Treasurystatuut gemeente Waalwijk 2018

Geldend van 11-12-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Waalwijk 2018

1. Inleiding

1.1 Algemeen

Het Treasurystatuut vormt het kader voor de uitvoering van het treasurybeleid. Het treasurybeleid ondersteunt, als onderdeel van het financieel beleid, de uitvoering van de publieke taken en biedt het waarborgen voor de financiële continuïteit van de gemeente op korte en lange termijn.

Met de komst van de Wet Fido zijn voor de gemeentelijke treasuryfunctie duidelijke kaders geboden ten aanzien van risicobeheersing en transparantie. Dat laatste komt onder meer tot uitdrukking in de voorschriften voor een verplicht Treasurystatuut. Daarnaast is in de uitwerking die de gemeente Waalwijk heeft gegeven aan artikel 212 van de Gemeentewet (artikel 12 van de Financiële verordening) ook intern vastgesteld dat het College een Treasurystatuut opstelt en dit ter vaststelling aan de Raad stuurt. Het Treasurystatuut bepaalt de kaders voor de uitvoering van het treasurybeleid en maakt een objectieve en transparante verantwoording achteraf mogelijk. Beleidsvoornemens en de uitvoering ervan op het gebied van treasury worden besproken in de financieringsparagraaf van de Programmabegroting en de Programmarekening.

Het Treasurystatuut is een nadere uitwerking van de geldende wet- en regelgeving:

• de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido);

• de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden;

• de Regeling uitvoering derivaten decentrale overheden (RUDDO);

• het Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden;

• de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden;

• de Wet houdbare overheidsfinanciën

• de Gemeentewet;

• het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten 2016 (BBV);

• de Financiële verordening gemeente Waalwijk.

1.2 Leeswijzer

In het Treasurystatuut komen de volgende onderwerpen aan bod:

  • *

    de doelstellingen van de Treasuryfunctie;

  • *

    het concretiseren van deze doelstellingen voor de verschillende deelgebieden van treasury, te weten:

    • o

      risicobeheer;

    • o

      financiering;

    • o

      geldstromenbeheer.

  • *

    de administratieve organisatie van de Treasuryfunctie;

  • *

    de interne controle van de Treasuryfunctie;

  • *

    de verdeling van de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden;

  • *

    de uitgangspunten voor de informatievoorziening;

  • *

    toelichtingen;

  • *

    begrippenlijst.

1.3 Doelstellingen van de Treasuryfunctie

De Treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

Doelstellingen

Er is een vijftal doelstellingen van de Treasuryfunctie te onderscheiden:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten (geld- en kapitaalmarkt) tegen acceptabele condities.

  • 2.

    Het beschermen van de organisatie tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s.

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido en de limieten en richtlijnen van het Treasurystatuut.

  • 5.

    Het waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van treasury duidelijk worden geregeld.

2. Beleid

2.1 Treasurybeleid

De Raad bepaalt met de vaststelling van de Programmabegroting welke de publieke taken van de gemeente zijn en binnen welk budgettair kader die worden uitgevoerd. Het aangaan en uitzetten van geldleningen en het verlenen van garanties vindt uitsluitend plaats binnen het kader van de door de Raad vastgelegde publieke taken.

2.2 Treasury en de P&C-cyclus

De paragraaf Financiering in de Programmabegroting bevat de beleidsplannen voor de Treasuryfunctie voor het begrotingsjaar. De paragraaf Financiering in de Programmarekening geeft een verslag van de uitvoering van het treasurybeleid in het afgelopen jaar.

3. Risicobeheer

3.1 Uitgangspunten Risicobeheer

Het beheersen en vermijden van risico’s staat in het treasurybeleid voorop. In dit verband is het risicomanagement gericht op het inzichtelijk maken van toekomstige risico’s en deze te beheersen, te verminderen en te spreiden.

De gemeentelijke Treasuryfunctie zal nadrukkelijk geen bankachtige activiteiten ontplooien, met het oogpunt om geld te verdienen.

Met betrekking tot Risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    Het verstrekken van leningen of garanties of het uitzetten van middelen is uitsluitend toegestaan uit hoofde van de “publieke taak”, waarbij vooraf duidelijkheid over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij moet zijn verkregen. Het college motiveert in zijn besluit het publieke belang van een lening- of garantieverstrekking en bedingt indien mogelijk zekerheden. Alvorens een besluit door het college wordt genomen, moet de raad, in die gevallen waarin de uitvoering van dit besluit ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente, de gelegenheid hebben gehad om zijn wensen en bedenkingen te uiten.

  • 2.

    In afwijking van de vorige bepaling kunnen middelen worden uitgezet uit hoofde van de Treasuryfunctie, voor zover deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomsten door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door middel van de richtlijnen en limieten van dit Treasurystatuut (onderdelen Kredietrisicobeheer, paragraaf 3.3 en Koersrisicobeheer, paragraaf 3.4).

3.2 Renterisicobeheer

Het beleid ten aanzien van Renterisicobeheer is erop gericht een spreiding van toekomstige renterisico’s op korte en lange termijn te bevorderen, ter beperking van een overmatige blootstelling aan rentebewegingen. De Wet Fido geeft voor het beheersen van de renterisico’s concrete richtlijnen, zijnde de kasgeldlimiet en de renterisiconorm (zie de begrippenlijst).

Met betrekking tot het Renterisicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    Renterisico’s op de netto vlottende schuld zijn begrensd tot de normen van kasgeldlimiet van de Wet Fido. Dit wordt bij de Programmabegroting en Programmarekening in de paragraaf Financiering berekend en gerapporteerd.

  • 2.

    Renterisico’s op de vaste schuld zijn begrensd tot de normen van de renterisiconorm van de Wet Fido. Dit wordt bij de begroting en jaarrekening in de paragraaf Financiering berekend en gerapporteerd.

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening worden zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen, opdat ook in de toekomst geen overmatige blootstelling aan rentebewegingen optreedt.

  • 6.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan, tenzij er met een dergelijk instrument renterisico’s worden voorkomen of worden afgedekt. Alvorens een besluit door het college wordt genomen, moet de raad, in die gevallen waarin de uitvoering van dit besluit ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente, de gelegenheid hebben gehad om zijn wensen en bedenkingen te uiten.

3.3 Kredietrisicobeheer

Kredietrisico’s worden in de eerste plaats beperkt doordat het financieringsbeleid gericht is op het voorkomen van langdurige overschotten. Bij het uitzetten of beleggen, dan wel aantrekken van middelen wordt alleen gebruik gemaakt van financiële producten, waarbij aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom is gegarandeerd. Slechts gebruik wordt gemaakt van de instrumenten, zoals weergegeven onder hoofdstuk 4. Deze instrumenten worden vanuit twee invalshoeken belicht, te weten:

  • *

    conform het in de Wet Fido bepaalde onderscheid, een splitsing in korte (< 1 jaar) en lange termijn (≥ 1 jaar) en

  • *

    een onderscheid tussen aan te trekken en uit te zetten middelen.

Met betrekking tot het Kredietrisicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • *

    Uitzetten of beleggen van middelen uit hoofde van treasury vindt uitsluitend plaats bij:

    • 1.

      Overheidsbanken binnen het EMU-gebied met minimaal een AA-rating.

    • 2.

      Financiële instellingen binnen het EMU-gebied met minimaal een AA-rating voor de lange termijn en een P1-rating voor de korte termijn, afgegeven door één van de volgende erkende Rating-bureau’s: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA.1

    • 3.

      Overheden en publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%.

  • *

    Bij het verstrekken van leningen (uitsluitend uit hoofde van de “publieke taak”) worden, zoveel mogelijk, zekerheden geëist.

  • *

    Voor het overige worden gelden aangehouden in ’s Rijks schatkist.

3.4 Koersrisicobeheer

Om de Koersrisico’s bij uitzettingen of beleggingen uit hoofde van treasury zoveel mogelijk te beperken worden uitsluitend de volgende producten gehanteerd:

  • 1.

    Overtollige liquide middelen uitsluitend uitzetten conform de wet Schatkistbankieren bij de Nederlandse Staat.

  • 2.

    Het uitzetten van geld anders dan bij de Nederlandse Staat wordt toegestaan onder de voorwaarde van garandering van de hoofdsom van de uitzetting en met vastrentende waarden.

  • 3.

    Beleggingsproducten die door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als “Fido-proof” zijn aangemerkt.

3.5 Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden uitgesloten door alleen leningen te verstrekken, aan te trekken of te garanderen in euro’s.

3.6 Liquiditeitsrisicobeheer

Interne liquiditeitsrisico’s worden beperkt door de treasuryactiviteiten te baseren op liquiditeitenplanningen:

  • 1.

    een korte termijn liquiditeitenplanning met een looptijd van 1 jaar;

  • 2.

    een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 4 jaar.

4. Gemeentefinanciering

4.1 Relatiebeheer

Relatiebeheer omvat het onderhouden van relaties met financiële instellingen. De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties dienen, wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal te voldoen aan de eisen, zoals omschreven onder 3.3 (Kredietrisicobeheer).

  • 2.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen. 1

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Het beheer van relaties met financiële instellingen, waaronder de bankrelaties, valt onder de verantwoordelijkheid van de medewerker die is belast met de uitvoering van de Treasuryfunctie (hierna te noemen Treasurer).

4.2 geldstromenbeheer

Om de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

4.3 Aantrekken langlopende financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken. Op deze wijze worden de renterisico’s en het renteresultaat geoptimaliseerd.

  • 2.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van langlopende financieringen zijn:

    • -

      rekening courant;

    • -

      kasgeldleningen;

    • -

      vaste geldleningen.

  • 3.

    Vóór er een langlopende financiering wordt aangetrokken wordt bij minimaal 2 instellingen een offerte opgevraagd. De in de regel telefonisch ontvangen opgaven worden intern schriftelijk vastgelegd.

  • 4.

    Het aantrekken van middelen teneinde deze te beleggen is niet toegestaan. Bij een lening die niet volledig wordt opgenomen geldt dat daar waar het geld wordt geleend, dit ook wordt uitgezet.

4.4 Uitzetten van langlopende financiering

Bij het uitzetten of beleggen van middelen uit hoofde van de Treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Door de invoering van het verplicht schatkistbankieren, mogen overtollige liquide middelen (boven het drempelbedrag) van de gemeenten alleen in rekening courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden. Wel is het mogelijk om als decentrale overheden gebruik te maken van elkaars overliquiditeit. Hierbij worden de richtlijnen en grensbedragen zoals genomen in de wet Fido in acht genomen.

  • 2.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan met inachtneming van de voorwaarden, zoals opgenomen onder Renterisicobeheer (pagina 6), Kredietrisicobeheer (pagina 7) en Koersrisicobeheer (pagina 8).

  • 3.

    Vóór er middelen voor een periode van één jaar of langer worden uitgezet of belegd worden bij minimaal 2 instellingen offertes opgevraagd. De in de regel telefonisch ontvangen opgaven worden intern schriftelijk vastgelegd.

Artikel 4.5 Saldo- en liquiditeitsbeheer (kasbeheer/Korte financiering)

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    Er wordt gestreefd naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatie-circuit bij de bank met de gunstigste condities.

  • 2.

    Bij aantrekken en uitzetten van liquiditeiten met een looptijd van maximaal 1 jaar worden bij minimaal 2 instellingen offertes opgevraagd.

  • 3.

    Indien er liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij mag op basis van de gemiddelde liquiditeitspositie van drie achtereenvolgende kwartalen de kasgeldlimiet niet worden overschreden.

  • 4.

    De toegestane financierings- en beleggingsinstrumenten voor de korte termijn (< 1 jaar) zijn:

    • Aan te trekken

      • *

        Rekening courant bij banken

      • *

        Daggeld

      • *

        Kasgeld

    • Uit te zetten

      • *

        Rekening courant bij banken

      • *

        Depositito's bij schatkist

      • *

        Schatkistbankieren

5. Administratieve organisatie

5.1 Uitgangspunten

In het kader van de Treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze vastgelegd, zoals weergegeven onder de paragrafen 5.3 en 5.4.

  • 2.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      de uitvoering van de treasuryfunctie conform de gestelde regels plaatsvindt;

    • b.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • c.

      de treasuryactiviteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • d.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.

  • 3.

    De bevoegdheid tot het uitzetten van middelen, het aangaan van leningen en het verlenen van garanties ligt vast in het mandaatbesluit.

  • 4.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;

    • b.

      de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 5.

    Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten.

  • 6.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van medewerkers die bevoegd zijn tot het sluiten van transacties.

  • 7.

    De Treasurer houdt te allen tijde alle relevante stukken ter beschikking ter verantwoording van zijn/haar werkzaamheden.

5.2 Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de Treasuryfunctie zijn als volgt:

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

• Vaststellen van het Treasurystatuut, waarin opgenomen de treasury-doelstellingen, het treasurybeleid, de beleidskaders en de limieten, zoals aangegeven in de Financiële verordening gemeente Waalwijk.

• Vaststellen van de paragraaf Financiering in de Programmabegroting en de Programmarekening.

• Houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan.

College

• Uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid) binnen de kaders van het Treasurystatuut.

• Evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid.

Controller

• Bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen.

Treasurer

• Uitvoeren van de treasurytaken (ambtelijke verantwoordelijkheid) binnen de kaders van het Treasurystatuut.

Teammanager Financiën & Inkoop

• Uitvoeren van het treasurybeleid (ambtelijke verantwoordelijkheid) binnen de kaders van het Treasurystatuut.

• Opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury.

• Verantwoording over de uitvoering van het treasurybeheer aan het College in de vorm van een rapportage als onderdeel van de producten van de P&C-cyclus.

Teammanagers

• Zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare informatie over toekomstige geldstromen binnen hun team aan de Treasurer.

• Door budgethouders laten fiatteren van betalingen en ontvangsten ten laste, c.q. ten gunste van hun budgetten.

Accountant

• In het kader van haar reguliere controletaak adviseren over en controleren van de feitelijke naleving van het Treasurystatuut vanuit en oogpunt van rechtmatigheid.

5.3 Bevoegdheden

Conform artikel 160 lid e van de Gemeentewet is het College bevoegd tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente, waaronder dus ook besluiten in het kader van Treasury. Gelet op de dagelijkse gang van zaken en de noodzaak om (met name bij het aantrekken en uitzetten van geldmiddelen tot 1 jaar) adequaat en snel te kunnen reageren op de markt, wordt de teammanager Financiën & Inkoop mandaat verleend om transacties op het gebied van Treasury te verrichten.

5.4 Informatievoorziening

Het college draagt zorg voor een goede interne en externe informatievoorziening met betrekking tot de treasuryfunctie.

5.5 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

5.6 Citeertitel

Dit statuut wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam “treasurystatuut gemeente Waalwijk 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 november 2018.

De Raad van Waalwijk

Namens deze,

G.H. Kocken

Griffier

drs. A.M.P. Kleijngeld

Voorzitter

Bijlage 1: Begrippen

Achtervangpositie

Achtergestelde borgstelling (zekerheidsstelling).

Beleggingen

Uitzetten van overtollige middelen voor korte of lange termijn.

Daggeld

Lening (zowel opnamen, als uitzettingen) voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Looptijden variëren van 1 tot en met 14 dagen.

Deposito

Spaarvorm waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage wordt uitgezet.

Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Deze onderliggende waarden zijn financiële producten zoals effecten. Renteinstrumenten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om valuta- en renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

Financiering

Het aantrekken van de benodigde financiële middelen voor een periode van tenminste één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen als vreemd vermogen.

Financieringsplanning

Een langjarige prognose van in- en uitgaande geldstromen, voortvloeiende uit gemeentelijke investeringen, verstrekking van leningen aan derden en de financiering daarvan en beleggingen.

Garantie

Een borgstelling waarbij de gemeente zich tegenover een geldverstrekker verbindt een of meerdere vorderingen van een geldverstrekker op een debiteur te voldoen indien de debiteur niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet.

Geldmarkt

Financiële markt, waar vraag naar en aanbod van kapitaal met een looptijd korter dan 2 jaar samenkomt.

Geldmarktproducten

Daggeld, Deposito, Kasgeldlening.

Kapitaalmarkt

Financiële markt, waar vraag naar en aanbod van kapitaal met een looptijd vanaf 2 jaar samenkomt.

Kapitaalmarktproducten

Onderhandse lening.

Kasgeldlening

Lening (zowel opnamen, als uitzettingen) voor een bepaald bedrag en een vaste periode met een looptijd van 15 dagen tot 2 jaar minus 1 dag.

Kasgeldlimiet

Kwantitatieve norm op basis van de Wet FIDO, waarbij grenzen zijn gesteld aan het niveau van de kortlopende schulden (tot 1 jaar). Doel van de kasgeldlimiet is het beperken van risico’s van renteschommelingen bij financiering met kortlopende schulden. De kasgeldlimiet bedraagt 8,5 % van het totaal van de lasten die in de Begroting zijn geraamd. Hierbij geldt een minimumbedrag van € 300.000.

Koersrisico

Risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

Kredietrisico

Het risico dat uitgezette (belegde) middelen niet worden terugontvangen.

Liquiditeitsbeheer

Aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode van maximaal 1 jaar.

Liquiditeitsplanning

Een prognose van inkomende en uitgaande geldstromen.

(Intern) Liquiditeitsrisico

Het risico van mogelijke wijzigingen in de liquiditeiten- en/of meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

Onderhandse lening

Schuldbekentenis op naam, die optimaal kan worden afgestemd op de wensen van geldgever en geldnemer.

Prudent

Voorzichtig en bedachtzaam omgaan met publieke middelen. Dit geldt met name voor het uitzetten van gelden.

Publieke taak

Omvat de wettelijke taken en de overige taken die de Raad door vaststelling van de Programmabegroting tot de publieke taak rekent.

Rating

Inschatting door instituten als Moody’s en Standard & Poor’s van de kans op eventuele wanbetaling bij toekomstige rente en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

Rekening-courant

Lopende rekening bij een bank.

Renterisico

Het effect op de financiële resultaten van de gemeente voortvloeiende uit renteontwikkelingen.

Renterisicobeheer

Spreiding van toekomstige renterisico’s op korte en lange termijn ter voorkoming van overmatige blootstelling aan renteontwikkelingen.

Renterisiconorm

Kwantitatieve norm op basis van de Wet FIDO ter bevordering van een goede spreiding in de renteaanpassingmomenten van de langlopende leningen (1 jaar of langer). De renterisiconorm bedraagt 20% van het totaal van de lasten die in de Begroting zijn geraamd. Hierbij geldt een minimumbedrag van € 2.500.000.

Rentetypische looptijd

Looptijd tussen twee renteconversiemomenten.

Rentevisie

Toekomstverwachting over de renteontwikkelingen.

Rentecompensatiecircuit

De debet- en creditvalutaire saldi van meerdere rekeningen van één organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, op basis waarvan de bank de te betalen of te ontvangen rente berekent.

Risicobeheer

De uitvoering van het risicomanagement.

Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de bankrekeningen.

Schatkistbankieren

Het verplicht aanhouden van overtollige liquide middelen en beleggingen in de schatkist. Waarbij het niet langer mogelijk is om financiële geldmiddelen en vermogen bij private partijen buiten de schatkist aan te houden. De middelen die de decentrale overheid in de schatkist aanhoudt blijven beschikbaar voor de uitoefening van de publieke taak.

Solvabiliteit

De mate waarin een organisatie op lange termijn aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen.

Solvabiliteit 0%

Hoge kredietwaardigheidsbeoordeling die door een bancaire toezichthouder aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend.

Treasurer

Medewerker, belast met de uitvoering van de Treasuryfunctie.

Treasurybeheer

Omvat de beleidsuitvoering van de Treasuryfunctie binnen de kaders van het Treasurystatuut.

Treasurybeleid

Bestaat uit uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, organisatorische en administratieve kaders, informatievoorziening en de administratieve organisatie voor de uitvoering van de Treasuryfunctie. Het Treasurybeleid wordt vastgelegd in het Treasurystatuut.

Treasuryfunctie

Alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

Treasuryparagraaf

Maakt onderdeel uit van de Begroting en de Rekening. In de Begroting worden de specifieke beleidsplannen voor de treasury weergegeven, in de Rekening de realisatie daarvan. Is synoniem aan de term financieringsparagraaf, zoals gehanteerd in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).

Uitzetting

Tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Vastrentende waarden

Vermogenstitels met een vaste renteopbrengst.


Noot
1
Noot
1

Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.