Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR729137
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR729137/1
Onderwijsachterstandenbeleid 2025 - 2026
Geldend van 13-12-2024 t/m heden
Intitulé
Onderwijsachterstandenbeleid 2025 - 2026Vastgesteld door het college van B&W op 3 december 2024
1. Inleiding
Voor u ligt het Onderwijsachterstandenbeleid (OAB) Ridderkerk 2025-2026. Dit document beschrijft de wijze waarop wij - de gemeente Ridderkerk met haar OAB-partners - de komende jaren invulling geven aan het Onderwijsachterstandenbeleid voor 2 tot 12 jarigen in Ridderkerk. In het document zijn keuzes en voornemens opgenomen waar we de aankomende periode met elkaar uitvoering aan willen geven.
Al vele jaren werken wij in de gemeente Ridderkerk samen om kinderen met een (risico op) (taal)achterstand ondersteuning te bieden die zij nodig hebben om goed te kunnen deelnemen aan kinderopvang en onderwijs. De ondersteuning op het gebied van onderwijsachterstanden vanuit de gemeente Ridderkerk bestaat anno 2024 uit:
- -
Inzet op indicering en toeleiding van peuters met een (risico op) (taal)achterstand.
- -
Voorschoolse Educatie (ve) voor peuters met een (risico op) (taal)achterstand.
- -
Voorschoolse en vroegschoolse zorgarrangementen.
- -
Schakelklas voor basisschoolkinderen met taalachterstand.
- -
Ondersteuning aan organisaties en activiteiten passend bij de uitgangspunten van het onderwijsachterstandenbeleid.
Aanleiding
Het Rijk geeft aan gemeenten geoormerkte OAB-middelen en heeft via wetgeving (Wet Primair Onderwijs artikel 158 t/m 163) opdrachten gegeven aan de gemeente (collegebevoegdheid) en haar OAB-partners waaraan deze middelen moeten worden uitgegeven. Na vier jaar eindigt een periode waarbij de niet ingezette middelen teruggestort worden aan het Rijk. Vorig jaar is landelijk de nieuwe OAB-periode 2023-2026 van start gegaan. In Ridderkerk was het OAB kader 2020-2022 opgesteld, welke in overleg met twee jaar verlengd is, mede vanwege corona. Met elkaar hebben we het afgelopen jaar benut voor een terugblik van huidige periode en het opstellen van beleid voor de komende twee jaren. We borgen de goede activiteiten en op onderdelen zullen we extra intensiveren of vernieuwen. Met het nieuwe Onderwijsachterstandenbeleid 2025-2026 lopen we in de pas met het Rijk en voldoen we aan alle wettelijke eisen rond OAB.
Verantwoordelijkheden bij OAB
De wetgever geeft de volgende verantwoordelijkheden aan de gemeente:
- •
Zorg voor voldoende en goed verspreid ve-aanbod.
- •
Zorg voor kwalitatief goede ve.
- •
Zorg in afstemming met schoolbesturen po en ve-aanbieders voor een heldere doelgroepdefinitie vve.
- •
Zorg in afstemming met schoolbesturen po en ve-aanbieders voor een goede toeleiding naar de ve.
- •
Zorg in afstemming met schoolbesturen po en ve-aanbieders voor een goede doorgaande lijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie.
- •
Maak met de schoolbesturen po afspraken over de opbrengsten van vroegschoolse educatie.
- •
Voer met schoolbesturen po en vo en ve-aanbieders overleg en maak concrete doelen over: tegengaan segregatie, bevorderen integratie, bestrijden onderwijsachterstanden, afstemming over inschrijvings- en toelatingsprocedures en evenredige verdeling van leerlingen met een onderwijsachterstand over de scholen. 1
- •
Initieer bovengenoemd overleg om tot afspraken te komen, houdt daarmee dus de regie. De gemeente kan ultimo afspraken bindend verklaren voor iedereen/een geschillencommissie vragen een uitspraak te doen bij een impasse.
Het onderwijs is primair verantwoordelijk voor vroegschoolse educatie en de invulling van bestrijden van onderwijsachterstanden in groep 3 t/m 8. De wetgever heeft hierbij bepaald dat de gemeente hierbij aanvullend kan ondersteunen, financieel en/of uitvoerend. De schoolbesturen po worden per wet opgedragen mee te werken aan het maken van de afspraken met de gemeente die hierboven genoemd zijn.
De ve-aanbieders zijn wettelijk verantwoordelijk voor een goede overdracht naar het basisonderwijs voor wat betreft welk vve-programma het kind gevolgd heeft en hoe lang dit geduurd heeft. De ve-aanbieders worden gevraagd goede afspraken te maken met het basisonderwijs hoe deze gegevens worden overgedragen. De ve-aanbieders worden per wet opgedragen mee te werken aan het maken van bovengenoemde afspraken met de gemeente.
Gezamenlijk maken gemeente, basisonderwijs en voorschoolse aanbieders afspraken over het geheel, waarbij de gemeente in de wet als regisseur is benoemd. De gemeente Ridderkerk treedt dus op als regisseur waar het gaat om het realiseren van verbindingen tussen partijen binnen het netwerk rond onderwijsachterstanden en zorgondersteuning.
Begrippen ve en vve Ve staat voor voorschoolse educatie en heeft betrekking op het aanbod voor peuters. Om die reden worden de termen ‘ve-aanbod’ en ‘ve-aanbieders’ gebruikt. Vve staat voor voor- en vroegschoolse educatie en betreft het doorlopende aanbod aan peuters en kleuters. Om die reden worden de termen ‘vve-indicatie’, ‘vve-kinderen’ en ‘vve-programma’ gebruikt. |
2. Ambities en visie onderwijsachterstanden
We hebben met elkaar drie ambities rond onderwijsachterstanden geformuleerd. Onze eerste gezamenlijke (gemeente, kinderopvang en onderwijs) ambitie is dat kinderen bij de start van het basisonderwijs zo min mogelijk onderwijsachterstand hebben. Met de term onderwijsachterstanden bedoelen we dat kinderen op cognitief vlak achterblijven ten opzichte van hun leeftijdsgenoten. Deze ambitie betekent dat wij ons extra inspannen om de juiste, passende ondersteuning in de voorschoolse periode aan te bieden. Binnen het OAB is en blijft dit onze hoogste prioriteit: inzet om onderwijsachterstanden waar mogelijk bij jonge kinderen weg te werken, zodat zij goed voorbereid het onderwijs instromen en daar gelijke kansen hebben.
Tegelijkertijd weten wij dat niet alle onderwijsachterstanden bij de start van het onderwijs verdwenen zijn. Ook zijn er kinderen met een onderwijsachterstand die tussentijds instromen in het basisonderwijs. Onze tweede gezamenlijke ambitie is daarom dat kinderen bij de start van het voortgezet onderwijs zo min mogelijk onderwijsachterstand hebben. Dit draagt eveneens bij aan het creëren van meer gelijke kansen voor kinderen in Ridderkerk.
Tot slot zien we dat het voorkomen van onderwijsachterstanden meer en meer verweven is met de achterliggende zorgvraag en welke ondersteuning het kind en de ouders nodig hebben om een goede start mogelijk te maken. Onze derde gezamenlijke ambitie is om kinderen die zorg nodig hebben bij hun ontwikkeling de juiste ondersteuning te bieden.
Onze visie betekent dat wij de keuze maken dat:
- -
er voldoende, kwalitatief hoogwaardig ve-aanbod en ondersteuning voor peuters met een (risico op) onderwijsachterstand is;
- -
er voldoende, kwalitatief sterke voorzieningen zijn voor schoolgaande kinderen met een taalachterstand, zoals verrijkt kleuteraanbod en schakelklassen;
- -
er een passend zorgaanbod is om de ontwikkeling van kinderen te ondersteunen;
- -
wij met elkaar samenwerken om het aanbod en de voorzieningen op het gebied van onderwijsachterstanden met elkaar te verbinden en op elkaar aan te laten sluiten.
Randvoorwaarden
We benoemen expliciet welke randvoorwaarden er gelden bij ons gezamenlijk OAB:
- 1.
De besteding van de gemeentelijke middelen moeten passen binnen de wettelijke kaders van het Rijk omdat dit een specifieke uitkering is.
- 2.
We zetten alleen (nieuwe) activiteiten in die draagvlak hebben onder het voorschoolse veld en/of het onderwijsveld.
- 3.
We gaan in dit stuk geen financiële verplichtingen aan voor de periode 2027 en verder, omdat niet zeker is of het huidige OAB-beleid van het Rijk gehandhaafd blijft. Na evaluatie medio 2026 wordt besloten welke activiteiten vanaf 2027 doorgang vinden.
- 4.
Speciaal (basis)onderwijs valt buiten de scope van dit OAB-beleid, daarvoor gelden andere geldstromen en wetgeving.
3. Start ve
Dit hoofdstuk beschrijft wat we gezamenlijk doen om ervoor te zorgen dat de juiste peuters bij een ve-voorschoolse locatie komen. Dit bestaat uit drie onderdelen:
- 1.
Bepalen welke jonge kinderen in aanmerking komen voor ve: de doelgroepdefinitie vve;
- 2.
Bepalen wie de indicatiestelling verzorgt;
- 3.
De toeleiding naar ve: welke inzet wordt door wie gedaan om ouders te laten inzien om hun vve-kind naar een ve-locatie toe te laten gaan.
Hiervoor geldt dat de gemeente verantwoordelijk is dat hierover afspraken gemaakt worden. De gemeente moet hierbij dus ook duidelijk formuleren wie wat doet. Dit staat dikgedrukt in dit hoofdstuk beschreven.
3.1 Doelgroepdefinitie vve
In dit beleidsstuk bestendigen we de doelgroepdefinitie vve in Ridderkerk vanaf 1 januari 2020. Het aantal doelgroepkinderen zal waarschijnlijk stijgen de komende jaren, vanwege de instroom van Oekraïense- en migrantenkinderen.
Definitie VVE/doelgroepkind Ridderkerk vanaf 2020 De definitie van doelgroepkinderen in Ridderkerk is als volgt:
|
De indicatie vve kan tot en met 3 jarige leeftijd worden afgegeven en geldt tot en met einde groep 2. Wanneer ontwikkelingsachterstanden tussentijds zijn ingelopen, blijft de doelgroepdefinitie gehandhaafd om de actuele ontwikkeling preventief te blijven monitoren.
