Regeling vervalt per 01-01-2026

Subsidieregeling samenwerking onderwijs, preventie en jeugdhulp 2025

Geldend van 12-12-2024 t/m 31-12-2025

Intitulé

Subsidieregeling samenwerking onderwijs, preventie en jeugdhulp 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de wethouder Onderwijs, Cultuur en Evenementen van 3 december 2024 met kenmerk M2409-2345;

gelet op artikelen 3, derde lid, 4, tweede lid, 5, tweede lid, 6, derde lid, 7, derde lid, 8, 12 en 12a van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;

overwegende dat het vanuit het beleidskader Heel de Stad en het beleidskader Nieuw Rotterdams Onderwijsbeleid 2024-2027 gewenst is een regeling vast te stellen voor het verstrekken van eenmalige subsidies voor de samenwerking tussen onderwijs, preventie en jeugdhulp;

besluit:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    aanbieder: door de gemeente Rotterdam gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieder preventie, welzijn, jeugdhulp of zorg;

  • -

    bevoegd gezag: het bevoegd gezag van een bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1.1. van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

  • -

    regulier onderwijs: onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, exclusief het speciaal basisonderwijs, en artikel 1.4. van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

  • -

    speciaal onderwijs: onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de expertisecentra en het speciaal basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is uitsluitend van toepassing op de verstrekking van eenmalige subsidies door het college voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor innovatieve activiteiten binnen de grenzen van de gemeente Rotterdam die zich bevinden op het snijvlak van onderwijs, preventie, welzijn, jeugdhulp of zorg, waarbij wordt samengewerkt tussen een bevoegd gezag en een of meer aanbieders.

  • 2. De activiteiten zijn gericht op een groep leerlingen met een hulpvraag of zorgbehoefte en zijn gericht op:

    • a.

      het behoud van leerlingen op het regulier onderwijs zodat zij niet thuis komen te zitten of naar het speciaal onderwijs hoeven;

    • b.

      het terugkeren naar school van uitgevallen leerlingen; of

    • c.

      het voorkomen van individuele zorg of jeugdhulp voor leerlingen.

Artikel 4 Penvoerderschap

  • 1. Het bevoegd gezag treedt namens de aanbieder of aanbieders, waarmee wordt samengewerkt, op als penvoerder.

  • 2. Subsidie wordt aangevraagd door, verleend aan en verantwoord door de penvoerder.

  • 3. Op de penvoerder rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke partij feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

  • 4. Bij de aanvraag wordt door alle partijen in het samenwerkingsverband een samenwerkingsovereenkomst gevoegd, waarin zij verklaren dat de penvoerder gemachtigd is om hen in het kader van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen, en dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder van de besteding van de subsidie, op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.

Artikel 5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Voor subsidie komen de redelijk gemaakte kosten in aanmerking die direct verbonden zijn met de uitvoering van een activiteit als bedoeld in artikel 3.

  • 2. Niet voor subsidie in aanmerking komen kosten:

    • a.

      die voorafgaand aan de indiening van de aanvraag zijn gemaakt;

    • b.

      voor de aanschaf van materiële activa.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

Een subsidie bedraagt:

  • a.

    ten hoogste € 35.000 voor een aanvraag door een penvoerder die in samenwerking met één aanbieder een aanvraag indient;

  • b.

    ten hoogste € 50.000 voor een aanvraag door een penvoerder die in samenwerking met meerdere aanbieders een aanvraag indient.

Artikel 7 Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverlening op grond van deze regeling geldt voor het kalenderjaar 2025 een subsidieplafond van € 150.000.

  • 2. Het college kan de hoogte van het subsidieplafond binnen de in het eerste lid genoemde periode wijzigen.

Artikel 8 Wijze van verdeling

  • 1. Verstrekking van subsidie vindt plaats in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het subsidieplafond is bereikt.

  • 2. Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de systematiek in de bijlage.

  • 3. Als meerdere aanvragen een gelijke score hebben en het subsidieplafond met deze aanvragen overschreden zou worden, wordt de onderlinge rangschikking van deze aanvragen door middel van loting vastgesteld.

  • 4. Indien door honorering van een aanvraag het subsidieplafond wordt overschreden, wordt die aanvraag geheel afgewezen.

  • 5. Een aanvraag wordt alleen meegenomen in de rangschikking indien er minimaal 2 punten worden behaald voor de kwaliteit van het projectplan als beschreven in beoordelingscriterium 3 van de bijlage.

Artikel 9 Aanvraag

  • 1. De aanvraag wordt ingediend via het digitale subsidieportaal op www.rotterdam.nl/subsidies en onder gebruikmaking van het daar beschikbare aanvraagformulier.

  • 2. De aanvrager dient een projectplan in dat tenminste bevat:

    • a.

      een omschrijving en een planning van de activiteiten, de beoogde doelstellingen, hoeveel leerlingen en welke doelgroep leerlingen met de activiteiten worden bereikt en hoe de samenwerking tussen het bevoegd gezag en de aanbieder of aanbieders vorm krijgt;

    • b.

      een omschrijving van de projectorganisatie;

    • c.

      een sluitende begroting waaruit blijkt dat de gemeentelijke subsidie niet de enige financieringsbron is en die in ieder geval een omschrijving bevat van de eigen bijdrage in tijd, kennis of middelen;

    • d.

      een plan voor beoogde continuering van de activiteiten, wanneer de subsidie op grond van deze regeling is geëindigd;

    • e.

      een samenwerkingsovereenkomst met de betrokken aanbieder of aanbieders.

  • 3. Alleen volledige en tijdig ingediende aanvragen worden in behandeling genomen.

Artikel 10 Aanvraagtermijn

Een aanvraag wordt uiterlijk op 20 januari 2025 ingediend.

Artikel 11 Aanvullende weigeringsgronden

De subsidie wordt geweigerd:

  • a.

    als de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd plaatsvinden op een school die door de Inspectie van het Onderwijs bij besluit op de peildatum 1 februari 2024 of op de peildatum 1 augustus 2025 als ‘zeer zwak’ of ‘onvoldoende’ is beoordeeld;

  • b.

    als de activiteiten al volledig uit rijksbijdragen bekostigd kunnen worden.

Artikel 12 Verplichtingen

De penvoerder werkt mee aan een door of namens het college uitgevoerde evaluatie van de subsidie.

Artikel 13 Verantwoording subsidies

De inhoudelijke subsidieverantwoording bevat een eindrapportage met een overzicht van de gerealiseerde resultaten ten opzichte van de met de activiteiten begrote resultaten, waarin wordt beschreven in hoeverre de resultaten:

  • a.

    hebben geleid tot de beschreven gewenste effecten en de ondersteuning van leerlingen; en

  • b.

    hebben bijgedragen aan de samenwerking tussen het bevoegd gezag en de aanbieder of aanbieders.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt op 1 januari 2026, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op subsidies die krachtens deze regeling zijn verleend.

Artikel 15 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling samenwerking onderwijs, preventie en jeugdhulp 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 3 december 2024.

De secretaris,

G.J.D. Wigmans

De burgemeester,

C.J. Schouten

Bijlage als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Subsidieregeling samenwerking onderwijs, preventie en jeugdhulp 2025

Beoordelingsformulier

Beoordelingscriterium

1

De onderwijssoort waarop de activiteiten zijn gericht:

  • a.

    regulier onderwijs: 5 punten;

  • b.

    regulier en speciaal onderwijs: 5 punten;

  • c.

    speciaal onderwijs: 2 punten.

2

Het aantal aanbieders waarmee het bevoegd gezag samenwerkt:

  • a.

    één aanbieder: 2 punten;

  • b.

    twee of meer aanbieders: 5 punten.

3

De kwaliteit van het ingediende projectplan, zoals bedoeld in artikel 9, wordt beoordeeld op:

  • a.

    de mate waarin de uitwerking volledig is;

  • b.

    de mate waarin de uitwerking realistisch is;

  • c.

    de mate waarin de uitwerking concreet is beschreven;

  • d.

    de mate waarin de uitwerking aansluit bij de doelen van de subsidieregeling.

Puntenverdeling

  • a.

    Onvoldoende: 0 punten

    Het projectplan is onvoldoende volledig, realistisch, concreet en sluit niet aan bij de doelen van de subsidieregeling.

  • b.

    Laag: 2 punten

    Het projectplan is niet volledig, realistisch of concreet, maar sluit wel aan bij de doelen van de subsidieregeling.

  • c.

    Midden: 5 punten

    Het projectplan is voldoende volledig, realistisch, concreet en in lijn met de doelen van de subsidieregeling, maar mist onderbouwing of enkele details.

  • d.

    Hoog: 8 punten

    Het projectplan is volledig, realistisch, concreet en sluit aan bij de doelen van de subsidieregeling. Het projectplan is duidelijk en goed onderbouwd.

4

Wisselende samenstellingen van aanbieders of bevoegd gezagen:

  • a.

    de aanvraag zorgt ten opzichte van de andere aanvragen niet voor wisselende samenstellingen van de aanbieders of bevoegd gezagen: 0 punten;

  • b.

    de aanvraag zorgt ten opzichte van de andere aanvragen voor wisselende samenstellingen: 2 punten.

5

Het aantal leerlingen dat wordt bereikt door de activiteiten:

  • a.

    >2 - < 10 leerlingen: 2 punt;

  • b.

    10 – 20 leerlingen: 5 punten;

  • c.

    > 20 leerlingen: 8 punten.

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl

Toelichting

Algemene toelichting

Elke leerling is uniek, verdient aandacht en heeft leerrecht. Voor sommigen is er alleen net iets meer nodig. Dit kan variëren van ondersteuning vanuit school of het samenwerkingsverband passend onderwijs, tot ondersteuning door een schoolmaatschappelijk werker of een jeugdhulpverlener. De tekorten aan zorg- en onderwijsprofessionals nemen echter toe en de zorgvragen verlangen steeds meer maatwerk. Door- en uitstroom tussen onderwijs en zorgplekken lopen vast, verwijzingen naar het (voortgezet) speciaal onderwijs nemen toe en het aantal thuiszitters en vrijstellingen van de leerplicht ook. Terwijl het uitgangspunt in het funderend onderwijs is om toe te werken naar inclusiever onderwijs, waarbij kinderen en jongeren met en zonder extra ondersteuning samen met elkaar in de buurt naar school gaan. En om, waar mogelijk, in alle onderwijssectoren meer preventie in te zetten in plaats van zwaardere jeugdhulp.

Om deze problemen op te lossen, zijn drie domeinen betrokken bij het creëren van oplossingen: onderwijs, preventie en jeugdhulp. De samenwerking tussen deze domeinen blijft in de praktijk lastig door verschillende wet- en regelgeving, financieringsstromen en bekostigingskaders. Volgens het college zijn daarom innovatieve oplossingen nodig: meer inzet voor groepen leerlingen in plaats van individuele (zorg)trajecten, een sterke preventieve en pedagogische basis stimuleren in het onderwijs en onderwijs op zorgplekken realiseren en vice versa. De oplossingen die bedacht worden, vallen vaak tussen verschillende wet- en regelgeving en gemeentelijke kaders in.

Deze subsidieregeling stimuleert innovatieve activiteiten die tussen reeds bestaande wet- en regelgeving in vallen. Met als doel dat deze activiteiten bijdragen aan beter en passender ondersteuningsaanbod voor kinderen en jongeren met een ondersteuningsbehoefte op het snijvlak van onderwijs, preventie, jeugdhulp en zorg. De activiteiten bieden een collectieve ondersteuning in het onderwijs, waardoor minder kinderen uitvallen en meer kinderen behouden worden in het reguliere onderwijs.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

De subsidieregeling probeert de samenwerking tussen onderwijs, preventie, jeugdhulp en zorg te stimuleren zodat kinderen/jongeren zoveel mogelijk op het regulier onderwijs terecht kunnen of kunnen blijven. Of om te voorkomen dat kinderen/jongeren worden doorverwezen naar het speciaal basisonderwijs, het (voortgezet) speciaal onderwijs of jeugdhulp. Vanwege de druk op het onderwijs, de jeugdhulp en de zorg, is er behoefte aan innovatieve activiteiten om doorbraken te forceren.

Met innovatief wordt bedoeld dat de activiteiten iets oplossen waar het nu knelt en waar bestaande structuren en wetgeving geen oplossing bieden. Daarbij richten de activiteiten zich niet op een individuele leerling, maar op de context en een groep leerlingen. Het centraal stellen van de individuele ondersteuningsbehoefte en het inrichten van zorgstructuren die vertrekken vanuit het individu versterken namelijk de medicalisering. Hulp is daarbij steeds gericht op de situatie en het gedrag van het individu, omdat deze ‘afwijken’ van het normaal en er daarom een ondersteuningsbehoefte ontstaat. De context wordt als onveranderbaar beschouwd of wordt buiten beschouwing gelaten. Voor inclusief onderwijs is het belangrijk om juist bij die context te starten. Uitgangspunt vanuit deze theorie is: wat kunnen we in de context veranderen zodat ondersteuningsbehoeften niet meer aan het individu toegeschreven hoeven te worden?

Artikel 4 Penvoerderschap

De penvoerder is het bevoegd gezag met wie het college de subsidierelatie aangaat, deze is volledig verantwoordelijk voor de naleving van alle subsidieverplichtingen en voor de subsidieverantwoording. Dit betekent dat het aan de penvoerder is om ervoor te zorgen dat de andere deelnemer(s) de penvoerder hiertoe van de juiste informatie voorziet (voorzien).

Artikel 5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

Kosten die voorafgaand aan de indiening van de aanvraag zijn gemaakt komen niet voor subsidie in aanmerking. Voorbeelden van materiële activa die niet voor subsidie in aanmerking komen zijn beeld- en geluidsapparatuur, laptops/computers, digiboards, software, installaties, meubilair e.d.

Artikel 8 Wijze van verdeling

Het college hanteert een tender om te bepalen welke aanvragen in aanmerking komen voor subsidie. De aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de systematiek in de bijlage. De beoordelingscriteria richten zich op een aantal doelstellingen van de regeling:

  • 1.

    Vanwege de beweging naar inclusief onderwijs en de druk op het speciaal onderwijs, kunnen de meeste punten behaald worden indien de activiteiten op het regulier onderwijs plaatsvinden.

  • 2.

    Het heeft de voorkeur dat er met meerdere aanbieders samengewerkt wordt, zodat de verschillende expertises elkaar versterken en er meer kennisuitwisseling plaatsvindt.

  • 3.

    Het projectplan dient goed uitgewerkt te zijn. De kwaliteit wordt gemeten aan de hand van vier criteria:

    • a.

      Volledig: zijn alle onderdelen zoals benoemd in artikel 9 volledig uitgewerkt.

    • b.

      Realistisch: is het projectplan realistisch en uitvoerbaar en is het met de bijgeleverde begroting de verwachting dat de activiteiten bij succes geborgd kunnen worden.

    • c.

      Concreet: zijn de activiteiten en resultaten concreet beschreven of zijn het meer abstracte ideeën, waarbij het niet helemaal duidelijk is wat de resultaten zullen zijn, of hoe de samenwerking eruit komt te zien.

    • d.

      Aansluitend bij de doelen: zijn het projectplan en de beschreven activiteiten in lijn met de doelstellingen van deze subsidieregeling, zoals het bevorderen van samenwerkingen tussen onderwijs, preventie, welzijn en jeugdhulp en het behoud van leerlingen op het regulier onderwijs.

  • 4.

    Het college wil stimuleren dat zoveel mogelijk verschillende partijen initiatieven ondernemen die bijdragen aan de doelstellingen van deze subsidieregeling. Door meer verschillende partijen en type aanvragen te hebben, is de kans groter dat er een ‘olievlek’ effect ontstaat waarbij onderwijs, zorg, preventie en welzijn meer met elkaar gaan samenwerken. Het college vindt het belangrijk dat vanuit verschillende perspectieven (onderwijs, zorg, preventie en welzijn) gewerkt wordt. Daarnaast heeft deze subsidieregeling een innovatief karakter. Door verschillende activiteiten en verschillende samenstellingen, kan het college beter onderzoeken wat in de praktijk nu het meest effectief en efficiënt is. De subsidieregeling sluit niet uit dat dezelfde penvoerder meerdere aanvragen doet of dat dezelfde aanbieder met meerdere penvoerders een aanvraag doet.

  • 5.

    Doel is om zoveel mogelijk leerlingen te bereiken, aansluitend bij de behoefte van de leerlingen. De aanvraag die de hoogste totaalbeoordeling heeft (na toekenning punten en weging) wordt als eerste gehonoreerd. Daarna volgt de aanvraag met de op een na hoogste totaalbeoordeling, en zo verder, totdat het subsidieplafond is bereikt.

In het geval dat meerdere aanvragen een gelijke score behalen en het subsidieplafond zou worden overschreden door inwilliging van deze aanvragen, wordt de rangschikking tussen deze aanvragen bepaald door middel van loting.

Artikel 9 Aanvraag

Initiatieven waarbij geen sprake is van een eigen bijdrage of cofinanciering komen niet in aanmerking voor subsidie. De eigen bijdrage kan ook bestaan uit inzet in natura, zoals de inzet van eigen medewerkers.

Het projectplan moet een plan bevatten, op welke manier het bevoegd gezag samen met de aanbieder(s) kan zorgen voor continuering van de activiteiten zonder deze subsidie. Daarmee wil het college stimuleren dat de initiatieven levensvatbaar zijn en een structurele oplossing bieden om kinderen en jongeren met een extra ondersteuningsbehoefte in het regulier onderwijs te behouden.

Artikel 11 Aanvullende weigeringsgronden

Het college vindt het belangrijk dat de basisondersteuning op school op orde is. Hierbij gaat het in elk geval om de volgende zaken: de basiskwaliteit is volgens de onderwijsinspectie voldoende, de onderwijsondersteuning op school is goed georganiseerd en de school kan preventieve en licht curatieve interventies aanbieden. Omdat het moeilijk is vast te stellen wanneer de basis op orde is, is de eis dat de Inspectie de school niet heeft beoordeeld als prioriteitsschool. De subsidie is namelijk een aanvulling op de ondersteuning die er al op de school hoort te zijn en is niet bedoeld ter vervanging hiervan of om de basisondersteuning op orde te krijgen.

Activiteiten die al volledig gefinancierd worden door het Rijk, omdat de activiteiten onder de taken vallen van het onderwijs op basis van de Wet op het primair onderwijs, Wet voortgezet onderwijs 2020 of de Wet op de expertisecentra, komen niet in aanmerking voor deze subsidie. Dit betekent dat wettelijke (ondersteunende) onderwijstaken niet gesubsidieerd worden op grond van deze regeling, omdat dit niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt en deze activiteiten zich niet op het snijvlak van onderwijs, zorg en welzijn bevinden waarvoor de subsidie bedoeld is. Activiteiten waarvoor subsidie geweigerd zal worden betreffen bijvoorbeeld: remedial teaching of onderwijsbegeleiding bij leerachterstanden of bij lezen, taal of rekenen als gevolg van dyslexie of dyscalculie. Maar ook: activiteiten ten behoeve van de schoolorganisatie of onderwijsondersteunende werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het onderwijsleerproces en die enkel gericht zijn op het bevorderen van een optimale schoolloopbaan van leerlingen.