Havengeldenverordening 2025

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Havengeldenverordening 2025

De Raad van de Gemeente Hengelo.;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 5 november 2024;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, artikel 237, vijfde lid en artikel 238, tweede lid van de Gemeentewet;

besluit:

de volgende verordening vast te stellen.

Havengeldenverordening 2025.

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Aard

Krachtens deze verordening wordt geheven:

  • a.

    havengeld;

  • b.

    kade- en opslaggeld.

Artikel 2 Definities

  • 1. De definities uit de Havenbeheerverordening gemeente Hengelo en de Binnenvaartwet zijn van overeenkomstige toepassing op hetgeen in deze verordening is bepaald.

  • 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Green Award: keurmerk voor schepen die voldoen aan hoge eisen op het gebied van veiligheid en milieu, zoals die wordt uitgegeven door de Stichting Green Award;

    • b.

      meetbrief: het document als bedoeld in de Meetbrievenwet 1981;

    • c.

      reis: het binnenkomen en ligplaats kiezen van een schip dat bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van zaken, gedurende de periode waarbinnen het laden en/of lossen redelijkerwijs kan plaatsvinden, en het weer verlaten van het gemeentelijk vaarwater;

    • d.

      sleepboot: een vaartuig dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het slepen of duwen van andere vaartuigen;

    • e.

      ton: een massa van 1000 kilogram;

    • f.

      verlader: de producent of ontvanger van de zaken die wil dat deze worden vervoerd;

    • g.

      vrachtschip: een vaartuig dat hoofdzakelijk is bestemd of wordt gebruikt voor het vervoer van zaken en als vrachtschip op de meetbrief is aangemerkt;

    • h.

      waterverplaatsing: de in m3 uitgedrukte waterverplaatsing bij de grootste toegelaten diepgang van het vaartuig volgens een bij het vaartuig behorende geldige meetbrief met een maximum van 2.80 meter, waarbij 1.000 kg laadvermogen gelijkgesteld wordt met 1 m3 waterverplaatsing;

    • i.

      week: een tijdvak van zeven achtereenvolgende dagen.

Hoofdstuk 2 HET HAVENGELD

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam van ‘havengeld’ wordt een recht geheven voor:

  • a.

    het gebruik door schepen van het voor de openbare dienst bestemde gemeentelijk vaarwater, dat in eigendom, beheer of onderhoud is bij de gemeente en/of;

  • b.

    het gebruik door deze schepen van andere voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen, welke werken of inrichtingen in eigendom, beheer of onderhoud zijn bij de gemeente en/of;

  • c.

    het genot van de diensten die in verband daarmee worden verleend.

Artikel 4 Belastingplicht

Belastingplichtig is de schipper, de gezagvoerder, de reder of de eigenaar van het schip dat gebruik maakt van gemeentelijk vaarwater, dan wel de verlader of degene die als vertegenwoordiger van één van dezen optreedt.

Artikel 5 Vrijstellingen

Geen havengeld wordt geheven voor:

  • a.

    schepen met bijbehorende boten, welke onmiddellijk of middellijk in gebruik zijn bij het rijk voor de naleving of de handhaving van de scheepvaartreglementen;

  • b.

    schepen met bijbehorende boten, welke onmiddellijk of middellijk in gebruik zijn voor het beheer en onderhoud van de haven van de gemeente Hengelo;

  • c.

    schepen behorende aan de gemeente Hengelo;

  • d.

    schepen, die uitsluitend aanleggen voor het innemen van levensmiddelen voor eigen gebruik voor de opvarenden, waarbij de duur van de aanleg vier uren niet mag overschrijden;

  • e.

    schepen die uitsluitend voor het uitvoeren van reparaties in gemeentelijk vaarwater verblijven;

  • f.

    schepen, waarmede uitsluitend gebruik wordt gemaakt van het gemeentelijk vaarwater voor doorvaart of om van vaarrichting te veranderen;

  • g.

    sleepboten die niet langer dan vierentwintig uur in gemeentelijk vaarwater verblijven;

  • h.

    hospitaalschepen, uitsluitend als zodanig in gebruik;

  • i.

    lichters, die in geval van averij aan een vaartuig, de lading van een dergelijk vaartuig lossen;

  • j.

    roeiboten, behorende bij vaartuigen, waarvoor havengeld verschuldigd is;

  • k.

    voortgezet verblijf, indien en voor zover dat voortgezet verblijf uitsluitend een gevolg is van de stremming van de scheepvaart door ijs of andere meteorologische omstandigheden of door het onklaar worden van delen van het Twentekanaal, als sluizen en dergelijke.

Artikel 6 Maatstaf van heffing en tarief

De havengelden worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van de in de verordening en tarieventabel gegeven aanwijzingen en bijzondere bepalingen.

Artikel 7 Tarieftoepassing

  • 1. Voor de toepassing van de tarieven wordt:

    • a.

      bij het aantal m3 waterverplaatsing uitgegaan van de meetbrief;

    • b.

      bij het ontbreken van een meetbrief of enig ander daarmee vergelijkbaar document of bij weigering om één van deze te tonen, wordt de waterverplaatsing door de ambtenaar belast met de heffing van de gemeentelijke belastingen als bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a van de Gemeentewet vastgesteld en wordt het havengeld naar de uitkomst daarvan geheven.

  • 2. De heffing van havengeld voor een reis ten behoeve van het laden of lossen van zaken geeft recht op een onafgebroken gebruik van het gemeentelijk vaarwater gedurende de periode van één week.

  • 3. Op de termijn genoemd in het tweede lid van dit artikel is de Algemene Termijnenwet van toepassing.

  • 4. Bij een voortgezet verblijf wordt voor vaartuigen waarvoor het havengeld is geheven na afloop van de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn en voorts telkens na verloop van een periode van één week het havengeld opnieuw geheven.

Artikel 8 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is de aaneengesloten periode waarin het belastbare feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld

De belastingschuld ontstaat bij aanvang van het gebruik en/of genot als bedoeld in artikel 3 van deze verordening.

Hoofdstuk 3 HET KADE- EN OPSLAGGELD

Artikel 10 Belastbaar feit

Onder de naam ‘kade- en opslaggeld’ wordt een recht geheven voor:

  • a.

    het gebruik van voor de openbare dienst bestemde werken en inrichtingen, die in eigendom, beheer of onderhoud zijn bij de gemeente en/of;

  • b.

    het genot van de diensten die in verband daarmee worden verleend.

Artikel 11 Belastingplicht

Belastingplichtig is de persoon, die gebruik maakt van de in artikel 10 genoemde voor de openbare dienst bestemde werken en inrichtingen, dan wel het genot daarvan heeft.

Artikel 12 Vrijstelling

Geen opslaggeld wordt geheven voor het opslaan van aan het Rijk of aan de gemeente Hengelo toebehorende zaken.

Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De kade- en opslaggelden worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in hoofdstuk 3 van de bij de verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van de daarin gegeven aanwijzingen en bijzondere bepalingen.

  • 2. Het recht als bedoeld in hoofdstuk 3.1 van de tarieventabel, wordt berekend naar de oppervlakte van de grond, welke door de zaken aan het gebruik of verkeer wordt onttrokken.

Artikel 14 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is de aaneengesloten periode waarin het belastbare feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld

De belastingschuld ontstaat bij aanvang van het gebruik van de gemeentelijke kade en/of het opslagterrein, dan wel bij aanvraag van het genot van de dienst.

Artikel 16 Teruggaaf

  • 1. Als vóór het verstrijken van de termijn het gebruik of genot, waarvoor het onder hoofdstuk 3.1.2 van de tarieventabel genoemde opslaggeld is betaald, niet meer plaatsvindt, wordt teruggaaf verleend van het gedeelte van het kade- en opslaggeld dat overblijft na aftrek van de kade- en opslaggelden, welke voor het plaatsgevonden gebruik of genot worden geheven.

  • 2. Teruggaaf van het kade- en opslaggeld vindt op aanvraag plaats voor zover als gevolg van overmacht geen afvoer per schip van de ter verzending geplaatste zaken kan plaatsvinden. Het bestaan van een overmachtssituatie en de duur daarvan moeten schriftelijk worden aangetoond.

Hoofdstuk 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 17 Wijze van heffing

  • 1. De rechten op grond van hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslagbiljet.

  • 2. De rechten op grond van hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder wordt begrepen een nota of andere schriftuur.

Artikel 18 Termijn van betaling

  • 1. In afwijking van de Invorderingswet 1990 moet de belasting als bedoeld in artikel 3 worden betaald ingeval deze:

    • a.

      bij wege van een aanslagbiljet als bedoeld in artikel 17, eerste lid wordt geheven, binnen één maand na dagtekening van de aanslag;

    • b.

      door middel van schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 17, tweede lid wordt geheven, op het moment van uitreiken van de kennisgeving.

  • 2. De aanslagen als bedoeld in het eerste lid onder a kunnen op verzoek van de belastingplichtige door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige worden afgeschreven in één termijn van een maand.

  • 3. Op de termijnen genoemd in dit artikel is de Algemene Termijnenwet niet van toepassing.

Artikel 19 Kwijtschelding

Bij de invordering van de heffingen op grond van deze verordening wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 20 Overgangsrecht

  • 1. De ‘’Havengeldverordening 2024’’ vastgesteld op 8 november 2023 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 21, tweede lid genoemde datum van ingang van heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 21, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Havengeldenverordening 2025”.

Ondertekening

Gedaan ter openbare vergadering van 4 december 2024,

de griffier,

de burgemeester,

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE HAVENGELDVERORDENING 2025

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1

Alle in deze verordening opgenomen tarieven zijn exclusief omzetbelasting.

1.2

Een gedeelte van een eenheid wordt voor een volle eenheid aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Havengelden

2.1

Het havengeld bedraagt per reis voor schepen:

2.1.1

per kubieke meter waterverplaatsing of gedeelte daarvan

€ 0,15

2.1.1.1

per schip, tenzij een deel van de lading wordt gelost of een deel van het schip wordt beladen en het schip in een andere gemeentelijke haven aan het Twentekanaal verder wordt geladen en/of gelost. In dat geval wordt het havengeld berekend naar de helft van het laadvermogen.

2.2

In afwijking van het bepaalde onder 2.1 bedragen de tarieven voor schepen met een Green Award-certificaat een percentage van de in 2.1 genoemde tarieven

2.2.1

schepen met een bronzen Green Award-certificaat

95%

2.2.2

schepen met een zilveren Green Award-certificaat

90%

2.2.3

schepen met een gouden Green Award-certificaat

85%

2.2.4

schepen met een platina Green Award-label

80%

Hoofdstuk 3 Kade-en opslaggelden

3.1

Het kade- en opslaggeld bedraagt:

3.1.1

voor het gebruik van kaden of loswallen voor de plaatsing van zaken per etmaal en per m2 door de zaken in beslag genomen ruimte

€ 0,14

3.1.2

voor de overige aan of bij het gemeentelijke vaarwater gelegen terreinen, dienstig voor de opslag van zaken,

3.1.2.1

voor zover de terreinen van verharding zijn voorzien:

3.1.2.1.1

per m2 per week

€ 0,74

3.1.2.1.2

per m2 per maand

€ 1,96

3.1.2.1.3

per m² per jaar

€ 16,65

3.1.2.2

voor zover de terreinen niet van verharding zijn voorzien:

3.1.2.2.1

per m2 per week

€ 0,24

3.1.2.2.2

per m2 per maand

€ 0,50

3.1.2.2.3

per m2 per jaar

€ 4,78

3.2

Het recht bedraagt per jaar voor:

3.2.1

het hebben van een weegbrug

€ 174,26

3.2.2

het hebben van een laad- of loskraan

€ 420,63

Behorende bij raadsbesluit van 4 december 2024.

De griffier van de gemeente Hengelo,