de openbare ruimte en het toetsen van aanvragen voor omgevingsvergunningen voor de activiteit ‘uitweg’ op grond van artikel 2:9 van de VFL. Dit beleids- en toetsingskader is in dit document vastgelegd. Dit beleid bevordert eenduidige besluitvorming (consistentie) en biedt de aanvrager vooraf inzicht in de toetsingscriteria (transparantie). Dit komt ten goede aan de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid.
1.3. Reikwijdte
Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle aanvragen voor de activiteit ‘aanleggen uitweg’, voor niet-openbare uitwegen naar alle bestemmingen binnen en buiten de bebouwde kom, voor zover deze aansluiten op openbare wegen die in beheer zijn bij de gemeente Dronten. Daar waar de gemeente zelf de openbare ruimte (her)inricht en aanlegt, geldt geen vergunningplicht voor uitwegen. Wel zijn voor deze uitwegen de bepalingen uit deze beleidsregels van toepassing.
Voor uitwegen die aansluiten op provinciale wegen vraagt de gemeente advies bij de provincie. Bij deze uitwegen geldt het provinciale advies en/of provinciaal beleid.
Deze beleidsregels vervangen de Beleidsregels uitwegen gemeente Dronten 2017 (vastgesteld 24-10-2017).
1.4. Leeswijzer
Hoofdstuk 2 gaat in op het wettelijk kader voor het uitwegenbeleid. In hoofdstuk 3 is het beleid nader geformuleerd. Hoofdstuk 4 beschrijft de weigeringsgronden, hoofdstuk 5 t/m 8 beschrijft nadere bepalingen en uitvoeringsaspecten en tenslotte zijn in hoofdstuk 9 de overgangs- en slotbepalingen opgenomen.
2. Wettelijke Basis
2.1. Wegenwet
Uit de jurisprudentie over artikel 14 Wegenwet blijkt dat de eigenaar van een weg uitwegen daarop moet gedogen (voor zover de omstandigheden dat toelaten). Ten einde de bruikbaarheid van de weg te waarborgen, is het toegestaan een vergunning te eisen en via voorschriften de gronden, waarop de gemeente een vergunning al dan niet toekent en de wijze waarop wordt aangesloten, te regelen. Deze regeling is opgenomen in artikel 2:9 van de Verordening Fysieke Leefomgeving (VFL). Dat artikel is de wettelijke basis voor dit uitwegenbeleid.
2.2. Verordening Fysieke Leefomgeving (VFL)
In artikel 2:9 van de VFL van Dronten is opgenomen, dat het zonder omgevingsvergunning verboden is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg. In de verordening staan criteria waarop een vergunning kan worden geweigerd.
Het college kan de vergunning voor het maken of veranderen van de uitweg weigeren indien:
- a.
door gebruik van de uitweg het veilig en/of doelmatig gebruik van de weg wordt belemmerd; of
- b.
dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats; of
- c.
het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of
- d.
de aanleg van de uitweg schadelijk of storend is voor het uiterlijk aanzien van de omgeving; of
- e.
er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van een volgende uitweg ten koste gaat van het veilig en/of doelmatig gebruik van de weg, een openbare parkeerplaats, het openbaar groen of het uiterlijk aanzien van de omgeving.
Aangezien de weigeringsgronden in artikel 2:9 lid 2 zeer algemeen zijn geformuleerd, wordt hierna uitgelegd, op welke wijze deze weigeringsgronden dienen te worden toegepast. Ze dienen ertoe duidelijkheid te scheppen met betrekking tot de invulling van de criteria. In de navolgende hoofdstukken zal per criterium aangegeven worden wat hieronder verstaan wordt en hoe er invulling aan gegeven wordt. Tevens worden er voorbeelden gegeven van situaties waarin een aanvraag al dan niet verleend zal kunnen worden. Voldoet een aanvraag niet aan deze beleidsregels dan wordt de gevraagde vergunning in beginsel geweigerd.
2.3. Privaatrechtelijke toestemming
In veel gevallen wordt bij realisatie van uitwegen (gedeeltelijk) gebruik gemaakt van gemeentegrond(en). Naast een vergunning op grond van de VFL is dan ook een privaatrechtelijke toestemming nodig om de grond te mogen gebruiken. Een uitweg in het openbare gebied moet aan door het college vastgestelde voorschriften voldoen. In de toelichting wordt hierop nader ingegaan. De gemeente verleent middels de publiekrechtelijke ontheffing (vergunning) voor een uitweg tevens haar privaatrechtelijke toestemming.
Het is het college niet toegestaan om aan een derde het in gebruik geven van gemeentegrond te weigeren, uitsluitend om daarmee de realisatie of wijziging van een uitweg te voorkomen. Dit is een gevolg van vaste rechtspraak van de Hoge Raad waarbij ingeval van een verleende vergunning de gemeente een privaatrechtelijke toestemming voor het in gebruik nemen van de openbare grond niet meer kan weigeren (HR 5 juni 2009, AB2009,327).
Is een derde eigenaar van de grond waarvoor een uitweg wordt aangevraagd dan wijst het college de aanvrager erop dat de privaatrechtelijke toestemming van de eigenaar van de grond nodig is om daadwerkelijk tot de aanleg van de uitweg over te kunnen gaan. Dit geldt onder andere bij huurders van woningen en/of bedrijfspanden.
3. Beleidsregels
Het college is bevoegd beleidsregels vast te stellen conform artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht. Met de beleidsregels wordt concreet invulling gegeven aan de weigeringsgronden en de wijze waarop het college verzoeken om een vergunning voor de aanleg of aanpassing van een uitweg toetst.
Een beleidsregel is op grond van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.
Hardheidsclausule
Het college handelt overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn, in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Afwijking van de beleidsregels is mogelijk op grond van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht.
3.1. Belangenafweging
Uitgangspunt is één uitweg per perceel. Het hebben van meerdere uitwegen heeft namelijk vaak een negatief effect op de omgeving. Ook ontstaat door het hebben van meerdere uitwegen een toename van de verstening van de (openbare) ruimte, wat gezien de klimaat adaptatie negatieve gevolgen als wateroverlast en hittestress tot gevolg heeft.
Bij de beoordeling van vergunningaanvragen als bedoeld in deze beleidsregels worden meerdere belangen tegen elkaar afgewogen. Enerzijds is er het belang van degene die zijn perceel wenst te ontsluiten op de openbare weg. Anderzijds spelen de volgende (algemene) belangen een rol:
- •
Veilig en doelmatig gebruik van de openbare weg;
- •
Veiligstellen van openbare parkeerplaatsen;
- •
Voorkomen van de aantasting van het openbare groen;
- •
Bescherming van het uiterlijk aanzien van de openbare omgeving.
3.2. Regels per type uitweg
Het college toetst de aanvragen aan de onderstaande beleidsregels en de bijbehorende weigeringsgronden opgenomen in hoofdstuk 4. Een vergunning kan worden geweigerd als de aanvraag niet binnen de beleidsregels past of valt binnen een weigeringsgrond. Met een verwijzing naar de van toepassing zijnde beleidsregels kan dan worden volstaan. Voor alle overige situaties waarbij de gevraagde uitwegvergunning wordt verleend in afwijking van de beleidsregels wordt deze voorzien van een op het specifieke geval toegesneden motivering.
3.2.1. Algemeen
De onderstaande beleidsregels zijn van toepassing op niet-openbare uitwegen binnen de gemeente Dronten.
In deze regeling wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende uitwegen, dit zijn:
- •
Uitwegen bij verkoop woningbouwgrond door de gemeente, nieuwbouw;
- •
Uitwegen bestaande woningbouw;
- •
Kaveluitwegen;
- •
Erfuitwegen;
- •
Uitwegen bedrijven(terreinen);
- •
Tijdelijke (bouw)uitweg;
- •
Uitwegen voor langzaam verkeer.
3.2.2. Uitwegen woningbouw; nieuwbouw
Bij nieuwbouwwijken voor woningbouw, waar het bouw- en woonrijp maken geschiedt door de gemeente in eigen regie, dan wel dat dit in een overeenkomst met een ontwikkelaar is geregeld, hoeft een eerste uitweg niet via een vergunning te worden aangevraagd.
Een uitweg krijgt een standaardbreedte van 3,5 meter. Voor deze uitweg hoeft geen omgevingsvergunning of nadere privaatrechtelijke toestemming bij het college te worden aangevraagd. Beleidsregels onder paragraaf 3.2.3 Uitwegen woningbouw; bestaande bouw zijn hier mede van toepassing.
De uitweg op gemeentegrond zal door de gemeente, hetzij door een erkende aannemer in opdracht van de gemeente of ontwikkelaar, worden aangelegd met door de gemeente geselecteerde (standaard) materialen, afmetingen en opbouw constructie, zoals vastgesteld bij de inrichting van de openbare ruimte van de betreffende woonwijk.
De uitweg wordt zodanig aangelegd, dat een op het perceel gerealiseerde of nog te realiseren garage, carport, parkeerplaats of hoofdingang bereikbaar wordt vanaf de openbare weg. De uitweg wordt recht voor de garage, carport of parkeerplaats gesitueerd. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt hiervan afgeweken (bijvoorbeeld in geval van een lichtmast of boom op de plek van de gewenste uitweg) en wordt in overleg met de nieuwe eigenaar gezocht naar een voor beide partijen zo goed mogelijke aansluiting op de openbare weg.
Bij particuliere nieuwbouwprojecten, blijft een vergunningaanvraag ‘aanleg uitweg’ wel noodzakelijk en valt een dergelijke aanvraag onder paragraaf 3.2.3 Uitwegen woningbouw; bestaande bouw van deze beleidsregels.
Wanneer de eigenaar van een perceel t.b.v. woningbouw meerdere uitwegen wenst of een bredere uitweg dan 3,5 meter dan moet daarvoor een afzonderlijke omgevingsvergunning worden aangevraagd en valt een dergelijke aanvraag onder paragraaf 3.2.3 Uitwegen woningbouw; bestaande bouw van deze beleidsregels.
3.2.3. Uitwegen woningbouw; bestaande bouw
Beleidsregels
- 1.
Elk perceel binnen de bebouwde kom, met een woonbestemming, komt in aanmerking voor minimaal één (1) uitweg met een standaardbreedte van 3,5 meter gemeten langs de openbare weg.
- 2.
Twee (2) naast elkaar gelegen uitwegen hebben een tussenruimte van minimaal 2 meter;
- 3.
Twee (2) naast elkaar gelegen uitwegen bij afzonderlijke percelen of afzonderlijke (gekoppelde) woningen mogen aan elkaar verbonden worden als de tussen gelegen ruimte minder dan 2 meter is en indien dit niet ten koste gaat van een lichtmast.
- 4.
Een dubbele (gekoppelde) uitweg t.b.v. twee woningen heeft een standaardbreedte van 5 meter gemeten langs de openbare weg.
- 5.
Per perceel zijn maximaal twee uitwegen toegestaan;
- 6.
De uitweg dient te voldoen aan de inrichtingseisen en voorschriften van de gemeente Dronten.
3.2.4. Uitwegen buitengebied; kaveluitwegen
Onder kaveluitwegen worden verharde en niet verharde uitwegen verstaan die een landbouw-, bos- of recreatief perceel, niet zijnde een (voormalig) (boeren)erf met bebouwing, ontsluiten en die hoofdzakelijk bedoeld zijn om het perceel (voor het bewerken, onderhouden of oogsten te kunnen bereiken. In veel gevallen moet, om het perceel te kunnen ontsluiten, ook een sloot worden overgestoken. In dat geval worden er door het Waterschap Zuiderzeeland eisen gesteld aan de wijze waarop de afvoer van het oppervlaktewater wordt gerealiseerd en dient hiervoor afzonderlijk vergunning aangevraagd te worden bij het Waterschap.
Beleidsregels
- 1.
De maximale breedte van een onverharde uitweg (dam) is gemeten langs de erfgrens 12 meter.
- 2.
De maximale breedte van de verharde uitweg gemeten langs de perceelgrens is 8 meter.
- 3.
De maximale breedte van de verharde uitweg gemeten langs de openbare weg is 20 meter.
- 4.
Per perceel zijn maximaal twee kaveluitwegen toegestaan;
- 5.
De uitweg dient te voldoen aan de inrichtingseisen en voorschriften van de gemeente Dronten.
3.2.5. Uitwegen buitengebied; erfuitwegen
Onder erfuitwegen worden verstaan de uitwegen naar en vanaf (voormalige) boeren- en landbouwerven, woonerven, camping- en recreatieterreinen met haar bedrijfsgebouwen inclusief eventuele (bedrijfs-/ recreatie-) woningen, niet zijnde een landbouw-, bos- of recreatief perceel zonder bebouwing.
Beleidsregels
- 1.
De maximale breedte van de verharde uitweg gemeten langs de perceelgrens is 8 meter.
- 2.
De maximale breedte van de uitweg gemeten langs de openbare weg is 20 meter.
- 3.
Per erf zijn maximaal twee uitwegen toegestaan;
- 4.
De uitweg dient te voldoen aan de inrichtingseisen en voorschriften van de gemeente Dronten.
3.2.6. Uitwegen; bedrijven(terreinen)
Hieronder worden verstaan uitwegen voor bedrijven die binnen de bebouwde kom zijn gevestigd op bedrijfsterreinen of bedrijven die volgens het geldende bestemmings- of (tijdelijk) Omgevingsplan binnen de bebouwde kom zijn toegestaan.
Bij uitwegen voor bedrijven buiten de bebouwde kom valt een dergelijke aanvraag onder paragraaf 3.2.5 van deze beleidsregels.
Voor ‘aan-huis-verbonden bedrijven en beroepen’ gelden de beleidsregels voor uitwegen woningbouw en valt een dergelijke aanvraag onder paragraaf 3.2.3 van deze beleidsregels.
Beleidsregels
- 1.
Bij situaties waarbij het bedrijfspand vanaf de weg niet rechtstreeks toegankelijk is voor motorvoertuigen en/of waar geen bedrijfspand op het perceel staat/komt is een uitweg toegestaan met een maximale breedte van de uitweg gemeten langs de perceelgrens van 8 meter.
- 2.
Bij situaties waarbij het bedrijfspand vanaf de weg rechtstreeks toegankelijk is voor motorvoertuigen is per naar de weg gerichte toegangsdeur bestemd voor motorvoertuigen in het bedrijfspand een uitweg toegestaan met een maximale breedte van de uitweg overeenkomstig de breedte van de toegangsdeur + aan weerszijde 1 meter. De locatie van deze uitweg ligt in het hart van de genoemde toegangsdeur.
- 3.
Naast elkaar gelegen uitwegen bij afzonderlijke toegangsdeuren mogen aan elkaar verbonden worden als de tussen gelegen ruimte minder dan 4 meter is en indien dit niet ten koste gaat van openbaar groen, een boom en/of lichtmast.
- 4.
De maximale breedte van de uitweg gemeten langs de openbare weg is 20 meter;
- 5.
De uitweg dient te voldoen aan de inrichtingseisen en voorschriften van de gemeente Dronten.
3.2.7. Uitwegen; tijdelijke (bouw)uitwegen
Het hebben van een tijdelijke (bouw)uitweg binnen de bebouwde kom wijkt zodanig af van de reguliere normering dat deze aanvraag per situatie zal worden beoordeeld of vergunning noodzakelijk is of dat de tijdelijke uitweg bij voltooiing van de bouw omgezet wordt naar een vergunningplichtige definitieve uitweg volgens paragraaf 3.2.2, 3.2.3 of 3.2.6 van deze beleidsregels.
Een tijdelijke (bouw)uitweg buiten de bebouwde kom valt onder paragraaf 3.2.4 of 3.2.5 van deze beleidsregels.
3.2.8. Uitwegen voor langzaam verkeer
Voor de ontsluiting van (smalle) toegangspaden vanuit een in-/uitgang van een gebouw op een perceel binnen de bebouwde kom die rechtstreeks ontsluiten op de weg en enkel zijn bestemd voor langzaam verkeer dient een omgevingsvergunning uitweg aangevraagd te worden (artikel 2:9 VFL). Dergelijke aanvragen behandelen wij gelijk als de aanvraag voor een uitweg.
Beleidsregels
- 1.
Bij situaties waarbij de (bedrijfs-)woning of bedrijfspand vanaf de weg niet toegankelijk is kan een uitweg worden toegestaan met een minimumbreedte van 0,9 meter tot een maximale breedte van 2,1 meter.
- 2.
Bij woningen waar reeds een standaard uitweg voor motorvoertuigen van tenminste 3,5 meter wordt / is gerealiseerd wordt een uitweg voor langzaam verkeer aangemerkt als een tweede uitweg.
4.Weigeringsgronden voor uitwegen
Voor iedere uitweg (paragraaf 1.11.2), binnen of buiten de bebouwde kom, uitgezonderd een door de gemeente aan te leggen standaard uitweg van 3,5 m volgens paragraaf 3.2.2, moet een vergunning worden aangevraagd. Iedere aanvraag voor een vergunning wordt getoetst aan de weigeringsgronden voor uitwegen. Dit hoofdstuk beschrijft de uitleg die het college aan deze weigeringsgronden geeft. Bij iedere aanvraag wordt per situatie een belangenafweging gemaakt waarbij onderstaande bepalingen worden meegenomen.
4.1. Veilig en doelmatig gebruik van de weg
4.1.1. Het veilig gebruik van de weg
Het criterium “veilig gebruik van de weg” is een zwaarwegend criterium. Een uitweg mag er niet toe leiden dat de verkeersveiligheid negatief beïnvloed wordt. Uitwegen veroorzaken een verstoring voor het “doorgaande” verkeer en zijn potentiële conflictpunten. De wegbeheerder en/of verkeersspecialist beoordeelt aanvragen en adviseert de vergunningverlener inzake het “veilig gebruik van de weg”.
Het college kan de vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg weigeren:
- 1.
op wegen die in de wegcategorisering, zoals opgenomen in het Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP), aangewezen zijn als gebiedsontsluitingsweg (GOW). Op gebiedsontsluitingswegen is het vanuit Duurzaam Veilig niet wenselijk uitwegen te hebben, omdat dit de onveiligheid vergroot. De uitwegen van woningen/erven langs gebiedsontsluitingswegen dienen op een parallelweg aan te sluiten, tenzij de uitweg noodzakelijk is voor de ontsluiting van het perceel én deze uitweg een veilig en doelmatig gebruik van de gebiedsontsluitingsweg niet belemmert;
- 2.
langs erftoegangswegen (zie GVVP) en bedrijventerreinen binnen een afstand van 5 meter vanaf een kruising of splitsing van wegen, opstelstroken dan wel voorsorteer-vakken of een (onoverzichtelijke) bocht, gemeten vanaf het begin van de bocht (tangentpunt) en/of verkeersgeleider. Een uitzondering hierop zijn de kruispunten of bochten in een 30 km/u zone, die vaak geen verkeersonveilige situaties opleveren, e.e.a. ter beoordeling wegbeheerder en/of verkeersspecialist;
- 3.
als een perceel door de uitweg anders dan in een rechte lijn naar of anders dan haaks op de weg wordt ontsloten;
- 4.
als de uitweg op een locatie komt waarbij de bestuurder van een motorvoertuig vanuit de uitweg beperkt of geen zicht heeft op de openbare weg, het voet- en/of fietspad;
- 5.
op een plaats waar de uitweg op een voet- en/of fietspad of andere weg waar een geslotenverklaring voor gemotoriseerd verkeer geldt uitkomt en waarbij dat pad of weg in de lengterichting moet worden bereden om de openbare weg te bereiken;
- 6.
op of nabij (binnen 5 meter) van een voetgangersoversteekplaats (zebrapad: BABW §2 lid 9);
- 7.
op of nabij (binnen 5 meter) van een bushalte;
- 8.
als de uitweg niet duidelijk herkenbaar is als eigen niet-openbare uitweg;
- 9.
aansluit op een weg waarbij de uitweg een negatieve invloed heeft op de verkeersveiligheid.
4.1.2. Het doelmatig gebruik van de weg
Het criterium “het doelmatig gebruik van de weg” heeft betrekking op de functie van de weg, de inrichting van de weg en de gevolgen die de uitweg kan hebben op deze functie. Een uitweg mag de verkeersdoorstroming of inrichting niet negatief beïnvloeden.
Het college kan de vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg weigeren:
- 1.
als de uitweg tot gevolg heeft dat straat- en/of trottoirkolk(en), een (nuts)voorziening en/of ander obstakel dient te worden verplaatst en er in de nabije omgeving geen geschikte alternatieve locatie voor genoemde zaken voorhanden is, of die wegens technische eisen, veilig gebruik van de weg, of die door belangen vanuit direct aanwonenden niet te verplaatsen zijn en/of er geen overeenstemming tot verplaatsing van het obstakel is met de eigenaar;
- 2.
als de ruimte tussen een obstakel en de rand van de uitweg minder dan 1 meter bedraagt bij woningen en minder dan 2 meter bij bedrijven en verplaatsing niet mogelijk is;
- 3.
als de uitweg tot gevolg heeft dat een verzamelpunt van afval(containers) verloren gaat en er geen goede alternatieve locatie in de directe nabijheid (binnen 5 meter) voor handen is.
4.2. Veiligstellen van openbare parkeerplaatsen
Het college kan de vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg weigeren:
- 1.
als de aanleg van een uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats. Van een dergelijke situatie is in ieder geval sprake als:
- a.
de aanleg van een uitweg leidt tot doorkruising van een doorlopende parkeerstrook en hiermee één of meerdere parkeervakken niet meer bruikbaar zijn;
- b.
de aanleg van de uitweg niet leidt naar een parkeervoorziening voor een motorvoertuig op eigen terrein.
- a.
- 1.
de aanleg van een uitweg de bruikbaarheid van de overblijvende parkeerplaatsen op de openbare weg belemmert. Hiervan is bijvoorbeeld sprake op smalle wegen, waar doorgaans op de rijbaan geparkeerd wordt, de ruimte tussen de uitweg en de geparkeerde voertuigen aan de overzijde minder dan 5 meter is.
Uitzondering:
In afwijking van het bepaalde in paragraaf 4.2 lid 1 is een doorkruising of aanpassing van de parkeerstrook mogelijk, als er geen andere mogelijkheid is om het perceel te ontsluiten, mits (aan alle voorschriften dient te worden voldaan):
- 1.
door de aanleg van een uitweg voor een woning maximaal één openbare parkeerplaats verloren gaat; en
- 2.
de minimale afmetingen van overblijvende parkeervakken tenminste 2 bij 6 meter per vak betreft; en
- 3.
de aanleg of uitbreiding zoveel mogelijk plaatsvindt naar de kant waar dit niet ten koste gaat van de verdeling van de parkeervakken.
4.3. Voorkomen aantasting van het openbare groen
Het college kan de vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg weigeren:
- 1.
als de aanleg van de uitweg tot gevolg heeft dat het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast. Van een dergelijke situatie is in ieder geval sprake als:
- a.
de aanleg van een uitweg leidt tot doorkruising van verkeer-begeleidende beplantingen in de hoofdgroenstructuur, of wijkgroenstructuur van de gemeente Dronten;
- b.
door de aanleg van een uitweg de beplantingsvakken of -bakken hun verkeer-begeleidende functie verliezen;
- c.
voor de aanleg van een uitweg één of meerdere (waardevolle) bomen moeten worden verwijderd en er door de gemeentelijk groentechnisch deskundige negatief wordt geadviseerd over verwijdering, verplaatsing of herplant van bomen;
- d.
door de aanleg van de uitweg efficiënt onderhoud aan het groenvak niet meer mogelijk is.
- a.
Uitzondering:
In afwijking van het bepaalde in par. 4.3 lid 1 is een doorkruising of aanpassing van de groenstructuur mogelijk, als er geen andere mogelijkheid is om het perceel te ontsluiten, mits (aan alle voorschriften dient te worden voldaan):
- 1.
Minimale oppervlakte van overblijvende groenstroken is 9 m² met een minimale breedte van 2 meter; en
- 2.
Bij de aanwezigheid van bomen in de groenstrook de afstand tussen een boom(stam) en de uitweg niet minder wordt dan 2* meter (* afstand afhankelijk van soort en type boom, e.e.a. op basis van advies groenspecialist); en
- 3.
Bij de aanwezigheid van bomen in de groenstrook deze duurzaam in stand kunnen worden gehouden; en
- 4.
De aanleg of uitbreiding zoveel mogelijk plaatsvindt naar de kant waar dit niet ten koste gaat van het ritme/verdeling tussen de bomen.
4.4. Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving
Het criterium “bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving” betreft een stedenbouwkundig criterium. Het belang van de beeldkwaliteit van de omgeving, het zogenaamde straatbeeld, en de beleving van de openbare ruimte zijn hierin zwaarwegende criteria. Indien een uitweg naar verwachting een negatief effect heeft op de gewenste beeldkwaliteit, kan deze worden geweigerd. De uitweg dient te voldoen aan de inrichtingseisen en voorschriften van de gemeente Dronten.
4.4.1. Woningen
Het college kan de vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg weigeren:
- 1.
als de uitweg leidt naar een parkeergelegenheid op particulier terrein/perceel dat is te definiëren als voortuin, tenzij daarvoor een uitzondering van toepassing is;
- 2.
als de uitweg leidt naar een parkeergelegenheid op particulier terrein/perceel dat is te definiëren als zij- of achtertuin, tenzij daarvoor een uitzondering van toepassing is;
- 3.
als deze afwijkt van de breedte van 3,5 meter, tenzij daarvoor een uitzondering van toepassing is;
- 4.
als deze bij een gecombineerde uitweg van 2 percelen afwijkt van de breedte van 5 meter, tenzij daarvoor een uitzondering van toepassing is;
- 5.
als de uitweg een waterpartij of wadi doorsnijdt;
- 6.
als de uitweg ter plekke niet toegestaan of niet wenselijk is in het geldende inrichtings-, (tijdelijk) omgevingsplan, beeldkwaliteitsplan en/of nota welstand.
Uitzondering:
- 1.
Een uitweg ten behoeve van het parkeren voor de voorgevelrooilijn kan worden toegestaan indien aan-sluitend op de uitweg op het perceel een vrije ruimte aanwezig is van minimaal 3 meter breed en 6 meter lang. Dit is de ruimte benodigd voor het parkeren van een motorvoertuig alsmede het in-/uitstappen en het in-/uitladen van het motorvoertuig zonder dat hier gebruik gemaakt wordt van de openbare ruimte.
- 2.
Een uitweg ten behoeve van het parkeren in de zij- of achtertuin kan worden toegestaan bij een woning indien aansluitend op de uitweg op het perceel naast of achter de woning vrije ruimte is van minimaal 3 meter breed en 6 meter lang. Dit is de ruimte benodigd voor het parkeren van het motorvoertuig alsmede het in-/uitstappen en het in-/uitladen van het motorvoertuig zonder dat hier gebruik gemaakt wordt van de openbare ruimte.
- 3.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing als er sprake is van een legaal gerealiseerde inpandige parkeergelegenheid, zoals een garage.
- 4.
Een uitweg breder dan 3,5 meter maar niet breder dan 5 meter kan worden toegestaan, indien geen andere weigeringsgronden gelden.
- 5.
Een gecombineerde uitweg van twee percelen breder dan 5 meter maar niet breder dan 7 meter kan worden toegestaan, indien geen andere weigeringsgronden gelden.
4.4.2. Bedrijven
Het college kan de vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg weigeren:
- 1.
als deze afwijkt van de maximale breedte van 8 meter, tenzij daarvoor een uitzondering van toepassing is;
- 2.
als de uitweg ter plekke niet toegestaan of niet wenselijk is met het geldende inrichtings-, omgevings- en/of beeldkwaliteitsplan.
Uitzondering:
- 1.
Een uitweg breder dan 8 meter kan worden toegestaan als het type van te verwachten motorvoertuigen dit vanuit verkeersveiligheid noodzakelijk maakt en als de aanvrager kan aantonen dat dit het veilig en doelmatig gebruik van de weg bevordert. Hierbij is een positief advies van de politie of verkeerskundige noodzakelijk.
4.5. Tweede uitweg of meerdere uitwegen
Een tweede uitweg of meerdere uitwegen is in de meeste gevallen een uitzonderingsituatie en de aanvrager dient te onderbouwen waarom de uitweg ook een verbetering is voor de omgeving. Elke aanvraag hiervoor wordt individueel beoordeeld op verkeersveiligheid, doelmatigheid, parkeersituatie, groenvoorzieningen en het uiterlijke aanzien van de omgeving.
Het college kan de vergunning voor het maken van een tweede uitweg of meerdere uitwegen weigeren:
- 1.
als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze extra uitweg ten koste gaat van de verkeersveiligheid, de bruikbaarheid van de weg, een openbare parkeerplaats, het openbaar groen of het uiterlijk aanzien van de omgeving, tenzij de extra uitweg aantoonbaar het veilig en doelmatig gebruik van de weg bevordert. Bij de aanleg van een tweede uitweg zijn de weigeringsgronden onverminderd van toepassing, tenzij daarvoor een uitzondering van toepassing is.
Uitzondering; Woningen:
- 1.
Een tweede uitweg kan worden toegestaan indien deze benodigd is voor een legaal gerealiseerde garage, carport of parkeerplaats en deze niet via de bestaande uitweg te bereiken is;
- 2.
Een tweede uitweg kan worden toegestaan indien er op de openbare weg langs het betreffende perceel minimaal 12 meter aaneensluitend beschikbaar blijft om te kunnen parkeren.
Uitzondering; Kaveluitwegen:
- 1.
Een tweede uitweg is mogelijk als de onderlinge afstand tussen twee kaveluitwegen ten behoeve van een zelfde perceel hart-op-hart gemeten meer is dan 150 meter.
Uitzondering; Bedrijven:
- 1.
Een tweede uitweg of meerdere uitwegen is mogelijk als de aanvrager kan aantonen dat voorzien wordt in parkeren en manoeuvreren op eigen terrein (ten behoeve van de bruikbaarheid van de weg: niet parkeren en manoeuvreren op de openbare weg). Dit wil zeggen dat alle voertuigen kunnen parkeren op eigen terrein, en dat er voldoende ruimte op eigen terrein voor de noodzakelijke voertuigbewegingen is.
- 2.
Als aan het gestelde onder het vorige lid niet kan worden voldaan, dan dient de aanvrager middels een verkeerscirculatieplan aan te tonen dat een tweede (of meerdere) uitweg voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is.
5. Kosten
5.1.1. Leges
Voor het in behandeling nemen van de aanvraag zijn leges verschuldigd overeenkomstig de op het moment van aanvraag geldende gemeentelijke legesverordening. Legeskosten ten behoeve van de vergunning komen voor rekening van de aanvrager. Zie onze website voor de actuele legesverordening.
5.1.2. Aanleg uitweg
De aanleg / aanpassing van een uitweg geschiedt door en op kosten van de aanvrager (uitgezonderd de uitweg genoemd onder 3.2.2). De aanvrager dient de uitweg aan te laten leggen door een erkende aannemer of hovenier.
5.1.3. Aanpassingen openbaar gebied
Aanpassingen aan het openbare gebied welke het directe gevolg zijn van de aanleg of aanpassing van de uitweg worden door, of namens, de gemeente uitgevoerd. Alle daadwerkelijk door de gemeente te verzorgen extra maatregelen en noodzakelijke aanpassingen in het openbare gebied in gemeentelijke grond(en) - dit ter beoordeling van de gemeente -, zoals het verplaatsen van een lichtmast, kolk, verplanten boom, aanpassing groenvoorziening en kabels en leidingen, ten behoeve van de aanleg van de uitweg worden in rekening gebracht bij de aanvrager, tenzij:
- a.
er sprake is van een reconstructie of (her)inrichting door de gemeente of;
- b.
er sprake is van een nieuwbouw woninglocatie (buurt/wijk) waarbij de fase woonrijp maken / terreinafwerking van de gemeente nog niet is afgerond.
De kosten kunnen variëren. Dit wordt, indien van toepassing, bij de vergunningverlening aan de aanvrager medegedeeld. Deze kosten dienen vooraf te worden betaald. De werkzaamheden aan de uitweg op gemeentelijke grond(en) mogen niet worden gestart voordat volledige betaling van deze kosten is voldaan.
De noodzakelijke aanpassingen in het openbare gebied worden door of namens de gemeente uitgevoerd, op kosten van de aanvrager, en vindt plaats op een moment ter bepaling van de gemeente eventueel in overleg met de aanvrager.
5.1.4. Aanleg door aanvrager
De gemeentelijk toezichthouder zal na het realiseren van de uitweg beoordelen of deze op gemeentelijke grond(en) volgens de voorschriften is aangelegd. Gebreken aan de uitweg zullen door de aanvrager, op zijn kosten, worden hersteld binnen een door de toezichthouder te stellen termijn. De aanvrager zal aan opdrachten tot wijziging gevolg geven, ook indien hiermee extra kosten gemoeid zijn.
5.1.5. Uitzondering: aanleg door gemeente
Afhankelijk van de situatie kan de gemeente bepalen deze werkzaamheden geheel of gedeeltelijk zelf uit te voeren op kosten van de aanvrager. Dit wordt, voorzien van een kostenraming, bij de vergunningverlening aan de aanvrager medegedeeld. Deze kosten dienen vooraf te worden betaald.
Indien de geraamde kosten achteraf in het voor- of nadeel van de gemeente uitpakken zullen er geen verrekeningen plaatsvinden.
6. Beheer en onderhoud
6.1.1. Woningen
Voor uitwegen op gemeentelijke grond(en) binnen de bebouwde kom bij woningen gelden de volgende uitgangspunten:
- 1.
Het deel van de uitweg op gemeentelijke grond(en) wordt na realisatie eigendom van de gemeente.
- 2.
Het beheer en onderhoud van het gedeelte van de verharding van de uitweg op gemeentelijke grond(en) komt ten laste van de gemeente. Dit beperkt zich tot de technische staat van de verharding, in deze met name vlakheid. Bij vrij in het groen gelegen uitwegen valt onder onderhoud niet het schoon houden van de verharding/onkruidbeheersing, dit is voor de aanvrager of de belanghebbende.
- 3.
De aanvrager staat toe dat de uitweg (gedeeltelijk) wordt opgebroken in verband met aanleg, reparatie of verwijderen van kabels en leidingen en onderhoud, reconstructie of vervanging van de weg. De uitweg wordt daarna kosteloos in oude staat hersteld.
6.1.2. Kavels en erven
Voor uitwegen op gemeentelijke grond(en) buiten de bebouwde kom bij kavels en erven gelden de volgende uitgangspunten:
- 1.
De aanvrager of eigenaar van het middels een uitweg te ontsluiten perceel wordt beheerder van de uitweg incl. het deel op gemeentelijke grond(en).
- 2.
De beheerder dient na aanleg zijn uitweg op gemeentelijke grond(en) goed te beheren, zorg te dragen voor een goed gebruik van de uitweg en schade aan de uitweg, de aansluitende terreinen (bermen) en wegen zoveel mogelijk te voorkomen.
- 3.
Het onderhoud van de uitweg op gemeentelijke grond(en) alsmede de eventuele verbreding met betonplaten aan de overzijde van de uitweg komt in eerste instantie ten laste van de beheerder en wordt uitgevoerd volgens de voorschriften van de gemeente, e.e.a. in overleg met de gemeente.
- 4.
Indien schade aan de uitweg aantoonbaar of aanneembaar wordt veroorzaakt door doorgaand verkeer komt het onderhoud mede ten laste van de gemeente, e.e.a. in overleg met de gemeente.
- 5.
Indien de beheerder zijn uitweg op gemeentelijke grond(en) niet goed beheert, wordt dit hersteld door de gemeente op kosten van de beheerder.
- 6.
De beheerder staat toe dat de uitweg op gemeentelijke grond(en) (gedeeltelijk) wordt opgebroken in verband met aanleg, reparatie of verwijderen van kabels en leidingen en onderhoud, reconstructie of vervanging van de weg. De uitweg wordt daarna kosteloos in oude staat hersteld.
6.1.3. Bedrijven
Voor uitwegen op gemeentelijke grond(en) op bedrijventerreinen gelden de volgende uitgangspunten:
- 1.
De aanvrager of eigenaar van het middels een uitweg te ontsluiten perceel wordt beheerder van de uitweg incl. het deel op gemeentelijke grond(en).
- 2.
De beheerder dient na aanleg zijn uitweg op gemeentelijke grond(en) goed te beheren, zorg te dragen voor een goed gebruik van de uitweg en schade aan de uitweg, de aansluitende terreinen en wegen zoveel mogelijk te voorkomen.
- 3.
Het onderhoud van de uitweg op gemeentelijke grond(en) komt ten laste van de beheerder en wordt uitgevoerd volgens de voorschriften van de gemeente.
- 4.
Indien de beheerder zijn uitweg op gemeentelijke grond(en) niet goed beheert, wordt dit hersteld door de gemeente op kosten van de beheerder.
- 5.
De beheerder staat toe dat de uitweg op gemeentelijke grond(en) (gedeeltelijk) wordt opgebroken in verband met aanleg, reparatie of verwijderen van kabels en leidingen en onderhoud, reconstructie of vervanging van de weg. De uitweg wordt daarna kosteloos in oude staat hersteld.
7. Uitvoering
De aanvrager is verantwoordelijk voor de aanleg, aanpassing of het verwijderen van de uitweg. Voordat met de aanleg, aanpassing of verwijdering van de uitweg op gemeentelijke grond(en) wordt begonnen, dient er contact te zijn geweest met de gemeentelijk toezichthouder, bereikbaar via ons algemene telefoonnummer: 14 0321. Zodra het werk gereed is, dient dit ook te worden doorgegeven aan onze toezichthouder.
De gemeente is verantwoordelijk voor de verhardingen binnen het openbaar gebied. De wegen, paden, parkeervakken en bermen zijn veelal in eigendom van de gemeente. De gemeente bepaalt met welke materialen de uitweg op gemeentelijke grond(en) wordt aangelegd. De toe te passen materialen zijn veelal hetzelfde als gebruikt bij andere uitwegen in de nabije omgeving.
Bij het aanleggen van een uitweg mag geen verwarring ontstaan over de status van de aansluiting. Voorkomen moet worden dat de uitweg kan worden gezien als een zijweg. Door toepassing van specifieke materialen en vormgeving kan het onderscheid worden aangegeven.
In de omgevingsvergunning worden o.a. voorschriften opgenomen over:
- 1.
De aanleg, aanpassing of het verwijderen van een uitweg op openbaar gebied moet door een erkende aannemer in de wegenbouw of hovenier worden uitgevoerd;
- 2.
De toe te passen constructie van de uitweg op gemeentelijke grond(en). In de openbare ruimte moet de uitweg worden aangelegd met bestratingsmateriaal bestaande uit een elementenverharding zoals straatstenen of tegels of prefab betonnen bedrijfsplaten, dit is van belang voor de bereikbaarheid van kabels en leidingen. Elementenverharding kan (makkelijker) worden verwijderd en hersteld;
- 3.
Wie zorg draagt voor het onderhoud van de uitweg;
- 4.
Eventuele bijkomende kosten naast de leges.
De uitweg dient veelal te worden aangelegd volgens de “Standaard uitwegen gemeente Dronten” zoals deze zijn opgenomen in bijlage 3 bij deze beleidsregels.
8. Dam met duiker / waterkerende constructie
Als voor de realisatie of aanpassing van een uitweg een (berm)sloot of watergang moet worden doorkruist, dient de aanvrager mogelijk bij het Waterschap Zuiderzeeland hiervoor een ontheffing aan te vragen.
Bij uitwegen op een dam gelden tevens de volgende uitgangspunten:
- 1.
De eigenaar houdt de in de dam aanwezige duiker voortdurend in goede staat.
- 2.
De eigenaar staat toe dat de dam (gedeeltelijk) wordt opgebroken in verband met aanleg, reparatie, schade of verwijderen van openbare nutsvoorzieningen. De dam wordt daarna in oude staat hersteld.
9. Overgangs- en slotbepaling
9.1. Hardheidsclausule
De gemeente kan in bijzondere gevallen ten gunste van de vergunningaanvrager van deze beleidsregels afwijken.
9.2. Bestaande rechten
Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen Omgevingsvergunning voor een uitweg die zijn ingediend na inwerkingtreding van deze beleidsregel.
9.3. Intrekking oude beleidsregels
Een aanvraag voor een vergunning voor een uitweg die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt getoetst aan de Beleidsregels uitwegen gemeente Dronten 2017 tenzij de beleidsregels 2017 in het nadeel van de aanvrager uitpakken.
9.4. Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking uiterlijk op 1 januari 2025. Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt ieder voorgaand beleid ten aanzien van dit onderwerp ingetrokken.
9.5. Citeertitel
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels uitwegen gemeente Dronten 2025”.
9.6. Slotbepaling
De gemeente toetst de vergunningsaanvragen voor uitwegen aan de bij aanvraag geldende beleidsregels.
Ondertekening
Dronten, 10 december 2024
Het college van Dronten,
R. Hammenga MA
secretaris
drs. J.P. Gebben
burgemeester
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl