Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728943
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728943/1
Beleidsregels rechtmatigheid 2025 gemeente Tilburg
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels rechtmatigheid 2025 gemeente TilburgHet college van burgemeester en wethouders van de Tilburg;
gelezen het voorstel van 26 november 2024 ;
gelet op:
- •
titel 4.3. van de Algemene wet bestuursrecht;
- •
artikel 160 lid 1 onder a Gemeentewet;
overwegende dat:
het wenselijk is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot rechten en plichten verbonden aan het ontvangen van een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw), IOAW, IOAZ of Bbz,
besluit vast te stellen de beleidsregels rechtmatigheid 2025 gemeente Tilburg.
Artikel 1: Begripsomschrijvingen
-
1. Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Verzamelverordening PW, IOAW, IOAZ en Bbz 2023.
-
2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- a.
Bbz: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.
- b.
Commerciëlekamerbewoner: een persoon die een kamer huurt op commerciële basis, en die niet is een bloedverwant in de eerste of tweede graad van de hoofdbewoner. Van huren op commerciële basis is sprake als de woonsituatie voldoet aan het volgende:
- i.
er is sprake van huur op contractbasis; en
- ii.
er is sprake van een commerciële relatie wat blijkt uit de aanwezigheid van een overeenkomst en betaling van een commerciële (huur)prijs; en
- iii.
het te huren deel van de woning is al dan niet samen met gemeenschappelijke ruimtes geschikt voor zelfstandige bewoning; en
- iv.
de kamerbewoner staat ingeschreven in de basisregistratie van de gemeente op het huuradres.
- i.
- c.
Commerciële kostganger: een persoon die op commerciële basis inwoont, en die niet is een bloedverwant in de eerste en tweede graad en tevens bij de verhuurder de maaltijden gebruikt. De woonsituatie moet voldoen aan het volgende:
- i.
er is sprake van vergoeding op contractbasis; en
- ii.
er is sprake van een commerciële relatie, wat blijkt uit de aanwezigheid van een overeenkomst en betaling van een commerciële prijs; en
- iii.
de woning is geschikt voor inwoning en er is toestemming verleend door de eigenaar van het pand; en
- iv.
de kostganger staat ingeschreven in de basisregistratie van de gemeente op het huuradres.
- i.
- d.
Commerciëleprijs: hiervan is sprake als de huur, exclusief onder andere servicekosten, of vergoeding hoger is dan de basishuur zoals gebruikt bij de huurtoeslag.
- e.
Co-ouderschap: de verdeling van de zorg- en opvoedtaken van een minderjarig kind/kinderen. Beide ouders nemen een gelijkwaardig deel van de verzorging en opvoeding van hun kinderen voor hun rekening.
- f.
Gehuwdennorm: de norm zoals bedoeld in artikel 21, onderdeel b, Pw.
- g.
Gift: een onverplichte betaling van geld uit vrijgevigheid door een natuurlijke persoon of door een instelling, waar geen tegenprestatie van de ontvanger aan verbonden is.
- h.
Hoofdbewoner: een belanghebbende die eigenaar of hoofdhuurder is van een woning en die in dezelfde woning hoofdverblijf heeft.
- i.
Kostendelersnorm: norm voor de hoogte van een uitkering volgens artikel 22a Pw. Naarmate meer mensen in een huis wonen, ontvangt iedere afzonderlijke uitkeringsgerechtigde een lagere uitkering omdat meer mensen de kosten kunnen delen. Personen jonger dan 27 jaar tellen niet mee als kostendeler.
- j.
Woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, Pw.
- k.
Woonkosten:
- i.
als sprake is van bewoning van een huurwoning: de per maand geldende huurprijs, zoals gebruikt voor de huurtoeslag;
- ii.
als sprake is van bewoning van een eigen woning: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en- aflossing met inbegrip van eventueel ter zake van de hypotheek verplichte verzekeringen, inleggen of premies en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.
- i.
- l.
Woonlasten: hetgeen in geld verschuldigd is voor het (mede)gebruik van voorzieningen, aanwezig in de woonruimte waarin de belanghebbende woont, zoals energiekosten, water etcetera.
- a.
Artikel 2: Bewijsstukken
-
1. Een belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor het overleggen van zijn of haar gegevens.
-
2. Wanneer deze gegevens niet meer in het bezit zijn, moet belanghebbende zorgen voor vervangende exemplaren.
-
3. Als een belanghebbende geen vervangende exemplaren kan overleggen, beoordeelt het college of dat verwijtbaar is.
-
4. Als het niet kunnen overleggen van gegevens niet verwijtbaar is, beoordeelt het college de aanvraag aan de hand van de wel aanwezige gegevens.
-
5. In het kader van de Wet eenmalige gegevens uitvraag werk en inkomen vraagt het college geen gegevens bij belanghebbende op, die ook vanuit de eigen systemen actueel inzichtelijk zijn.
Artikel 3: Bankafschriften
-
1. Bij onderzoeken naar het recht op uitkering vraagt het college in beginsel bankafschriften op over de laatste drie maanden voorafgaand aan de start van de onderzoeken.
-
2. Het is mogelijk om afschriften op te vragen over een langere periode wanneer daartoe concrete aanleiding bestaat.
Artikel 4: Vaststelling van het vermogen
-
1. Bij de bepaling van het vermogen zoals bepaald in artikel 34 Pw laat het college auto’s en motoren die ouder zijn dan 10 jaar buiten beschouwing, tenzij het een auto of motor betreft met een bijzondere dagwaarde.
-
2. Bij het bepalen van de waarde van auto’s en motoren jonger dan 10 jaar of die met een bijzondere dagwaarde, hanteren we de dagwaarde (vervanging bij total loss) van de Koerslijst ANWB.
-
3. Bij de auto’s en motoren die tot het vermogen worden gerekend, hanteren we een vrijlating van € 3.000 in totaal.
-
4. Van het bij de aanvraag om bijstand aanwezige saldo op alle (lopende) bank/girorekening(en) wordt een bedrag van 1,5 maal de van toepassing zijnde norm (exclusief vakantietoeslag) niet meegerekend tot het vermogen.
-
5. De volledige waarde van een uitvaartverzekering wordt niet meegenomen, ook niet als deze afkoopbaar is.
-
6. Bij co-ouderschap wordt de vermogensgrens bepaald door het gemiddelde te nemen van de vermogensgrens voor een alleenstaande en een alleenstaande ouder (artikel 34 lid 3 Pw).
Artikel 5: Informatieverstrekking tijdens de uitkering
De belanghebbende dient informatie, die relevant kan zijn voor het recht op uitkering in principe te verstrekken binnen vijf werkdagen gerekend vanaf het moment waarop het relevante feit of de omstandigheid zich heeft voorgedaan, doch uiterlijk op de uiterste inleverdatum van de inkomstenverklaring.
Artikel 6: Giften
Het ontvangen van een gift valt onder de inlichtingenplicht. In het geval van giften geldt de volgende werkwijze:
- 1.
Giften worden niet tot de middelen gerekend als bedoeld in artikel 31 Pw tot een bedrag van € 1.800 per kalenderjaar. De giften in een kalenderjaar tellen we bij elkaar op.
- 2.
Een gift is in ieder geval verantwoord zolang deze op jaarbasis niet meer is dan € 1.800. Dit betekent niet dat iedere euro die boven de € 1.800 uitkomt, automatisch gekort moet worden. Tot € 1.800 wordt vrijgelaten, daarboven vindt een maatwerkbeoordeling plaats.
- 3.
Giften hoger dan € 1.800 per kalenderjaar met een periodiek karakter worden voor het meerdere in aanmerking genomen als inkomen.
- 4.
Giften hoger dan € 1.800 met een eenmalig karakter worden voor het meerdere in aanmerking genomen als vermogen.
- 5.
Als de gift een voorwerp is, wordt de waarde van dit voorwerp door het college in geld bepaald. Als de waarde hoger is dan € 1.800 dan wordt het meerdere opgesteld bij het vermogen.
- 6.
Als een bonus wordt ontvangen van de werkgever dan telt deze mee als gift wanneer de bonus eenmalig als beloning voor een bijzondere prestatie is toegekend.
Artikel 7: Schadevergoeding
-
1. De schadevergoeding die de belanghebbende ontvangt voor materiële schade wordt niet als inkomen of vermogen aangemerkt.
-
2. Een schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen wordt aangemerkt als inkomen in verband met arbeid voor de periode waarop de vergoeding toeziet.
-
3. Een schadevergoeding die de belanghebbende ontvangt voor immateriële schade die valt onder de uitzonderingen van artikel 31 lid 2 sub l wordt niet tot het vermogen gerekend.
-
4. Immateriële schadevergoedingen, die niet vallen onder de bepaling zoals opgenomen in lid 3 van dit artikel worden vrijgelaten tot een bedrag van € 15.218 (prijspeil: 2024; dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd). Als een immateriële schadevergoeding dit bedrag overschrijdt, dan beoordelen we op basis van de individuele omstandigheden of het redelijk is om 2/3 deel van de overschrijding tot het vermogen te rekenen. We volgen hiervoor de meest recente jurisprudentie.
-
5. Vergoedingen op grond van de 'regeling tegemoetkoming Chroom6' worden beschouwd als vergoedingen die op grond van artikel 31 lid 2 sub m Pw niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend.
Artikel 8: Criteria voor het verlagen van de norm
-
1. De bepalingen in dit artikel gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar en ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. De verlaging van de uitkering in verband met de woonsituatie, zoals bedoeld in artikel 27 Pw bedraagt:
- a.
10% van de gehuwdennorm, als de belanghebbende een woning bewoont waarvoor hij geen woonkosten of woonlasten verschuldigd is;
- b.
20% van de gehuwdennorm als de belanghebbende een woning bewoont waarvoor hij geen woonkosten en geen woonlasten verschuldigd is;
- c.
20% van de gehuwdennorm indien belanghebbende dakloos is en geen woning aanhoudt.
- a.
-
2. Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op belanghebbenden waarop de kostendelersnorm van toepassing is.
-
3. Het college verlaagt de uitkering niet als er sprake is van commerciële kamerbewoner of een commerciële kostganger.
Artikel 9: Inkomsten uit commerciële verhuur en commercieel kostgangerschap
-
1. De bepalingen in dit artikel gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar en ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd die een bijstandsuitkering op grond van de Pw ontvangen. Als de hoofdbewoner de woning deelt met inwonende commerciële kamerbewoner(s) of commerciële kostganger(s) dan brengt het college het ontvangen huurbedrag en/of kostgeld, minus de gemiste huurtoeslag als inkomen in mindering op de uitkering.
-
2. Belanghebbende toont het in het eerste lid van dit artikel genoemde aan door de volgende gegevens in te leveren:
- a.
een huurovereenkomst of kostgangersovereenkomst; en
- b.
bankafschriften waaruit duidelijk blijkt dat de huurder of kostganger de gevraagde prijs daadwerkelijk betaalt; en
- c.
een beschikking huurtoeslag.
- a.
Artikel 10: Tijdelijk verblijf en kostendelersnorm
Wanneer een hoofdbewoner met een bijstandsuitkering iemand tijdelijk onderdak biedt vanwege een acute noodzaak tot huisvesting, ter voorkoming van dakloosheid, dan wordt de kostendelersnorm voor de hoofdbewoner in beginsel voor 3 maanden buiten toepassing gelaten. Deze termijn kan steeds met 3 maanden worden verlengd, afhankelijk van de inspanning die de inwonende levert om eigen woonruimte te vinden.
Artikel 11: Gokactiviteiten tijdens bijstand
-
1. Wanneer uit onderzoek blijkt dat een belanghebbende gokactiviteiten verricht, wordt aan belanghebbende direct de verplichting opgelegd om vanaf dat moment via de inkomstenverklaring opgaaf van alle inkomsten te doen voor zover belanghebbende deze inkomsten niet zelf al heeft opgegeven.
-
2. Indien de gokactiviteiten problematisch zijn of kunnen worden, krijgt belanghebbende de mogelijkheid om mee te werken aan een hulpverleningstraject. Hieraan wordt de voorwaarde verbonden dat belanghebbende zelf een afspraak met een hulpverleningsinstantie maakt uiterlijk binnen drie weken nadat belanghebbende de toezegging heeft gedaan om mee te werken aan een hulpverleningstraject.
-
3. Of en in welke mate de inkomsten uit gokactiviteiten in mindering worden gebracht op de bijstandsuitkering is afhankelijk van of en in welke mate belanghebbende medewerking verleent aan het hulpverleningstraject. We onderscheiden:
- a.
Belanghebbende wil meewerken aan een hulpverleningstraject, maakt tijdig een afspraak met een hulpverleningsinstantie en komt de gemaakte afspraken volgend uit dit hulpverleningstraject na: de inkomsten uit gokactiviteiten worden niet gekort op de bijstandsuitkering;
- b.
Belanghebbende wil meewerken aan een hulpverleningstraject, maakt tijdig een afspraak met een hulpverleningsinstantie en komt de gemaakte afspraken volgend uit dit hulpverleningstraject niet na: de inkomsten uit gokactiviteiten worden gekort vanaf het moment dat duidelijk is dat belanghebbende de gemaakte afspraken niet nakomt;
- c.
Belanghebbende wil niet meewerken aan een hulpverleningstraject: inkomsten worden gekort vanaf het moment dat is geconstateerd dat sprake is van inkomsten uit gokactiviteiten.
- a.
-
4. Wanneer belanghebbende niet tijdig een afspraak met een hulpverleningsinstantie maakt, krijgt belanghebbende na het verstrijken van die drie weken als bedoeld in het tweede lid nogmaals een week de tijd een afspraak te maken. Maakt belanghebbende binnen die week een afspraak, dan worden de inkomsten, afhankelijk van de medewerking aan het hulpverleningstraject, in mindering gebracht zoals bedoeld in sub a of b van het tweede lid. Maakt belanghebbende binnen die week geen afspraak met een hulpverleningsinstantie, dan worden de inkomsten in mindering gebracht op de bijstandsuitkering zoals bedoeld in sub c van het tweede lid.
-
5. Inkomsten uit gokactiviteiten worden toegerekend aan de maand waarin de inkomsten zijn ontvangen.
Artikel 12: Bevordering naleving en bestrijden misbruik en oneigenlijk gebruik
Hoe het college invulling geeft aan zijn bevoegdheden met betrekking tot het bevorderen van de naleving en het bestrijden van opzettelijk misbruik en oneigenlijk gebruik, staat beschreven in de bijlage ‘Handhaving in balans: beoordelingskader en instrumenten’. Deze bijlage maakt integraal onderdeel uit van deze beleidsregels.
Artikel 13: Overgangsrecht
Lopende onderzoeken en aanvragen van voor de ingangsdatum van deze beleidsregels, waarover het college pas na de ingangsdatum van deze beleidsregels een besluit neemt, handelt het college af op basis van het meest gunstige beleid voor de belanghebbende. Dit kan zowel het nieuwe als het oude beleid zijn.
Artikel 14: Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 15: Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als 'Beleidsregels rechtmatigheid bijstandsuitkering 2025 gemeente Tilburg'.
Artikel 16: Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2025.
Ondertekening
Toelichting
In 2015 zijn de Verzamelbeleidsregels P-wet, IOAW, IOAZ en Bbz 2015 vastgesteld. Deze verzamelbeleidsregels bundelden het gemeentelijk beleid op een aantal gebieden van Werk en Inkomen. Omdat de verzamelbeleidsregels door onder andere nieuwe wetgeving (Wet breed offensief) en recente rechtspraak verouderd waren, hebben we ze geactualiseerd. Daarbij hebben we de verzamelbeleidsregels ook op onderwerp uit elkaar getrokken. Dat is duidelijker voor zowel onze inwoners als de uitvoering.
Deze beleidsregels gaan over de rechtmatigheid van de Participatiewet. Dat betekent dat hierin regels zijn opgenomen over de rechten en plichten die verbonden zijn aan de bijstandsuitkering.
Hieronder volgt, voor zover noodzakelijk, een artikelsgewijze toelichting.
Artikel 2: Bewijsstukken
Artikel 53a Pw geeft het college de bevoegdheid te bepalen welke gegevens en bewijsstukken door een belanghebbende verstrekt moeten worden, als het gaat om het bepalen van het recht op, de hoogte van de bijstandsnorm en de voortzetting van de bijstand.
Op voorhand is niet aan te geven welke gegevens nodig zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van een uitkering. Dit is afhankelijk van de situatie en de omstandigheden van de belanghebbende (maatwerk). Individueel wordt bepaald welke nadere gegevens noodzakelijk zijn en belanghebbende wordt daarover in ieder geval schriftelijk geïnformeerd. Bij de aanvraag van een uitkering geldt wel dat een vast aantal gegevens gevraagd worden, omdat dit veelal de minimale gegevens betreffen die nodig zijn om een beslissing te kunnen nemen op de uitkeringsaanvraag.
Dit artikel geeft een nadere uitwerking van wat van een belanghebbende wordt verwacht als nadere gegevens/bewijsstukken worden opgevraagd.
Als gegevens uit onze eigen systemen kunnen worden gehaald, worden ze niet ook nog bij belanghebbende opgevraagd.
Artikel 3: Bankafschriften
Bij een rechtmatigheidsonderzoek moet belanghebbende een aantal afschriften, of een uitdraai van internetbankieren verstrekken van rekeningen, die bij hem/haar in gebruik zijn of waren. Het gaat hier om afschriften over de laatste 3 maanden voor de datum van het onderzoek. Wanneer het voor onderzoek nodig is om afschriften over een periode van langer dan 3 maanden te beoordelen, worden over de benodigde langere periode afschriften opgevraagd.
De belanghebbende mag de uitgaven op zijn bankafschriften onleesbaar maken. Doorvragen over onleesbaar gemaakte transacties/saldi mag als dat voor de vaststelling van het recht op bijstand nodig is.
Het onderzoek richt zich op dat belanghebbende(n) recht heeft(hebben) op de verstrekte uitkering en/of de juiste hoogte van de uitkering verstrekt wordt.
Artikel 4: Vaststelling van het vermogen
Bij het vaststellen van het vermogen wordt uitgegaan van de waarde van de aanwezige bezittingen verminderd met de aanwezige schulden, zoals bedoeld in artikel 34 Pw.
Cryptogeld
Cryptogeld (ofwel cryptocurrency of cryptovaluta) zoals bijvoorbeeld de bitcoin, zijn digitale munteenheden. Als een belanghebbende cryptogeld heeft, dan zijn dat bezittingen als bedoeld in artikel 34 Pw waarover de belanghebbende beschikt of kan beschikken. Het cryptogeld wordt toegerekend aan het vermogen.
Dit is alleen anders als er sprake is van handel in bitcoins. Dan moeten de inkomsten daarvan worden aangemerkt als inkomsten als bedoeld in artikel 32 Pw. Deze worden in mindering gebracht op de uitkering.
Om de waarde van het cryptogeld vast te stellen zal belanghebbende inzage moeten geven in het online transactieoverzicht van het cryptogeld. Onder de waarde wordt verstaan de actuele waarde van de desbetreffende digitale munt. De inlegkosten worden niet in mindering gebracht op de totale waarde van het cryptogeld.
Specificering wijze vaststellen (bepaalde) bezittingen
Het college geeft in dit artikel op de volgende onderdelen een nadere invulling op het vaststellen van het vermogen:
- 1.
Vrijlating van vermogen in een auto of motor: als een belanghebbende beschikt over (een) auto(‘s) of motor(en), wordt de waarde van dit vervoermiddel/deze vervoermiddelen tot een bedrag van € 3.000 in totaal buiten beschouwing gelaten. Als de waarde hoger is, dan wordt het meerdere bij het vermogen geteld. Ook auto’s en motoren van ouder dan 10 jaar worden buiten beschouwing gelaten. Uitzondering op laatstgenoemde regel zijn auto’s/motoren met een bijzondere dagwaarde (bijvoorbeeld een oldtimer).
- 2.
De waarde van auto’s/motoren jonger dan 10 jaar of die met een bijzondere dagwaarde is de dagwaarde volgens de Koerslijst ANWB. Als auto’s/motoren niet op de Koerslijst staan kan een dealer of taxateur worden ingeschakeld.
- 3.
Lid 1 en 2 van dit artikel zijn ook van toepassing voor bromfietsen en scooters.
Lid 1 en 2 zijn niet van toepassing voor boten, caravans en campers. De aanwezige dagwaarde telt volledig mee voor de vermogensvaststelling.
- 4.
Vrijlating van saldo lopende rekening(en): Het saldo wat op het moment van de bijstandsaanvraag op alle lopende rekeningen staat, wordt tot een bedrag van 1,5 de toepasselijke bijstandsnorm niet meegenomen bij de vermogensvaststelling. Met alle lopende rekeningen worden ook de spaarrekeningen of vermogensrekeningen bedoeld. Ook de spaar-/vermogensrekeningen van de ten laste komende kinderen.
-
Wanneer het saldo meer bedraagt dan 1,5 keer de toepasselijke bijstandsnorm, wordt het meerdere wel als vermogen in aanmerking genomen. Al het geld wat op spaarrekeningen of vermogensrekeningen staat, wordt volledig als vermogen in aanmerking genomen.
- 5.
Vrijlating van vermogen in een uitvaartverzekering: in een uitvaartverzekering gereserveerde bedragen voor een uitvaart worden volledig buiten beschouwing gelaten bij de vermogensvaststelling, ongeacht de waarde van de uitvaartverzekering. Dit geldt ook voor uitvaartverzekeringen die afkoopbaar zijn.
Verder wordt in dit artikel aangegeven hoe om moet worden gegaan met de vermogensvaststelling bij co-ouderschap. Het co-ouderschap is geen wettelijk gedefinieerde leefvorm, maar geeft een feitelijke situatie weer. Co-ouderschap hebben wij gedefinieerd als de verdeling van de zorg- en opvoedtaken van een minderjarig kind/kinderen. Beide ouders nemen een gelijkwaardig deel van de verzorging en opvoeding van hun kinderen voor hun rekening. Bij co-ouderschap is de feitelijke situatie van het verblijf en de feitelijke verzorging doorslaggevend. Niet van belang is welke ouder de kinderbijslag ontvangt. Er is geen sprake van co-ouderschap als het kind of de kinderen incidenteel en voor een korte periode bij de andere ouder verblijven (bijvoorbeeld voor vakantie). Ook als de verdeling van het ouderschap zodanig is dat deze niet afwijkt van een gebruikelijke omgangsregeling, is er geen sprake van co-ouderschap. Het college hanteert bij het vaststellen van de vermogensgrens bij co-ouders de volgende regel: de vermogensgrens wordt bepaald door het gemiddelde te nemen van de vermogensgrens voor een alleenstaande en een alleenstaande ouder. Let op: dit geldt voor de vermogensgrens. Het daadwerkelijke vermogen telt volledig mee en wordt afgezet tegen deze grens. Tot het daadwerkelijk vermogen behoort ook het saldo op de rekening van minderjarige kinderen.
Voor het vaststellen van het vermogen kunnen we in sommige situaties ook maatwerk toepassen om onwenselijke situaties te voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de vermogensvaststelling bij wijziging van de leefvorm. In artikel 34 lid 3 Pw is vastgelegd tot welke grens vermogen als bedoeld in artikel 34 lid 2 onder b Pw wordt vrijgelaten bij alleenstaanden, alleenstaande ouders en gezinnen.
Bij wisseling van leefvorm is wettelijk niet bepaald hoe om te gaan met het vaststellen van de grens van het vrij te laten vermogen.
Het college hanteert in de situatie dat een belanghebbende van alleenstaande ouder alleenstaande wordt de volgende regel:
In de situatie dat men van alleenstaande ouder alleenstaande wordt, en er meer vermogen is dan mag worden vrij gelaten bij een alleenstaande, wordt de grens van het vrij te laten vermogen op het feitelijke aanwezige vermogen vastgesteld. In een dergelijke situatie gaan we uit van ‘gespaard vanuit de uitkering, art. 34 lid 2 sub c Pw’.
Artikel 5: Informatieverstrekking tijdens de uitkering
In de Pw (artikel 17 lid 1) en de IOAW/IOAZ (artikel 13, lid 1) staat de inlichtingenplicht: ‘de plicht van belanghebbende om op verzoek of direct uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op arbeidsinschakeling of het recht op bijstand’.
Het college mag het begrip 'onverwijld uit eigen beweging' zo hanteren dat kan worden volstaan met het van belanghebbende verwachten dat hij betreffende informatie meldt op de eerstvolgende inkomstenverklaring.
In Tilburg ontvangen enkel belanghebbenden met inkomsten een inkomstenverklaring die zij moeten invullen. Belanghebbenden die de inkomstenverklaring niet ontvangen, moeten belangrijke wijzigingen die van invloed zijn op de uitkering doorgeven met een wijzigingsformulier.
In dit artikel is geregeld welke termijn het college hanteert voor het inleveren van het wijzigingsformulier. Om iedereen gelijk te behandelen, krijgen alle belanghebbenden 5 werkdagen de tijd om de wijziging door te geven, dan wel tot het moment dat de inkomstenverklaring ingeleverd moet te zijn. Dit geldt voor iedereen. Ook belanghebbenden die geen inkomstenverklaring ontvangen kunnen tot de uiterste inleverdatum van de inkomstenverklaring de wijziging doorgeven. Zo hebben zij evenveel gelegenheid om het college van belangrijke wijzigingen op de hoogte te stellen.
Als iemand opzettelijk wijzigingen niet of te laat doorgeeft, dan kan een bestuurlijke boete worden opgelegd.
Artikel 6: Giften
Het college vindt het belangrijk dat bijstandsgerechtigden financiële hulp kunnen accepteren zonder dat zij bang hoeven te zijn dat dit negatieve gevolgen voor hun uitkering heeft. Deze hulp moet dan vanuit het oogpunt van bijstandsverlening wel verantwoord zijn. Het college vindt giften tot een bedrag van € 1.800 per jaar verantwoord.
Het ontvangen van giften valt onder de inlichtingenplicht. Belanghebbenden moeten het dus melden wanneer zij een gift hebben ontvangen. Giften tot een totaalbedrag van € 1.800 per jaar zijn niet van invloed op de uitkering.
Het kan gebeuren dat het totaal aan ontvangen giften de grens van € 1.800 te boven gaat. Of het meerdere van €1.800 verantwoord is vanuit het oogpunt van bijstandsverlening, is in die gevallen een oordeel op basis van de individuele omstandigheden van de belanghebbende en diens gezin (maatwerkbeoordeling). Wanneer het oordeel is dat het meerdere vanuit het oogpunt van bijstandsverlening niet verantwoord is, wordt het meerdere van € 1.800 als inkomen op de uitkering gekort als de giften een periodiek karakter hebben (bijvoorbeeld als maandelijks een vast bedrag door dezelfde gever wordt gegeven). Wordt het bedrag van € 1.800 per jaar overschreden met (een) gift(en) die eenmalig is/zijn, dan word(en)t de gift(en) bij het vermogen opgeteld.
In geval van giften in natura, bepaalt het college wat daarvan de waarde in geld is aan de hand van de door belanghebbende overlegde bewijsstukken met betrekking tot de waarde.
Werkgevers kunnen hun medewerkers een cadeau geven. Vaak is dit een kerstpakket of –geschenk. Als dit een geschenk is dat past binnen de fiscale vrijlating dan wordt hier niets mee gedaan. Als een werknemer eenmalig een bonus ontvangt omdat deze een extra prestatie heeft geleverd, dan wordt deze meegeteld als gift (en niet als inkomen gekort) tot aan de giftengrens. Als de bonus hoger is dan de giftengrens dan wordt het meerdere als inkomen aangemerkt, het gaat hierbij immers om een middel in verband met arbeid.
Let wel: een dergelijke bonus is vaak belast en kan dus gevolgen hebben voor de hoogte van de huurtoeslag in het volgende kalenderjaar. Het is belangrijk de belanghebbende hierop te wijzen.
Via de werkkostenregeling (WKR) kan de werkgever echter wel onbelaste vergoedingen (en dus ook bonussen) aan de werknemer geven. De werkgever moet de bonus dan onderbrengen in de vrije ruimte van de WKR bij de Belastingdienst. Deze vrije ruimte bedraagt een maximaal percentage van de totale loonsom. Dit wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld door de Belastingdienst.
Een eindejaarsuitkering en het vakantiegeld of andere bonussen die onder de CAO vallen worden niet tot de giftenvrijlating gerekend.
Artikel 7: Schadevergoeding
Het college mag bepalen welke bedragen aan vergoeding voor materiële en immateriële schade vanuit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn en derhalve niet meetellen als vermogen bij de vermogensvaststelling (vermogensvrijlating). Het college maakt hierbij onderscheid tussen vergoedingen voor materiële en immateriële schade.
Een materiële schadevergoeding is een vergoeding voor schade die direct in geld is uit te drukken. Het gaat om een vergoeding voor schade of verlies van iets dat belanghebbende al had. Bijvoorbeeld vervanging van een kapotte auto of brandschade in huis. Het kunnen reeds gemaakt kosten zijn of kosten die nog gemaakt moeten worden. Wanneer een belanghebbende een materiële schadevergoeding ontvangt, is deze dus bestemd om iets te vervangen of te repareren. Daarom wordt een dergelijke schadevergoeding niet als vermogenstoename aangemerkt en hoeft het vermogen in het kader van de Participatiewet niet gewijzigd te worden.
Bij immateriële schadevergoeding, ook wel smartengeld genoemd, gaat het om een vergoeding voor gederfde levensvreugde. Deze vergoeding is bedoeld voor geleden emotionele schade, waarvan de hoogte door een rechter of schadeverzekeraar is bepaald. Het college heeft bepaald dat een immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 15.218 (prijspeil: 2024; dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd) niet als vermogen wordt aangemerkt en dus ook geen gevolgen voor de vermogensvaststelling in het kader van de Pw heeft. Overschrijdt de immateriële schadevergoeding dit bedrag, dan wordt op basis van een maatwerkbeoordeling bezien of het redelijk is om 2/3 van de overschrijding tot het vermogen te rekenen.
Een schadevergoeding met een loon dervend karakter wordt wel aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de schadevergoeding betrekking heeft.
Schadevergoedingen die op grond van de Regeling tegemoetkoming chroom6 zijn uitgekeerd, worden ook niet als vermogen aangemerkt bij de vermogensvaststelling in het kader van de Pw.
Artikel 8: Criteria voor het verlagen van de norm
Artikel 27 van de Pw geeft het college de bevoegdheid de norm als bedoeld in de artikelen 20 en 21 van de Pw, lager vast te stellen als gevolg van de woonsituatie van de belanghebbende, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.
Van deze bevoegdheid maakt het college gebruik door bij een belanghebbende die geen woonkosten en/of woonlasten de uitkeringsnorm te verlagen.
In de begripsomschrijvingen in artikel 1 is omschreven wat onder woonkosten en woonlasten wordt verstaan.
Bewoont een belanghebbende een woning waarvoor geen woonkosten of woonlasten zijn verschuldigd, dan verlaagt het college de uitkering met 10% van de gehuwdennorm. Bewoont een belanghebbende een woning waarvoor geen woonkosten én geen woonlasten zijn verschuldigd, dan verlaagt het college de uitkering met 20% van de gehuwdennorm. Dit laatste geldt ook voor belanghebbenden die dakloos zijn en geen woning aanhouden.
Als een belanghebbende de kostendelersnorm heeft, of een commerciële kamerbewoner/kostganger is, dan wordt de uitkering niet verlaagd wegens lagere woonkosten of woonlasten.
Wanneer sprake is van een all-inclusive huurprijs, dus een prijs waar zowel de huur als een bijdrage in de kosten van energie en/of water zijn inbegrepen, wordt de hoogte van deze huur afgezet tegen het bedrag van de basishuur zoals bedoeld in artikel 16 WHT (Wet op de huurtoeslag)). De basishuur is het deel van de rekenhuur waarover geen huurtoeslag wordt toegekend en dat te allen tijde voor rekening van de huurder blijft. Is de all-inclusive huurprijs veel lager dan de basishuur dan stemmen we de uitkering af op de lage woonkosten op grond van artikel 18 lid 1 van de Pw.
Artikel 9: Inkomsten uit commerciële verhuur en commercieel kostgangerschap
In de Pw is het uitgangspunt dat wanneer kosten gedeeld kunnen worden met kostendelende medebewoners ouder dan 27 jaar, de bijstandsnorm daarop wordt aangepast (kostendelersnorm). De kostendelersnorm is niet van toepassing als er sprake is van commerciële verhuur of commercieel kostgangerschap. De inkomsten die daaruit voortvloeien moeten als inkomsten worden gekort op de bijstandsuitkering.
Er is sprake van commerciële verhuur/commercieel kostgangerschap als er sprake is van een commerciële relatie. Hiervan is sprake als het een volledig zakelijke relatie betreft. Hierbij vraagt de verhuurder/kostgever een commerciële prijs en de huurder/kostganger betaalt deze commerciële prijs. Deze prijs en andere belangrijke verplichtingen van de huurder en verhuurder zijn vastgelegd in een huur-/kostgangersovereenkomst. Deze overeenkomst moet overlegd kunnen worden. Huur-/kostgangersbetalingen vinden plaats per banktransacties en deze moeten kunnen worden aangetoond met bankafschriften.
Het ontvangen huurbedrag/kostgeld wordt als inkomsten op mindering gebracht op de bijstandsuitkering. Van dit huurbedrag/kostgeld wordt wel de gemiste huurtoeslag afgetrokken, omdat deze omlaag gaat als er meerdere personen op een adres wonen. Dit moet worden aangetoond met een beschikking huurtoeslag.
Wanneer een woning gedeeld wordt met personen die uitgezonderd zijn van de kostendelersnorm (meestal inwonende kinderen jonger dan 27 jaar) dan laten we het eventuele betaalde kostgeld buiten beschouwing en brengen we dit niet in mindering op de uitkering van de belanghebbende(n). Dit voor zover dit naar het oordeel van het college vanuit het oogpunt van de bijstandsverlening verantwoord is.
Artikel 10: Tijdelijk verblijf en kostendelersnorm
In uitzonderlijke gevallen kan het wenselijk zijn om in een individuele situatie maatwerk te leveren en de kostendelersnorm niet toe te passen of iemand niet als kostendeler mee te laten tellen. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan crisissituaties, waarbij door belanghebbende tijdelijk onderdak geboden of verkregen wordt. Bijvoorbeeld in de situatie dat belanghebbende een zieke zorgbehoevende ouder opvangt, die tijdelijk niet in staat is om zelfstandig te wonen. Daarnaast kan onder andere ook gedacht worden aan situaties, waarin personen uit detentie komen of uit een instelling en acuut onderdak nodig hebben. Door het niet toepassen van de kostendelersnorm voor de hoofdbewoner wordt de bereidheid om iemand op te vangen bevorderd en dakloosheid voorkomen.
In dit soort situaties moet in ieder geval aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
- 1.
Het moet gaan om een acute noodzaak tot huisvesting; en
- 2.
Het moet gaan om een tijdelijke oplossing.
Dit houdt in dat de kostendelersnorm wél wordt toegepast in situaties, waarin duidelijk is dat er sprake is van duurzaam verblijf. Dit kan blijken uit de intentie van belanghebbenden of wanneer de situatie langer duurt (in ieder geval na 1 jaar) en er geen activiteit is om dit te veranderen.
In de situaties zoals in dit artikel bedoeld, wordt de kostendelersnorm gedurende 3 maanden niet toegepast voor de hoofdbewoner. Degene die inwoont ontvangt wel de kostendelersnorm als deze ook een bijstandsuitkering ontvangt. Na 3 maanden moet de situatie opnieuw beoordeeld worden via een heronderzoek. Hierbij wordt onderzocht:
- •
Welke inspanningen heeft de inwonende persoon verricht om eigen huisvesting te vinden dan wel om terug te keren naar zijn of haar eigen woning.
- •
Is er onvoldoende gedaan om zelfstandig te gaan wonen, dan wordt de kostendelersnorm vanaf dat moment alsnog toegepast.
- •
Is er wel voldoende gedaan maar heeft dit niet tot het gewenste effect geleid, dan kan de situatie (steeds) worden verlengd met 3 maanden, afhankelijk van de inspanning die de inwonende levert om eigen woonruimte te vinden.
Artikel 11: Gokactiviteiten tijdens bijstand
Er is sprake van gokactiviteiten wanneer er meerdere keren per maand pinopnames in een gokinstelling (bijvoorbeeld casino) worden gedaan of met regelmaat online wordt gegokt (ECLI:NL:CRVB:2021:629). Een enkele keer meedoen aan een loterij of een keer naar het casino vallen hier dus niet onder.
Inkomsten uit gokactiviteiten moeten worden gekort op de bijstandsuitkering. Ze komen naar hun aard overeen met inkomen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, Pw en zijn dus vergelijkbaar met bijvoorbeeld inkomsten uit arbeid. Dit ook vanwege het feit dat gokken als beroepsmatige activiteit kan worden uitgevoerd. De inkomsten moeten worden toegerekend aan de maand waarin de inkomsten zijn ontvangen.
Het college is zich ervan bewust dat gokken, of het nou online is of fysiek, heel verslavend kan zijn. En juist wanneer iemand verslaafd is, zal hij het vaker per maand doen. Net zoals bij andere verslavingen moet iemand steeds meer gebruiken/doen om hetzelfde effect te bereiken. En dan wordt het problematisch.
In die gevallen willen we belanghebbenden eerst de gelegenheid bieden mee te werken aan een hulpverleningstraject (gericht op het stoppen van de gokverslaving). Afhankelijk van de mate van medewerking aan een hulpverleningstraject korten we wel of niet de inkomsten op de bijstandsuitkering. Dit voor zover dit naar het oordeel van het college vanuit het oogpunt van de bijstandsverlening verantwoord is.
Het niet (of niet volledig korten van de inkomsten willen we inzetten om te voorkomen dat belanghebbenden die gemotiveerd aan hun gokverslaving willen werken van de regen in de drup belanden door de inkomsten te korten. Vaak is de inleg namelijk vele malen groter, maar blijkens de Pw en de wetsgeschiedenis mag met deze inlegkosten (verwervingskosten) in principe geen rekening worden gehouden bij de vaststelling van het te korten inkomen.
In het artikel staan de verschillende scenario’s uitgelegd, van het willen meewerken en ook daadwerkelijk goed meewerken tot aan het weigeren van een hulpverleningstraject.
Op dit moment worden er frequent verschillende uitspraken van de Rechtbank gedaan over met name de manier van het korten van inkomsten bij gokken. In die gevallen waarin wij overgaan tot het korten van de inkomsten volgen wij de recente jurisprudentie hierover.
Artikel 13: Overgangsrecht
In dit artikel is opgenomen dat bij aanvragen en lopende onderzoeken voor de ingangsdatum van deze beleidsregels, waarover nog geen besluit is genomen na de ingang van het nieuwe beleid, niet nadelig kunnen uitpakken als het nieuwe beleid minder gunstig is voor de belanghebbende. Het besluit kan dus genomen worden op zowel het oude beleid als het nieuwe beleid.
Bijlage: Handhaving in balans: beoordelingskader en instrumenten.
Inleiding
Met het Beleidskader Tilburg investeert in Perspectief (TiiP) geven we invulling aan de door het college vastgestelde uitgangspunten: vertrouwen, nabijheid en maatwerk bij de uitvoering van de Participatiewet (verder Pw). Vanzelfsprekend heeft dat ook zijn effect op de wijze waarop we invulling geven aan handhaving als onderdeel van de integrale dienstverlening. Hierbij kan men denken aan het verzamelen van gegevens, zorgvuldigheid van vaststellen van feiten en omstandigheden en de beoordeling hiervan bij de aanvraag van een uitkering of reeds lopende bijstandsuitkering.De term “handhaving” omvat alle activiteiten van de gemeente die ervoor zorgen dat de Pw rechtmatig wordt nageleefd. Dus zowel naleving van de arbeids- en re-integratieverplichtingen als de inlichtingen- en medewerkingsplicht. In samenwerking en samenhang uitgevoerd door zowel rechtmatigheidsconsulenten, klantregisseurs als toezichthouders. Handhaving is geen geïsoleerde taak, maar een vanzelfsprekend onderdeel van de gehele dienstverlening.
De ontwikkelingen van de afgelopen tijd hebben ons geleerd dat we nadrukkelijker het perspectief van de inwoner moeten meewegen en ruimte moeten geven aan de uitvoeringsprofessional. Een gedeelde visie op handhaving is daarbij van groot belang. Verschillende opvattingen kunnen zorgen voor inconsistenties in de dienstverlening. Dit kan zorgen voor een beeld van willekeur en voor onduidelijkheid bij belanghebbenden over de verplichtingen die gelden en hoe hiermee omgegaan wordt. Deze nadere invulling bij artikel 12 van de Beleidsregels rechtmatigheid biedt enerzijds een beoordelingskader en anderzijds instrumenten aan, om de naleving van de Pw en het gemeentelijk beleid te bevorderen. Deze leidende principes zorgen voor houvast en handelingsruimte voor de uitvoeringsprofessional om tot een afgewogen besluit te kunnen komen.Een kader en instrumentarium dat aansluit bij de uitgangspunten van TiiP en zodoende bijdraagt om de menselijke maat, binnen de geldende wetgeving, in onze dienstverlening te helpen uitvoeren. Tot slot, het beoordelingskader is ook in lijn met de meerjarige Handhavingskoers 2022 – 2025 zoals het Ministerie van SZW (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) die voorstaat en met nieuwe wetgeving die in voorbereiding is zoals het wetsvoorstel Participatiewet in Balans en het wetsvoorstel Handhaving Sociale Zekerheid (herijking huidig stelsel van handhaving) waarvan de invoering gepland staat op 1 januari 2025.
Beoordelingskader
Dit beoordelingskader is een algemene richtlijn waarbij altijd de individuele situatie van de belanghebbende meegewogen moet worden genomen, maar waarbij men wel verder kijkt dan alleen het individuele belang. Maatwerk is een middel om in de toepassing van wetgeving recht te doen aan de individuele situatie. Het belang van duidelijke algemene regels moet daarbij zeker niet uit het oog worden verloren. Die bieden namelijk rechtszekerheid en versterken de democratische legitimatie van ons handelen. We zoeken dus, binnen de geldende wettelijke kaders, naar een balans tussen de verschillende -soms tegengestelde- belangen (evenredigheidsbeginsel).
In de praktijk wordt ervaren dat de strikte regels van de Pw het soms moeilijk maken om te doen wat nodig is om een inwoner vooruit te helpen. De uitvoering ervaart soms een (te) smal ventiel – in de vorm van maatwerk – om niet alleen de eventuele hardheden te voorkomen, maar ook om de behoefte aan integrale dienstverlening binnen het sociaal domein vorm te kunnen geven. Daardoor is steeds meer de zoektocht ontstaan naar de beleidsruimte die we als gemeente wél hebben. Die balans willen we vinden door naast onze inwoners die bijstand nodig hebben te gaan staan. We kijken breed naar hun omstandigheden, rekening houdend met hun denk- en doenvermogen en helpen hen om de regels te begrijpen en na te leven. Daarmee voorkomen we dat ze in de problemen komen doordat ze fouten maken. Onrechtmatigheden kunnen het gevolg zijn van onvermogen en niet van kwade wil. We willen als gemeente daarom werken vanuit vertrouwen, zonder daarbij naïef te zijn. Bij twijfels over het -voortdurend- recht op bijstand stellen we een onderzoek in. Dat onderzoek kan worden gedaan door een medewerker van Werk en Inkomen (W&I) op grond van de algemene bevoegdheden uit de Pw of door een toezichthouder met mogelijke toepassing van de bijzondere bevoegdheden ingevolge de art. 5:15 – 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht (verder Awb). In het onderdeel ‘controle op maat’ meer over de inzet van de toezichthouder.
Het opvragen en verwerken van informatie wordt getoetst aan de eis van “noodzakelijkheid”. Het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel1 dient te allen tijde te worden gewaarborgd.We zetten ons in om de gevolgen van overtredingen zo klein mogelijk te houden door te werken aan het vroegtijdig opsporen van onrechtmatigheid. We treden daadkrachtig op als er sprake is van opzettelijk handelen (misbruik). Hierbij gesteund door adequate gegevensuitwisseling, informatie gestuurde controle, opsporing en samenwerking binnen de interne en externe handhavingsketen. En als iets niet volgens de regels is gegaan, vragen we ons af hoe dat komt. Heeft de inwoner iets niet begrepen, heeft de organisatie iets gemist in bijvoorbeeld de voorlichting, of is het bewust gebeurd? Het stellen van deze vragen helpt ons om de dienstverlening te verbeteren. Met die focus zorgen we ervoor dat we vertrouwen geven en helpen waar dat kan en streng zijn als dat moet.
Cirkel van Naleving
Het beleid voor handhaving wordt ingericht naar het model van de Cirkel van Naleving (voorheen Hoogwaardig Handhaven). Dit model is opgebouwd uit vier pijlers, waarvan twee preventief en twee repressief van aard zijn (zie onderstaande figuur). Het rechtmatig verstrekken van uitkeringen, het voorkomen en het bestrijden van oneigenlijk gebruik en misbruik van de Pw, IOAW, IOAZ en Bbz is gewaarborgd door te werken naar de uitgangspunten van dit landelijke model. Het college voert de vier visievelden van dat model in samenhang uit. De nadruk ligt op preventie en gedragsverandering (bevorderen spontaan naleven van de verplichtingen). Voorkomen is beter dan genezen. Dit sluit ook volledig aan bij TiiP. De klantregisseur is vooral bezig met de eerste twee pijlers: in nauw contact staan met de klant, goede communicatie en informatieverstrekking, draagvlak creëren door samen afspraken te maken en deze ook zelf na te komen. Op deze manier is naleving de regel en zullen vergissingen door onwetendheid minder voorkomen. Als opzettelijk misbruik dan toch nog voorkomt, worden signalen sneller opgepakt vanwege het nauwe contact. Daar waar regels bewust of onbewust niet worden nageleefd is er ruimte voor corrigerende en repressieve maatregelen. Als sluitstuk staat er een sanctionerings- en invorderingsinstrumentarium aan de uitvoering ter beschikking dat hen in staat stelt proportioneel en evenwichtig te reageren. Het college vindt het belangrijk dat de medewerkers van W&I en de toezichthouders van het team Toezicht Sociaal Domein (team TSD) kunnen beschikken over een juiste mix van instrumenten en interventies om naleving te bevorderen en onrechtmatigheden te signaleren en effectief aan te kunnen pakken.
Toelichting:
In de twee blauwe cirkels staan pijlen en stippellijntjes. De stippellijntjes geven aan wanneer er sprake is van gezamenlijk actie en een pijl geeft aan wie er bij een bepaalde actie regie voert. Het werkproces is zo georganiseerd dat de medewerker van W&I altijd de eindregie blijft voeren op het volledige klantproces (toezien). De toezichthouder voert tijdelijk regie bij zijn/haar specifieke inzet (doen van onafhankelijk onderzoek, met mogelijke toepassing van Awb-bevoegdheden), maar is altijd ondersteunend en adviserend aan de medewerker W&I die verantwoordelijk is voor de (eventueel sanctionerende) besluitvorming.
Cirkel van Naleving: instrumenten & interventies
1. Voorlichting en duidelijke afspraken:
Inwoners die bijstand aanvragen of al ontvangen, krijgen heldere en begrijpelijke informatie over de regels die bij de uitkering horen. We communiceren dus in begrijpelijke taal en zijn laagdrempelig voor vragen. We zorgen er voor dat algemene informatie helder is en voor iedereen toegankelijk.Individuele voorlichting sluit zoveel mogelijk aan bij de woon- en leefsituatie, denk- en doenvermogen van de inwoner die het betreft. We leggen hierbij goed uit waarom we informatie nodig hebben en wat we hiermee gaan doen.
Hiervoor hebben we het volgende geregeld:
- 1.
Alle medewerkers hebben een training heldere taal gevolgd en communiceren vanuit deze vaardigheden. De beschikkingen en brieven zijn ook vanuit heldere taal geschreven;
- 2.
Op de website de Wegwijzer W&I Tilburg is alle informatie over het recht op uitkering, maar ook over andere vormen van ondersteuning en voorzieningen te vinden. Deze website is beschikbaar voor alle Tilburgers. We wijzen nieuwe klanten altijd op het bestaan van deze site en ook vanuit de algemene website van de gemeente wordt gelinkt naar de Wegwijzer. De site beschikt over een vertaalmodule in de meest voorkomende talen en kent een voorleesfunctie voor slechtzienden. Hiermee is de Wegwijzer voor iedereen toegankelijk, mits digitaal vaardig. Als iemand dat niet is, dan is verwijzing naar de thuisadministratie of meedenkers mogelijk, waar de nodige ondersteuning gegeven kan worden hierbij. Voor statushouders geldt dat zij begeleid worden door Vluchtelingenwerk;
- 3.
Nieuwe klanten ontvangen bij toekenning van de uitkering de folder Regel en Recht, met hierin in heldere taal alle informatie over hun bijstandsuitkering, waar ze een beroep op kunnen doen maar ook wat er van hen verwacht wordt;
- 4.
Iedere maand verschijnt er een nieuwsbrief voor bijstandsgerechtigden, digitaal op de Wegwijzer. In deze Nieuwsbrief W&I komen alle belangrijke wijzigingen te staan, maar worden ook actuele onderwerpen behandeld zoals vakantiemelding, sluiting van het kantoor van W&I, eventuele wijzigingen in de normbedragen etcetera. 5. We werken met een digitaal Handboek Schulinck, waar alle medewerkers automatisch op geabonneerd zijn en waar alle lokale en landelijke ontwikkelingen en beleidsstukken op te vinden zijn. Hiermee beschikt iedereen in de uitvoering over dezelfde en goede informatie, belangrijk voor de uitvoering van hun vak.
- 5.
We werken met een digitaal Handboek Schulinck, waar alle medewerkers automatisch op geabonneerd zijn en waar alle lokale en landelijke ontwikkelingen en beleidsstukken op te vinden zijn. Hiermee beschikt iedereen in de uitvoering over dezelfde en goede informatie, belangrijk voor de uitvoering van hun vak.
2. Optimaliseren van de dienstverlening:
De belanghebbende mag geen onnodige (administratieve) drempels in de dienstverlening tegenkomen. Het moet eenvoudig zijn om je aan de regels te houden en de regels moeten voor iedereen begrijpelijk worden uitgelegd. Wanneer belanghebbenden begrijpen wat er van hen wordt verwacht en waarom, dan zullen ze de regels, en het toezicht hierop, ook beter accepteren.
Hiervoor hebben we het volgende geregeld:
- 1.
Alle bijstandsgerechtigden hebben 2 contactpersonen bij de afdeling W&I, waar ze met hun vragen bij terecht kunnen. De rechtmatigheidsconsulent is beschikbaar (bij voorkeur digitaal of telefonisch) voor vragen over het recht op of de hoogte van de uitkering en aanvragen bijzondere bijstand. De klantregisseur is aangewezen om zijn/haar klant te begeleiden naar werk of, als dat niet mogelijk is, naar participatie. De klantregisseur heeft vooral persoonlijk contact met de bijstandsgerechtigden en leert hen ook echt goed kennen. De ondersteuning is maatwerk, passend bij de individuele situatie. Gesprekken met klanten worden goed vastgelegd, zodat de individuele situatie ook kenbaar is voor collega’s, als dat nodig is. De medewerkers zijn goed bereikbaar, zodat vragen ook op zo kort mogelijke termijn worden beantwoord. Bij ziekte is er altijd vervanging, zodat vragen niet te lang blijven liggen.
- 2.
Iedereen krijgt een plan van aanpak, waarin gezamenlijk vastgestelde afspraken met betrekking tot doelmatigheid (stappen richting arbeidsre-integratie) worden vastgelegd. Doordat deze afspraken in samenspraak worden gemaakt, is nakoming zowel voor de belanghebbende als voor de medewerker vanzelfsprekend, dit noemen wij wederkerigheid. De plannen van aanpak worden doorgesproken en met een beschikking aan de belanghebbenden bevestigd. Hiermee kunnen ze hetgeen is besproken nalezen en als ze het toch niet eens zijn met de manier waarop het is opgeschreven, hiertegen in bezwaar gaan.
- 3.
Alleen de bijstandsgerechtigden die inkomsten hebben krijgen een inkomstenverklaring. Met deze verklaring willen we het doorgeven van inkomsten vereenvoudigen. Daklozen krijgen een Verklaring omtrent verblijf (VOV) waarmee ze eenvoudig kunnen doorgeven waar ze verblijven. Op deze manier bevorderen en faciliteren we nakoming van de inlichtingenplicht.
- 4.
Voor alle andere wijzigingen hebben alle bijstandsgerechtigden een wijzigingsformulier ontvangen, waarmee ze deze eenvoudig kunnen doorgeven. Ook dit is een manier waarmee we nakoming van de inlichtingenplicht bevorderen en faciliteren;
- 5.
Via de applicatie ‘WerkloonT’ kan berekend worden wat de financiële consequenties zijn van werkaanvaarding. Alle Tilburgers kunnen hier in principe gebruik van maken, maar voor bijstandsgerechtigden wordt deze in gezamenlijkheid ingevuld bij werkaanvaarding, zodat op voorhand al duidelijk is wat financieel de gevolgen zijn van werkaanvaarding;
- 6.
Toezichthouders hebben een integrale rol in de uitvoering door hun aanwezigheid op de werkvloer. Zij kunnen op die manier de collega’s van W&I al in een vroeg stadium advisren en ondersteunen om onrechtmatigheid te helpen voorkomen en ook om signalen direct op te kunnen pikken. Een mogelijk zwaarder instrument als bijvoorbeeld een huisbezoek hoeft dan niet meer plaats te vinden;
- 7.
We werken in de breedte aan deskundigheidsbevordering, zowel op het gebied van recht- als doelmatigheid en alertheid op misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstand. We kennen hiervoor de instrumenten casuïstiekoverleg en intervisie. We werken ook aan het opzetten van een doorlopend programma waarmee we onze kennis en vaardigheden op peil houden;
- 8.
Verkorte aanvraag: als mensen korter dan 6 maanden uitgestroomd zijn, wordt een nieuwe aanvraag afgehandeld volgens de verkorte procedure;
- 9.
Mede op basis van management-rapportages, klanttevredenheidsonderzoeken en Benchmark Divosa2 wordt de bedrijfsvoering en dienstverlening aan inwoners gevolgd en waar nodig verbeterd om naleving van de verplichtingen door (potentiële) klanten te helpen bevorderen;
- 10.
Nieuwe medewerkers bij W&I worden in hun eerste periode ondersteund door de kwaliteitsmedewerkers (dit noemen we 100% toetsing). Bij gebleken geschiktheid wordt dit losgelaten. Voor vragen over het werk zijn de Kwaliteitsmedewerkers altijd beschikbaar via hun hedendienst;
- 11.
Bij het cluster toezicht Pw van TSD vindt intercollegiale toetsing plaats. Enerzijds bedoeld als vakkundigheidsbevordering en anderzijds om willekeur of rechtsongelijkheid te beperken.
3. Controle op maat:
De gemeente is verantwoordelijk voor het verstrekken van de juiste uitkering, maar ook om ervoor te zorgen dat de uitkeringen rechtmatig worden verstrekt. We moeten dit volgens de wetgeving onderzoeken en worden hier door de accountant op gecontroleerd.Bij iedere aanvraag van een uitkering wordt onderzocht of een uitkering nodig is in de individuele situatie, en zo ja, naar welke norm en hoogte dan. Bij lopende uitkeringen wordt een onderzoek naar het voortgezet recht in principe alleen uitgevoerd op basis van een signaal of waarneming. Het college kan op basis van een signaal ook achteraf constateren dat het toekenningsbesluit onjuist is geweest als gevolg van schending van de inlichtingenplicht. Overigens kan het college ook zonder redengevend feit haar algemene onderzoeksbevoegdheid inzetten. Dat kunnen we doen op een bepaald en vooraf vastgesteld thema.Om de rechtmatigheid van de uitkeringen te garanderen en de handhaving hiervan efficiënt en effectief te laten verlopen speelt gegevensuitwisseling tussen ketenpartners een grote rol. Data-analyse kan ingezet worden om inwoners te helpen om regels na te leven en fouten te voorkomen of vroegtijdig onrechtmatigheden te signaleren. Daarbij is transparantie over de inzet van data- en risico gestuurde inzet noodzakelijk. Beoordeling van de resultaten van data-analyse op klantniveau vindt te allen tijde plaats door een uitvoeringsprofessional die hiervoor bevoegd is.
Hiervoor hebben we het volgende geregeld:
- 1.
Aanvragen en heronderzoeken worden via een standaardproces afgehandeld met gebruik van standaardformulieren. Op deze manier bevorderen we de rechtmatigheid en gelijke behandeling. Uiteraard met ruimte voor individueel maatwerk als dat nodig is, denk hierbij aan gegeven responstermijnen, wijze van communicatie (persoonlijk, telefonisch) etcetera. Voor onderzoek naar vermogen, inkomen en/of verblijf in het buitenland kan de gemeente gebruikmaken van het Internationaal Bureau Buitenland (IBF), indien dit in de individuele situatie noodzakelijk is.
- 2.
We ontvangen samenloop-signalen, verkregen via bestandskoppelingen van het Inlichtingenbureau3. Deze komen binnen bij Team TSD. Hiermee kunnen we snel reageren op ontdekte onregelmatigheden, maar voorkomen we ook dat we te veel informatie moeten opvragen bij onze klanten. Informatie die we via de systemen kunnen krijgen, vragen we dan ook niet op;
- 3.
De rechtmatigheidsconsulenten van Inkomensbeheer ontvangen de signalen vanuit team TSD waar nader onderzoek op gewenst is;
- 4.
Per kwartaal wordt er voor team inkomensbeheer (IB) een lijst “spontane mutaties” uitgedraaid (waaronder bereiken leeftijd 21 jaar);
- 5.
Vermoedens van onrechtmatigheid door inwoners of organisaties kunnen gemeld worden via de website van de gemeente Tilburg (button ‘fraude melden’4). Onrechtmatigheid wil zeggen dat iemand, onbedoeld of doelbewust, verkeerde informatie geeft of informatie verzwijgt om een (hogere) uitkering te krijgen, waar die persoon eigenlijk geen recht op heeft. Deze signalen zijn aanleiding voor het starten van een onderzoek door de toezichthouder. Een onderzoek start altijd met een administratief vooronderzoek waarna, op basis van de voorliggende objectieve feiten en omstandigheden, een afweging wordt gemaakt of een verdiepend rechtmatigheidsonderzoek wordt opgestart. Als het nodig is worden ‘zwaardere’ onderzoeksmethoden ingezet zoals internetonderzoek, een huisbezoek, heimelijke waarneming, gezamenlijke onderzoeken in de keten etcetera. Het team TSD is niet enkel gericht op doelbewuste schending inlichtingenplicht (misbruik) tegen te gaan. Als het onbedoelde schending inlichtingenplicht (fout, vergissing) betreft, dan dient dat uiteraard ook gesignaleerd te worden en de onrechtmatigheid te worden hersteld middels een herziening, intrekking of beëindiging en geheel of gedeeltelijke terugvordering van de ten onrechte verstrekt bijstand;
- 6.
Het college heeft bij besluit toezichthouders aangewezen zoals bedoeld in artikel 76a Pw. De toezichthouders krijgen door deze aanwijzing de bevoegdheden toegekend die in afdeling 5.2 van de Awb staan. Zo mag een toezichthouder onder andere bankafschriften opvragen bij banken. Ook mag de toezichthouder bij overige derden gegevens opvragen die nodig zijn voor de verlening of voortzetting van bijstand. Deze vorderingsbevoegdheid kan worden ingezet op grond van de medewerkingsplicht van artikel 5:20 Awb. Op grond van artikel 5:20 lid 3 jo., artikel 5:32 van de Awb kan het college een last onder dwangsom opleggen om de medewerkingsplicht effectief te handhaven.
- 7.
Het huisbezoek is één van de mogelijke controlemiddelen. Voor al het overheidshandelen geldt dat het evenredig moet zijn in relatie tot de gestelde doelen. Dit geldt dus ook voor het huisbezoek. Er moet verband bestaan tussen de te onderzoeken gegevens en de manier waarop het onderzoek plaatsvindt. De plicht om mee te werken aan een (aangekondigd/onaangekondigd) huisbezoek is een bijzondere vorm van de medewerkingsplicht;
- 8.
Indien een klant zonder goede reden niet verschijnt op een oproep door klantregie dan wordt hiervan, conform no-show-protocol, melding gedaan aan een rechtmatigheidsconsulent. Samen bepalen ze of er vervolgstappen nodig zijn. Ook hierbij geldt dat we kiezen voor de minst belastende vorm, tenzij de no-show niet verschoonbaar is en vaker voorkomt;
- 9.
Elk jaar wordt er door W&I een kwaliteitsplan opgesteld met mogelijk uit te voeren themacontroles.
4. Sanctioneren:
Als een (bewuste) regelovertreding vastgesteld wordt, volgt een boete of een passende maatregel. Een boete als de inlichtingenplicht opzettelijk is overtreden en een maatregel via verlaging van de uitkering voor alle andere verplichtingen die niet worden nagekomen.
Hiervoor hebben we het volgende geregeld:
- 1.
Bij iedere niet-nakoming van een verplichting onderzoeken we eerst de verwijtbaarheid hiervan. De individuele situatie van de klant is hierbij relevant, waarvoor we andere betrokken collega’s consulteren;
- 2.
Als een niet-nakoming niet verwijtbaar is (of bij gerede twijfel hieraan) wordt er geen boete of verlaging opgelegd;
- 3.
In de Verzamelverordening PW, IOAW, IOAZ en Bbz 2023 is opgenomen welke gedragingen leiden tot welke verlaging. Hierbij is ook de inkeerbepaling opgenomen, waarmee de verlaging gematigd kan worden bij alsnog nakomen van de verplichtingen;
- 4.
Alle ten onrechte of te veel verstrekte uitkering wordt teruggevorderd. Hierbij wordt binnen de wettelijke kaders onderzocht of matiging van de terugvordering aan de orde kan zijn. Dit doen we ook als er sprake is van een lopend schuldhulpverleningstraject, in nauw overleg met het team schuldhulpverlening;
- 5.
Bij een vermoedelijk benadeling > € 50.000 doen we aangifte bij het Openbaar Ministerie. In afwachting van de reactie starten we geen boete onderzoek op;
- 6.
Inzetten van ‘nadere verplichtingen art. 55 Pw’ om op die manier uitkeringsgerechtigden mee te laten werken aan hulpverlening zoals afkicken van een verslaving, schuldhulpverlening etcetera. Dat kan inhouden dat we nu een gedraging niet verwijtbaar achten, maar de ruimte bieden om hulp te zoeken, zodat problemen effectiever kunnen worden aangepakt.
Noot
1Proportionaliteitsbeginsel: de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer bij onderzoek moet in redelijke verhouding staan tot het doel. Dit betekent ook, dat niet meer informatie gevraagd mag worden dan noodzakelijk is voor dat doel. Subsidiariteitsbeginsel: als het doel op een minder ingrijpende manier bereikt kan worden, moet daarvoor worden gekozen.
Noot
4Een betere, en mogelijk minder beladen, naam voor deze button Fraude melden zou zijn Onrechtmatigheden melden. Voor onze inwoners en externe organisaties is de term fraude melden echter een beter herkenbaar (en ingeburgerd) begrip geworden voor signalen van vermoedens van onrechtmatigheid, misbruik en oneigenlijk gebruik in de bijstand. Naamswijziging hiervan zou een ongewenst effect kunnen hebben op de aard en omvang van het aantal signalen wat gemeld wordt. Wel zorgen we ervoor dat de term fraude niet gekoppeld kan worden aan de inwoner over wie de melding gaat.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl