Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR729032
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR729032/1
Beleidsregels inclusief Afwegingskader gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang (Wko) Nissewaard
Geldend van 13-12-2024 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels inclusief Afwegingskader gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang (Wko) Nissewaard2 Kwaliteit kinderopvang
Kinderopvang heeft een belangrijke plaats in onze samenleving. Kwalitatief goede kinderopvang draagt bij aan een goede start voor kinderen in de maatschappij en draagt bij aan een goede ontwikkeling en aan het welbevinden van kinderen. In de kinderopvang moeten kinderen zich veilig voelen en de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen (denk aan sociale emotionele-, cognitieve- en taalontwikkeling). Het gaat daarbij om een brede ontwikkeling met aandacht voor sociale activiteiten zoals samen spelen, samenwerken en leren van en met elkaar. Zo draagt kinderopvang bij aan een goede start voor kinderen in het basisonderwijs en de samenleving.
Goede kinderopvang: Waar kinderen zich veilig voelen en hun ontwikkeling wordt bevorderd |
Dit volgt ook uit één van de doelen die de wetgever heeft gesteld bij het opstellen van de Wet kinderopvang:
het bevorderen van de ontwikkeling van kinderen. De houder van een kinderopvangvoorziening is verantwoordelijk voor het leveren van kwalitatief goede kinderopvang. Het is belangrijk dat direct vanaf de start van een opvanglocatie verantwoorde en kwalitatief goede kinderopvang wordt aangeboden. Ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat ze hun kind in een veilige en gezonde, stimulerende en vertrouwde omgeving achterlaten. In het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) staan alle organisaties die toestemming hebben gekregen om kinderopvang aan te bieden. Hierin staan de contactgegevens van de organisaties, de onderzoeksrapporten van de toezichthouder en de handhavingsmaatregelen die de gemeente heeft genomen.
Het andere doel is arbeidsparticipatie. Hierop wordt in dit handhavingsbeleid niet apart ingegaan.
2.1 Toepassing
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de gemeentelijke inzet om
- -
toezicht te houden op de kwaliteit van de kinderopvang;
- -
aanvragen tot exploitatie en wijzigingsverzoeken voor kinderopvang af te handelen;
- -
te handhaven naar aanleiding van het niet naleven van voorschriften van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.
De gemeente hanteert het Afwegingsmodel Handhaving Kinderopvang bij het uitvoeren van de handhavingsacties die nodig zijn als een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en de Beleidsregels Innovatie & Kwaliteit Kinderopvang van de staatssecretaris van OCW. In het model, overeenkomstig het VNG-model, zijn de algemene stappen opgenomen die de gemeente kan hanteren bij het overtreden van de kwaliteitseisen.
Het gemeentelijke handhavingstraject begint direct na ontvangst van het inspectierapport van de GGD. Binnen de rapportage biedt de GGD de houder de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. De GGD geeft in het rapport een handhavingsadvies aan de gemeente. In het rapport is het ‘Overzicht getoetste inspectie-items’ de basis voor het afwegen van de te ondernemen handhavingsactie. In dit overzicht beschrijft de toezichthouder per domein de context van de voorwaarden waar de houder niet aan voldoet. In deze rapportage worden ook de resultaten vermeld van eventueel door de inspecteur gevoerd overleg en toegepaste overreding.
De gemeente kan de aangegeven verzwarende of verzachtende omstandigheden, de inspanning van de houder etc. mee laten wegen bij het beoordelen van de te nemen handhavingsactie. De gemeente kan in bijzondere gevallen, voordat de eerste juridische stap van aanwijzing wordt gezet, overwegen eerst een schriftelijke waarschuwing te geven. Overwogen kan worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen daarom een uitstel of voorkomen van het handhavingstraject.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle gastouderbureaus, voorzieningen voor kinderopvang en gastouderopvang binnen de gemeente.
2.2 Visie en ambitie
De eerste jaren van een kind hebben grote invloed op de latere ontwikkeling. Het aanbieden van verantwoorde kinderopvang in een gezonde en veilige omgeving is daarom belangrijk. Voorzieningen voor jonge kinderen leveren daaraan een belangrijke bijdrage, naast het verminderen van achterstanden en het bevorderen van gelijke kansen. Goede kwaliteit is daarbij een essentiële factor. Daarom wil de gemeente dat kinderen toegang hebben tot kwalitatief goede kinderopvang waarin zij zich optimaal kunnen ontwikkelen. Toezicht en handhaving worden passend ingezet. De gemeente streeft een goede relatie met de houder na en werkt vanuit vertrouwen.
Wanneer geconstateerd wordt dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt past de gemeente indien nodig actief handhavingsmaatregelen toe. De gemeente streeft bij het toepassen van deze handhavingsmaatregelen altijd naar herstel. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan worden daarbij meegewogen.
3 Wettelijk kader en gemeentelijke invulling
3.1 Wettelijk kader
Om de kwaliteit in de kinderopvang te waarborgen heeft de Rijksoverheid kwaliteitseisen vastgesteld waar kinderopvangorganisaties zich aan moeten houden. Hieronder vallen bijvoorbeeld eisen aan het pedagogisch klimaat (ook in de voorschoolse educatie), personeel en groepen, veiligheid en gezondheid, accommodatie en inrichting en de omgang met ouders. Daarnaast zijn er eisen gesteld aan de administratie van een kinderopvangvoorziening.
Deze kwaliteitseisen zijn vastgelegd in de Wet kinderopvang. De eisen zijn verder uitgewerkt in nadere regelgeving:
- ▪︎
Besluit kwaliteit kinderopvang;
- ▪︎
Regeling Wet kinderopvang;
- ▪︎
Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;
- ▪︎
Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorziening voor gastouderopvang;
- ▪︎
Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;
- ▪︎
Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang.
Direct vanaf de start van een opvanglocatie moet aan deze kwaliteitseisen worden voldaan. Ook stelt de wet eisen aan de manier waarop de toestemming tot exploitatie, registratie van voorzieningen, wijzigingen in deze registratie, het toezicht en de handhaving plaatsvindt. De gemeente is verantwoordelijk voor het geven of intrekken van toestemming, de registratie, het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit en kan binnen de wettelijke kaders haar taken invullen. De GGD is door de gemeente de aangewezen toezichthouder voor kinderopvang. De toezichthouder doet onderzoek naar de kwaliteit en beoordeelt of kindercentra, gastouderbureaus, voorzieningen voor gastouderopvang, houders en gastouders aan de eisen voldoen. De inspectie van het Onderwijs is de tweedelijns toezichthouder en controleert jaarlijks of de gemeente haar wettelijke taken met betrekking tot de registervoering en de uitvoering van het toezicht, goed uitvoert.
Daarnaast is de procedure bij aanvragen en wijzigingen van locaties vastgelegd en is de gemeente in beginsel verplicht te handhaven wanneer de toezichthouder een overtreding van deze kwaliteitseisen heeft vastgesteld.
In dit beleid leest u hoe de gemeente in de meeste gevallen zijn bevoegdheid gebruikt. Dat neemt niet weg dat er altijd ruimte blijft voor maatwerk en de gemeente hiervan kan afwijken.
In dit beleid gaat het over kinderopvang bij:
- ▪︎
kinderdagverblijven met of zonder voorschoolse educatie;
- ▪︎
buitenschoolse opvang;
- ▪︎
gastouderopvang via gastouderbureaus.
Kwalitatief goede kinderopvang:
|
3.2 Begrippen
De belangrijkste begrippen en wat daaronder wordt verstaan zijn opgenomen in de Wet- en regelgeving. In de tabel hieronder staan de belangrijkste begrippen.
Begrip |
Wat de gemeente daaronder verstaat |
Afwegingsmodel |
In het afwegingsmodel is vastgelegd welke bestuurlijke handhavingsmaatregel(en) de gemeente doorgaans oplegt. Per domein staat de hersteltermijn waarbinnen overtredingen moeten zijn hersteld en de hoogte van financiële sancties |
Awb |
Algemene wet bestuursrecht |
Beroepskracht |
De persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een kindercentrum, bezoldigd is en belast is met de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen; De persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een gastouderbureau, bezoldigd is en belast is met het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang |
Beroepskracht in opleiding |
Degene die beschikt over een arbeidsovereenkomst met de houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau en ten behoeve van het praktijkdeel van de opleiding belast is met de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen bij een kindercentrum of met het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang bij een gastouderbureau |
Beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang |
Degene die als beroepskracht werkzaam is en belast is met meertalige buitenschoolse opvang en die voldoet aan de opleidingseisen en scholingseisen, bedoeld in artikel 1.50, tweede lid, onderdeel i van de Wko |
Beroepskracht voorschoolse educatie |
Degene die als beroepskracht werkzaam is en belast is met voorschoolse educatie en die voldoet aan de opleidingseisen en scholingseisen, bedoeld in artikel 1.50b, onderdeel a van de Wko |
Buitenschoolse opvang |
Kinderopvang verzorgd door een kindercentrum voor kinderen in de leeftijd dat ze naar het basisonderwijs kunnen gaan, waarbij opvang wordt geboden voor of na de dagelijkse schooltijd evenals gedurende vrije dagen of middagen en in schoolvakanties |
College |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard |
Continue screening kinderopvang |
De voortdurende uitwisseling van gegevens over ingeschrevenen in het personenregister kinderopvang door Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor de controle op nieuwe gegevens in de justitiële documentatie van de ingeschrevene op basis waarvan wordt beoordeeld of de ingeschrevene nog steeds voldoet aan de eisen zoals deze gelden bij de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag |
Gastouder |
Degene van 18 jaar of ouder die gastouderopvang biedt, met uitzondering van degene:
|
Gastouderbureau |
Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt |
Gastouderopvang |
Kinderopvang:
|
Gemeente |
De gemeente Nissewaard |
Geregistreerd gastouderbureau |
Een in het landelijk register kinderopvang ingeschreven gastouderbureau als bedoeld in artikel 1.46, tweede lid van de Wko |
Geregistreerd kindercentrum |
Een in het landelijk register kinderopvang ingeschreven kindercentrum als bedoeld in artikel 1.46, tweede lid van de Wko |
Geregistreerde voorziening voor gastouderopvang |
Een in het landelijk register kinderopvang ingeschreven voorziening voor gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.46, tweede lid van de Wko |
Geschillencommissie |
De commissie, bedoeld in artikel 1.57c, eerste lid van de Wko |
GGD |
Een gemeentelijke gezondheidsdienst, als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid (Wpg), in dit geval de GGD Rotterdam Rijnmond |
GIR |
Gemeentelijk Incidenten Registratiesysteem |
Herstelaanbod |
Het aanbod van de toezichthouder kinderopvang aan de houder om binnen de door de toezichthouder gestelde tijd een geconstateerde overtreding te herstellen. Dit gebeurt vóórdat het conceptrapport wordt opgesteld |
Houder |
Degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum of een gastouderbureau exploiteert De gastouder die een voorziening voor gastouderopvang exploiteert |
Ingeschrevene |
Een persoon als bedoeld in artikel 1.48d, tweede lid van de Wko, die in het personenregister kinderopvang is ingeschreven |
Inspectieonderzoek |
Een onderzoek als bedoeld in artikel 1.62, eerste lid Wet kinderopvang |
Justitiële documentatie |
De documentatie, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder e, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens |
Kindercentrum |
Een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang |
Kinderopvang |
Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint |
Kinderopvangtoeslag |
Een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang |
Kinderopvangvoorziening |
Buitenschoolse opvang op een specifiek adres, dagopvang op een specifiek adres, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang |
Kwaliteitseisen |
De kwaliteitseisen vastgelegd in voorschriften, welke door de houder nageleefd moeten worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving |
LRK |
Landelijk Register Kinderopvang, Het register, bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid van de Wko |
Meertalige buitenschoolse opvang |
Buitenschoolse opvang die voor ten hoogste vijftig procent van de openingstijd van een kindercentrum per jaar in de Engelse, Duitse, of Franse taal wordt verzorgd |
Ouder |
De bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een vergoeding op grond van de Jeugdwet buiten beschouwing blijft |
Oudercommissie |
De commissie, bedoeld in artikel 1.58 van de Wko |
Overheidswerkgever |
De werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van de Wet financiering sociale verzekeringen |
Pedagogisch beleidsmedewerker |
De persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een kindercentrum, bezoldigd is en belast is met de totstandkoming en implementatie van pedagogische beleidsvoornemens of het coachen van beroepskrachten bij de uitvoering van hun werkzaamheden |
Personenregister kinderopvang |
De verzameling van gegevens die verwerkt worden ten behoeve van het doel, beschreven in artikel 1.48d, eerste lid |
Register buitenlandse kinderopvang |
Het register, bedoeld in artikel 1.48b, eerste lid van de Wko. |
Stagiair |
Degene die een opleiding volgt, waarvan het praktijkdeel een beperkt deel van de totale studieduur is, belast is met werkzaamheden bij de houder ten behoeve van het praktijkdeel van de opleiding en geen beroepskracht in opleiding is |
Toezichthouder |
De aangewezen toezichthouder van de GGD. De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport. |
uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen |
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen |
Uitvoeringskosten |
De kosten die door een gastouderbureau in rekening worden gebracht bij de ouder of de gastouder, niet zijnde de kosten van gastouderopvang |
Uitzendkracht |
Degene van 18 jaar of ouder die werkzaam is voor een uitzendbureau en is uitgezonden voor werkzaamheden bij een kindercentrum of een gastouderbureau |
Verklaring Omtrent gedrag |
Een verklaring omtrent het gedrag natuurlijke personen of een verklaring omtrent het gedrag rechtspersonen |
Verklaring omtrent gedrag natuurlijke personen |
Een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, ten behoeve van een natuurlijk persoon |
Verklaring omtrent gedrag rechtspersonen |
Een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, ten behoeve van een rechtspersoon |
Voorschoolse educatie |
Uitvoering van een door het college gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten |
Voorziening voor gastouderopvang |
Gastouderopvang door een specifieke gastouder op een specifiek woonadres |
Wko |
Wet kinderopvang |
4 Starten van een kinderopvangvoorziening
Voordat een kinderopvangvoorziening daadwerkelijk kinderen mag opvangen of een gastouderbureau met haar werkzaamheden mag starten is toestemming nodig van de gemeente. Voor wijzigingen in de registratie kan aanvullende toestemming nodig zijn.
4.1 De aanvraag voor toestemming tot exploitatie
In de volgende gevallen spreken wij van een aanvraag van exploitatie, volgens artikel 1.45 en artikel 1.47 van de Wet kinderopvang: Nieuwe voorziening en houderwijziging en verhuizing. Een nieuwe kinderopvangvoorziening mag pas in exploitatie genomen worden na schriftelijke toestemming daartoe verleend door de gemeente, op een in dat besluit vastgestelde specifieke datum. Als er toestemming is gegeven wordt de voorziening vervolgens in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerd. Om deze toestemming te verkrijgen dient de houder
Het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) Alle kindercentra, gastouders en gastouderbureaus staan geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang. Het LRK is openbaar en te vinden op landelijkregisterkinderopvang.nl. Alleen als een kinderopvangvoorziening is opgenomen in het LRK, hebben ouders recht op kinderopvangtoeslag. |
een aanvraag tot exploitatie in bij de gemeente waar de beoogd te exploiteren kinderopvangvoorziening zich bevindt. De beslistermijn is tien weken. Deze termijn kan in bepaalde situaties nog verlengd worden. Het is dus van belang dat de houder een aanvraag tijdig voor de gewenste startdatum indient. Een aanvraag wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld aanvraagformulier, te vinden op www.rijksoverheid.nl, www.landelijkregisterkinderopvang.nl. Bij het indienen van een aanvraag voor een nieuwe kinderopvangvoorziening, worden leges in rekening gebracht.
4.2 Streng aan de poort
Ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat kinderen vanaf de eerste dag van een kinderopvangvoorziening in een veilige, gezonde en verantwoorde omgeving worden opgevangen. De gemeente wil dat er direct vanaf de start van de exploitatie van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang dat er verantwoorde en kwalitatief goede opvang geboden wordt. Voor een gastouderbureau geldt dat deze direct vanaf de start de werkzaamheden zo moet kunnen uitvoeren dat zowel het gastouderbureau als de door het gastouderbureau te begeleiden gastouders, aan de kwaliteitseisen voldoen. De gemeente laat daarom alle nieuwe aanvragen tot exploitatie uitgebreid toetsen door de GGD. Deze werkwijze staat bekend als ‘Streng aan de Poort’.
De toezichthouder zal bij het onderzoek voor registratie toetsen of er voldoende vertrouwen is dat er vanaf datum van exploitatie een kwalitatief goede opvang of begeleiding geboden wordt. Uitgangspunt hierbij is dat al bij de aanvraag tot exploitatie (voor zover mogelijk) alle eisen beoordeeld worden. Aanvullend kan een gesprek met de houder duidelijkheid geven of hij aan de kwaliteitseisen zal gaan voldoen. Op basis van dit totaal onderzoek vormt de toezichthouder een oordeel over de aanvraag tot exploitatie.
Een kinderopvangvoorziening moet vanaf registratie voldoen aan alle kwaliteitseisen en verantwoorde opvang aanbieden. Binnen drie maanden na registratie beoordeelt de toezichthouder of de voorziening in de praktijk ook aan de kwaliteitseisen voldoet. |
Voor een gastouderbureau geldt dat deze direct vanaf de start de werkzaamheden zo moet kunnen uitvoeren dat zowel het gastouderbureau als de gastouders die zij begeleid, aan de kwaliteitseisen voldoen.
De gemeente neemt in de beoordeling van de aanvraag de kwaliteit van andere kinderopvangvoorzieningen van de houder en de daarbij behorende handhavingshistorie mee. Voortdurende, ernstige en/of vele overtredingen op deze voorzieningen vormen een indicatie voor de naleving van de kwaliteitseisen op een nieuwe voorziening. Signalen buiten het advies van de toezichthouder kunnen eveneens meewegen in de beoordeling van de aanvraag.
De gemeente kijkt, in afstemming met andere betrokken afdelingen, naast de beoordeling op de eisen vanuit de Wet kinderopvang bij een nieuwe aanvraag ook naar andere vergunningen die van belang zijn voor de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen. Zoals het voldoen aan alle relevante eisen met betrekking tot bouw, brandveiligheid en bestemmingen. Niet voldoen aan bouwtechnische en brandveiligheidseisen kan directe gevolgen hebben voor de veiligheid van de kinderopvang.
4.3 Startdatum exploitatie
Op basis van het onderzoek voor registratie neemt de gemeente een beslissing op de aanvraag. In de beslissing op de aanvraag wordt aangegeven vanaf welke datum de exploitatie mag starten op grond van de Wet kinderopvang.
Het exploiteren van een kinderopvangvoorziening zonder toestemming van de gemeente is strafbaar gesteld. Dit is een economisch delict (artikel 1 lid 2 Wet op de economische delicten). |
4.4 Onderzoek na registratie
Binnen drie maanden na de beschikking tot exploitatie beoordeelt de toezichthouder of de kinderopvangvoorziening (niet zijnde een voorziening voor gastouderopvang) in de praktijk aan de kwaliteitseisen voldoet. Hierbij wordt met name gekeken naar de uitvoeringspraktijk van het veiligheids-, gezondheids- en pedagogisch beleid, de inzet van het personeel en de wijze waarop de kinderen worden opgevangen.
4.5 Mogelijkheden na afwijzing aanvraag tot exploitatie
Wanneer een aanvraag tot exploitatie is afgewezen, kan de houder een nieuwe aanvraag indienen. Om een nieuwe aanvraag te kunnen indienen, moet er sprake zijn van nieuwe feiten en omstandigheden. Deze moeten door de houder bij de nieuwe aanvraag worden vermeld. Alleen als dat het geval is, wordt een nieuwe aanvraag in behandeling genomen. Bij een nieuwe aanvraag worden ook nieuwe leges in rekening gebracht.
4.6 Tijdig aanvragen
De aanvraag moet op tijd worden gedaan, want de gemeente heeft 10 weken de tijd om een beslissing op de aanvraag te nemen. Deze termijn kan worden verlengd1. Als er toestemming is gegeven, registreert de gemeente de voorziening ook gelijk in het Landelijk Register Kinderopvang.
4.7 Niet gemelde kinderopvang
Als een kinderopvangvoorziening toch start zonder hiervoor schriftelijke toestemming te hebben gevraagd of verkregen, is sprake van niet gemelde oftewel illegale kinderopvang. Dit is een ernstige overtreding. De gemeente treedt hiertegen dan ook streng op. De locatie moet meteen sluiten en de houder kan een bestuurlijke boete krijgen ook kan de gemeente aangifte doen bij het Openbaar Ministerie op grond van artikel 1 lid 2 van de Wet Economische Delicten.
4.8 Wijzigingen registratiegegevens LRK
Na het verkrijgen van de toestemming kunnen er wijzigingen in de geregistreerde gegevens plaatsvinden. Het is van belang elke wijziging direct door te geven aan de gemeente. De gemeente kan dan bepalen of er voorafgaand aan het besluit op de gevraagde wijziging een onderzoek moet plaatsvinden door de toezichthouder. Zo moet bijvoorbeeld duidelijk zijn waar en hoeveel kinderen worden opgevangen, wie verantwoordelijk is voor deze opvang en hoe de opvang bereikbaar is.
Het kan bij wijzigingen bijvoorbeeld gaan om:
- ▪︎
de toekenning van een KvK-vestigingsnummer;
- ▪︎
het (correspondentie)adres; bezoekadres en telefoonnummer, contactpersoon;
- ▪︎
de beëindiging van de exploitatie van de kinderopvangvoorziening.
4.8.1 Wijziging houder of rechtsvorm
Een kindercentrum of gastouderbureau dat wordt overgenomen, is veelal al in exploitatie en er worden kinderen opgevangen/bemiddeld. Het is voor de continuïteit daarom van groot belang dat de oude en nieuwe eigenaar samen een overname goed regelen. Een houderwijziging wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld wijzigingsformulier. Deze formuleren zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl en www.landelijkregisterkinderopvang.nl
De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten bij een overname:
- -
Een overname moet worden behandeld als een nieuwe aanvraag. Dat betekent dat ook bij een overname ‘Streng aan de Poort’ wordt getoetst. Naleving van de kwaliteitseisen bij andere kinderopvangvoorzieningen en de handhavingshistorie van de nieuwe houder wordt meegewogen.
- -
Bij een overname worden leges in rekening gebracht, omdat de overname wordt behandeld als een nieuwe aanvraag, met bijbehorend onderzoek.
- -
De nieuwe houder heeft redelijkerwijs tijd nodig om eventuele bestaande tekortkomingen op te heffen. Daar wordt rekening mee gehouden door de gemeente.
Als een andere houder een kinderopvangvoorziening wil overnemen moet deze nieuwe houder hiervoor vooraf toestemming vragen. Dit geldt ook als de houder een andere rechtsvorm krijgt, ook dit is een houderwijziging. Ook als de bestuurder hetzelfde blijft.
Een houderwijziging wordt behandeld als een nieuwe aanvraag. De gemeente bepaalt de inhoud van een onderzoek in deze gevallen. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de toezichthouder.
Bij dit onderzoek zijn de gemeente en de toezichthouder ook ‘Streng aan de poort’. Want ook als een andere houder een kinderopvangvoorziening voortzet, is het van belang dat de voorziening aan de kwaliteitseisen blijft voldoen. Dit betekent dat voor deze wijziging een afhandelingstermijn van 10 weken geldt. De gemeente houdt zo veel mogelijk rekening met het belang van de continuïteit van de opvang. Het is voor deze continuïteit van opvang van groot belang dat de houder de aanvraag tijdig indient en alle benodigde stukken zijn bijgevoegd.
4.8.2 Wijziging aantal kindplaatsen
Bij de toestemming tot exploitatie is het maximumaantal kindplaatsen aangegeven. Dit maximumaantal kindplaatsen neemt de toezichthouder ook mee in de beoordeling of de houder redelijkerwijs aan de kwaliteitseisen voldoet, bijvoorbeeld met betrekking tot de eisen in het domein accommodatie en groepen.
Wanneer dit aantal later wijzigt is het van belang dat de houder dit als wijziging doorgeeft. Voor een verhoging van het aantal kindplaatsen is aanvullende toestemming van de gemeente nodig. Om hierover een besluit te kunnen nemen is een advies van de toezichthouder nodig. De gemeente geeft toestemming voor de wijziging als de houder daarmee aan de kwaliteitseisen blijft voldoen.
4.8.3 Wijziging extra bemiddelingsrelatie en beëindiging bemiddelingsrelatie
Als een gastouder zich wil aansluiten bij een extra gastouderbureau, dan moet dit gastouderbureau deze extra bemiddelingsrelatie aanvragen via een wijzigingsformulier. Ook het beëindigen van een bemiddelingsrelatie moet tijdig worden gemeld. Bij het toezicht op een gastouderbureau kijkt de gemeente ook naar de aangesloten gastouders.
4.8.4 Verhuizing
Bij verhuizing van een kinderopvangvoorziening is een nieuwe aanvraag nodig.
4.8.4.1Verhuizing van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang
Wanneer een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang verhuist moet dit in behandeling worden genomen als zijnde een nieuwe aanvraag. Zodoende worden er bij deze nieuwe aanvraag ook hernieuwde leges in rekening gebracht.
Bij de gemeente wordt ingediend:
- •
Voor de oude kinderopvangvoorziening een wijzigingsverzoek tot intrekken toestemming exploitatie (uitschrijving). Hierbij moet de aanvrager op het wijzigingsformulier vermelden dat het een verhuizing betreft.
- •
Voor de nieuwe kinderopvangvoorziening een aanvraag tot exploitatie (inschrijving).
4.8.4.2Verhuizing van een gastouderbureau
Wanneer een gastouderbureau (GOB) verhuist, geldt een andere procedure. Wettelijk is vastgelegd dat een GOB geen nieuwe aanvraag tot exploitatie hoeft in te dienen wanneer het adres van een GOB wijzigt. Bij de gemeente wordt een wijzigingsverzoek tot wijziging van het vestigingsadres ingediend.
Indien de verhuizing naar een andere gemeente is, moet het wijzigingsverzoek gestuurd worden naar de huidige gemeente van vestiging. Deze stuurt het verzoek door (na verwerking in het LRK), waarna de beoogde gemeente van vestiging een besluit zal nemen over het verzoek. Die gemeente kan de GGD vragen advies uit te brengen over het verzoek alvorens dat besluit te nemen.
4.8.5 Wijzigingsformulier tijdig indienen
Wijzigingen moeten worden ingediend met een wijzigingsformulier. Deze is te vinden op www.rijksoverheid.nl en ook op www.landelijkregisterkinderopvang.nl.
De houder moet het wijzigingsverzoek minimaal 8 weken voor de gewenste wijzigingsdatum indienen2. De gemeente beoordeelt of er een onderzoek door de toezichthouder moet plaatsvinden. De gemeente besluit binnen 8 weken of de wijziging kan plaatsvinden en kan worden geregistreerd.
Voor sommige wijzigingen (zoal het wijzigen van een telefoonnummer of correspondentieadres) wordt geen besluit afgegeven. De gemeente informeert de houder als de wijziging is opgenomen in het LRK. Een gastouder moet wijzigingen bij het gastouderbureau melden. Het gastouderbureau geeft wijzigingen voor gastouderopvang door aan de gemeente.
5 Toezicht: Aanspreken op verantwoordelijkheid
Jonge kinderen zijn kwetsbaar. Toezicht op de kwaliteitseisen waarborgt dat de kinderopvang voor alle kinderen verantwoord en veilig is. Ook heeft toezicht een belangrijke functie in het scheppen van vertrouwen voor goede en veilige opvang van kinderen. Daarnaast levert toezicht een belangrijke impuls tot kwaliteitsbewaking in de kinderopvang.
De toezichthouder van de GGD komt jaarlijks op alle kindercentra en gastouderbureaus en ziet wat daar in de dagelijkse praktijk gebeurt. Daarnaast onderzoekt de toezichthouder, middels een steekproef van de in het LRK geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang, een deel van deze voorzieningen. De toezichthouder fungeert daarmee als de ogen en oren van de gemeente. Hij onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en adviseert de gemeente over deze naleving.
De toezichthouder geeft geen advies aan de houder, maar kan wel toelichten wat er wordt getoetst en waarom.
Wat u als ondernemer kunt verwachten van een onderzoek van de toezichthouder De toezichthouder is onafhankelijk en beoordeelt of een kinderopvangvoorziening voldoet aan de kwaliteitseisen. Vervolgens adviseert de toezichthouder de gemeente op basis van de bevindingen. De toezichthouder vormt een oordeel aan de hand van onder andere:
Een bezoek van de toezichthouder vindt doorgaans onaangekondigd plaats. |
5.1 Dialooggericht werken
Toezichthouden is meer dan ‘controleren op basis van wetten, regels en normen’. Het gaat om de naleving van de kwaliteitseisen door de houder en de kwaliteit van opvang die wordt aangeboden. Ook de wijze waarop een organisatie is ingericht, hoe een houder het personeel inzet en hoe de verantwoordelijkheden binnen de organisatie zijn verdeeld, bepalen het kwaliteitsniveau van de geboden kinderopvang. Om een goed beeld te krijgen van de organisatie gaat de toezichthouder in gesprek met de houder. Zij gaat daarbij in op de wijze waarop een houder zijn organisatie heeft ingericht om te kunnen nagaan of de kwaliteit van de geboden kinderopvang daadwerkelijk is gewaarborgd. Daarbij speelt ook het interne kwaliteitsbeleid van de houder een belangrijke rol. In het belang van een goede dialoog zal de toezichthouder:
- ▪︎
zonder oordeel luisteren en observeren;
- ▪︎
open vragen stellen en doorvragen en
- ▪︎
controleren of de toezichthouder zaken goed heeft geïnterpreteerd.
De toezichthouder zet kinderopvangorganisaties aan om (samen) te werken aan de kwaliteit en veiligheid van hun opvang en risico’s te verminderen. Daar waar nodig worden verbeterpunten besproken en zet de toezichthouder houders aan om de kwaliteit van hun opvang te verbeteren. Wanneer sprake blijkt van een tekortkoming is van belang om te weten wat de omstandigheden zijn en wat de inbreuk was op de geboden kwaliteit van opvang. Dit weegt de toezichthouder mee in zijn oordeel en advies aan de gemeente.
5.2 Risico gestuurd
De toezichthouder houdt risico gestuurd toezicht op de geboden kwaliteit van kinderopvang en de naleving van de kwaliteitseisen. Dat betekent dat toezichthouders minder intensief inspecteren bij locaties waar geen zorgen over bestaan en intensiever bij locaties waar wél zorgen over zijn. Kortom: minder waar mogelijk, meer waar nodig. De werkwijze van de toezichthouder past bij de uitgangspunten in dit beleid: er is meer en steviger toezicht op de locaties waar de kwaliteit niet vanzelfsprekend hoog is. De toezichthouder heeft vertrouwen in een houder als deze in alle informatie kan voorzien die nodig is om een oordeel te vormen over de kinderopvangvoorziening. Een houder die niet transparant is en onbetrouwbaar blijkt, is reden tot zorg. Een reactieve houding, niet open staan voor zelfreflectie of het niet nemen van verbetermaatregelen is reden tot zorg.
De toezichthouder stelt voor kindercentra en gastouderbureaus na elk jaarlijks onderzoek (en zo nodig vaker) een risicoprofiel op om de inspectielast te bepalen. Hiervoor gebruikt de toezichthouder een landelijk vastgesteld model, met verschillende indicatoren.
Overtredingen bij een of meerdere kindercentra van een houder kunnen ook leiden tot verscherpt toezicht bij andere kindercentra van dezelfde houder. Bij gastouders betrekt de toezichthouder het risicoprofiel van het gastouderbureau.
5.3 Onderzoeken
De toezichthouder voert diverse onderzoeken uit, te weten:
- •
onderzoeken voor registratie
- •
onderzoeken na registratie
- •
reguliere jaarlijkse inspectieonderzoeken
- •
incidentele onderzoeken
- •
nader onderzoek (na geconstateerde overtreding(en))
De toezichthouder kan ook thema-onderzoeken uitvoeren. Minimaal 1 keer per jaar bezoekt de toezichthouder onaangekondigd ieder gastouderbureau, kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang. Daarnaast bezoekt de toezichthouder ook jaarlijks ten minste 50% van de geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang, waarbij iedere gastouderlocatie ten minste eens per 3 jaar bezocht wordt.
5.4 Flexibele inspectieactiviteit
Door de invoering van de flexibele inspectieactiviteit kunnen inspecties meer op maat worden uitgevoerd. De toezichthouder beoordeelt altijd of de houder voldoet aan de eisen die betrekking hebben op:
- •
Verklaringen Omtrent het Gedrag;
- •
registratie in het Personenregister kinderopvang;
- •
pedagogische kwaliteit;
- •
voorschoolse educatie (als daar op de locatie sprake van is).
Afhankelijk van onder andere het risicoprofiel en de bepaalde speerpunten onderzoekt de toezichthouder de overige eisen. Ook houdt de toezichthouder op locatieniveau rekening met locatiekenmerken, meldingen en signalen.
5.5 Speerpunten
Jaarlijks stelt de gemeente samen met de toezichthouder ook een uitvoeringsplan op. In het jaargesprek met de kinderopvang worden de accenten in het toezicht besproken. Zo kan de toezichthouder ieder jaar extra aandacht besteden aan bepaalde kwaliteitseisen en speerpunten. Welke kwaliteitseisen dat zijn is afhankelijk van landelijke en lokale ontwikkelingen en signalen vanuit het toezicht.
5.6 Herstelaanbod
De gemeente en de GGD werken per 1 januari 2020 met de werkwijze herstelaanbod. Bij overtredingen biedt de toezichthouder, onder voorwaarden, de mogelijkheid om aan te tonen hoe de houder deze oplost, nog tijdens de onderzoeksperiode. Dit is het herstelaanbod. Uitgangspunt van de toezichthouder daarvoor is altijd dat sprake is van structureel blijvend herstel. Binnen de door de toezichthouder gestelde tijd moeten maatregelen worden genomen om de gewenste kwaliteit te bereiken en een vastgestelde overtreding te herstellen. Dit gebeurt vóórdat het conceptrapport is opgesteld.
Het herstelaanbod kan aangeboden worden bij alle type voorzieningen, bij een onderzoek na registratie, een jaarlijks onderzoek en een incidenteel onderzoek. Het wordt niet aangeboden bij een onderzoek voor registratie
Elke overtreding kan in aanmerking komen voor herstelaanbod, tenzij:
Kinderopvanglocaties waar de kwaliteit structureel tekortschiet, komen doorgaans niet voor een herstelaanbod in aanmerking omdat zij niet aan de criteria voldoen. |
of bij een nader onderzoek. De afweging of een houder een herstelaanbod krijgt en welke termijn daarvoor geldt ligt bij de toezichthouder. Daarmee is een herstelaanbod ook geen vooraf vaststaand recht. De toezichthouder bespreekt verbetermaatregelen en legt de nodige afspraken vast. Na afloop van de afgesproken periode beoordeelt de toezichthouder of een overtreding structureel is opgeheven. Dit aanbod leidt tot snellere inzet van het herstel en een betere inschatting van de nalevingsbereidheid.
De toezichthouder beschrijft in het rapport de overtreding én of het herstelaanbod op tijd is nagekomen. Daarbij kijkt de toezichthouder vooral of de overtredingen hersteld zijn en of de kwaliteit structureel verbeterd is. Na afloop van de onderzoeksperiode geeft de toezichthouder een advies aan de gemeente. De expertise van de toezichthouder is leidend. De periode tot herstel is maximaal vier weken. De toezichthouder schrijft in het inspectierapport het verloop van het aanbod. De houder is niet verplicht om van het aanbod gebruik te maken, maar dient wel van te voren geïnformeerd te worden over de mogelijkheid van herstelaanbod.
Als er herstelaanbod heeft plaatsgevonden en de overtreding is hersteld, dan blijft de overtreding zichtbaar in GIR, met de mogelijkheid voor gemeenten om niet te handhaven, omdat de overtreding na het herstelaanbod daadwerkelijk hersteld is.
5.7 Schriftelijk bevel
Een bevel is, naar artikel 1.65 lid 3 van de Wko, een handhavingsmiddel dat in spoedeisende gevallen door de GGD-inspecteur direct tijdens een inspectie ingezet kan worden. Omdat het middel door de GGD-inspecteur wordt ingezet en niet door het college wordt dit bevel in onderhevig Afwegingsmodel niet nader genoemd. Inzet van dit middel wordt door de GGD-inspecteur bepaald. Als de kwaliteit van de kinderopvang zo ernstig tekortschiet dat de (emotionele) veiligheid en gezondheid van de kinderen direct in het geding komt, heeft de toezichthouder de mogelijkheid om zelf in te grijpen. Het bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen, maar kan door het college worden verlengd. In het bevel geeft de toezichthouder aan wat de overtreding(en) is/zijn, welke actie de houder moet nemen en binnen welke termijn de houder dit moet doen.
5.8 Signalen
De Gemeente vindt veilige en verantwoorde kinderopvang van groot belang. Met toezicht hierop door de GGD geeft de gemeente hier invulling aan. Echter, er kunnen ook signalen en situaties zijn die de toezichthouder in het toezicht niet direct constateert, maar ouders, beroepskrachten en andere betrokkenen wel. Zowel de gemeente als de toezichthouder roepen iedereen die een zorg, melding of signaal heeft over de kinderopvang op deze met ons te delen. Dit kan bij de GGD Rijnmond. De contactgegevens zijn te vinden op de website van de GGD. Meldingen en klachten over incidenten, misstanden en terugkerende tekortkomingen zijn voor het toezicht een belangrijke bron van informatie. Ze kunnen een signaal zijn dat ergens sprake is van onveilige of kwalitatief niet goede kinderopvang.
De gemeente stimuleert ouders, beroepskrachten, professionals, omwonenden of andere betrokkenen om meldingen en signalen over de kwaliteit te delen. |
Ook informatie van de politie of Dienst Toeslagen kan voor de toezichthouder belangrijk zijn. Na elk signaal wordt bepaald welke actie nodig is, bijvoorbeeld een extra onderzoek of extra aandacht aan de aard van het signaal tijdens een jaarlijks onderzoek.
5.9 Gastouderopvang
Gastouderopvang vindt plaats in de woning van de gastouder of van het kind, is kleinschalig en persoonlijk. De gastouderopvang moet een veilige en gezonde omgeving zijn voor kinderen. De wettelijke kwaliteits- en toezichteisen wijken op enkele punten af van die voor kindercentra. Dit betreft bijvoorbeeld de kwalificatie-eis. Niet alleen de gastouder (de houder van de voorziening) is verantwoordelijk voor de kwaliteit, maar ook het gastouderbureau dat bemiddelt en begeleidt.
De toezichthouder kan binnen het inspectieonderzoek bij een gastouderbureau contact opnemen met de aangesloten gastouders, ook als hun voorziening voor gastouderopvang is gevestigd buiten onze gemeente. Zoveel mogelijk van de inspecties bij gastouders en gastouderbureaus zijn onaangekondigd. Wanneer de toezichthouder tijdens een inspectieonderzoek bij een gastouder een overtreding van het gastouderbureau vaststelt dan legt de toezichthouder deze overtreding ook vast in een inspectierapport. Signalen die GGD Rijnmond ontvangt van andere toezichthouders over gastouderbureaus worden altijd onderzocht.
Gastouderbureaus dragen direct bij aan de kwaliteit van de gastouderopvang door goede begeleiding en bemiddeling. Zij zijn verplicht hun gastouders meerdere keren per jaar te bezoeken.
5.10 Voorschoolse educatie
Diverse kinderdagverblijven in de gemeente bieden voorschoolse educatie aan. Welke kinderdagverblijven dat zijn is vermeld in het LRK. Deze kinderdagverblijven hebben een educatief aanbod om peuters te stimuleren in hun ontwikkeling, met een focus op de taalontwikkeling, en voor te bereiden op de basisschool. De voorschoolse educatie is onderdeel van het Onderwijsachterstandenbeleid (OAB).
Voor voorschoolse educatie gelden aanvullende wettelijke en gemeentelijke kwaliteitseisen, waar de toezichthouder toezicht op houdt.
De wettelijke kwaliteitseisen maken standaard onderdeel uit van het jaarlijks onderzoek. Dit zijn bijvoorbeeld eisen aan het minimaal aantal uur aanbod, de opleidingseisen van de beroepskrachten en het vastleggen van de werkwijze in het pedagogisch beleidsplan en de uitvoering van het beleid.
Meer informatie hierover is te vinden in het VVE-beleid en de subsidieregeling Jeugd en Onderwijsachterstanden van de gemeente.
6 Handhaving: Gericht op structureel herstel
Houders zijn primair verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun aanbod. Ouders moeten er ook op kunnen vertrouwen dat de gemeente adequate maatregelen neemt als de kwaliteit van de kinderopvang tekortschiet. Of de kwaliteit van de kinderopvang tekortschiet blijkt doorgaans uit inspectierapporten van de toezichthouder. Het niet naleven van de kwaliteitseisen kan echter ook door de gemeente zelf worden vastgesteld. Daar waar dat nodig is grijpt de gemeente in via handhaving. De gemeente zal in de basis een zo licht mogelijk handhavingsmiddel inzetten om het doel (herstel) te bereiken (subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel).
In dit hoofdstuk legt de gemeente uit waarom overtredingen van de Wet- en regelgeving kinderopvang ernstig zijn en handhavend ingrijpen doorgaans noodzakelijk is. De gemeente gebruikt daarbij verschillende handhavingsinstrumenten om kinderopvangorganisaties tot naleving van de kwaliteitseisen te bewegen. Bij de keuze voor de best passende maatregel sluit de handhaver aan bij de uitgangspunten van dit beleid:
- •
vasthouden van kwalitatief goede kinderopvang;
- •
verbeteren van minder goede kinderopvang;
- •
snel structureel herstel daar waar de kwaliteit tekortschiet;
- •
sluiting van locaties waar de kwaliteit ernstig en/of structureel tekortschiet.
Hiermee wil de gemeente bereiken dat kinderen en ouders erop kunnen vertrouwen dat kinderen worden opgevangen bij kindercentra en gastouders die voldoen aan de (minimale) kwaliteitseisen gesteld in wet- en regelgeving. Inspectierapporten zijn in te zien via het Landelijk Register Kinderopvang en kunnen op verzoek worden toegezonden. Ouders kunnen deze informatie gebruiken bij het zoeken naar passende kinderopvang en het werk voor de oudercommissie.
6.1 Maatwerk in handhaving
Gezien het algemene belang van handhaving ziet de gemeente alleen in uitzonderlijke gevallen af van handhaving. De gemeente weegt bij elke handhaving die hij inzet af welke maatregel geschikt, passend en noodzakelijk is. Daarmee is handhaving maatwerk. Immers, de omstandigheden bij iedere houder, locatie en overtreding zijn verschillend en daarom kan ook de aanpak bij overtredingen verschillen. De gemeente streeft ernaar voor iedere situatie passende maatregelen te treffen die leiden tot een spoedig herstel van de overtreding(en).
6.2 Preventief handhaven
De gemeente vindt het van belang om het niet naleven van kwaliteitseisen zoveel mogelijk te voorkomen. In dit kader informeren wij houders over ons toezicht en handhavingsbeleid. De gemeente zet de volgende preventieve middelen in:
- A.
Voorgesprek bij aanvraag op verzoek van de houder
Tijdens het mogelijke voorgesprek wordt besproken wat de verwachtingen en eisen zijn bij het starten van een kinderopvang. Dit gesprek wordt in principe niet met nieuwe gastouders gehouden, zij dienen zich te wenden tot een gastouderbureau.
- B.
Directeurenoverleg Kinderopvang
Tijdens het directeurenoverleg kinderopvang worden houders standaard geïnformeerd over wijzigingen in toezicht en handhaving, en bespreekt men met elkaar de uitvoeringskwaliteit van de kinderopvangcentra op gemeentelijk niveau.
- C.
Houdergesprekken
De toezichthouder kan aan het begin van het kalenderjaar houdergesprekken voeren met houders. Belangrijke doelen van deze gesprekken zijn het informeren van de houders en het inwinnen van relevante informatie. In de gesprekken komen (aankomende) veranderingen in wet- en regelgeving, knelpunten en wijzigingen bij de houder aan de orde. Deze gesprekken zijn gericht op uitwisseling van informatie en ter voorkoming van overtredingen. Daarnaast stimuleren toezichthouders tijdens deze gesprekken de houders om de kwaliteit verder te ontwikkelen. Hierdoor is de houder op de hoogte van belangrijke wijzigingen en kan het toezicht efficiënter en doeltreffender worden ingericht. Een houdergesprek kan ook gevoerd worden met regionale vertegenwoordigers van landelijk opererende houders.
6.3 Handhavingsafwegingen
Vanuit de eigen taak en verantwoordelijkheid besluit de gemeente welke handhavingsmaatregel passend en geboden is. Dit wordt per overtreding, locatie en houder afgewogen. De gemeente stelt handhavingsbesluiten zo duidelijk en eenvoudig mogelijk op. Ook combineert de gemeente zoveel mogelijk handhavingsbesluiten, zoals meerdere aanwijzingen, in één brief aan de houder met een duidelijke toelichting, zodat minder verwarring ontstaat over wat de gemeente verwacht van de ontvanger. De gemeente betrekt bij de voorbereiding van elk besluit alle feiten en weegt alle belangen af.
Daarbij wordt afgewogen welke handhavingsmaatregel geschikt en noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken; kwalitatief goede kinderopvang. In iedere casus beoordeelt de gemeente of evenredigheid bestaat tussen de ernst van een vastgestelde overtreding en de zwaarte van de op te leggen sanctie. Ook in hoeverre de kwaliteit van opvang is beïnvloed door een tekortkoming wordt meegewogen in de handhavingsafweging. Bij het ontstaan van overtredingen kunnen specifieke omstandigheden een rol spelen. Bij het opstellen van een besluit houdt de gemeenterekening met deze omstandigheden. De gemeente hecht daarbij grote waarde aan het oordeel van de toezichthouder en betrekt dit in de besluitvorming. Ook een reactie van de houder op een inspectierapport betrekt de gemeente bij de beoordeling.
In beginsel beoordeelt de gemeente iedere overtreding afzonderlijk en wordt handhaving per overtreding ingezet. Wanneer naar het oordeel van de toezichthouder blijkt dat een houder voldoende maatregelen heeft getroffen om een overtreding structureel te herstellen, kan de gemeente besluiten om af te zien van handhaving gericht op herstel. Maar blijkt uit één inspectieonderzoek dat één voorschrift meerdere keren is overtreden dan weegt dit mee in de ernst van de overtreding. Dit uit zich in een kortere hersteltermijn of een hoger sanctiebedrag. Zodra een handhavingsbesluit wordt verstuurd is de gemeente van oordeel dat het onderzoek van de toezichthouder zorgvuldig is uitgevoerd.
Om te komen tot de uiteindelijke beoordeling van de situatie en de in te zetten handhaving worden meerdere afwegingen gemaakt om te bepalen of, en zo ja, welke actie nodig is. Deze beoordeling van deze afwegingen kan leiden tot gemotiveerd afwijken van de reguliere escalatieladder.
Voor de herstellende handhaving zijn dit onder andere de volgende afwegingen:
- •
Is er herstelaanbod geweest?
- •
Wat is de aard van de overtreding?
- •
Wat is de ernst van de overtreding?
- •
Hoeveel overtredingen zijn er totaal?
- •
Betreft het een herhaalde overtreding (recidive)?
- •
Wat zijn de omstandigheden waaronder de overtreding begaan is?
- •
Komt de overtreding vooruit uit economisch belang?
Bij de besluitvorming betrekt de gemeente in elk geval:
|
6.4 Herstellend en bestraffend handhaven
De gemeente heeft de mogelijkheid om zowel herstellend als bestraffend te handhaven.
Herstellende handhaving is erop gericht dat een begane overtreding hersteld wordt en structureel hersteld blijft. In beginsel handhaaft de gemeente altijd herstellend. Het doel is de kwaliteit van opvang zo snel mogelijk te herstellen zodat de houder kwalitatief goede kinderopvang aanbiedt. En kinderen weer in een veilige en gezonde omgeving opgevangen worden en verantwoorde kinderopvang krijgen.
Bestraffende handhaving is gericht op het bestraffen van begane overtredingen, ongeacht of deze inmiddels hersteld zijn. Naast dat de gemeente herstellend handhaaft kan ook bestraffend worden gehandhaafd. Voor enkele overtredingen handhaaft de gemeente altijd bestraffend, deze overtredingen zijn opgenomen in het afwegingmodel. Voor de overige overtredingen geldt dat bestraffend gehandhaafd kan worden als de gemeente dit nodig vindt.
Als uitgangspunt worden door de gemeente de volgende termijnen gehanteerd:
- •
Maximaal twee weken voor het herstel van overtredingen met gevolgen voor de directe veiligheid, gezondheid of pedagogisch welbevinden van de kinderen in de dagelijkse opvangpraktijk;
- •
Maximaal twee maanden voor herstel of wijziging van beleidsvoering en administratieve vereisten die redelijkerwijs moeten leiden tot verantwoorde kinderopvang;
- •
Maximaal zes maanden voor herstel van andere overtredingen die geen directe gevolgen hebben voor de veilige en gezonde omgeving van de kinderen;
De hersteltermijn zal met deze uitgangspunten bij elk handhavingsbesluit aan de hand van de specifieke situatie worden bepaald.
6.5 Recidive
De houder is verantwoordelijk voor de naleving van de kwaliteitseisen. Daarmee is de houder de overtreder als de kwaliteitseisen niet zijn nageleefd. Elke herhaling van een overtreding van een voorschrift, waarvoor eerder een herstelaanbod is gedaan of handhaving is ingezet, is recidive. Bij recidive zet de gemeente doorgaans direct een zwaarder handhavingsmiddel in. Wanneer een houder een overtreding binnen 3 jaar na het opleggen van een aanwijzing herhaalt, dan legt de gemeente voor nieuwe overtredingen een last onder dwangsom op. Wordt een overtreding herhaalt na het opleggen en invorderen van een last onder dwangsom of het opleggen van een bestuurlijke boete dat legt de gemeente een hogere dwangsom of boete op. In beginsel wordt het bedrag uit het afwegingsmodel bij iedere herhaling van een overtreding met 50% verhoogd.
Wanneer binnen 3 jaar twee keer voor dezelfde overtreding een last onder dwangsom is opgelegd en ingevorderd, vervolgt de gemeente de handhaving doorgaans met het exploitatieverbod. De houder voldoet immers langere tijd niet aan de minimale kwaliteitseisen; de kwaliteit van opvang schiet structureel tekort. Het belang van ouders en kinderen bij kwalitatief goede kinderopvang gaat voor het (financiële) belang van de houder en het personeel.
6.6 Organisatieniveau
De gemeente voert handhaving in beginsel op locatieniveau uit, waarbij de gemeente wel rekening houdt met overtredingen bij andere locaties van de houder. Het doel is om de houder te stimuleren zijn brede verantwoordelijkheid te nemen. Bij constateringen op één locatie verwacht de gemeente van de houder dat die organisatie breed verbeteringen doorvoert. Tekortkomingen moeten voor de gehele organisatie worden hersteld en niet slechts op de locatie waar de overtreding vastgesteld is. Dit heeft een positieve weerslag op de kwaliteit en draagt bij aan efficiëntie, omdat dit sneller leidt tot herstel van overtredingen op andere locaties en de gemeente handhaven bij andere vestigingen kan voorkomen.
6.7 Handhavingsmiddelen
Bij de inzet van handhaving denkt de gemeente in effect, in alle fases van het toezicht en handhaving. Dat betekent dat de gemeente bij de keuze van handhavingsinstrumenten kiezen voor de instrumenten die het snelt en meest effect hebben.
De gemeente maakt gebruik van de volgende handhavingsmaatregelen:
Traject |
Handhavingsmiddel |
Informeel herstellend |
Herstelaanbod |
Overleg en Overreding |
|
(schriftelijke) Waarschuwing |
|
Formeel herstellend |
Aanwijzing |
Last onder dwangsom |
|
Exploitatieverbod |
|
Intrekken toestemming tot exploitatie |
|
Last onder bestuursdwang |
|
Formeel bestraffend |
Bestuurlijke boete |
6.7.1 De aanwijzing
Als het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin een kindercentrum, voorziening voor gastouderopvang, of gastouderbureau is gevestigd, de voorschriften zoals vastgelegd in de Wet Kinderopvang (hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3) niet of onvoldoende naleeft, kan de houder een schriftelijke aanwijzing ontvangen. Met de aanwijzing zet de gemeente in op structurele verbetering. Dat betekent dat de overtreding niet alleen moet worden opgeheven, maar dat een houder ook maatregelen moet nemen om te voorkomen dat hij de overtreding opnieuw begaat. In de aanwijzing staat welke maatregelen de houder, binnen welk termijn, moet nemen om de wettelijke voorwaarden na te leven. Een aanwijzing kan ook een concretisering van wettelijke regels bevatten voor de specifieke situatie.
De aanwijzing blijft geldig, ook nadat de overtreding is hersteld. De gemeente betrekt deze aanwijzing bij handhavingsbesluiten in de opvolgende 3 jaar.
De aanwijzing is doorgaans de best geschikte handhavingsmaatregel waarvan de gemeente gebruik kan maken. Met de aanwijzing maakt de gemeente aan een overtreder duidelijk dat die te allen tijde aan het opgenomen voorschrift moet voldoen. Daarmee is de aanwijzing in de eerste plaats ook de minst ingrijpende handhavingsmaatregel waarvan de gemeente gebruik kan maken.
6.7.2 De last onder dwangsom
De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid, zoals te vinden in artikel 5:32 van de Awb. Als de aanwijzing niet tot structureel herstel van de overtreding heeft geleid, legt de gemeente in principe een last onder dwangsom op. De gemeente kan ook direct een last onder dwangsom opleggen zonder dat eerst een aanwijzing is gegeven. Met een last onder dwangsom legt de gemeente de houder de plicht op om maatregelen uit te voeren binnen een aangegeven termijn. Als een houder binnen de hersteltermijn de overtreding opheft en/of niet herhaalt, hoeft deze de dwangsom niet te betalen.
Is vastgesteld dat een overtreding niet is opgeheven of is herhaald, dan moet de houder de dwangsom betalen. Met een last onder dwangsom kan op meerdere herhalingen worden gehandhaafd. Een last onder dwangsom kent daarvoor een maximumbedrag.
Als er binnen 3 jaar, sinds de laatste opgelegde aanwijzing, een overtreding van dezelfde kwaliteitseis is vastgesteld legt de gemeente doorgaans een last onder dwangsom op. Ook als de kwaliteitseis in de tussenliggende periode is beoordeeld en er geen overtreding is vastgesteld.
De last onder dwangsom is de best geschikte handhavingsmaatregel waarvan de gemeente gebruik kan maken na de aanwijzing, als sluiting van de opvang (nog) niet proportioneel is. Wordt de overtreding na het opleggen van een last onder dwangsom toch herhaald, dan heeft dat financiële gevolgen zonder dat de bedrijfsvoering wordt onderbroken. Daarmee is de last onder dwangsom een handhavingsmaatregel met een gedoseerde financiële prikkel om de overtreding structureel op te heffen.
6.7.3 Het exploitatieverbod: sluiting van de kinderopvang
Zodra uit een inspectieonderzoek blijkt dat geen sprake (meer) is van verantwoorde kinderopvang sluit de gemeente de kinderopvang tijdelijk. Wat onder verantwoorde kinderopvang wordt verstaan is vastgelegd in artikel 1.49 van de Wet kinderopvang. Ook kan de kinderopvang gesloten worden zolang de houder een bevel van de toezichthouder of aanwijzing niet opvolgt.
Zodra de houder de maatregelen uit het exploitatieverbod of het eventueel daaraan voorafgaande bevel of de aanwijzing heeft opgevolgd, dient hij de gemeente daarover schriftelijk te berichten. De houder geeft in dat bericht een opsomming van de genomen maatregelen waaruit moet blijken dat hij aan de kwaliteitseisen zal gaan voldoen. De gemeente kan de GGD de opdracht geven om naar aanleiding van deze melding op korte termijn te onderzoeken of de kinderopvangvoorziening voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wko en onderliggende regelgeving. Hierna informeert de gemeente de houder of het verbod nog blijft gelden.
Het sluiten van een locatie voor kinderopvang is een ingrijpende maatregel die niet alleen gevolgen heeft voor de houder maar ook voor diens personeel, ouders en kinderen. In de hiervoor beschreven situaties is sluiting van een locatie doorgaans noodzakelijk. Het belang van ouders en kinderen bij kwalitatief goede kinderopvang weegt altijd zwaarder dan het belang van continuïteit van opvang of een financieel belang. Met een gesloten locatie kan de houder zich samen met het personeel volledig richten op herstel van de kwaliteit van opvang zonder dat (emotionele) veiligheid en/ of gezondheid van de opgevangen kinderen nog langer in het geding is.
Als de gemeente een kinderopvanglocatie sluit, moet de houder de ouders zelf op de hoogte stellen van deze sluiting. Als de houder dit niet doet, informeert de gemeente of de toezichthouder ouders hierover. Dit gebeurt schriftelijk of mondeling.
6.7.4 Intrekken toestemming tot exploitatie
Lukt het de houder na sluiting van een locatie niet om (binnen redelijke termijn) de overtredingen structureel op te heffen dan kan de gemeente de toestemming tot exploitatie intrekken. Ook als een houder de kwaliteitseisen structureel niet naleeft, na verbetering opnieuw overtredingen begaat, veel en/of ernstige overtredingen of overtredingen die redelijkerwijs niet kunnen worden hersteld, sluit de gemeente de kinderopvang permanent. Dit doet zij door de toestemming tot exploitatie in te trekken en de voorziening te verwijderen uit het LRK. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Een onvermijdelijke ingreep als de houder voldoende gelegenheid heeft gehad om de kwaliteit van opvang te herstellen en dit, naar het oordeel van de toezichthouder, niet is gelukt.
De gemeente kan de toestemming ook direct intrekken bijvoorbeeld als:
- -
niet langer wordt voldaan aan de definitie van kinderopvang, ouderparticipatiecrèche, gastouderopvang, gastouder of gastouderbureau;
- -
er sprake is van (een) overtreding(en) die, naar het oordeel van de toezichthouder, niet hersteld kan (kunnen) worden.
Het intrekken van de toestemming tot exploitatie is een uiterste handhavingsmiddel. De gemeente zal in de basis een zo licht mogelijk handhavingsmiddel inzetten om het doel (herstel) te bereiken (subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel).
6.7.5 De last onder bestuursdwang
De manier waarop de houder de kinderopvang wil vormgeven is aan de houder. Bij een last onder bestuursdwang neemt de gemeente bepaalde maatregelen om de overtreding van de kwaliteitseis op te heffen. Dat maakt dat de last onder bestuursdwang doorgaans geen geschikt handhavingsmiddel is. Dit handhavingsmiddel is bijvoorbeeld wel geschikt om een kinderopvangvoorziening te sluiten en gesloten te houden bij overtreding van een exploitatieverbod. Alle kosten die gemaakt worden bij de last onder bestuursdwang zijn voor rekening van de houder.
6.7.6 Bestuurlijke boete
Op grond van artikel 1.72 Wko is het college bevoegd ter zake een aantal overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen. Voor enkele ernstige overtredingen legt de gemeente altijd een boete op, ook als de houder maatregelen neemt om herhaling of voortduren van een overtreding te voorkomen.
Het opleggen van een bestuurlijke boete acht het college in ieder geval aangewezen in de volgende situaties:
- •
In geval van overtreding van een of meer van de bepalingen bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.60 (hoofdstuk 1 afdeling 3 Kwaliteit kindercentra, voorzieningen voor gastouderopvang en gastouderbureaus) waaronder ook het niet melden van wijzigingen als bedoeld in de artikelen 1.47 van de Wko
- •
In geval de houder een opgelegde aanwijzing of bevel (art 1.65 Wko) niet nakomt;
- •
In geval de houder een kinderopvangcentrum blijft exploiteren terwijl op grond van artikel 1.66 van de Wko aan hem een exploitatieverbod is opgelegd;
- •
In geval de houder weigert zijn medewerking te verlenen aan een toezichthouder (5:20 Awb).
- •
In geval een houder een afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op het primair onderwijs niet nakomt
Het college legt geen boete op indien:
- •
De overtreder aannemelijk maakt dat elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt
- •
Indien de houder, zijnde een natuurlijk persoon (en geen rechtspersoon), is overleden.
6.8 Gastouderopvang
De eerder beschreven werkwijze is ook van toepassing op de gastouderopvang. Daarbij houdt de gemeente wel rekening met de aard van de gastouderopvang. Ook de gastouderopvang moet een veilige en gezonde omgeving zijn voor kinderen.
Bij de handhaving op de gastouderopvang, zijn de volgende zaken van belang:
- •
Lagere boetes en dwangsommen voor de gastouder: door de beperkte omvang heeft een gastouder ook minder financiële draagkracht. De gemeente houdt hier rekening mee in de vaststelling van de bedragen voor boetes en dwangsommen.
- •
Boetes bij niet gemelde wijzigingen: gastouderbureaus zijn medeverantwoordelijk voor het toezicht op de gastouderopvang en de toezichthouder doet alleen steekproefsgewijs onderzoek. Daarom is het van belang dat goed zicht is op de opvang: hoe is het geregeld, waar is wel en geen opvang en wie kan daarvoor worden aangesproken. De gemeente legt daarom direct boetes op bij het niet melden van een uitbreiding, het niet melden van de start of beëindiging van bemiddelingsrelaties en het niet melden van de beëindiging van de exploitatie van de voorziening. Boetes worden opgelegd aan het gastouderbureau, zij moeten wijzigingen tijdig melden.
- •
Snellere sluiting: bij een gastouder gaat de gemeente sneller over tot sluiting (exploitatieverbod) van de opvangvoorziening en intrekking van de toestemming. De kwaliteit van de opvang is namelijk onlosmakelijk verbonden aan de gastouder en de gemeente verwacht daarom geen verbetering na herhaling van overtredingen.
- •
Signaal naar andere gemeenten: als de gemeente handhavingsmaatregelen inzet bij een gastouderbureau in een andere gemeente, informeert zij het betreffende college.
- •
Personenregister kinderopvang: Het gastouderbureau is verantwoordelijk voor registratie en wijzigingen in het personenregister kinderopvang. Hiervoor is het gastouderbureau afhankelijk van informatie van de gastouder. Het ligt op de weg van het gastouderbureau om ervoor te zorgen dat zij tijdig de juiste informatie van hun gastouders ontvangen. Het ontbreken van informatie over wijzigingen in het huishouden van gastouders of in de groepssamenstelling bij bemiddeling van een gastouder door meerdere gastouderbureaus ligt in de risicosfeer van het gastouderbureau. Het is aan gastouderbureaus om aan te tonen dat zij er redelijkerwijs alles aan hebben gedaan om overtredingen te voorkomen.
6.9 Handhaving bij een gastouderbureau gevestigd buiten onze gemeente
De toezichthouder kan bij een onderzoek bij een voorziening voor gastouderopvang binnen onze gemeente een overtreding vaststellen, begaan door een gastouderbureau gevestigd buiten onze gemeente. Aan gastouderbureaus gevestigd buiten onze gemeente mag de gemeente geen aanwijzing opleggen. Ook het opleggen van een last onder dwangsom is in dit geval geen geschikt handhavingsmiddel. Immers, de gemeente is doorgaans niet zelf verantwoordelijk voor het toezicht op deze bureaus. Een last onder dwangsom is alleen een effectief handhavingsmiddel als deze ook wordt ingevorderd bij herhaling van een overtreding. Nu de gemeente hierop buiten haar gemeentegrenzen geen toezicht kan houden, vervalt de effectiviteit van dit handhavingsmiddel. Het enige handhavingsmiddel dat geschikt en daarmee noodzakelijk voor handhaving bij deze bureaus is het opleggen van een bestuurlijke boete. Door de werkwijze van signaleren zal wel de overtreding kenbaar worden gemaakt aan de desbetreffende gemeente.
6.10 Voorschoolse educatie (VE)
Als sprake is van een overtreding van de wettelijke basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie, informeert de toezichthouder de Inspectie van het Onderwijs. Deze gebruikt de informatie als signaal in het eigen toezicht. De toezichthouder kan ook voor de ve-specifieke eisen een herstelaanbod doen.
De gemeente verstrekt subsidie aan kinderdagverblijven met voorschoolse educatie om een ander kwaliteitsniveau te realiseren. Als de toezichthouder een overtreding vaststelt van de wettelijke kwaliteitseisen voorschoolse educatie, zet de gemeente de handhavingsmiddelen in die hiervoor zijn beschreven. Als een aanwijzing niet is opgevolgd, treedt de gemeente eerst op binnen de subsidierelatie. Overtredingen kunnen grond zijn voor het weigeren van een subsidieaanvraag of leiden tot lagere subsidievaststelling. Bij overtredingen van de aanvullende gemeentelijke kwaliteitseisen treedt de gemeente direct op binnen de subsidierelatie. In kwartaal overleggen met de accounthouder van de gemeente en bij de aanvraag en verantwoording van de subsidie beschrijft het ve kinderdagverblijf op welke wijze de overtredingen duurzaam zijn of worden hersteld.
6.11 Publicatie van handhavingsbesluiten
De gemeente maakt handhavingsbesluiten openbaar in het Landelijk Register Kinderopvang zodra deze onherroepelijk zijn. Een handhavingsbesluit is onherroepelijk zodra alle bezwaar- en beroepsprocedures tegen het besluit zijn afgerond. In besluiten staat hoe in bezwaar en/of beroep gegaan kan worden.
6.12 Handhaving na herstelaanbod
Wanneer er herstelaanbod heeft plaatsgevonden, kan dit van invloed zijn op de handhaving die de gemeente inzet op de overtredingen die primair door de toezichthouder geconstateerd zijn. Wanneer het herstelaanbod niet gedaan is, of wanneer de houder het niet aangenomen heeft, wordt dit niet gezien als verzwarende omstandigheid voor de handhaving.
6.13 Herstelaanbod gedaan met positief resultaat
Na constatering van opheffen overtreding zal schriftelijk bevestigd worden dat de overtreding opgeheven is en dat er geen handhavingstraject gestart zal worden
6.14 Herstelaanbod gedaan maar geen (volledig) herstel
Als de overtreding na herstelaanbod niet (volledig) is opgelost, handhaaft de gemeente in principe conform het reguliere handhavingsbeleid.
7 Slotbepalingen
7.1 Overgangsrecht
Indien een aanwijzing wordt gegeven of een sanctie wordt opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels, blijft het beleid zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.
7.2 Intrekking oude regeling
Het ‘Beleidsregels inclusief afwegingskader gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang (Wko) Nissewaard 2020’zoals vastgesteld door het college op 15-02-2020, wordt ingetrokken.
7.3 Inwerkingtreding
Onder bijzondere omstandigheden kan het college gemotiveerd afwijken van de beleidsregels. Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang (Wko) Nissewaard’ en treden in werking op de dag van bekendmaking in de gemeente.
7.4 Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels inclusief Afwegingskader gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang (Wko) Nissewaard’.
8 Bijlagen: Afwegingsmodel
8.1 Handhaving samengevat
Het college treedt handhavend op als de toezichthouder een overtreding vaststelt op een kinderopvangvoorziening. In dit afwegingsmodel geeft het college aan welke bedragen het uitgangspunt zijn bij de inzet van handhavingsmiddelen.
De toezichthouder kan een houder van een kinderopvangvoorziening de gelegenheid bieden om vastgestelde overtredingen nog tijdens de onderzoeksperiode op te heffen (het herstelaanbod). Als de houder de overtreding al heeft hersteld of redelijkerwijs snel zal herstellen, kan het college besluiten af te zien van handhaving gericht op herstel.
Het college kan bij herstellende handhaving kiezen voor de aanwijzing, daarin staat welke maatregelen moeten worden genomen om de overtreding te herstellen. Een aanwijzing kan ook een concretisering van wettelijke regels bevatten voor de specifieke situatie.
Het college kan bij herstellende handhaving ook kiezen voor de last onder dwangsom. Bijvoorbeeld wanneer blijkt dat de aanwijzing niet tot herstel van de overtreding heeft geleid.
Als ook de last onder dwangsom en de invordering daarvan niet leiden tot structureel herstel sluit het college de locatie (tijdelijk) met een exploitatieverbod. Als een houder geen verantwoorde kinderopvang aanbiedt sluit het college een kinderopvanglocatie direct.
Blijkt na (tijdelijke) sluiting de kwaliteit van opvang alsnog niet structureel hersteld dan trekt het college de toestemming in. Het college kan de toestemming ook direct intrekken.
Bij enkele ernstige overtredingen legt het college altijd een boete op. Voor andere overtredingen kan het college een boete opleggen via het niet opvolgen van een aanwijzing.
De hier opgenomen bedragen gelden per overtreding van een voorschrift. Het aantal overtredingen waarvoor het college een financiële sanctie oplegt is beperkt tot 4 overtredingen van hetzelfde voorschrift per inspectieonderzoek.
Voor de bedragen sluit het college aan bij de categorieën genoemd in artikel 23 lid 4 van het Wetboek van Strafrecht. Gezien de ernst van het niet aanbieden van kinderopvang die voldoet aan de minimale kwaliteitseisen is met name aangesloten bij de tweede, derde en vierde categorie. Een financiële sanctie is nooit lager dan het genoemde bedrag uit de eerste categorie. Voor de gastouderopvang, met uitzondering van de gastouderbureaus, en de ouderparticipatiecrèches wordt hierop een uitzondering gemaakt. Daar gelden andere bedragen. In de tabel is het maximum sanctiebedrag bij een eerste overtreding van het voorschrift opgenomen. Bij recidive verdubbelt het college dit maximum.
8.1.1 Hersteltermijnen
Overtredingen met grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang moeten in beginsel direct of binnen maximaal 7 dagen worden beëindigd. Overtredingen met gemiddelde consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang moeten in beginsel binnen maximaal 14 dagen worden hersteld. Overtredingen met lichte tot matige consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang moeten in beginsel binnen een gemiddelde termijn van maximaal 21 dagen worden hersteld. Voor elke overtreding beoordeelt het college welk hersteltermijn passend en geboden is.
8.1.2 Dwangsommen Kindercentrum
Algemene voorwaarden kwaliteit en naleving |
|
Administratie |
De derde categorie |
Maatregelen aanpak a-ziekten |
De derde categorie |
Overtredingen in het domein Algemene voorwaarden kwaliteit en naleving hebben grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.
Pedagogisch klimaat |
|
Pedagogisch beleid |
de derde categorie |
Pedagogische praktijk |
de derde categorie |
Voorschoolse educatie |
de derde categorie |
Inzet pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie |
de derde categorie |
Overtredingen in het domein pedagogisch klimaat hebben grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.
Personeel en groepen |
|
Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang |
de derde categorie |
Opleidingseisen |
de derde categorie |
Aantal beroepskrachten |
de derde categorie |
Eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en Stagiairs |
de derde categorie |
Inzet pedagogisch beleidsmedewerkers |
de tweede categorie |
Stabiliteit van de opvang voor kinderen |
de tweede categorie |
Voertaal |
de tweede categorie |
Overtredingen in het domein Personeel en groepen hebben grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.
Veiligheid en gezondheid |
|
Veiligheids- en gezondheidsbeleid |
de tweede categorie |
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling |
de tweede categorie |
Meld- overleg- en aangifteplicht |
de tweede categorie |
Overtredingen in het domein Veiligheid en gezondheid hebben grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.
Accommodatie |
|
Eisen aan ruimtes |
de tweede categorie |
Overtredingen in het domein Accommodatie hebben, bij het ontbreken van een acute situatie, gemiddelde consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang. Bij acute situaties hebben overtredingen grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.
Ouderrecht |
|
Informatie |
de tweede categorie |
Oudercommissie |
de tweede categorie |
Klachten en geschillen |
de tweede categorie |
Overtredingen in het domein Ouderrecht hebben lichte tot matige consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.
8.1.3 Dwangsommen Gastouderbureau
Personeel |
|
Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang |
De derde categorie per ontbrekende VOG, inschrijving en/of koppeling |
Personeelsformatie per gastouder |
de tweede categorie |
Overtredingen in het domein Personeel hebben grote consequenties voor de kwaliteit van opvang.
Veiligheid en gezondheid |
|
Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid |
De tweede categorie |
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling |
de tweede categorie |
Meld- overleg- en aangifteplicht |
de tweede categorie |
Overtredingen in het domein Veiligheid en gezondheid hebben grote consequenties voor de kwaliteit van opvang.
Ouderrecht |
|
Informatie |
de tweede categorie |
Oudercommissie |
de tweede categorie |
Klachten en geschillen |
de tweede categorie |
Overtredingen in het domein Ouderrecht hebben Lichte tot matige consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.
Kwaliteit gastouderbureau en zorgplicht |
|
Kwaliteitscriteria |
de tweede categorie |
Administratie gastouderbureau |
de tweede categorie |
Overtredingen in het domein Kwaliteit gastouderbureau en zorgplicht hebben grote consequenties voor de kwaliteit van opvang.
8.1.4 Dwangsommen Gastouder
Het maximum dwangsombedrag voor een voorziening voor gastouderopvang is gelijk aan het bedrag genoemd bij de eerste categorie artikel 23 lid 4 Wetboek van Strafrecht en bij recidive het dubbele daarvan.
8.1.5 Dwangsommen Ouderparticipatieopvang
Het maximum dwangsombedrag voor een ouderparticipatiecrèche is gelijk aan het bedrag genoemd bij de tweede categorie artikel 23 lid 4 Wetboek van Strafrecht en bij recidive het dubbele daarvan.
8.2 Bestuurlijke boete
Voor enkele overtredingen legt het college, naast een herstelsanctie, in beginsel altijd een boete op. Deze overtredingen staan in de eerste tabel: Directe boete. Voor de overige overtredingen kan naast een herstelsanctie ook een boete worden opgelegd. In de tabel is het maximum boetebedrag bij een eerste overtreding van het voorschrift opgenomen. Bij recidive verdubbelt het college het maximum boetebedrag.
Bij het opleggen van een bestuurlijke boete stemt het college de hoogte van de boete altijd af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij houdt het college rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Om tot matiging over te gaan, verwacht het college een actieve houding van de overtreder. Het is belangrijk dat een houder niet alleen stelt dat bepaalde (bijzondere) omstandigheden zich hebben voorgedaan, maar dat de houder dit ook aantoont.
Als met 1 feitelijke gedraging 2 of meer overtredingen zijn begaan legt het college alleen een bestuurlijke boete op voor de overtreding met het hoogste boetebedrag. Daarnaast matigt het college een boete aan de hand van de omvang van de organisatie.
8.3 Directe boete
algemeen |
kindercentrum en GOB |
gastouders |
Exploitatie zonder toestemming college |
de vierde categorie |
de derde categorie |
Aanbieden kinderopvang zonder schriftelijke overeenkomst |
de derde categorie |
|
Schenden medewerkingsplicht |
de derde categorie |
de tweede categorie |
Niet opvolgen bevel |
de vierde categorie |
de derde categorie |
Overtreden exploitatieverbod |
de vierde categorie |
de tweede categorie |
Niet (tijdig) melden wijzigingen |
de tweede categorie |
|
Personeel en groepen |
kindercentrum en GOB |
Verklaring omtrent Gedrag (VOG) |
de tweede categorie per ontbrekende VOG |
Personenregister kinderopvang |
de tweede categorie per ontbrekende inschrijving en/of koppeling |
Beroepskrachtkind-ratio (BKR) |
de tweede categorie per ontbrekende beroepskracht |
Op de uren dat niet tenminste de helft van het conform de BKR benodigde aantal beroepskrachten is ingezet. |
de helft van het bedrag genoemd bij de tweede categorie per ontbrekende beroepskracht |
Kwalificatie Het benodigde diploma, certificaat, enz. |
de tweede categorie per ontbrekende kwalificatie |
Gastouders - Personeel en groepen |
|
Verklaring omtrent Gedrag (VOG) |
de eerste categorie per ontbrekende VOG |
Groepsgrote en groepssamenstelling |
de eerste categorie per overtreding |
Kwalificatie Het benodigde diploma, certificaat, enz. |
de eerste categorie per ontbrekende kwalificatie |
Kwaliteit gastouderbureau |
|
Pedagogische praktijk Begeleiding en ondersteuning van de Gastouder: Uitvoering pedagogisch beleid door gastouders leidt tot verantwoorde gastouderopvang. |
de tweede categorie per VGO waar onvoldoende is toegezien op de kwaliteit van opvang en/of de begeleiding tekortschiet |
Het gastouderbureau voldoet niet aan zijn zorgplicht: De samenstelling van de groep kinderen bij de gastouder |
de tweede categorie per VGO waar de groepsgrootte en/of samenstelling niet voldoet |
Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang: Inschrijving en koppeling gastouder, huisgenoten en structureel aanwezigen |
de tweede categorie per ontbrekende inschrijving en/of koppeling |
Veiligheid en gezondheid: Inventarisatie van risico’s voorzieningen voor gastouderopvang |
de tweede categorie |
Overige kwaliteitseisen |
|
Niet opvolgen aanwijzing |
de derde categorie, voor gastouder tweede categorie |
Eisen ruimtes gastouderopvang: De houder van een gastouderbureau toetst aantoonbaar jaarlijks op naleving van deze eisen |
de tweede categorie per VGO waar niet is voldaan aan deze kwaliteitseisen en niet aantoonbaar is getoetst op de naleving |
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling |
de tweede categorie per gastouder waar de kennis en het gebruik van de handelwijze uit de meldcode niet is bevorderd. |
Inzet pedagogisch beleidsmedewerkers |
de derde categorie |
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl