Gemeente Midden- Delfland – Beleidsregel vaststellen aanvaardbare waarde van geluid binnen gemeente Midden-Delfland

Geldend van 14-12-2024 t/m heden

Intitulé

Gemeente Midden- Delfland – Beleidsregel vaststellen aanvaardbare waarde van geluid binnen gemeente Midden-Delfland

Samenvatting

In deze beleidsregel is beschreven welke criteria de gemeente Midden-Delfland vanaf 1 januari 2024 hanteert bij het beoordelen van het geluidniveau op geluidgevoelige gebouwen en de aanvaardbaarheid ervan.

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het college van Burgemeester & Wethouders op grond van artikel 5.78s van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) bevoegd voor het toetsen van de aanvaardbaarheid van de waarde van geluid. De aanvaardbaarheid van geluid moet bepaald worden tussen de standaardwaarde (voorheen voorkeurswaarde) en grenswaarde (voorheen maximale ontheffingswaarde).

Er moet altijd worden getoetst met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). Geluidniveaus boven de standaardwaarde zijn soms nodig om de realisatie van geluidsgevoelige gebouwen (bijvoorbeeld woningen) binnen geluidaandachtsgebieden mogelijk te maken.

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet integreert de gemeente de beoordeling van geluidsniveaus in besluiten over omgevingsplannen of -vergunningen. Voorheen deed zij dit met aparte besluiten. De Omgevingswet stelt de gemeente in staat in het omgevingsplan gebiedsgerichte normen vast te stellen, waarbij de standaardwaarde en de grenswaarde de uitgangspunten vormen. Tussen de standaardwaarde en de grenswaarde ligt een afwegingsgebied, waarbij de aanvaardbaarheid van geluid getoetst dient te worden. Hierbinnen dienen alle geluidsbronnen gezamenlijk te worden beoordeeld.

In het afwegingsgebied is ruimte om maatregelen te nemen om de waarde van geluid te reduceren. Maatregelen moéten genomen worden als deze in alle redelijkheid tot de mogelijkheden behoren en financieel haalbaar zijn. Een waarde van geluid boven de grenswaarde is alleen in zeer uitzonderlijke situaties mogelijk.

Als de waarde van geluid, gelijk aan of lager is dan de standaardwaarde, is de activiteit of ontwikkeling altijd toelaatbaar.

Daarnaast wil de gemeente Midden-Delfland een aantrekkelijk gebied zijn van zeer hoge kwaliteit, waar optimaal genoten kan worden van de rust en de ruimte. Een van de kernopgaven van Midden-Delfland is het behouden en versterken van het woon- en leefklimaat (Vitale Dorpen). Deze beleidsregel draagt hieraan bij, door bij nieuwe akoestische situaties een weloverwogen besluit te nemen. Verder onderschrijft deze beleidsregel ook de CittaSlow gedachte, waar in een cultuurlandschap nog stilte en ruimte ervaren kan worden.

De beleidsregel wordt gebruikt bij het voorbereiden van de vaststelling van besluiten en plannen op grond van de omgevingswet. Dit zijn onder andere een omgevingsplan, omgevingsvergunning en buitenplans omgevingsplanactiviteit (BOPA). Aan de hand van de beleidsregel kunnen in geluidaandachtsgebieden geluidniveaus worden aanvaard bij geluidsgevoelige gebouwen, die hoger zijn dan de wettelijke standaardwaarde, maar tot de grenswaarde.

In zeer uitzonderlijke situaties kan het college besluiten af te wijken van de in deze beleidsregel gestelde voorwaarden. Het besluit dient dan zeer goed gemotiveerd te zijn. Dit is in gevallen wanneer de waarde van geluid hoger is dan de grenswaarde. Deze uitzonderingen zijn beschreven onder artikel 5.78s, lid 5 van het Bkl.

Het vaststellen van de beleidsregel is een college bevoegdheid. Voor de bekendmaking is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Er geldt in dit geval geen inspraakprocedure (alleen bekendmaking).

Hoofdstuk 1. Inleiding

Ruimtelijke plannen moeten voldoen aan de Omgevingswet. In deze wet is als uitgangspunt opgenomen dat de waarde van geluid op een geluidgevoelig gebouw de standaardwaarde in beginsel niet mag overschrijden. Aangezien niet overal aan die standaardwaarde kan worden voldaan, kent de wet ook grenswaarden. Er kan dan worden getoetst aan de aanvaardbaarheid van het geluidsniveau, binnen de diverse criteria en randvoorwaarden binnen de Omgevingswet.

Voorheen stelde de Wet geluidhinder criteria, waaraan een situatie moest voldoen om in aanmerking te komen voor een hogere grenswaarde. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt er geen apart hogere waarde besluit meer genomen, maar is de aanvaardbaarheid van een bepaald geluidsniveau geïntegreerd in een besluit op grond van de omgevingswet. Als ondersteuning bij het toetsen van de aanvaardbaarheid van de waarde van geluid tussen de standaardwaarde (voorheen voorkeurswaarde) en de grenswaarde (voorheen maximale ontheffingswaarde), heeft het college van Midden-Delfland een aantal aanvullende criteria vastgelegd in deze beleidsregel.

Kernopgave Midden-Delfland

De gemeente Midden-Delfland wil een aantrekkelijk gebied zijn van zeer hoge kwaliteit, waar optimaal genoten kan worden van de rust en de ruimte. Een van de kernopgaven van Midden-Delfland is het behouden en versterken van het woon -en leefklimaat (Vitale Dorpen). Deze beleidsregel draagt hieraan bij door bij nieuwe akoestische situaties een weloverwogen besluit te nemen. Verder onderschrijft deze beleidsregel ook de CittaSlow gedachte, waar in een cultuurlandschap nog stilte en ruimte ervaren kan worden.

Actieplan geluid

Als verplichting uit de Europese Richtlijn omgevingslawaai heeft de gemeente Midden-Delfland in 2022 een geluidsbelastingkaart vastgesteld. Op basis van deze kaart zijn knelpunten bepaald. Knelpunten zijn plekken waar de geluidsbelasting gelijk of hoger is dan de plandrempel. Deze knelpunten moeten met een actieplan zoveel mogelijk worden opgelost. Voor de looptijd van het concept actieplan (2023-2028) is uitgegaan van een plandrempel van 63 dB. In het actieplan wordt niet gekeken naar toekomstige ontwikkelingen, maar zijn knelpunten gebaseerd op bestaande bebouwing. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de Omgevingswet en deze beleidsregel en niet aan het actieplan.

Het doel van dit document is het uitvoeren van een éénduidig beleid bij het behandelen van aanvragen, waarbij de waarde van geluid tussen de standaardwaarde en de grenswaarde ligt, op basis van de Omgevingswet en de kernopgaven van Midden-Delfland. Daarom ligt in de gemeente Midden-Delfland de grenswaarde in beginsel op 63 dB.

1.2 Vastelling beleidsregel

Dit besluit is een beleidsregel zoals bedoeld in art. 1;3, VOERDE LID, Awb. Deze beleidsregel treedt in werking op de dag, nadat de beleidsregel bekend is gemaakt. Er gelden in dit geval geen inspraakprocedures.

Afwijking van de beleidsregel is in individuele gevallen alleen mogelijk, als het hanteren ervan voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot doelen die de beleidsregel beoogt te behalen (artikel 4:84 Awb). Dit in relatie met artikel met artikel 5.78s, lid 2 van het Bkl.

afbeelding binnen de regeling

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is in hoofdlijnen het wettelijke kader aangegeven, waarop de gemeente Midden-Delfland deze beleidsregel vaststelt en welke grenswaarden als gevolg daarvan moeten worden gehanteerd.

In hoofdstuk 3 staan de wettelijke voorwaarden om de aanvaardbaarheid van de waarde van geluid te beoordelen.

In hoofdstuk 4 staan de criteria opgenomen die Midden-Delfland stelt bij het toestaan van een waarde van geluid tussen de standaardwaarde en de grenswaarde.

In Hoofdstuk 5 worden ten slotte de procedurele en organisatorische aspecten weergegeven.

Hoofdstuk 2. Wettelijk kader

De belangrijkste wettelijke kaders die van toepassing zijn voor het toetsen van de aanvaardbaarheid van de waarde van geluid zijn opgenomen in de Omgevingswet en het Besluit kwaliteit leefomgeving. Deze toetsing moet altijd in relatie tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). Dit is geregeld in artikel 4.2, lid 1 van de Omgevingswet.

2.1 Relevante wijzigingen

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet komen veel veranderingen. Hierna volgt een opsomming van een aantal wijzingen, waarop deze beleidsregel is gebaseerd.

Burgemeester en wethouders (B&W) zijn bevoegd een waarde van geluid tussen de standaard- en grenswaarde vast te stellen. Dit heeft betrekking op de aanleg of wijziging van een geluidaandachtsgebied van een niet-regionaal industrieterrein, de aanleg of reconstructie van lokale wegen en het bouwen van geluidgevoelige gebouwen binnen geluidaandachtsgebieden van (spoor)wegen en industrieterreinen.

De gemeentelijke afweging van een aanvaardbaar geluidsniveau, boven de standaardwaarde moet door het college als aanvaardbaar worden beoordeeld.

Voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai wordt onder de Omgevingswet nog steeds de Europese dosismaat Lden gehanteerd (Lden: day-evening-night).

Voor industrielawaai wordt onder de Omgevingswet de nieuwe dosismaat Lden aangeduid met dB. De oude dosismaat Letm (Letm: etmaal) werd aangeduid met dB(A).

Alle dosismaten zijn echter A-gewogen, dat wil zeggen overeenkomend met de gevoeligheid van het menselijk oor. Het weglaten is dus alleen een manier van schrijven en Europees zo afgesproken.

Alleen onverharde wegen en woonerven vallen niet onder de regels van de omgevingswet. De omgevingswet geldt voor alle verharde wegen, vanaf een vast aantal motorvoertuigen1 per etmaal. Dit houdt in dat 30 km/h wegen/gebieden onder de regels van de Omgevingswet vallen, tenzij er minder dan de vastgestelde aantallen motorvoertuigen (zie Bkl) per etmaal passeren. Kanttekening; er moet wel altijd aan ETFAL worden voldaan.

2.1.1 Verschillen van normering Wgh en Omgevingswet

De nieuwe standaardwaarden en grenswaarden (geluidnormen) die opgenomen zijn in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) zijn anders dan in de voormalige wet- en regelgeving. In onderstaande tabellen is dit per bronsoort weergegeven.

In de tabellen 1, 3 en 5 worden de geluidnormen weergegeven, welke van kracht waren onder de oude wetgeving. In de tabellen 2, 4 en 6 worden de geluidnormen weergegeven die nu onder de Omgevingswet van toepassing zijn.

Wegverkeer

Tabel 1: Wegverkeersgeluid, Wet geluidhinder (Wgh)

Geluidbronsoorten

Voorkeurs- grenswaarde (dB)

Hoogst toelaatbaar grenswaarde (dB)

Wegverkeer

Weg aanwezig, woning nog niet geprojecteerd, buiten bebouwde kom

48

53 - 63

Weg aanwezig, woning nog niet geprojecteerd, binnen bebouwde kom

48

53 - 68

Aanleg van of reconstructie nieuwe weg

48, dan wel heersende waarde voor reconstructie

58 - 63

Tabel 2: Wegverkeersgeluid, Omgevingswet (Bkl)

Geluidbronsoorten

Standaardwaarde (dB, Lden)

Grenswaarde (dB, Lden)

Rijkswegen en provinciale wegen

50

60

Gemeentewegen en waterschapswegen

53

70

Railverkeer

Tabel 3: Spoorweggeluid (Wgh)

Geluidbronsoorten

Voorkeurs- grenswaarde (dB)

Hoogst toelaatbaar grenswaarde (dB)

Rail

55

68

Tabel 4: Spoorweggeluid (Bkl)

Geluidbronsoorten

Standaardwaarde (dB, Lden)

Grenswaarde (dB, Lden)

Hoofdspoorwegen en lokale spoorwegen

55

65

Industrielawaai

Tabel 5: Industriegeluid (Wgh)

Geluidbronsoorten

Voorkeurs- grenswaarde (dB)

Hoogst toelaatbaar grenswaarde (dB)

Industrie

50

55 – 60

Tabel 6: Industriegeluid, (Bkl)

Geluidbronsoorten

Standaardwaarde (dB, Lden, Lnight)

Grenswaarde (dB, Lden, Lnight)

Industrieterreinen

50 dB Lden, 40 Lnight

55 dB Lden, 40 dB Lnight

2.2 Grenswaarden

In de Omgevingswet wordt onderscheid gemaakt tussen de standaardwaarde (voorheen voorkeurswaarde) en de grenswaarde (voorheen maximaal toelaatbare waarde). De waarde tussen de standaardwaarde en de grenswaarde geldt alleen voor geluidgevoelige gebouwen binnen geluidaandachtsgebieden.

In de Omgevingswet staat beschreven hoe groot zo’n geluidaandachtsgebied per geluidbron is. Blijft de geluidswaarde beneden de standaardwaarde (dus buiten het aandachtsgebied) dan kan een ruimtelijke ontwikkeling zondermeer doorgang vinden.

Wanneer de geluidswaarde hoger is dan de standaardwaarde (binnen een geluidaandachtsgebied) en zijn geluidbeperkende maatregelen redelijkerwijs niet doelmatig of mogelijk, dan moet de aanvaardbaarheid van het geluidsniveau worden beoordeeld. Plannen en ontwikkelingen zijn mogelijk tot de grenswaarden. Dit wil zeggen een plan wordt bij overschrijding van de standaardwaarde niet per definitie afgekeurd. Om een plan mogelijk te maken moet onderzocht worden hoe het geluidsniveau maximaal gereduceerd kan worden met bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en of gevelmaatregelen (ontvanger).

Deze waarden verschillen per geluidbron (wegverkeers-, spoorweg- en industrielawaai).

In uitzonderlijke situaties is het mogelijk om een waarde van geluid boven de grenswaarde toe te staan. Om een initiatief met een waarde van geluid boven de grenswaarde mogelijk te maken, moet heel goed onderzocht worden hoe het geluid op de gevel maximaal gereduceerd kan worden. Tevens moet de te hoge waarde van geluid gerechtvaardigd worden. Bijvoorbeeld als het gaat om een project van zeer hoog maatschappelijk belang.

2.3 Binnenwaarde

Het geluidniveau binnen geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de wettelijk vereiste binnenwaarde. Voor weg- en spoorweglawaai bedraagt deze waarde 33 dB; voor industrielawaai is dit 35 dB.

In de volgende situaties hoeven er geen of minder geluidwerende maatregelen te worden genomen:

  • -

    bij zwaarwegende bezwaren van bouwkundige aard (dit kunnen o.a. monumentale panden zijn), mits alle andere mogelijke maatregelen wel worden getroffen (artikel 3.53 lid 3 Bkl);

  • -

    als de eigenaar geen medewerking verleent aan:

    • het onderzoek of

    • het treffen van geluidwerende maatregelen (artikel 3.53 lid 4 sub a en b Bkl)

  • -

    bij gebreken aan het gebouw (artikel 3.53 lid 4 onder c en lid 5 Bkl);

  • -

    wanneer het gebouw binnen 5 jaar wordt gesloopt of dat het omgevingsplan over 5 jaar geen geluidgevoelig gebouw op die locatie toelaat (artikel 3.50 lid 4 onder d Bkl);

  • -

    als het geluid door een geluidbronsoort, waarvoor een geluidproductieplafond (GPP) wordt vastgesteld ten minste 6 dB lager is dan het gezamenlijke geluid (artikel 3.53, lid 4, onder e Bkl);

2.3.1 Cumulatie geluid

Cumulatie van geluid van geluidbronsoorten is onderdeel van de beoordeling van de aanvaardbaarheid van geluid op de gevel van geluidgevoelige gebouwen. Het betreft de beoordeling van geluid (gewogen optelling) van industrieterreinen met GPP, wegen en spoorwegen.

Onder de werking van de omgevingswet dient – naast wegverkeer, railverkeer, industrieterreinen en luchtvaart – ook rekening gehouden te worden met het geluid van onder andere een windturbine, windpark, sportterreinen, buitenschietbaan en militair springterrein en andere te benoemen bronnen indien dat noodzakelijk wordt geacht.

Deze beoordeling vindt onder andere plaats bij een wijziging van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning. Het gaat hierbij om:

  • -

    Het wijzigen van of voor het eerst toelaten van een weg, spoorweg of industrieterrein met een geluidproductieplafond (artikel 3.38, Besluit kwaliteit leefomgeving).

  • -

    Verhoging van een geluidproductieplafond (zonder wijziging) van een weg, spoorweg of industrieterrein (artikel 3.38, Besluit kwaliteit leefomgeving).

  • -

    Het wijzigen van of voor het eerst toelaten van een weg of lokale spoorweg zonder een geluidproductieplafond (artikel 5.78p, Besluit kwaliteit leefomgeving).

  • -

    Het toelaten van een geluidgevoelige gebouw (artikel 5.78ac, Besluit kwaliteit leefomgeving) bij een industrieterrein met een geluidproductieplafond, een weg of een spoorweg.

Het beoordelingskader dat gemeente Midden-Delfland aanvaardbaar acht, is terug te vinden in hoofdstuk 4.

2.3.2 Gezamenlijk geluid

Het gezamenlijk geluid op de gevel van geluidgevoelige gebouwen is de waarde van geluid van de verschillende geluidbronnen tezamen op die gevel. Het geluid van de betrokken geluidbronnen wordt ongewogen bij elkaar opgeteld. Het gezamenlijk geluid op de gevel van een geluidgevoelig gebouw is nodig om de benodigde geluidwering van die gevel te bepalen.

Dit is van toepassing als de geluidwering van de gevel moet worden bepaald bij twee of meer geluidbronnen (artikel 5.78ad, Besluit kwaliteit leefomgeving).

Hoofdstuk 3. Wettelijke voorwaarden voor verlenen waarde van geluid tussen standaardwaarde en grenswaarde

3.1 Voorwaarden verlenen geluidniveau

Onder bepaalde voorwaarden mogen er in geluidaandachtsgebieden tussen de standaardwaarde en grenswaarde ontwikkelingen plaatsvinden. Er is dan een beoordeling van de aanvaardbaarheid van geluid noodzakelijk. In artikel 5.78 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is beschreven onder welke voorwaarden een bepaalde waarde tussen de standaardwaarde en grenswaarde aanvaard kan worden. De tabellen in paragraaf 2.1.1 hierboven geven ook een aantal normen weer, waarin af te lezen is wat de standaardwaarde en grenswaarde is voor de verschillende geluidsbronnen.

De wet schrijft daarbij voor dat ten behoeve van het terugdringen van het geluidniveau achtereenvolgens de volgende soorten maatregelen dienen te worden bekeken:

  • 1.

    maatregelen aan de bron (geluidreducerend wegdekverharding, verminderen verkeer, verlagen snelheid, maatregelen bij bedrijven);

  • 2.

    maatregelen in het overdrachtsgebied tussen bron en ontvanger (geluidsschermen, geluidswal, de afstand vergroten tussen bron en ontvanger);

  • 3.

    maatregelen bij de ontvanger (dove gevels, gevelisolatie maatregelen, geluidluwe gevel, geluidluwe buitenruimte).

Maatregelen aan de bron en in de overdracht, die er toe leiden dat aan de standaardwaarde wordt voldaan, moeten op doelmatigheid worden getoetst. Op basis van deze toets kan worden bepaald welke maatregelen het meest doeltreffend zijn (hoe wordt met de minste kosten het binnen-niveau behaald).

Op deze wijze is sprake van een financieel akoestische afweging. Het is mogelijk deze financiële afweging te maken op basis van kentallen (kosten voor maatregelen; geluidreducerend wegdek, gevel, geluidscherm).

Bij kleine bouwplannen of een beperkte overschrijding van de standaardwaarde is vaak al duidelijk dat bron- en overdrachtsmaatregelen niet financieel doelmatig zijn. Binnen de gemeente Midden-Delfland worden daarom bouwplannen tot drie woningen vrijgesteld van verplichting tot financiële onderbouwing.

3.2 Overgangsrecht beleid hogere waarde en Omgevingswet

Het overgangsrecht beschrijft hoe omgegaan moet worden met lopende procedures, bestaande besluiten en instrumenten en met de nieuwe instrumenten van de Omgevingswet tijdens de transitie. In deze paragraaf is op hoofdlijnen verwoord hoe het overgangsrecht zich verhoudt tot de hogere waarde zoals we deze kennen onder de werking van de Wet geluidhinder (Wgh).

3.2.1. Lopende procedures

Het oude recht blijft van toepassing op een hogere waarde besluit, wanneer de volgende zaken uiterlijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet (dus uiterlijk 31 december 2023) zijn geregeld:

  • 1.

    Het ontwerpbestemmingsplan2 is ter inzage gelegd (artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet);

  • 2.

    De aanvraag voor de omgevingsvergunning 'afwijken bestemmingsplan' (zoals bedoeld in artikel 76a van de Wet geluidhinder) is ingediend (artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet);

  • 3.

    Aan het college van burgemeester en wethouders zijn de resultaten overlegd van het vereiste akoestische onderzoek, en een beschrijving van de benodigde maatregelen voor het reconstructiebesluit3 (artikel 3.4, lid 1, onder a, van de Aanvullingswet geluid).

3.2.2 Bestaande besluiten en instrumenten

Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervallen enkele wetten of delen van wetten. Daarbij vervallen dan ook bestaande regels. Ook vervalt de wettelijke grondslag onder op die wetten gebaseerde besluiten. Toch is het van belang dat de werking doorloopt van deze regels en besluiten. Het overgangsrecht regelt dit, bijvoorbeeld hoe het bevoegd gezag moet omgaan met in het verleden genomen besluiten.

Een hogere waarde besluit op grond van de Wet geluidhinder is onderdeel van het tijdelijk deel omgevingsplan (artikel IX van het Aanvullingsbesluit geluid).

3.2.3 Instrumenten geluid Omgevingswet bij het tijdelijke deel van het omgevingsplan

Met de Omgevingswet verandert er veel voor geluid. Naast verbeteringen veranderen op een aantal onderwerpen ook de systematiek en het instrumentarium. Voor geluid gelden daarom bij diverse situaties overgangsbepalingen, of bepalingen over eerbiedigende werking. Hieronder zijn de belangrijkste instrumenten opgenomen.

Aanleg of wijziging van een gemeentelijke weg binnen de ruimtelijke regels van het tijdelijke deel van het omgevingsplan

Wordt een gemeentelijke weg gewijzigd binnen de ruimtelijke regels van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, dan moet het bevoegd gezag voldoen aan de regels uit afdeling 22.4 Bruidsschat Omgevingsplan. Deze regels zijn een omzetting van artikel 73, onder a (toepassingsbereik), artikel 79 (aanleg) en artikel 99 (reconstructie) van de Wet geluidhinder.

Wijziging provinciale weg zonder geluidproductieplafond binnen ruimtelijke regels tijdelijke deel omgevingsplan

Wordt een provinciale weg (nog zonder geluidproductieplafond) gewijzigd binnen de ruimtelijke regels van het tijdelijke deel omgevingsplan, dan gelden de regels voor reconstructie uit de Wet geluidhinder. Dit staat in artikel 3.5 van de Aanvullingswet geluid.

Past een wijziging van een provinciale weg niet binnen de bestaande ruimtelijke regels, dan is een projectbesluit veelal wenselijk. Geluidproductieplafonds (GPP) moeten worden vastgesteld als onderdeel van dat besluit (zie artikel 5.7a, aanhef en onder b, van het Omgevingsbesluit).

Toelaten geluidgevoelig gebouw in het tijdelijk geluidaandachtsgebied van een provinciale weg (nog zonder geluidproductieplafond)

Bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw in een (tijdelijk) geluidaandachtsgebied van een provinciale weg, waarvoor nog geen geluidproductieplafond is vastgesteld, gelden de regels op grond van artikel 12.7 uit het Bkl. Hierin is geregeld dat het geluidaandachtsgebied van de Provinciale weg overeenkomt met de geluidszone zoals dat bedoeld is het artikel 74 van de Wet geluidhinder. Wordt hierbij gebruikgemaakt van een 'dove gevel', dan wordt deze gevel vastgelegd in het omgevingsplan als een ‘niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen’ (artikel 12.13f van het Besluit kwaliteit leefomgeving).

De instructieregels uit 'Geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden' (paragraaf 5.1.4.2a.4 van het Besluit kwaliteit leefomgeving) zijn niet van toepassing omdat er nog geen geluidaandachtsgebied is.

Toelaten geluidgevoelig gebouw in het (tijdelijk) geluidaandachtsgebied van een industrieterrein (nog zonder geluidproductieplafond)

Bij het toelaten van geluidgevoelige gebouwen in het (tijdelijk) geluidaandachtsgebied van een industrieterrein, waarvoor nog geen geluidproductieplafond is vastgesteld, geldt nog het beoordelingskader Wet geluidhinder (artikel 3.6 van de Aanvullingswet geluid), maar geldt de normering en berekening van de nieuwe wet (Omgevingswet).

Wordt hierbij gebruikgemaakt van een 'dove gevel', dan wordt deze gevel vastgelegd in het omgevingsplan als een niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen (artikel 12.13f van het Besluit kwaliteit leefomgeving).

De instructieregels uit 'Geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden' (paragraaf 5.1.4.2a.4, Bkl) zijn nog niet van toepassing.

N.B. Nieuw op te nemen woningen (activiteit wonen) kunnen per definitie niet in het tijdelijke deel van het omgevingsplan worden geregeld. Is er het voornemen om een nieuwe geluidgevoelige activiteit toe te staan, dan moet op dat onderdeel het omgevingsplan definitief worden gemaakt.

Hoofdstuk 4. Criteria Midden-Delfland

De gemeente Midden-Delfland wil een aantrekkelijk gebied zijn van zeer hoge kwaliteit, waar optimaal genoten kan worden van de rust en de ruimte. Hierbij wil zij het akoestisch leefklimaat in de gemeente verbeteren door het oplossen van bestaande situaties (zie het geldende Actieplan Geluid). Bij nieuwe situaties wil zij een weloverwogen besluit nemen aan de hand van deze beleidsregel.

Als ondersteuning bij het toetsen van de aanvaardbaarheid op het gebied van geluid, heeft college van Midden-Delfland daarom een aantal aanvullende criteria vastgelegd in deze beleidsregel.

Voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid zijn de volgende criteria van toepassing, welke weergegeven zijn in vier onderdelen.

Toevoegen, transformeren of vervangen geluidgevoelige gebouwen

Als een nieuw geluidgevoelig gebouw wordt gerealiseerd dan moet ten minste een van onderstaande criteria (a tot en met f) van toepassing te zijn. Namelijk dat:

  • a.

    de woningen buiten de bebouwde kom verspreid worden gesitueerd;

  • b.

    de woningen ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;

  • c.

    de woningen een open plaats tussen de aanwezige bebouwing opvullen;

  • d.

    de woningen gesitueerd worden ter vervanging van bestaande bebouwing;

  • e.

    de woningen in een dorpsvernieuwingsplan zijn opgenomen;

  • f.

    de woningen door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestische afschermende functie vervullen voor andere woningen (in aantal tenminste de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend) of voor andere geluidsgevoelige gebouwen.

Wegverkeersgeluid

Indien afgeweken moet worden van de standaardwaarde kan dit alleen als:

  • g.

    er sprake is van een nog niet geprojecteerde of te reconstrueren weg, die een noodzakelijke verkeersfunctie en vervoersfunctie zal vervullen;

  • h.

    de waarde van geluid maximaal 65 dB bedraagt.

Industriegeluid

Indien afgeweken moet worden van de standaardwaarde kan dit alleen als:

  • i.

    De ligging van de geluidsbronnen op het bedrijfsterrein zodanig is dat de waarde van geluid, vanwege dit terrein en vanwege andere bronnen, van ten minste één uitwendige scheidingsconstructie van elk van de woningen lager is dan of gelijk is aan 50 dB.

Overige criteria

Indien afgeweken moet worden van de standaardwaarde kan dit alleen als onderstaande criteria van toepassing zijn:

  • j.

    de woningen moeten tenminste één geluidluwe gevel hebben, waarop de waarde van geluid niet hoger is dan de standaardwaarde;

  • k.

    de slaapvertrekken achter de geluidluwe gevel gesitueerd zijn;

  • l.

    de waarde van het gecumuleerde geluid mag niet hoger zijn dan 63 dB (plandrempel).

Afwijking is in individuele gevallen mogelijk, met een duidelijke inhoudelijke motivering als het hanteren van de beleidsregel voor één of meer belanghebbende gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (artikel 4:84 Awb).

Hoofdstuk 5. Procedure en administratie

5.1 De procedure

In alle gevallen is de procedure voor het beoordelen van de aanvaardbaarheid van het geluid geïntegreerd in besluiten op grond van de Omgevingswet. Dit zijn onder andere een omgevingsplan, een omgevingsvergunning en een BOPA.

5.2 Inhoud van de aanvraag

Door de aanvrager wordt in de voorbereiding van de gewenste ontwikkeling een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek moet de waarde van geluid voor de relevante peiljaren in kaart worden gebracht. Ook moet worden onderzocht of bron- en/of overdrachtsmaatregelen mogelijk en haalbaar zijn om de toekomstige waarde van geluid tot de standaardwaarde te beperken. Als de maatregelen niet mogelijk of onvoldoende zijn, dan kan een verzoek tot afwijking van de standaardwaarde worden ingediend.

Het akoestisch onderzoek moet naast wettelijke inhoud ook de volgende onderdelen inhouden:

  • -

    verzochte waarde van geluid;

  • -

    reden voor het verzoek;

  • -

    ruimtelijke onderbouwing;

  • -

    financiële onderbouwing bij meer dan drie woningen;

  • -

    verklaring dat maatregelen getroffen worden om aan het binnen-niveau te kunnen voldoen;

  • -

    een beschrijving, schetstekening en uitvoeringsplan van de geluidafschermende voorzieningen tussen geluidbron en geluidgevoelige gebouwen, indien deze voorziening noodzakelijk is om de in het verzoek aangevraagde waarde van geluid te kunnen waarborgen;

  • -

    situatietekening van de onderzoekslocatie met inbegrip van de omgeving waarop het volgende is aangegeven:

    • a.

      alle geluidbronnen met een geluidaandachtsgebied;

    • b.

      de onderzoekslocatie;

    • c.

      en een correcte noordpijl.

5.3 Leges

Voor de te heven leges wordt verwezen naar de gemeentelijke Legesverordening en de bijbehorende tarieventabel.

Begrippen

Bal: Besluit activiteiten leefomgeving

Bbl: Besluit bouwwerken leefomgeving

Bkl: Besluit kwaliteit leefomgeving

Binnenwaarde: Het geluidniveau binnen in geluidgevoelige gebouwen

Gecumuleerd geluid: geluid als bedoeld in artikel 3.38 Besluit kwaliteit leefomgeving

Geluidaandachtsgebied: geluidaandachtsgebied als bedoeld in artikel 3.19 Besluit kwaliteit leefomgeving

Artikel 3.19 (geluidaandachtsgebied) Bkl 1. Een geluidaandachtsgebied is een locatie langs een weg of spoorweg of rond een industrieterrein waarbinnen het geluid hoger kan zijn dan de standaardwaarde in Lden, bedoeld in tabel 3.32. 2. Het geluidaandachtsgebied wordt bepaald volgens bij ministeriële regeling gestelde regels

Toekomstige geluidbelasting: geluidbelasting 10 jaar na realisatie van het geluidgevoelige gebouw.

Geluidbelasting Lden: geluidbelasting of andere geluidwaarde op een plaats en door een bron over alle perioden van 07.00 tot 19.00 uur, van 19.00 tot 23.00 uur en van 23.00 tot 07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onder 1, bij de richtlijn omgevingslawaai

Geluidbelasting Lnight: geluidbelasting of andere geluidwaarde op een plaats en door een bron over alle perioden van 23.00 tot 07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onder 2, bij de richtlijn omgevingslawaai

Geluidgevoelig gebouw: geluidgevoelig gebouw als bedoeld in artikel 3.21 Besluit kwaliteit leefomgeving

Geluidgevoelige ruimte: geluidgevoelige ruimte als bedoeld in artikel 3.21 22 Besluit kwaliteit leefomgeving

Geluidgevoelige gevel: gevel met te openen deel of delen die grenst aan een geluidgevoelige ruimte

Geluidluwe buitenruimte: de buitenruimte behorende bij een woning of geluidgevoelig gebouw die grenst aan een geluidsluwe gevel, zoals een tuin of een balkon.

Geluidluwe gevel: gevel of gedeelte van een gevel grenzend aan een geluidgevoelige ruimte, die een gecumuleerde geluidbelasting heeft van maximaal 53 dB vanwege wegverkeerslawaai of maximaal 55 dB vanwege hoofdspoorwegen.

In dit geveldeel moet een te openen raam of deur zijn opgenomen die grenst aan een verblijfsruimte. Als sprake is van vervangende nieuwbouw van een woning of transformatie of woningcomplexen waarbij redelijkerwijs geen geluidsluw geveldeel kan worden gerealiseerd, dan kan worden afgezien van een geluidsluw geveldeel mits de gecumuleerde geluidbelasting bij minimaal één geveldeel van de betreffende woning niet meer dan 58 dB vanwege wegverkeerslawaai of 60 dB vanwege hoofdspoorwegen bedraagt.

Geluidproductie: het geluid, op een geluidreferentiepunt, afkomstig van een rijksweg, een hoofdspoorweg, een provinciale weg, een lokale spoorweg die door provinciale staten is aangewezen op grond van artikel 2.13a, eerste lid, onder b, van de Omgevingswet, of een industrieterrein.

Geluidwerende maatregel: fysieke maatregel aan een gebouw die de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie verhoogt

Gemeenteweg: weg in beheer bij een gemeente

Gezamenlijk geluid: geluid als bedoeld in artikel 3.37, tweede lid Besluit kwaliteit leefomgeving

GPP: geluidproductieplafond als omgevingswaarde

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT): het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld volgens de bij ministeriele regeling gestelde regels

LCeq: Langtijdgemiddeld boordelingsniveau met C-filter gewogen voor lage frequenties (bastonen).

Maximaal geluidsniveau LAmax: maximaal geluidsniveau gemeten in de meterstand «F» of «fast» als vastgesteld en beoordeeld volgens de bij ministeriële regeling gestelde regels

Niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen (voorheen dove gevel): een gevel die twee typen maatregelen kan hebben. Geen te openen delen of maatregelen waarmee het geluid op de te openen delen, die direct grenzen aan een verblijfsgebied of niet-gemeenschappelijke verkeersruimte, niet hoger is dan de grenswaarde

Toekomstige geluidbelasting: 10 jaar na realisatie.

Ondertekening


Noot
1

Dit aantal is in de huidige versie van het Bkl 1.000 motorvoertuigen per etmaal en in de nabij toekomst zullen dit 2.500 motorvoertuigen per etmaal zijn.

Noot
2

Geldt ook voor een uitwerkingsplan, wijzigingsplan, inpassingsplan en bestemmingsplan met verbredereikwijdte.

Noot
3

Dit geldt voor een besluit tot aanleg of reconstructie van een weg, of aanleg of wijziging van een spoorweg Wet geluidhinder buiten toepassing van de bestemmingsplanprocedure.