3.2 Indicatiestelling
CJG Ridderkerk doet de indicatiestelling voor vve rond 2-jarige leeftijd. CJG Ridderkerk volgt de ontwikkeling van bijna alle jonge kinderen in Ridderkerk, behalve van ouders die niet naar het CJG toegaan met hun jonge kind (circa 2% van de ouders). Het CJG signaleert of een kind een (risico op een) onderwijsachterstand heeft, gebaseerd op de in 3.1 benoemde indicatoren en factoren.
Het kan zijn dat een peuter wel aan de criteria voor een vve-indicatie voldoet en dat er sprake is van een gediagnosticeerde stoornis, zoals taalontwikkelingsstoornis of gedragsstoornis. In dat geval geeft het CJG geen vve-indicatie af, maar wordt er naar een passende plek kinderopvang en/of aanvullende zorg gezocht (zie hoofdstuk 5 en de bijlage). Achterstand die veroorzaakt wordt door een ernstige ontwikkelstoornis vraagt andere en gespecialiseerdere ondersteuning/interventies dan het aanbod van ve. Bij meervoudige gezinsproblematiek wordt ve ingezet in combinatie met opvoedingsondersteuning en gezinsbegeleiding.
Er zijn 2- en 3 jarigen die naar kinderdagopvang of peuteropvang gaan zonder dat ze een vve-indicatie hebben. De pedagogisch medewerkers (pm’ers) kunnen vervolgens constateren dat de ontwikkeling van het kind achter blijft. Voorschoolse voorzieningen kunnen op grond van hun expertise dan alsnog adviseren een kind te laten indiceren voor vve door het CJG. Binnen de gemeente Ridderkerk wordt geen maximale leeftijd van indiceren aangehouden bij peuters, dus ook peuters die bijna 4 jaar worden, kunnen nog worden geindiceerd. Ve wordt in de gemeente Ridderkerk gezien als extra stimulans en wordt daarom bestempeld als waardevol, ook al gaat het slechts om enkele maanden ve-aanbod.
In de gemeente Ridderkerk zijn anno 2024 ongeveer 710 peuters in de leeftijdsperiode 2,5 tot 4 jaar. Het betreft ongeveer 600 peuters zonder een vve-indicatie en circa 110 peuters met een vve-indicatie (15,5% van het totaal aantal peuters in Ridderkerk).
3.3 Toeleiding en bereik
CJG Ridderkerk doet de toeleiding naar ve in Ridderkerk. Het CJG ziet ouders van peuters tussen 1 en 4 jaar tijdens de spreekuren van het consultatiebureau. Als de peuter onder de doelgroep definitie valt, wordt met ouders het aanbod ve besproken en wordt hen uitgelegd welke meerwaarde ve heeft. Daarna wordt als ouders openstaan voor ve een aanvraag ve ingevuld, ondertekenen ouders het formulier, sturen dit toe naar de gekozen ve-locatie en kan het kind geplaatst worden. De gekozen ve-locatie koppelt de plaatsing terug aan CJG.
De gemeente zorgt ervoor dat de komende jaren beter zicht komt op het ve-bereik. De gemeente heeft in 2024 de peutermonitor geïmplementeerd. Hiermee wil de gemeente zicht krijgen op hoeveel ouders ervoor kiezen om hun kind naar een ve-locatie te laten gaan en hoeveel ouders niet. Dat laatste biedt de gemeente mogelijkheden om drempels voor ouders weg te nemen. De gemeente houdt regie in het in kaart brengen van het non-bereik en het wegwerken van mogelijke drempels voor ouders voor deelname aan ve.
De Peutermonitor brengt alle informatie, die door de peuteropvang en kinderdagverblijven, het CJG en onze gemeente wordt geleverd, bijeen in een beveiligde datakluis. Daar worden alle ingevoerde gegevens over de peuters in Ridderkerk gecontroleerd, met elkaar vergeleken en in anonieme data omgezet. Vervolgens worden deze data voor geregistreerde gebruikers beschikbaar gemaakt in overzichtelijke dashboards. Deze informatie over het peuteraanbod, het peuterbereik én de financiën is dus in één oogopslag beschikbaar. Zo biedt de Peutermonitor op elk gewenst moment een heldere kijk in ons onderwijsachterstandenbeleid. |
4. Invulling ve
Dit hoofdstuk beschrijft de invulling rond voorschoolse educatie. Het bevat de volgende onderdelen:
- •
Keuze vve-programma
- •
Kwaliteitseisen ve
- •
Invulling ve-aanbod
- •
Pedagogisch beleidsmedewerker (pbm’er) op de ve-groep
- •
Ouderbetrokkenheid
De gemeente heeft de verantwoordelijkheid om richtlijnen/eisen op te stellen hoe ve in Ridderkerk ingevuld moet worden. Daarnaast moet de gemeente dit financieel mogelijk maken. De ve-aanbieders zijn verantwoordelijk voor een goede uitvoering van ve volgens de wettelijke richtlijnen en de aanvullende richtlijnen/eisen van de gemeente.
De gemeente Ridderkerk werkt voor het verzorgen van ve samen anno medio 2024 met vijf verschillende organisaties, mogelijk komt er een zesde bij. Vier organisaties hebben meerdere ve-locaties, te weten Kinderopvang SKR (5), YES! Kinderopvang (6), Hadassa (2) en De Bron (2), Mundo heeft 1 ve-locatie in Ridderkerk. Het aantal ve-locaties in de gemeente is derhalve aanzienlijk. Dit is in het verleden bewust zo gecreëerd, zodat de vve-kinderen overal terecht kunnen. Het aantal ve-locaties is gedaald, met name vanwege weinig vve-kinderen of een tekort aan fysieke ruimte, soms ook vanwege personeelstekort. De gemeente en ve-aanbieders zijn en blijven in overleg voor voldoende en goed gespreid ve-aanbod in Ridderkerk.
4.1 Keuze vve-programma
Organisaties mogen zelf kiezen welk vve-programma zij gebruiken, mits zij een programma kiezen dat opgenomen staat in de databank van het NJi met effectieve interventies erkend als zijnde een integraal vve-programma2 . In de vve-programma’s zijn elementen ingebouwd om alle kinderen die als gevolg van de ruime doelgroepdefinitie instromen een passend aanbod te bieden. Deze verantwoordelijkheid ligt primair bij de ve-aanbieders. Indien de ve-aanbieders ervaren dat het lastig is een passend aanbod voor deze kinderen te geven, signaleren zij dit in het Voorschools Zorg Advies Team (VZAT) bij individuele casussen (zie verder de bijlage over rol en deelnemers VZAT) en bij de OAB-stuurgroep als het breder speelt.
4.2 Keuze kindvolgsysteem
In het verleden heeft de gemeente Ridderkerk geïnvesteerd om bij alle voorscholen het kindvolgsysteem KIJK! te implementeren. Het heeft vooralsnog de voorkeur dat zoveel mogelijk ve-locaties in de periode 2025-2026 met KIJK! blijven werken. In het Sardes-onderzoek is aangegeven dat deze wens soms belemmerend kan werken voor de doorgaande lijn vve. Indien dit het geval is, kan in afstemming met de gemeente gezocht worden naar een passende oplossing. Nieuwe ve-aanbieders kunnen door de gemeente gefaciliteerd worden om te werken met KIJK!. Daarnaast kunnen bestaande ve-aanbieders subsidieverzoeken indienen voor scholing van personeel dat niet beschikt over de kennis om te werken met KIJK! De gemeente beoordeelt deze verzoeken per geval (op jaarbasis).
4.3 Kwaliteitseisen ve
Vanzelfsprekend gelden voor alle ve-aanbieders de landelijke kwaliteitseisen ve. Deze kwaliteitseisen voor ve staan overzichtelijk weergegeven in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie3 .
Aanvullende lokale eisen voor kwaliteit ve: interne auditering en werkplannen
De gemeente heeft in samenwerking met de kinderopvang en het onderwijs een kwaliteitsmonitor ontwikkeld die interne auditering van vve-koppels (ve-aanbieder en basisschool) stimuleert en faciliteert. De gemeente neemt hierin de regie vanuit een procesvolgende rol, waarin zij periodiek de interne auditering van de vve-koppels evalueert met de betrokken vve-koppels. Deze auditering vindt plaats door middel van het bestuderen van rapportages en het voeren van evaluatiegesprekken. Er is door Sardes begin 2024 een 0-meting van de kwaliteit van het vve-aanbod gemaakt met behulp van de kwaliteitskaart van Sardes. Sardes heeft hierbij ook gesprekken met de vve-koppels gevoerd. Op basis van deze 0-meting stemmen vve-koppels af welke werkpunten ze in een schooljaar gaan aanpakken ter versterking van hun gezamenlijke vve-beleid.
4.4 Invulling ve-aanbod
- •
Gezamenlijk zijn de volgende uitgangspunten opgesteld voor het ve-aanbod in Ridderkerk:
-
Ve-aanbod vanaf 2,5 jaar vrij in te delen (3, 4 of 5 dagdelen per week), ve-aanbieder draagt zorg dat het aanbod minimaal 960 uur is in 1,5 jaar tijd.
- •
50% van de afgenomen ve-uren zijn gratis voor ouders.
- •
Ve vindt plaats in gemengde groepen, dus zijn er kinderen met en kinderen zonder vve-indicatie.
- •
Bij ve-groepen met veel vve-kinderen (meer dan 50%) is het mogelijk een derde pm’er of groepshulp in te zetten vanuit de OAB-middelen.
De gemeente is verantwoordelijk deze uitgangspunten te verwerken in een subsidieregeling en daarbij behorende subsidiebeschikkingen. De ve-aanbieders zijn verantwoordelijk om hun ve-aanbod volgens deze uitgangspunten in te richten. De inzet van een derde pm’er is in Ridderkerk ook al toegepast bij enkele ve-locaties.
Het ve-aanbod in Ridderkerk staat net als bijna overal in Nederland onder druk vanwege een personeelstekort. Met de aanvullende eisen die het Rijk stelt aan ve-medewerkers, wordt het hierdoor steeds lastiger voldoende gekwalificeerd personeel te vinden. De gemeente heeft een coulanceregeling die 1 januari 2024 in werking is getreden tot en met eind 2025 om een goede balans te vinden tussen de gewenste verhoogde kwaliteit en het personeelstekort.
4.5 Inzet pbm’er
Vanaf 2022 is het verplicht een extra aantal uren pedagogisch beleidsmedewerker (pbm’er) voor ve te hebben op minimaal mbo-4 niveau met aanvullende kennis, in de meeste gevallen een hbo’er. De gemeente is verantwoordelijk gesteld dit financieel mogelijk te maken voor ve-aanbieders. De minimale normering voor de inzet is 10 uren per jaar per ingeschreven vve-doelgroeppeuter op 1 januari.
Sinds 1 januari 2019 is vanwege wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) de inzet van een hbo’er op iedere groep in de kinderopvang/peuteropvang verplicht gesteld, los van het gegeven of dit een ve-groep is of niet. De kwalificatie-eisen van de extra aan te stellen pbm’er in de ve-groep per 2022 is gelijk aan de hbo’er in het kader van IKK. Het Rijk heeft bepaald dat de pbm’er in de ve drie typen werkzaamheden kan doen (en dus geen andere werkzaamheden dan een van deze drie):
- •
Coach voor de pm’ers van de ve-groep;
- •
Beleidsmedewerker om ve goed te organiseren in de organisatie/locatie;
- •
Tweede beroepskracht op een groep.
In 2020 heeft de gemeente Ridderkerk in afstemming met de ve-aanbieders een plan opgesteld hoe de pbm-ers in de ve-groepen ingezet dienen te worden. Hierbij is gekozen voor een inzet van 20 uur per vve-kind, dit aantal continueren we in 2025-2026. De pbm’ers ondersteunen pm-ers bij activiteiten die gericht zijn op signaleren, analyseren en oplossen van uitdagingen bij peuters die extra zorg of aandacht nodig hebben. Pbm’ers zijn een cruciale schakel in de overdracht van voor- naar vroegschool. Om de gevraagde ureninzet mogelijk te maken, is er door de gemeente sinds 2020 een aanvullende subsidie beschikbaar gesteld aan ve-aanbieders.
4.6 Ouderbetrokkenheid ve
De gemeente is verantwoordelijk voor een duidelijk kader voor de gemeentebrede aanpak ouderbetrokkenheid. Ouderbetrokkenheid bij ve is erg belangrijk. Immers actieve ouders die meedoen met de activiteiten van het vve-programma van hun kind dragen enorm bij aan de (taal)ontwikkeling van hun kind.
Het is een wettelijke taak dat ve-aanbieders in het pedagogisch beleidsplan beschrijven hoe organisaties ouders betrekken. In de OAB-stuurgroep is verkend dat er meerdere programma’s zijn om ouders meer te betrekken. In goed overleg met de kinderopvang is besloten om vooralsnog niet gemeentebreed een nieuw programma te starten, maar eerst te verkennen of en zo ja welke rol ouderconsulenten kunnen spelen rond taal- en spelondersteuning.
Als gemeente, kinderopvang en basisonderwijs erkennen we dat sommige ouders ondersteuning nodig hebben in hun rol om de brede ontwikkeling van hun jonge kind te stimuleren. De gemeente laat het aan de ve-organisaties om hierin keuzes te maken welke ouderondersteuning het beste past bij hun ve-locatie(s). Hierbij wordt waar mogelijk in Integraal Kind Centrum-verband samengewerkt, zodat voorschool en school dezelfde aanpak hebben rond ouderbetrokkenheid. Dit strookt ook met de aanbeveling uit het Sardes-onderzoek van begin 2024. Hierin staat een oproep aan ve-locaties en scholen om samen een ouderbeleidsplan te maken en activiteiten voor ouders te organiseren om de ouderbetrokkenheid te vergroten.
In 2025 ontvangen ve-organisaties extra incidentele NPO middelen voor activiteiten gericht op het vergroten van bewustzijn en opvoedkundige kennis en tips bij ouders over het aanleren van basisvaardigheden aan jonge kinderen.
Aanvullend stelt de gemeente een budget van € 10.000 (gemeentebreed) op jaarbasis beschikbaar om overstijgende ouderbetrokkenheidsactiviteiten te faciliteren. In goed overleg met het veld, met name via de OAB-stuurgroep, zetten we deze middelen in. We monitoren de ervaringen en resultaten ten behoeve van een duurzame aanpak.
5. Zorgondersteuning peuters
Dit hoofdstuk beschrijft wat we in 2025 en 2026 (blijven) doen voor peuters en hun ouders waarover zorgen zijn bij hun ontwikkeling, waarbij meer gevraagd wordt dan het ve-aanbod. We bieden deze jonge kinderen en hun ouders extra ondersteuning, zodat deze zoveel mogelijk met leeftijdsgenoten zonder ondersteuning in aanraking blijven. Dit kan zowel vve-kinderen betreffen als niet vve-kinderen op dit vlak wordt hiervoor geen onderscheid gemaakt.
5.1 Bestaande zorgondersteunende activiteiten
We hebben in Ridderkerk sinds 2019 samen met de partners voor peuters met een extra onder-steuningsbehoefte voorschoolse zorgarrangementen ontwikkeld. Hierdoor krijgen peuters met ondersteuningsvragen rond taal en executieve vaardigheden de juiste ondersteuning. Het VZAT speelt hierbij een belangrijke rol.
Daarnaast hebben we een structuur opgezet voor vroege signalering. Ouders die twijfels hebben over de ontwikkeling van hun kind hebben een aanspreekpunt en krijgen waar nodig professionele ondersteuning om de juiste beslissingen te nemen.
In Ridderkerk heeft voorschoolse aanbieder PIT een peuterobservatiegroep opgezet onder de naam ‘De Kleine Ridder’. Kinderen die in aanmerking komen voor deze observatiegroep hebben meervoudige ontwikkelingsproblematiek en ontwikkelen zich onvoldoende door het ve-aanbod op de ve-groepen. Het perspectief om te kunnen starten in het reguliere basisonderwijs is gering. Zij hebben meer ondersteuning nodig dan in de ve-groepen gerealiseerd kan worden.
Deze drie ondersteuningsstructuren gaan wij als gemeente, kinderopvang en basisonderwijs de komende jaren bestendigen en waar nodig uitbreiden.
5.2 Nieuwe zorgondersteunende activiteiten
In Ridderkerk is met elkaar een zorgprotocol voor jonge kinderen opgesteld, waarin deels bestaande afspraken zijn bevestigd en nieuwe afspraken zijn gemaakt. Doel van het zorgprotocol is om door vroegsignalering, vroegdiagnostiek en door vroegtijdige interventie onderwijsachterstanden zoveel mogelijk te verminderen en/of weg te werken, zodat jonge kinderen goed voorbereid het onderwijs kunnen instromen en gelijke kansen krijgen. Hierbij houden we altijd zoveel mogelijk rekening met de context rond het kind/gezin, zodat we een passende ondersteuning kunnen bieden. Een stappenplan treedt in werking wanneer er twijfels zijn rond de ontwikkeling van een kind. In veel gevallen zullen deze twijfels het eerst geconstateerd worden bij het CJG en bij de ve-aanbieder. We gaan vanaf 2025 met dit zorgprotocol werken en scherpen deze waar nodig aan op verzoek van de deelnemende partners. De uitwerking van het zorgprotocol staat in de bijlage.
6. Overdracht en doorgaande lijn vve
In dit hoofdstuk bespreken wij hoe hetgeen voorschools aangeboden is, een goed vervolg krijgt in groepen 1 en 2 van het basisonderwijs. Hierbij zijn twee onderdelen van belang, die vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente:
- •
de organisatie van een goede en tijdige overdracht door ve-aanbieders van hoe het vve-kind er voor staat vlak voor de overgang naar het basisonderwijs;
- •
de organisatie van een inhoudelijke doorgaande lijn vve: een met elkaar afgesproken aanbod aan peuters en kleuters die goed op elkaar aansluit en daarnaast werken vanuit eenzelfde pedagogische-educatieve visie en met methodes die goed op elkaar aansluiten.
6.1 Overdracht vve-kinderen
Er is een duidelijk uitgangspunt opgesteld over de overdracht van vve-kinderen en dit willen we de komende jaren continueren. Dit uitgangspunt is: er vindt altijd een ‘warme’ overdracht plaats van de gegevens over het vve-kind, oftewel de voorschool of CJG en basisschool bespreken face to face met elkaar hoe het kind ervoor staat, als ouders hier toestemming voor geven. Uit het onderzoek van Sardes begin 2024 blijkt dat in Ridderkerk er doorgaans goed gehandeld wordt naar deze afspraak.
Om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk ouders hiermee instemmen, gaan ve-aanbieders bij inschrijving opnemen dat deze vorm van overdracht wordt toegepast en vragen ouders bij instroom hier bewust mee in te stemmen. Dit gesprek vindt plaats als het kind ongeveer 3 jaar en 9 maanden oud is en wordt geïnitieerd door de ve-aanbieder. Alle ve-organisaties, CJG en basisscholen zijn op de hoogte van dit uitgangspunt.
Vanaf 2025 maken we de aanvullende afspraak dat het basisonderwijs na circa een half jaar na plaatsing van het vve-kind een korte terugkoppeling geeft hoe het met het vve-kind gaat en welke gegevens men eventueel gemist heeft bij de overdracht (ouders zijn hierbij niet aanwezig en hoeven hiervoor geen toestemming te geven, inhoud focust zich namelijk vooral rond het overdrachtsproces en beperkt over de ontwikkeling van het kind).
Ve-locaties zijn verantwoordelijk voor het nakomen van de afspraak voor warme overdracht van alle vve-kinderen die hun ve-locatie bezoeken naar het basisonderwijs.
CJG is verantwoordelijk voor overdracht aan de basisschool voor vve-kinderen die geen voorschool bezoeken met name omdat ouders geen ve-aanbod wensen af te nemen. Dit vindt nu nog beperkt plaats en dient dus verbeterd te worden.
Basisscholen zijn verantwoordelijk dat er na circa een half jaar na plaatsing van het vve-kind een mondelinge of schriftelijke terugkoppeling plaatsvindt aan de ve-locatie die het kind als laatste heeft bezocht. Deze verantwoordelijk vervalt als het kind geen ve-locatie heeft bezocht.
6.2 Overdracht vve-kind met zorgondersteuning (procesafspraken)
Voor de peuters met een grotere zorgvraag hebben we afgesproken dat er altijd een uitgebreidere, mondelinge overdracht gedaan wordt. Voor deze overdracht vraagt de kinderopvang toestemming aan ouders/opvoeders. Als er een mondelinge overdracht plaatsvindt, wordt nagevraagd of ouders hierbij aanwezig willen zijn. Als ouders niet akkoord gaan met een warme overdracht naar de basisschool, dan meldt de kinderopvang dit bij de Intern Begeleider (IB’er) van de school waar het kind is aangemeld. De IB’er onderwijs gaat met ouders nogmaals in overleg om uit te leggen dat de warme overdracht van de ontwikkelingsgegevens in het belang van het kind is.
Afhankelijk van de zorgzwaarte van de peuter, vindt de warme overdracht van een zorgpeuter aan het onderwijs plaats tussen de 3 jaar en 5 maanden en 3 jaar en 9 maanden. Als een zorgpeuter 3,5 jaar oud is, wordt de IB’er betrokken bij de voorschoolse aanvullende zorgtrajecten. Mocht een kind nog niet zijn aangemeld bij een school, dan wordt aan ouders geadviseerd dit zo snel mogelijk te doen.
Wanneer een ve-peuter bekend is bij het VZAT en de peuter is aangemeld bij een basisschool, kan de IB’er uitgenodigd worden voor het VZAT. De kinderopvang kan met toestemming van de ouder, in samenwerking met de IB’er, een aanmelding doen voor deelname VZAT. Tijdens dit overleg wordt informatie over de ontwikkeling en gezinsomstandigheden gedeeld en een plan gemaakt om de peuter zo goed mogelijk te begeleiden en ondersteunen naar onderwijs of andere organisatie. Bij alle volgende stappen, zoals een Vroeg Samen Bespreking (VSB) of De Kleine Ridder (zie verder de bijlage voor uitleg) wordt onderwijs altijd betrokken, mits bekend is bij welke school de peuter is aangemeld.
Op het moment dat een peuter (schriftelijk) aangemeld is bij een reguliere school maar plaatsing (zonder aanvullende onderwijsondersteuning) niet haalbaar lijkt of hier twijfels over zijn, kan er door de IB’er van de school, voorafgaand aan de start, een voorschools HIA georganiseerd worden. HIA staat voor Handelingsgericht Integraal Arrangeren. Het HIA wordt aangevraagd bij het samenwerkingsverband RiBA en in Kindkans4 geplaatst. Partners vanuit de kinderopvang sluiten bij dit overleg aan. Tijdens het HIA wordt gesproken over de onderwijs ondersteuningsbehoefte van het kind. Het HIA kent de volgende drie uitkomsten, ook altijd goed kijkend naar de context van kind/gezin:
- •
Uitkomst 1: doorstroom naar regulier onderwijs is passend, de leerling stroomt in in de kleutergroep.
- •
Uitkomst 2: doorstroom naar regulier onderwijs is passend met aanvullende onderwijs- ondersteuning welke aangevraagd kan worden in het VZAT (indien de leerling eerder een vve-indicatie heeft ontvangen), danwel besproken kan worden met het samenwerkingsverband RiBA.
- •
Uitkomst 3: doorstroom naar regulier onderwijs is niet passend, er wordt gedacht aan doorstroom naar het speciaal basisonderwijs of het speciaal onderwijs SO 3 of SO 4. De school vraagt bij het samenwerkingsverband een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) aan. Het RiBA toetst deze aanvraag, hierbij altijd afwegend wat het meest wenselijk is voor het kind en de ouders, waarbij inclusief onderwijs hoog in het vaandel staat. Om die reden versterkt RiBA de scholen ook qua expertise, zodat de scholen meer kinderen zelf kunnen blijven behouden. Op het moment dat er niet direct overgegaan kan worden tot plaatsing valt de leerling onder de zorgplicht van de basisschool waar hij/zij is aangemeld.
Als tijdens een HIA alle partners en ouders het eens zijn dat het kind nog niet toe is aan een vorm van onderwijs, worden in overleg met ouders de opties besproken voor aanmelding bij een ontwikkel- of dagcentrum. Het wijkteam of de jeugdarts van het CJG kan het kind hiervoor aanmelden.
Toelichting bij uitkomst 2: aanvullende ondersteuning onderwijs
Bij doorstromen naar regulier onderwijs kan school extra ondersteuning (extra handen in de klas) aanvragen bij het VZAT in de vorm van een vroegschools ondersteuningstraject. Voor de aanvraag overlegt de IB’er van school met RiBA of extra ondersteuning mogelijk is en organiseert een overleg van het SchoolOndersteuningsTeam (SOT). In dit overleg wordt het plan van aanpak van de leerling besproken met de doelen waaraan gewerkt wordt.
6.3 Doorgaande lijn vve
De gemeente is verantwoordelijk voor het maken van goede afspraken met partners over de doorgaande lijn vve. Hierbij spreekt de gemeente uit dat er een sterke doorgaande lijn binnen vve wenselijk is. Dit draagt bij aan meer kansengelijkheid voor kinderen die van jongs af aan al extra (zorg)ondersteuning krijgen. Schoolbesturen/scholen zijn sinds 2006 in de lead voor de vroegschoolse educatie. Dit maakt dat de wijze waarop de doorgaande lijn ingevuld kan worden erg afhankelijk is van de medewerking van de scholen/schoolbesturen. Het staat scholen vrij om eigen invulling te geven aan vroegschoolse educatie en zelfs om te kiezen in zijn geheel geen vve-programma toe te passen, maar op andere wijze taalstimulering van kleuters ter hand te nemen.
Om in het kader van de doorgaande lijn vve een goede uitgangspositie te creëren voor vroegschoolse educatie, gaat de gemeente vanaf 2025 een extra impuls vroegschoolse educatie inzetten naast de al bestaande kwaliteitsimpuls vve/OAB. Concreet houdt dit in dat scholen subsidies kunnen aanvragen voor:
- •
personeel om vve-programma te draaien;
- •
extra IB-uren (voor observaties of ondersteuning professionals schools of voorschools);
- •
inzet peuter-kleuter coördinator (begeleiden professionals, versterken doorgaande lijn en stimuleren ouderbetrokkenheid);
- •
materiaal voor uitvoeren vroegschoolse educatie.
De impuls heeft dus twee doelen: vroegschoolse educatie versterken en de doorgaande lijn vve te verstevigen.
De afspraken rond de inhoudelijke doorgaande lijn vve in Ridderkerk zijn:
De gemeente gaat in samenspraak met de partijen geen sturend gemeentebreed kader formuleren rond de inhoudelijke doorgaande lijn. Immers, de diversiteit van organisaties is dermate groot dat het lastig is een algemeen kader te formuleren. In ons vastgestelde Integraal Kind Centrum-beleid staat dat we de inhoudelijke doorgaande lijn van voor- naar vroegschools erg belangrijk vinden voor de ontwikkeling van kinderen. Met bovengenoemde extra impuls vroegschoolse educatie maken we dit meer mogelijk.
In randvoorwaardelijke sfeer heeft de gemeente in goede afstemming met de OAB-partners gezorgd voor een structuur om de samenwerking voor- en vroegschools te bevorderen. Het Sardes onderzoek van begin 2024 mag beschouwd worden als een nulmeting waarin concrete handvatten staan voor een betere doorgaande lijn vve in Ridderkerk. Dit zijn:
- •
Vve-koppels zouden hun informele afspraken op papier moeten zetten (zie ook Sardes format hiervoor).
- •
Zoek binnen de grenzen van AVG wat wel mogelijk is qua overdracht van gegevens.
- •
Scholen kunnen meer aandacht geven aan vroegschoolse educatie en/of vve-kinderen.
- •
Blijf een kwaliteitsdialoog vve voeren als vve-koppel.
De gemeente vraagt om vve-koppels, waarin wordt gewerkt vanuit een samenwerkingsrelatie om te werken vanuit één vve-beleidsplan. In dit beleidsplan wordt door de vve-koppels de doorgaande lijn vve beschreven inclusief vier bovengenoemde punten, zodat dit zo een impuls krijgt. Ve-organisaties zonder een samenwerkingsrelatie met het onderwijs delen hun ve-beleidsplan, opgesteld conform de vier punten rond de doorgaande lijn, met de basisschool/basisscholen waar de meeste vve-kinderen van hun ve-locatie naar toe gaan. Ons gezamenlijk einddoel rond de doorgaande lijn vve is dat voor- en vroegschool met elkaar werken vanuit eenzelfde pedagogische-educatieve visie en met methodes die goed op elkaar aansluiten.
Op uitvoerend niveau is het wenselijk dat pm’ers, ib’ers en leerkrachten groep 1 en 2 meer uitwisseling met elkaar hebben. De gemeente wil in het kader van een goede overdracht en doorgaande lijn vve graag dit soort initiatieven ondersteunen en waar nodig faciliteren door subsidies toe te kennen voor gezamenlijke activiteiten. De gemeente zal hierin echter niet zelf het voortouw nemen en laat het initiatief om te komen tot bijvoorbeeld trainingen of sessies graag over aan CJG, de vve-organisaties en basisscholen.
Het gemeentelijk onderwijshuisvestingsbeleid biedt de mogelijkheid de doorgaande lijn te versterken, door partners samen te huisvesten. Waar mogelijk, wordt dit gerealiseerd binnen de gemeentelijke financiële kaders.
7. Opbrengsten in beeld: resultaatafspraken
De gemeente en schoolbesturen po zijn wettelijk verplicht om met elkaar afspraken te maken en deze te monitoren over wat vroegschoolse educatie oplevert op het niveau van kinderen (WPO artikel 160 lid 1b). Dit worden de resultaatafspraken vve genoemd. In het vorige beleidsplan zijn resultaatafspraken vve en daarnaast ook resultaatafspraken taalimpuls groep 3/4 met elkaar vastgesteld die hieronder in dit stuk herhaald worden.
We streven na dat achterstanden door vve op vroege leeftijd (einde groep 2) worden weggewerkt. Dit is een zeer ambitieus streven voor de langere termijn. Voor de periode 2025-2026 nemen we als ambitie: het inlopen van achterstanden bij de meeste jonge kinderen tussen 2 en 8 jaar oud. Als gemeente, kinderopvang en scholen voeren we op basis van beschikbare gegevens van onze gemeente een gemeentebrede kwaliteitsdialoog over vve. Resultaatafspraken monitoren is in Ridderkerk geen verantwoordingsinstrument. We meten de opbrengsten omdat we met elkaar het kwaliteitsbewustzijn vve willen verhogen, door gezamenlijk goede duiding te geven aan de uitkomsten. Uit tal van landelijke en internationale onderzoeken over vve blijkt dat de kwaliteit van de pm’ers en de leerkracht hierin de belangrijkste factor is.
Voor de gemeentebrede kwaliteitsdialoog vve en taalimpuls organiseert de gemeente jaarlijks een bijeenkomst (wordt gekoppeld aan bestaande bijeenkomsten 0-12 jaar). Tijdens deze bijeenkomst wordt de voortgang van de resultaatafspraken besproken en worden de uitgangspunten en ambities geëvalueerd. Waar nodig passen we deze aan. Zo dragen de resultaatafspraken bij aan een gezamenlijk en toekomstbestendig vve-beleid.
7.1 Resultaatafspraken vve
We streven ernaar om ieder kind dat bij aanvang (instroom peutergroep/instroom basisonderwijs) een taalachterstand heeft, een extra taalgroei te laten doormaken.
De voorschoolse sector Bij alle vve-peuters die met een taalachterstand instromen op de voorschool is deze achterstand op het domein taal bij uitstroom uit de voorschool afgenomen. De vroegschoolse sector Bij alle kleuters die met een taalachterstand instromen op de basisschool is deze achterstand op het domein taal bij uitstroom groep 2 afgenomen. Bij alle kinderen die hebben deelgenomen aan taalimpuls onderbouw is de taalachterstand op het domein taal bij uitstroom groep 4 afgenomen ten opzichte van niveau eind groep 1. |
We gaan medio 2025 een eerste meting laten uitvoeren over het schooljaar 2024/2025.
De gemeente draagt hier zorg voor, zowel financieel als organisatorisch.
8. OAB in het basisonderwijs
Dit hoofdstuk beschrijft wat we doen in het basisonderwijs wat betreft het tegengaan van onderwijsachterstanden.
8.1 Vroegschoolse educatie
Invulling van vroegschoolse educatie in de kleutergroepen is de verantwoordelijkheid van het basisonderwijs. De schoolbestuurders in Ridderkerk maken zich er hard voor dat scholen zich (blijven) inzetten voor vroegschoolse educatie. De gemeente faciliteert dit met de bestaande kwaliteitsimpuls vve/OAB en de vanaf 2025 extra impuls vroegschoolse educatie (zie paragraaf 6.3). De inrichting hiervan staat voor scholen vrij. De Onderwijsinspectie ziet erop toe welke onderbouwde keuzes scholen maken in het kleuteronderwijs als ze veel kleuters hebben van kwetsbare ouders. In de OAB-stuurgroep gaat de gemeente waar nodig de dialoog met scholen aan over keuzes die gemaakt zijn/worden over vroegschoolse educatie.
8.2 OAB groep 3 t/m 8
Bestrijden van onderwijsachterstanden vanaf groep 3 is - net als aanpak vanaf jonge leeftijd - erg belangrijk, want hiermee bieden we kinderen die van huis uit weinig cognitieve ondersteuning meekrijgen meer gelijke kansen. Scholen kunnen net als in 2024, in 2025 en 2026 een subsidie aanvragen voor de kwaliteitsimpuls vve/OAB, waarmee de gemeente het dus mogelijk maakt dat scholen aanvullende taalactiviteiten organiseren voor taalzwakke kinderen.
Er is al enige tijd een schakelklas in Ridderkerk bij basisschool de Piramide. OZHW is inhoudelijk verantwoordelijk voor de schakelklas in Ridderkerk. De oorspronkelijke schakelklas is bedoeld voor kinderen uit Ridderkerk tussen 6 tot en met 12 jaar die net in Nederland zijn. Zij hebben onvoldoende taalvaardigheid in het Nederlands om aansluiting te kunnen vinden bij leeftijdsgenoten in het reguliere onderwijs. Het doel van deze klas is om de kinderen een eerste opvang te bieden en zo snel mogelijk voor te bereiden op het reguliere onderwijsprogramma, door:
- •
zich sociaal en emotioneel thuis gaan voelen;
- •
de Nederlandse taal leren;
- •
een basale invoering in de vak- en vormingsgebieden;
- •
het verhelderen van het ontwikkelingsperspectief van de leerling.
Kinderen kunnen maximaal 2 jaar in deze schakelklas blijven. Daarna stromen ze uit naar het reguliere onderwijs. Dit kan op de Piramide zijn, of op een andere school naar keuze van de ouders. Hoe lang een kind in de schakelklas blijft, hangt af van vele factoren waaronder het instroomniveau, het leervermogen en de eventueel belemmerende factoren. Sommige kinderen zitten een paar maanden in de schakelklas, andere kinderen hebben de volle twee jaar nodig.
De gemeente onderzoekt in afstemming met de schoolbesturen po begin 2025 of uitbreiding van het aantal schakelklassen wenselijk is. Indien de urgentie hiervan zichtbaar is, zal de gemeente samen met de schoolbesturen po hieraan financieel gaan bijdragen.
8.3 Wettelijke overlegpunten
In het kader van het onderwijsachterstandenbeleid heeft het Rijk opgelegd dat gemeenten en schoolbesturen po en vo over een aantal punten afspraken maken en deze jaarlijks tegen het licht houden. Dit zijn: bevorderen integratie, tegengaan segregatie, toelatingsprocedures in het basisonderwijs en de verdeling van onderwijsachterstandsleerlingen over de scholen (zie WPO artikel 161). Het college dient vanaf 2024 hierover jaarlijks te rapporteren richting de Onderwijsinspectie.
Het bevorderen van integratie en bestrijden van segregatie in het basisonderwijs is een taak van het basisonderwijs zelf. Waar mogelijk spreiden zij kinderen met een zorgbehoefte of onderwijsachterstanden over verschillende groepen van hetzelfde leerjaar, zodat er zoveel mogelijk menging plaatsvindt met kinderen zonder deze problematiek. Verder heeft het Rijk een ‘Werkagenda route naar inclusief onderwijs 2035’ opgesteld. We gaan in 2025 bestuurlijk bepalen of en welke inbedding voor Ridderkerk nodig is, de gemeente houdt hierop regie.
Onze gezamenlijke doelstellingen vanaf 2025 zijn: we brengen in kaart wat de mate van segregatie (op inkomen, opleiding en herkomst) is in de wijken van Ridderkerk en we zorgen ervoor dat de segregatie mate vanaf dat moment minimaal stabiel blijft. Indien duidelijk wordt dat er een actieplan gemaakt moet worden omdat de segregatie toeneemt, halen we inspiratie op bij de aanpak van grote steden als Amersfoort, Deventer en Zwolle, die al beleid op dit vlak hebben.
Onze gezamenlijke doelstelling is dat er voor ouders duidelijke toelatings- en inschrijfprocedures zijn. Het basisonderwijs is hiervoor verantwoordelijk. Het basisonderwijs creëert voor ouders gelijkheid in informatie en zorgt ervoor dat scholen voor iedereen even toegankelijk worden.
In Ridderkerk is de verdeling van de onderwijsachterstandenleerlingen niet evenredig. De oorzaak van de scheve verdeling is ten eerste de samenstelling van de wijken in Ridderkerk. Daarnaast maken ouders de keuze om al dan niet thuisnabij onderwijs te volgen. Beleidsmatig zien wij vooralsnog geen mogelijkheden om te gaan sturen naar een andere verdeling, omdat dit ook de keuzevrijheid van ouders beïnvloedt. Onze gezamenlijke doelstelling vanaf 2025 is dat de verdeling van achterstandsleerlingen ten minste stabiliseert en dat de vijf basisscholen met de hoogste schoolgewichtenscores hun schoolgewichtenscore niet zien stijgen in de periode 2025-2026. De gemeente is verantwoordelijk om de schoolgewichtenscores te monitoren en dit waar nodig te bespreken in de LEA.
9. Financiën OAB 2025-2026
In dit hoofdstuk zijn de inkomsten en de verwachte kosten OAB voor 2025 opgenomen en een korte doorkijk naar 2026.
Verwachte inkomsten periode 2025-2026
Elk jaar ontvangt de gemeente vanuit het Rijk geoormerkte middelen voor onderwijsachterstandenbestrijding. Deze bedragen fluctueren per jaar. Eind september 2024 is het voorlopige bedrag voor 2025 bekend gemaakt en is aangekondigd dat er vanaf 2026 een korting van 10% gaat plaatsvinden op het GOAB-budget. Dat is verwerkt in onderstaande tabel.
|
2025 |
2026 |
Totaal |
Verwachte inkomsten specifieke uitkering OAB |
≈ € 2.400.000 |
≈ € 2.200.000 |
≈ €4.600.000 |
Verwachte uitgaven 2025
Zoals hierboven is samengevat, ontvangt de gemeente elk jaar geoormerkte OAB middelen van het Rijk. In de vorige hoofdstukken staat weergegeven welke activiteiten we gaan inzetten in de periode 2025-2026. Hieronder een raming van de kosten voor 2025. De aangekondigde korting van 2026 gaan we medio 2025 met elkaar uitwerken, als we een beter zicht hebben welke onderdelen minder kosten dan hieronder geraamd.
Activiteiten |
2025 |
Kosten VE-kindplaatsen + basisplaatsen |
€ 650.000 |
Bijdrage voorschoolse educatie |
€ 500.000 |
Bijdrage (extra) kwaliteitsimpuls vve/OAB |
€ 600.000 |
Bijdrage Schakelklassen |
€ 125.000 |
Bijdrage CJG (coördinator VVE, VZAT, VSB) |
€ 115.000 |
Bijdrage Kleine Ridder |
€ 150.000 |
Bijdrage BSO+ |
€ 100.000 |
Bijdrage Lezen Oké |
€ 45.000 |
Bijdrage Jeugdeducatiefonds |
€ 45.000 |
Peutermonitor |
€ 25.000 |
Monitor wettelijke taken OAB |
€ 25.000 |
Versterken inhoudelijke doorgaande lijn |
€ 15.000 |
Kosten coördinatie gemeente |
€ 5.000 |
Totale kosten |
€2.400.000 |
10. Overlegstructuur, rollen en verantwoordelijkheden bij OAB
Communicatie rond OAB
Er zijn in Ridderkerk rond OAB veel ambities en afspraken die in dit plan benoemd staan. Hierbij is duidelijke communicatie en afstemming in het vervolg van groot belang. Mede daarom maken we enkele communicatie-afspraken rond OAB. Dit zijn:
- •
Er blijven voldoende ambtelijke uren beschikbaar om de gevraagde regierol van de gemeente rond OAB waar te kunnen maken.
- •
Er zijn duidelijke afspraken gemaakt wie waarvoor verantwoordelijk is. In dit stuk is dat met vetgedrukte letters in ieder hoofdstuk weergegeven.
- •
Iedereen houdt zich aan de gemaakte afspraken, of indien men dat om welke reden dan ook niet wil doen, wordt dit expliciet vermeld in de LEA en OAB stuurgroep.
- •
Partijen spreken elkaar aan als men vindt dat een partij een gemaakte afspraak niet na komt.
OAB structuur op hoofdlijnen
OAB-vraagstukken in Ridderkerk kunnen besproken worden op één of meerdere niveaus: strategisch (LEA), tactisch (OAB-stuurgroep, kinderopvangoverleg of bijeenkomst 0-12 jaar) en uitvoerend niveau (casusoverleg). De afweging op welk niveau iets besproken wordt, ligt bij de contactfunctionaris onderwijs. Als een vraagstuk OAB besproken wordt, zitten er mensen met mandaat aan tafel indien er beslissingen gevraagd worden. Deze personen kunnen ook acties uitzetten op het niveau waarop wordt gesproken. Tevens zorgen deze mensen voor terugkoppeling binnen de eigen organisatie.
Hieronder staat de OAB-overlegstructuur in Ridderkerk vanaf 2025. De contactfunctionaris onderwijs zal zorgdragen voor functioneren van de OAB-stuurgroep en dat de juiste thema’s op de juiste overleggen aan bod komen. Tevens neemt zij de verantwoordelijkheid voor het opstellen van de agenda, waarbij de overige leden van de overleggen punten voor de agenda kunnen aandragen.
Strategisch niveau: Lokaal Educatieve Agenda (LEA)
Het Lokaal Educatieve Agenda overleg is een bestuurlijk overleg in het kader van de WPO artikel 160a. Het LEA-overleg bestaat uit de bestuurlijke partners: gemeente, schoolbesturen, kinderopvang en samenwerkingsverbanden po en vo. Hier wordt het lokale beleid op hoofdlijnen vastgesteld en worden de thema’s en bijbehorende doelen bepaald. Dit overleg is daarmee overwegend strategisch en formuleert waar nodig opdrachten of taken voor de onderliggende OAB-stuurgroep. Deze stuurgroep kan al dan niet ondersteund worden door externe experts. In de gemeente Ridderkerk zal de contactfunctionaris onderwijs de terugkoppeling en communicatie tussen het LEA-overleg en de OAB-stuurgroep verzorgen.
Het LEA-overleg vindt 2-4 keer per jaar plaats. Een aantal voorbeelden van mogelijke OAB-onderwerpen op de LEA zijn: wettelijke afspraken rond OAB (WPO artikel 160 en 161), uitkomsten resultaatafspraken vve, financiële uitwerking van plannen, evaluaties van observatiegroep Kleine Ridder of van nieuwe werkwijze werkplannen (zie 4.3).
Tactisch niveau: OAB-stuurgroep
Op dit niveau vindt er overleg plaats met (een vertegenwoordiging van) schooldirecteuren, vestigingsmanagers ve-locaties, JGZ , RiBA, CJG en contactfunctionaris onderwijs. In dit overleg komen specifieke thema’s of onderdelen van het OAB aan bod. Het gaat hierbij voornamelijk om gemeentebrede afspraken en uitvoering hiervan op het gebied van OAB, zoals bijvoorbeeld de overdracht en doorgaande lijn vve. De deelnemers aan dit overleg kunnen indien nodig hun achterban raadplegen voordat definitieve besluiten worden genomen.
De OAB-stuurgroep blijft 4 tot 6 keer per jaar bijeenkomen om de gang van zaken en eventuele ontwikkelingen op het gebied van OAB te bespreken. De contactfunctionaris onderwijs draagt zorg voor input vanuit de LEA en ook voor de terugkoppeling aan de LEA van besluiten/vraagstukken van deze OAB-stuurgroep.
Tactisch niveau: Kinderopvangoverleg
Vier keer per jaar komen alle kinderopvangorganisaties bij elkaar in het kinderopvangoverleg. Tijdens het kinderopvang overleg staan een aantal onderwerpen centraal:
- -
Coördineren van de Ridderkerkse uitvoering van VVE.
- -
Afstemming over OAB-beleid en de jaarlijkse subsidieaanvragen.
- -
Afstemming onderwerpen die in Ridderkerkse werkveld spelen.
- -
Afstemming over landelijke ontwikkelingen.
Bijeenkomst 0 - 12 jaar
De gemeente organiseert twee keer per jaar de bijeenkomst 0 - 12 jaar voor organisaties betrokken bij kinderen van 0-12 jaar. Dit betreft: onderwijs, kinderopvang, CJG, wijkteam en samenwerkingsverband PO. Het doel van deze bijeenkomsten is verbinding maken en met elkaar in gesprek te gaan. Daarnaast is er ruimte om actuele onderwerpen bespreken.
Uitvoerend niveau
Dit overleg vindt plaats indien deelnemers hier gezamenlijk de behoefte toe voelen, bijvoorbeeld op wijkniveau. Het gaat hierbij om het bespreken van casussen uit de praktijk of de werkwijze m.b.t de warme overdracht en samenwerking aan de doorgaande lijn. Het CJG zal bij deze overleggen aanschuiven om de verbinding tussen alle werkvelden (zorg, onderwijs en opvang) op alle niveaus zo goed mogelijk te borgen. De verbinding en terugkoppeling op tactisch niveau (OAB stuurgroep) en uitvoerend niveau zijn het meest belangrijk. Thema’s die op dit niveau besproken kunnen worden, zijn bijvoorbeeld: lokale samenwerking tussen de partners, warme overdracht, doorgaande lijn etc.
Locatie overleggen
Er zijn in Ridderkerk diverse overleggen tussen voorschool (ve-locatie) en basisschool. Hierin komt casuïstiek en de samenwerking, warme overdracht en doorgaande lijn op de specifieke locatie aan bod. Dit is veelal een overleg tussen pm’ers, IB’ers en/of leerkrachten. De inhoud, frequentie en terugkoppeling aan OAB-stuurgroep ligt bij de partijen zelf.
Ondertekening
Bijlage Zorgprotocol peuters
Inleiding
Ieder kind ontwikkelt zich uniek. Dit geldt ook voor peuters. Zij doorlopen de verschillende fasen in hun ontwikkeling op hun eigen tempo en op hun eigen manier. Het is belangrijk om opvallendheden binnen de ontwikkeling vroeg te zien en hier op tijd wat mee te doen. Dit doen we in Ridderkerk op een integrale manier met ouders en de betrokken onderwijs- en zorgpartners. Zo kan een kind zich zo goed mogelijk ontwikkelen en goed voorbereid het onderwijs instromen.
Doel
Doel van het zorgprotocol is om door vroegsignalering, vroegdiagnostiek en door vroege interventie (dreigende) ontwikkelingsachterstanden zoveel mogelijk te verminderen en/of weg te werken, zodat peuters goed voorbereid het onderwijs kunnen instromen.
Stappenplan
Het zorgprotocol bestaat uit een stappenplan en een hierbij horende routekaart, zie ook de infographic (bladzijde 30). Het stappenplan treedt in werking wanneer er twijfels zijn rond de ontwikkeling van een peuter. In veel gevallen zal deze ongerustheid het eerst geconstateerd worden bij het CJG of bij de kinderopvang. Daarbij denken we aan:
- •
(Dreigende) ontwikkelingsachterstand (motorisch, cognitief, sociaal-emotioneel, zintuiglijk bv. slecht horen, taal, functiestoornis bv. niet zindelijk worden).
- •
Vermoeden van een ontwikkelingsvoorsprong.
- •
Gedragsproblemen (agressief, angstig, schuw, concentratieproblemen, te druk, niet spelen).
- •
Problemen in de thuissituatie (opvoedvaardigheden, verwaarlozing, mishandeling).
De problemen kunnen met elkaar samenhangen, maar hoeven niet tegelijkertijd voor te komen.
Aangezien de kinderopvang een belangrijke taak vervult rond vroegsignalering is in dit zorgprotocol uitgegaan van de kinderopvang als belangrijke vindplaats naast het gezin. Daarom zijn de stappen van het zorgprotocol afgestemd op de werkwijze van de kinderopvangorganisaties in Ridderkerk.
Het zorgprotocol peuters bestaat uit het onderstaande vijf stappenplan:
Stap 1: Signaleren kinderopvang
De pm’er heeft twijfels over de ontwikkeling van een kind. Dit kan zijn vanwege de KIJK! registratie en/of vanuit dagelijkse observatie.
Stap 2: Beoordeling kinderopvang: observatie en intercollegiale bespreking kinderopvang
De pm’er bespreekt direct haar ongerustheid met collega’s en met ouders en legt dit vast.
Als de laatste KIJK! registratie langer dan 3 maanden geleden is opgesteld, wordt een nieuwe KIJK! observatie uitgevoerd en vergeleken met de vorige registratie. De observatie zorgt ervoor dat de pm’er in de opvang- en de thuissituatie kijkt naar de algehele ontwikkeling van het kind, rekening houdend met de context van kind/gezin. De pm’er bespreekt tijdig haar zorg met de leidinggevende of ve-coach, wat er uit de observaties en KIJK! registratie naar voren komt. Zorg en de actiepunten worden in het kinddossier vastgelegd bij de kinderopvang.
Vve-indicatie
Kinderopvang gaat na of het kind voldoet aan de (vastgestelde) definitie voor vve. Indien het kind voldoet aan de definitie voor vve, maar nog geen vve-indicatie heeft, meldt de kinderopvang het kind i.o.m. de ouder aan voor het VZAT-overleg. Dit gaat via het VZAT-aanmeldformulier, waarin een aanvraag onderbouwing staat voor de vve-indicatie.
Als aan een peuter een vve-indicatie wordt toegekend, schrijft de kinderopvang voor het vve-kind een plan van aanpak met doelen, waaraan wordt gewerkt in de peutergroep. Ouders/verzorgers ondertekenen, samen met het CJG het vve-formulier.
NB: Bij kinderen met een vve-indicatie vanwege een achterstand in de spraak-/ taalontwikkeling en die nog niet zijn aangemeld bij logopedie, wordt een peuterscreening logopedie aangevraagd bij de ve-kinderopvang. De logopedische peuterscreening kan een voorwaarde zijn om een vve-indicatie toe te kennen. De kinderopvang koppelt de uitkomst van de logopedische peuterscreening terug naar het VZAT. De jeugdarts van CJG schrijft de verwijzing naar logopedie aan de hand van de uitkomst van de logopedische peuterscreening.
Resultaat: alle vve-kinderen met een achterstand in spraak- en taalontwikkeling zijn aangemeld bij logopedie.
Uitvoeren, evalueren en afsluiten
Bovenstaande aanpak voor lichte ondersteuning wordt uitgevoerd door de kinderopvang. De kinderopvang bespreekt na observatie of de aanpak heeft geholpen bij het kind. Dan volgt een besluit of de aanpak nog verder nodig is, rekening houdend met de context van kind/gezin, en zo ja of dit moet worden bijgesteld. Er zijn drie mogelijkheden:
- 1.
Aanpak wordt voortgezet: Voortzetting wordt besproken met ouders, geëvalueerd en er wordt een gespreksverslag opgesteld.
- 2.
Aanpak heeft voldoende geholpen: Aanpak wordt afgerond en er wordt verslag opgesteld. Het verslag wordt opgeslagen in het kinddossier van de kinderopvang.
- 3.
Aanpak heeft onvoldoende geholpen: Door naar stap 3.
De uitkomst wordt met ouders besproken, hiervan wordt een verslag opgesteld.
Stap 3: Onderzoek: de kinderopvang geeft aan dat er meer ondersteuning nodig is
Bij de kinderopvang wordt met ouders/opvoeders besproken dat de kinderopvang contact wil met het CJG/VZAT, om de zorg met meerdere partners te bespreken.
Rol CJG
Vanuit het CJG kan de jeugdverpleegkundige (JV) die verbonden is aan de kinderopvanglocatie en/of de JV die deelneemt aan het VZAT ingezet worden bij een hulpvraag van de kinderopvang. De kinderopvang neemt contact op met het CJG en bespreekt de hulpvraag.
In overleg met de ouders/opvoeders kan het volgende door het CJG ingezet worden:
- •
Het kind oproepen voor een extra consult.
- •
Een huisbezoek afleggen.
- •
De pedagoog voor een gesprek en/of een observatie thuis.
- •
Home Start voor extra ondersteuning in het gezin.
Ouders/opvoeders herkennen het probleem niet of willen niet meewerken
Wanneer ouders/opvoeders niet volledig willen meewerken of het probleem niet herkennen, wordt datgene uitgevoerd waar zij wel akkoord mee gaan. Wanneer ouders meer tijd nodig hebben om het proces te verwerken, dan wordt hier rekening mee gehouden. De jeugdverpleegkundige noteert dit in het elektronisch kinddossier van het CJG (Kidos) en koppelt het terug aan de kinderopvang. Zij bespreekt met de kinderopvang hoe ouders/opvoeders ondersteund kunnen worden bij het onderkennen van het probleem.
Melding Veilig Thuis/Beëindigen van de opvang
Wanneer ouders /opvoeders blijvend niet willen meewerken met de kinderopvang, wordt het volgende besproken:
- •
Of de ontwikkeling van het kind gevaar loopt vanwege het in gebreke blijven van de ouder.
- •
Of de situatie in de groep nog houdbaar is, voor het kind zelf, voor de andere kinderen en voor de medewerkers.
Als er geen medewerking van ouders is of een kind zonder toelichting geen/beperkt gebruik maakt van de geboden zorgondersteuning/ve, schakelt de kinderopvang met het CJG. Het CJG probeert dan contact te leggen met ouders.
Kinderopvang overweegt om een melding te doen bij Veilig thuis (niet meewerken aan een vorm van hulpverlening terwijl het kind dat wel nodig heeft, is een vorm van verwaarlozing; zie hiervoor de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling).
Stap 4: VZAT-overleg
Het Voorschools Zorg – en Adviesteam (VZAT) bestaat uit een jeugdverpleegkundige (CJG), een jeugdarts (CJG), de coördinator voorschoolse voorzieningen (CJG), een pedagoog op afroep (CJG), een wijkteam lid en een medewerker van het samenwerkingsverband (RiBA). Vertegenwoordigers van de kinderopvang en onderwijs zijn op afroep aanwezig tijdens het VZAT-overleg. Het VZAT biedt multiprofessionele ondersteuning voor ouders bij vragen of zorgen over kinderen van 0 tot 4 jaar. Samen wordt er met ouders meegedacht over de situatie van hun kind, de hele context van het kind/gezin wordt hierbij betrokken. Na aanmelding van het kind (altijd met toestemming van ouders) verzamelt het VZAT informatie en bespreekt het kind in het VZAT-overleg.
Het VZAT bespreekt of het zelf een ondersteuningsplan kan opstellen en uitvoeren of dat de ingebrachte casus opgeschaald wordt naar wijkteam voor casusregie en/of voor gespecialiseerde zorg. Context van het kind/gezin worden hierbij in de breedte meegenomen, zodat er een zo’n passend mogelijk vervolg komt.
De notulen van elk VZAT overleg worden vastgelegd en gedeeld met de samenwerkingspartners. Het CJG registreert de afspraken en actiepunten in Kidos. De aanmelder voor het VZAT koppelt het besluit van het VZAT aan ouders terug. Acties worden uitgezet in het VZAT-overleg en uitgevoerd door de betrokken partners. Vanaf de aanmelding neemt de coördinator voorschoolse voorzieningen van het CJG een verbindende en coördinerende rol op zich.
Met ingang van 2025 bestaat het VZAT uit een ve-overleg en een Expertise-overleg om aan het toenemend aantal aanmeldingen en hulpvragen te kunnen voldoen.
Vanuit het VZAT overleg kan naast de bij stap 3 genoemde mogelijkheden de volgende zes mogelijkheden toegekend en ingezet worden. Hierbij heeft het CJG in alle hieronder genoemde mogelijkheden een verbindende rol naar de thuis -en opvoedsituatie.
1. Opvoedondersteuning en adviezen over de aanpak van bepaald gedrag thuis of elders
Begeleidings-, ondersteunings- en adviseringstrajecten (bestaande uit gemiddeld vijf contactmomenten) bieden aan ouders en jeugdigen met meer complexe opvoed- of opgroeivragen (opvoedingsondersteuning enkelvoudige problematiek).
2. Een observatie op de voorschoolse voorziening uitvoeren
Afhankelijk van de observatievraag wordt in het VZAT besloten wie de observatie zal uitvoeren. Dit kunnen zijn:
- •
Een observatie door Auris, middels Auris Consult & Advies.
- •
Een observatie door coördinator voorschoolse voorzieningen van het CJG. Hierbij kunnen naar aanleiding van de observatie de mogelijkheden vanuit het CJG, genoemd bij stap 3, worden besproken en ingezet.
- •
Een observatie door de pedagoog of ve-coach van de voorschoolse voorziening.
- •
Een observatie door de IB’er onderwijs.
- •
Een observatie door de gedragswetenschapper van het samenwerkingsverband RiBA.
3. Extra ondersteuning kinderopvang en onderwijs
De kinderopvang kan extra ondersteuning aanvragen voor een peuter als het nodig is om individueel of in een kleine groep te werken aan de doelen van het plan van aanpak. Belangrijkste doel van de inzet van dit ondersteuningstraject is om te onderzoeken in hoeverre een kind leerbaar is en met 4 jaar kan doorstromen naar onderwijs. Als een kind is aangemeld bij onderwijs wordt de IB’er van school betrokken bij het (bestaande) plan van aanpak en de doelen waaraan gewerkt wordt in de groep. Het gaat om 120 ondersteuningsuren in de groep op de voorschoolse voorziening. De aanvraag voor extra ondersteuning wordt toegekend door het VZAT.
4. Vroeg Samen Bespreking (VSB)
Het CJG heeft de taak om een significante achterstand in de ontwikkeling van een kind te signaleren en zo nodig ouders/opvoeders en kind toe te leiden naar de juiste plek en daarbij nauw samen te werken met onderwijs, kinderopvang en andere organisaties waar kinderen opgroeien. Uit ervaring weet het CJG, dat voor de groep jonge kinderen met ontwikkelingsproblemen en hun gezinnen specifieke deskundigheid nodig is. Specifieke expertise op het gebied van vroeg signalering, vroege diagnostiek en vroege interventie.
Het VZAT kan, bij zorgen zijn over de (brede) ontwikkeling van een peuter, adviseren om een Vroeg Samen Bespreking (VSB) te organiseren. Een VSB wordt georganiseerd om voor kinderen met een ontwikkelingsachterstand tot passende vervolgstappen te komen. In een VSB wordt de ondersteuningsvraag van ouders en kind besproken. Ouders zijn hierbij aanwezig en nemen actief deel aan de bespreking, samen met voor de ondersteuningsvraag relevante netwerkpartners. Met elkaar wordt een multidisciplinair plan opgesteld.
Een VSB vindt plaats in de voorschoolse periode. Het CJG/VZAT organiseert het VSB. De ‘Kijk Mij methodiek’ is onderdeel van een VSB. Deze methodiek richt zich op het (vroeg) samen vinden en ondersteunen van kinderen met een ontwikkelingsvraag en hun ouders. Een VSB versterkt de rol van ouders als regisseur en coördineert de activiteiten van de samenwerkende organisaties.
Doelgroep VSB: Ouders met kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar die wonen in de gemeente Ridderkerk. De maximale leeftijd van de peuter is 4 jaar en 0 maanden. Doelstelling VSB: Kinderen bij een (dreigende) ontwikkelingsachterstand toeleiden naar de juiste hulpverlening of begeleiding. |
Een Vroeg Samen Bespreking moet voor ouders het volgende opleveren:
- •
Een passende oplossing;
- •
Ondersteuning in het gekozen traject;
- •
Coördinatie van de uitgezette acties.
Vooraf aan de Vroeg Samen Bespreking vindt een intakegesprek plaats, waarin ouders aangeven hoe de ontwikkeling tot dan toe is verlopen en wat hun ondersteuningsvraag is. Dit gesprek wordt in een verslag vastgelegd en vooraf aan de bespreking met alle aanwezigen gedeeld.
Bij de VSB zijn naast ouders ook het CJG, de kinderopvang, het onderwijs, samenwerkingsverband RiBA en het wijkteam betrokken. Op afroep worden andere professionals als logopedisten, fysiotherapeut, Auris, kinderarts of gezinscoaches uitgenodigd.
Een Vroeg Samen Bespreking bestaat uit twee delen. In het eerste gedeelte wordt door de verschillende partners, zoals onderwijs, kinderopvang, RiBA, wijkteam, CJG en indien aanwezig logopedie ect., alle informatie over de ontwikkeling van het kind verzameld en met elkaar gedeeld. In het tweede gedeelte wordt ingegaan op de ondersteuningsvraag van ouders en kind. Ouders en samenwerkingspartners bespreken welke mogelijkheden er zijn om tot passende vervolgstappen te komen en/of toe te leiden naar de juiste hulpverlening/begeleiding.
Voorbeelden zijn:
- -
Inzet van extra begeleiding op de groep en/of toeleiden naar onderzoek,
- -
Observatie door RiBA om een beeld te krijgen van de onderwijsmogelijkheden en ondersteuningsbehoeften;
- -
Home Start, logopedie, fysiotherapie of pedagoog;
- -
VVE-verlening op de peutergroep, in combinatie met een ondersteuningsarrangement;
- -
Extra ondersteuning op de peutergroep of in groep 1 van de basisschool.
- -
Observatie door de IB’er van school op de peutergroep.
Van de bespreking wordt een verslag gemaakt door CJG en met ouders en alle betrokken partners gedeeld.
NB. Ouders worden vanuit het CJG en kinderopvang geadviseerd om hun kind schriftelijk aan te melden bij een basisschool in de gemeente, zodat de verbinding kinderopvang-onderwijs in een vroeg stadium tot stand komt. Onderwijs wordt op afroep uitgenodigd bij de VSB om mee te denken in het proces van plaatsing en zorg op de basisschool.
5. Toeleiding naar de peuterobservatiegroep De Kleine Ridder
Als blijkt dat een peuter nog niet toe is aan onderwijs, maar behoefte heeft aan een langere ontwikkeltijd, dan kan een peuter vanuit een VSB of wanneer er voldoende informatie aanwezig is, via het VZAT, toegeleid worden naar De Kleine Ridder. Voorwaarde voor toeleiden naar De Kleine Ridder is dat de uitstroom uiteindelijk onderwijs is. Als een kleuter 4 jaar is, aangemeld is bij onderwijs en toegeleid is naar de Kleine Ridder, maar nog niet geplaatst kan worden vanwege een wachtlijst, dan heeft onderwijs zorgplicht.
6. Toeleiding naar een ontwikkel- en/of behandelcentrum
Als een kind nog niet toe is aan onderwijs kan het toegeleid worden naar een ontwikkel- en/of een behandelcentrum. Het wijkteam en in sommige gevallen de jeugdarts van het CJG, kan het kind direct naar deze organisaties verwijzen. Als een kleuter 4 jaar is en aangemeld is bij een Medisch KinderDagverblijf (MKD) of dagcentrum, maar nog niet geplaatst is vanwege een wachtlijst, dan is het wijkteam de regievoerder.
Stap 5: Escalatie en doorzettingsmacht
Als bovenstaande stappen onvoldoende oplevert voor een peuter wordt dit gesignaleerd in het VZAT. De coördinator voorschoolse voorzieningen van het CJG kan de casus met spoed opschalen.
Taken van de samenwerkingspartners zorgprotocol
We sluiten deze bijlage af met apart weergegeven wie welke taken heeft bij het zorgprotocol.
CJG, als professional
- •
Signaleert een (dreigende) achterstand in de ontwikkeling van het jonge kind.
- •
Registreert informatie over de ontwikkeling van het kind, de ouder- en opvoedsituatie, de omgevingsfactoren en levert aanvullende informatie aan vanuit Kidos tijdens overlegmomenten.
- •
Begeleidt ouders/opvoeders in het traject om te komen tot een juiste hulpvraag en te zorgen dat ze het kind inschrijven voor de basisschool. Als ouders geen zorgaanbod willen afnemen, neemt professional VJG contact op om hen te wijzen op meerwaarde van zorgondersteuning.
- •
Ondersteuningsmogelijkheden inzetten van bijv. Home Start (vrijwilligers), 1ste lijn zorg (logopedie, kinderfysio of pedagoog), basisplek peutergroep of ve, ondersteuningstraject.
- •
Mogelijkheid via jeugdarts CJG om direct toe te leiden en/of te verwijzen van kinderen naar specialistisch onderzoek van Auris, Yulius of YOUZ, MKD of CityKids.
- •
Toeleiding naar een Vroeg Samen Bespreking via VZAT of consult/huisbezoek.
CJG, als coördinator
- •
Het organiseren en coördineren van VZAT-overleggen en Vroeg Samen besprekingen met ouders/opvoeders, VSB-team en overig netwerk (logopedie, kinderfysio, wijkteam, onderwijs).
- •
Verslaglegging (in het kinddossier) en coördineren van acties naar betrokken partners.
- •
Onderhouden van samenwerkingscontacten met kinderopvang, onderwijs, wijkteam, welzijnswerk, gemeente en overige organisaties waar kinderen opgroeien.
- •
Informeert onderwijs, RiBA en gemeente over de kinderen voor wie geen passende plek is en bespreekt (met toestemming van ouders/opvoeders) de acties van Vroeg Samen advies met onderwijs.
- •
Opschalen als zorg te groot is.
Wijkteam
- •
Medewerker van het jonge kind team met een Vroeghulp achtergrond neemt structureel deel aan de VZAT-overleggen en Vroeg Samen Besprekingen (voorzitten van VSB-overleg).
- •
Het wijkteam draagt zorg voor hulpvragen van de ouders/opvoeders van het kind. Dit kan betrekking hebben op bijv. casusregie of ondersteuning in het gezin. Wijkteam vraagt de hulpvraag uit en leidt het gezin toe naar de juiste hulpverlening. Coördineert de hulpverlening en informeert de organisaties die betrokken zijn bij het gezin.
- •
Onderhouden van netwerkcontacten om de nodige expertise en kwaliteit rond kennis over ontwikkelingsachterstanden, sociale kaart en uitwisseling van informatie te borgen.
- •
Aanmelding van een kind bij een ontwikkel- of dagcentrum.
- •
Als een kleuter 4 jaar is en aangemeld is bij een MKD of dagcentrum, maar nog niet geplaatst is vanwege een wachtlijst, dan heeft het wijkteam zorgplicht.
Samenwerkingsverband RiBA
- •
Wordt via het VZAT geïnformeerd over alle kinderen met een aanvullende zorgvraag vanaf 3,5 jaar. Het advies is om kinderen in te schrijven op een basisschool zodat kinderen die (nog) niet kunnen doorstromen gemonitord kunnen worden via Kindkans - registratie thuiszitters.
- •
Vast aanwezig bij de VZAT overleggen en bij een VSB.
- •
Vanuit een VSB kan geadviseerd worden om een vervolgafspraak vorm te geven in de vorm van een HIA. Uitgangspunt: er wordt gedacht aan een doorstroom richting een vorm van onderwijs (eventueel met ondersteuning). Een HIA is dan nodig om eventueel een TLV-aanvraag te kunnen doen, dit beoordeelt het RiBA. Een VSB wordt dan opgevolgd door een (verkort) HIA (aanvraag door de IB’er via Kindkans).
- •
Kan observaties uitvoeren op de kinderopvang om de ondersteuningsmogelijkheden en onderwijsbehoeften van een kind in beeld te krijgen.
- •
De leerling is aangemeld bij een school, de school heeft de zorgplicht over de betreffende leerling. Het samenwerkingsverband kan ondersteuning bieden.
- •
Er is een ouderfunctionaris gekoppeld aan het samenwerkingsverband RiBA. De ouderfunctionaris kan vanuit een HIA/SOT betrokken worden op het moment dat ondersteuning wenselijk is.
- •
Werkt nauw samen met CJG, onderwijs, wijkteam en kinderopvang.
- •
Als een leerling een TLV heeft gekregen, 4 jaar is en nog niet geplaatst kan worden vanwege een wachtlijst, dan heeft onderwijs zorgplicht.
Kinderopvang
- •
Tussen kinderopvang en onderwijs vindt een warme overdracht plaats voor alle vve-kinderen en alle zorgpeuters: ingevulde KIJK-lijsten, observaties en plan van aanpak worden overgedragen naar het onderwijs.
- •
Kinderopvang is bij een specifieke aanmelding aanwezig bij de VZAT-overleggen en bij de Vroeg Samen Besprekingen.
- •
Volgt het zorgprotocol bij twijfels rond de ontwikkeling van het kind.
- •
Registreert de ontwikkeling in KIJK en bespreekt bevindingen met ouders/opvoeders.
- •
Maakt een plan van aanpak voor elk vve-kind met extra zorgbehoefte, met duidelijke doelen waaraan gewerkt wordt in de groep. Deze doelen worden geëvalueerd en aangepast waar nodig. Bij zorg kan ondersteuning worden aangevraagd bij het VZAT om extra aan deze doelen te werken in de groep.
- •
Indien reguliere kinderopvang met voorschoolse educatie, niet passend is vanwege de intensieve zorgvraag van een kind of ernstige gedragscomplicatie kan de kinderopvang de contractuele plaatsing, vanuit de algemene voorwaarden ontbinden. Bij een kind met een doelgroepindicatie vve of Sociaal Medische Indicatie (SMI), meldt de kinderopvang beëindiging van plaatsing bij het CJG.
- •
Kinderen met een doelgroepindicatie kunnen gedurende de voorschools educatieve periode niet overstappen naar een andere ve-locatie, vanwege redenen, anders dan verhuizing.
Onderwijs
- •
Is op afroep aanwezig bij de VZAT-overleggen en de Vroeg Samen Besprekingen als er zorg is en het kind 3,5 jaar is. Bij deze overleggen wordt informatie over het kind met elkaar gedeeld. Bij een aanmelding wordt de IB’er op voorhand voor het overleg uitgenodigd.
- •
Is er een hulpvraag rond aanmelding en plaatsing op onderwijs: het onderwijs bekijkt of extra ondersteuning in groep 1 nodig is en/of het kind kan doorstromen naar regulier of passend onderwijs en/of het kind meer ontwikkelingstijd nodig heeft.
- •
Kan een observatie uitvoeren op de kinderopvang voor meer informatie rond aanmelding en plaatsing. De informatie wordt na toestemming ouders met elkaar gedeeld.
- •
Uitvoering van de afspraak tussen kinderopvang en onderwijs als ouders/opvoeders geen toestemming geven om informatie over de ontwikkeling met onderwijs te delen. Deze luidt: de IB’er onderwijs gaat met ouders nogmaals in overleg om uit te leggen dat de warme overdracht van de ontwikkelingsgegevens in het belang van het kind is.
- •
Als een leerling een TLV heeft gekregen, 4 jaar is en nog niet geplaatst kan worden vanwege een wachtlijst, dan heeft onderwijs zorgplicht.
Logopedie
- •
Logopedische screening kan door kinderopvang worden aangevraagd bij een van de twee gecontracteerde logopediepraktijken.
- •
De logopediste kan aangeven wat de resultaten zijn van de taaltesten en denkt mee of aanmelding voor onderzoek mogelijk is.
- •
Op afroep aansluiten bij VSB-overleg.
Overig netwerk (bijv. fysiotherapeut, kinderarts, orthopedagoog, ambulant begeleider Enver)
- •
Op afroep aansluiten bij VSB-overleg.
- •
Aandachtspunten of zorgen op specifiek gebied toelichten.
- •
Doelen waaraan gewerkt worden en evt. testresultaten in kaart brengen en waar mogelijk delen met externen.
- •
Mogelijkheid inzet van een tolk.
Noot
1Het Rijk heeft oktober 2023 in een Kamerbrief aangegeven dit wetsartikel te willen aanpassen naar ‘een goede afspiegeling van de wijk’. Dit is november 2024 nog niet ingegaan.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl