Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728606
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728606/1
Beleidsregels artikel 13b Opiumwet bestuurlijke aanpak drugscriminaliteit gemeente Arnhem 2024
Geldend van 11-12-2024 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels artikel 13b Opiumwet bestuurlijke aanpak drugscriminaliteit gemeente Arnhem 2024DE BURGEMEESTER VAND DE GEMEENTE ARNHEM;
gelet op:
- -
artikel 13b van de Opiumwet;
- -
artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht;
- -
artikel 4.84 van de Algemene wet bestuursrecht;
- -
artikel 5.31 van de algemene wet bestuursrecht;
- -
artikel 5.34 van de Algemene wet bestuursrecht.
BESLUIT:
vast te stellen: Beleidsregels artikel 13b Opiumwet bestuurlijke aanpak drugscriminaliteit gemeente Arnhem 2024
De opgave in Arnhem: ontwrichtende effecten van drugscriminaliteit.
Vanuit het oogpunt van de openbare orde, de volksgezondheid en de leefbaarheid in de stad treedt de burgemeester op tegen de ondermijnende en ontwrichtende werking van drugscriminaliteit. Drugscriminaliteit en de gevaren die hiermee gepaard gaan hebben een grote impact op de stad. Het levert direct brandgevaar op wanneer illegaal stroom wordt afgetapt voor een hennepkwekerij in een flat of er dreigt explosiegevaar bij een synthetisch drugslab. De leefbaarheid in de wijken en op bedrijventerreinen staat onder druk door de overlast die met de drugshandel gepaard gaat. In tijden van woningnood voor vele Arnhemmers doen we er alles aan om dit crimineel misbruik van woningen aan te pakken. Ondernemers op bedrijventerreinen moeten op een veilige wijze hun werk kunnen uitvoeren, zonder de angst op explosies of geweld. Het is deze realiteit die het veiligheidsgevoel van bewoners en ondernemers aantast als er in hun leefomgeving drugs worden geteeld, geproduceerd, voorbereid of verhandeld. Deze criminele activiteiten vragen een stevige bestuurlijke aanpak; gevaarlijke situaties worden zo snel mogelijk hersteld en herhaling van de overtreding moet worden voorkomen. Zo werken we samen aan leefbare wijken en een veilige stad.
Repressie zonder preventie is eindeloos en preventie zonder repressie is tandeloos. Daarom wordt er ook ingezet op het voorkomen van jonge aanwas in de drugscriminaliteit. In samenwerking met vele maatschappelijke partners wordt er in programma's zoals ‘Preventie met Gezag’ intensief samengewerkt en een handreiking gedaan naar jongeren om de verleidingen van het snelle, foute drugsgeld te weerstaan. Vanuit de overtuiging van de ‘Pedagogische Wijk’ worden de Arnhemse jongeren behoed voor het maken van verkeerde keuzes en zo wordt ingezet op het voorkomen dat ze in de handen van drugscriminelen vallen. Hierin trekken gemeente, politie, OM en vele maatschappelijke partners gezamenlijk op.
Een herziening van het beleid is wenselijk gelet op de ontwikkelingen in de rechtspraak en wetgeving (bijvoorbeeld ten aanzien van de overwegingen van evenredigheid en het inmiddels verboden lachgas). Verder vragen de opgedane ervaringen in de gemeente Arnhem bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet om actualisering van het beleid.
Artikel 13b Opiumwet
Doelstelling en inhoud van de wet.
Het algemene doel van de Opiumwet, en van artikel 13b van deze wet in het bijzonder, is de preventie en beheersing van de uit drugsgebruik voortvloeiende risico's voor de volksgezondheid. Daarnaast is de achterliggende gedachte van artikel 13b Opiumwet het tegengaan van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden, onder meer bezien vanuit het perspectief van de openbare orde en leefbaarheid. De toepassing van de bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet strekt er concreet toe om:
- -
de verkoop, de aflevering of de verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in of vanuit een woning of lokaal of een daarbij behorend erf te beëindigen en (definitief) beëindigd te houden;
- -
herhaling daarvan te voorkomen (en voor wat betreft voorbereidingshandelingen ook om de aanvang van drugshandel en/of -productie te beletten).
In artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend om een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit kan als in woningen of lokalen dan wel op daarbij behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Het kan ook als in woningen of lokalen dan wel op daarbij behorende erven een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a van de Opiumwet voorhanden is.
De burgemeester heeft bij besluit van 17 juni 2024 "Regels voor coffeeshops Arnhem 2024" vastgesteld. In die regels staat onder andere hoe de burgemeester handhavend optreedt bij overtreding van de Opiumwet of de bij of krachtens het Besluit experiment gesloten coffeeshopketen voor coffeeshops geldende regels.
Begripsbepalingen van artikel 13b Opiumwet
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- a.
Harddrugs: alle middelen vermeld op lijst I behorend bij de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet;
- b.
Softdrugs: alle middelen vermeld op lijst II behorend bij de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet;
- c.
Handel in drugs: het verkopen, afleveren of verstrekken van hard- en/of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn van hard- en/of softdrugs in een woning of lokaal of op een bij die woning of dat lokaal behorend erf;
- d.
Handelshoeveelheid: een hoeveelheid drugs die de criteria zoals die zijn vastgelegd in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ (hierna: de aanwijzing) overstijgt, alsmede een ‘geringe hoeveelheid voor eigen gebruik’ waarbij sprake is van een dealerindicatie. Van een dealerindicatie is sprake bij meer dan 0,5 gram, 0,5 milliliter, 1 pil, 1 bolletje, 1 ampul of 1 wikkel harddrugs, respectievelijk meer dan 5 gram softdrugs en meer dan 1 ampul lachgas. Als deze hoeveelheden overschreden worden, dan mag in beginsel worden aangenomen dat de drugs (mede) bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.
- e.
Lokaal: een voor het publiek toegankelijk pand met bijbehorend erf, zoals een winkel, bedrijfsmatig garage- of horecabedrijf, dan wel een niet voor publiek toegankelijk pand met bijbehorend erf, zoals een loods, magazijn of andere bedrijfsruimte;
- f.
Woning: een voor bewoning gebruikte ruimte. Of een ruimte een woning is, wordt niet alleen bepaald door uiterlijke kenmerken, zoals de bouw en bijvoorbeeld de aanwezigheid van een bed en andere huisraad, maar ook door de daaraan werkelijk gegeven bestemming. Of in een woning gewoond wordt, kan onder meer blijken uit de inschrijving in de Basisregistratie Personen (hierna: de BRP), de inrichting van de ruimte/het pand en het feitelijke gebruik dat van de ruimte wordt gemaakt.
Verbod op (recreatief gebruik) lachgas
Sinds 1 januari 2023 staat lachgas (distikstofmonoxide, CAS-nummer 10024-97-2) op lijst II van de Opiumwet en wordt daardoor gekwalificeerd als een softdrug. De verbodsbepalingen in de Opiumwet gelden sindsdien dan ook voor de oneigenlijke toepassing van lachgas als (recreatieve) softdrug. Het doel van het verbod is om de brede beschikbaarheid van lachgas voor recreatief gebruik terug te dringen en daarbij het aanbod te beperken. Het (enkele) gebruik van lachgas (recreatief als roesmiddel) valt niet onder het verbod. Het verbod op handelingen met lachgas, zoals beschreven in artikel 3 van de Opiumwet, is niet van toepassing als deze stof bestemd is voor technische doeleinden of als voedingsadditief. Om deze oorspronkelijke toepassingen van lachgas buiten de reikwijdte van het verbod op grond van de Opiumwet te houden, gelden uitzonderingen op het lachgasverbod. Zie hiervoor artikel 15a van het Opiumwetbesluit. Bij het lachgasverbod in de Opiumwetgeving geldt het uitgangspunt 'strafbaar, tenzij'. Dit betekent in de praktijk een zogeheten omgekeerde bewijslast. Degene bij wie een handelshoeveelheid lachgas is aangetroffen, moet aannemelijk maken dat dit niet onder het lachgasverbod valt.
Strafbare voorbereidingshandelingen
Behalve bij – kortgezegd – het aantreffen van handelshoeveelheden drugs in woningen of lokalen, kent artikel 13b van de Opiumwet de burgemeester ook de bevoegdheid toe een bestuurlijke maatregel op te leggen indien in woningen of lokalen of op daarbij behorende erven een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a van de Opiumwet voorhanden is. Er is dan sprake van zogenaamde strafbare voorbereidingshandelingen. Het gaat hier om de situatie waarin voorwerpen en/of stoffen worden aangetroffen waarvan de overtreder weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat deze bestemd zijn voor onder andere het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs (artikel 10a, eerste lid, onder 3° Opiumwet) en/of softdrugs (artikel 11a Opiumwet). Dergelijke voorwerpen zijn bijvoorbeeld bepaalde apparaten ten behoeve van een drugslaboratorium of cocaïnewasserij. Stoffen zijn bijvoorbeeld chemicaliën en versnijdingsmiddelen. Of sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen moet onder andere blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen voorwerpen of stoffen, de onderlinge combinatie en/of andere gebleken feiten en omstandigheden.
Voorwerpen waarvan in ieder geval, maar niet uitsluitend, aannemelijk is dat zij bestemd zijn voor het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen, zijn alle voorwerpen op de hennepruimlijst van de politie: armaturen, transformatoren, assimilatielampen, elektriciteitssnoeren, schakelborden, tijdschakelaars, slakkenhuizen, koolstoffilters, luchtafzuigers, kachels, vijverfolie, groeimiddelen, groeitenten, dompelpompen, luchtbevochtigers, hygro-ph/ec thermometers, ventilatoren en droogrekken, potgrond of stekblokken, cannacutters of scharen. In het geval van voorbereidingshandelingen in de sfeer van hennepteelt geldt als extra eis dat sprake moet zijn van beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt. Van een beoogde grote hoeveelheid is sprake bij 500 gram of meer aan hennep, of minimaal 200 hennepplanten of minimaal 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II. Aan de hand van het beoogde aantal planten, de mate van de professionaliteit afgeleid uit indicatoren in de aanwijzing, en het doel van de teelt, kan worden bepaald of sprake is van beroep- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt.
Bij voorwerpen en stoffen ten behoeve van het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen voor (synthetische) drugs gaat het in ieder geval, maar niet uitsluitend, om precursoren, tableteermachines- of mallen, vergruizer, centrifugeermachines, andere apparatuur geschikt voor de productie van synthetische drugs, IBC- en andere vaten en versnijdingsmiddel. Aanvullend zijn (grote hoeveelheden) verpakkingsmateriaal, strijkzakken, gripzakken, vacumeermachines, weegschalen, goederen met verborgen ruimtes en (vetvrije) envelopjes indicatoren voor de (voorbereiding op) handel in verdovende middelen. Voor lachgas gaat het in ieder geval, maar niet uitsluitend, om ballonnen, lege flessen, cilinders en crackers.
Toepassing van de beleidsregels in de praktijk
Als de burgemeester bevoegd is om op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet een maatregel te treffen, dan moet hij beoordelen of ook van die bevoegdheid gebruik gemaakt mag worden. In de rechtspraak ligt met name op deze ‘evenredigheidstoets’ het zwaartepunt. Dat is zeker zo sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 2 februari 2022. 1Of de te treffen maatregel door de burgemeester evenredig is, wordt beoordeeld aan de hand van – voor zover relevant – de volgende vragen:
- •
Is het besluit geschikt om het doel te bereiken?
- •
Is het besluit noodzakelijk om het doel te bereiken?
- •
Is de maatregel evenwichtig?
Volgens deze beleidsregels wordt aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding beoordeeld of een sluiting van een woning of lokaal noodzakelijk is. Van een dergelijke noodzaak kan bijvoorbeeld sprake zijn met het oog op de bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning of het lokaal en het herstel van de openbare orde.
Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt stelt dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit deze beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang. Voorbeelden zijn de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om na de sluiting weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden.
(Spoedeisende) last onder bestuursdwang, last onder dwangsom en waarschuwing
Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bepaalt dat de burgemeester in de daarin genoemde gevallen bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang. Bestuursdwang geschiedt in de praktijk in de vorm van een sluitingsmaatregel. De doelstellingen van een sluitingsmaatregel zijn:
- •
De overtreding beëindigen en beëindigd houden;
- •
De loop naar het pand en/of de overlast vanuit het pand beëindigen;
- •
De bekendheid van het pand in het criminele circuit wegnemen;
- •
De rust herstellen in de buurt en een signaal afgeven naar de maatschappij.
Indien vereiste spoed zich verzet tegen het gunnen van een termijn, bijvoorbeeld vanwege de ernst van de overtreding, kan gebruik worden gemaakt van spoedeisende bestuursdwang zoals bedoeld in artikel 5:31, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). In dat geval kan het besluit tot toepassing van bestuursdwang onmiddellijk worden uitgevoerd. Om dezelfde reden kan dan worden afgezien van het kenbaar maken van het voornemen tot toepassing van bestuursdwang. Na de uitvoering van de spoedeisende bestuursdwang moet zo snel mogelijk het besluit tot toepassen van bestuursdwang worden verzonden of uitgereikt aan de overtreder(s) en/of rechthebbende(n) en – indien van toepassing – aan de aanvrager.
Artikel 5:32 van de Awb regelt dat een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom kan opleggen. Als de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven kan een last onder dwangsom, bijvoorbeeld vanuit het oogpunt van evenredigheid, meer op zijn plaats zijn. Gelet op het feit van algemene bekendheid dat er grote hoeveelheden geld omgaan in de handel in verdovende middelen moet de hoogte van de dwangsom voldoende prikkel genereren om een overtreding te beëindigen en beëindigd te houden. Uitgangspunten bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom zijn onder andere – niet limitatief – de straatwaarde van de aangetroffen drugs, het aanwezige handelsgeld in contanten (of digitale valuta) en overige aanwezige goederen die gerelateerd zijn aan de overtreding en de ernst en omvang van de overtreding. Omstandigheden die maken dat sprake is van een ernstig geval en die van toepassing zijn voor een last onder bestuursdwang kunnen ook van invloed zijn op de hoogte van de dwangsom zoals deze wordt opgenomen in de last onder dwangsom. Vanwege het grote financiële gewin in de drugshandel geldt een minimum van € 5.000, - ineens bij overtreding van de opgelegde last onder dwangsom. Bij drugs is de kans op herhaling van nature groot vanwege de grote winsten.
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet volgt dat in algemene zin bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar moet worden volstaan met een waarschuwing of een soortgelijke maatregel. Dit moet echter worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken. De officiële waarschuwingsbrief heeft een "geldigheidsduur" van vijf jaar. Wordt er binnen vijf jaar weer een overtreding geconstateerd, dan wordt opgetreden zoals beschreven in de handhavingsmatrix bij een 2e constatering.
Ernstige gevallen (ernst en omvang overtreding)
Of van een ernstig geval sprake is wordt bepaald aan de hand van één of meer van de hieronder staande indicatoren. Dit is geen limitatieve opsomming.
- a.
De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet. Het aantreffen van een handelshoeveelheid is op zichzelf al voldoende om aan te nemen dat sprake is van handel. Daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking hoeft niet aangetoond te worden;
- b.
De inrichting, het bedrijfsmatige karakter evenals de professionaliteit van de hennepplantage/-kwekerij of het productiepunt;
- c.
Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet;
- d.
Het aantreffen van verboden geneesmiddelen, als bedoeld in de Geneesmiddelenwet, in combinatie met middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet;
- e.
De verkoop van drugs aan een minderjarige;
- f.
Het bezit van drugs als bedoeld in lijst I en/of lijst II door een minderjarige in het pand;
- g.
Het aantreffen van handelsgeld in contanten of digitale valuta;
- h.
De aanwezigheid van (vuur)wapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet wapens en munitie;
- i.
De omstandigheid dat de woning als ontmoetingsplek voor handelaren en/of gebruikers fungeert;
- j.
Aannemelijk is dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog één of meer locatie(s) betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband;
- k.
Er is sprake van overlast vanuit de woning of van gewelds- en openbare orde delicten in of rond de woning;
- l.
Er is sprake van een combinatie met andere overtredingen zoals de exploitatie van een onvergunde seksinrichting of signalen van mensenhandel;
- m.
Er is sprake van een kwetsbare wijk waar de leefbaarheid onder druk staat, bijvoorbeeld door de mate van drugsoverlast of de negatieve score uit de leefbaarheidsmonitor;
- n.
Er is sprake van ondeugdelijke of ondoorzichtige huurconstructies of de gebruikers/huurders staan niet ingeschreven in de BRP;
- o.
Er is sprake van recidive op het pand of door de overtreder(s);
- p.
De mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden.
Handhavingsmatrix bij overtredingen van artikel 13b Opiumwet
Onderstaande tabel geeft het uitgangspunt weer hoe er wordt opgetreden wanneer sprake is van een situatie zoals omschreven in artikel 13b van de Opiumwet in woningen en lokalen met bijbehorende erven.
Woningen en bijbehorende erven |
|||
Overtreding |
1e constatering |
2e constatering |
3e constatering |
13b Opiumwet |
Waarschuwing aan de overtreder(s) |
Sluiting van de woning voor zes maanden |
Sluiting van de woning voor twaalf maanden |
Ernstig geval |
|
|
|
Zie toelichting |
Sluiting van de woning voor drie maanden |
Sluiting van de woning voor twaalf maanden |
Sluiting van de woning voor 24 maanden |
|
|
|
|
(Publiek toegankelijke) Lokalen en niet bewoonde woningen met bijbehorende erven |
|||
Overtreding |
1e constatering |
2e constatering |
3e constatering |
13b Opiumwet |
Sluiting van het lokaal voor drie maanden |
Sluiting van het lokaal voor zes maanden |
Sluiting van het lokaal voor twaalf maanden |
Ernstig geval |
|
|
|
Zie toelichting |
Sluiting van het lokaal voor zes maanden |
Sluiting van het lokaal voor twaalf maanden |
Sluiting van het lokaal voor 24 maanden |
Wanneer er opeenvolgende overtredingen worden geconstateerd, bijvoorbeeld tijdens de lopende procedure voor een eerdere Opiumwet overtreding, kan er cumulatief worden opgetreden op basis van de handhavingsmatrix.
De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassing van artikel 13b van de Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheid gebruikt wordt na een belangenafweging. Dat betekent concreet dat de burgemeester bevoegd is om op grond van de concrete feiten en omstandigheden van het geval van deze beleidsregels af te wijken, zowel in het voordeel als in het nadeel van de betrokkene. Voor zover er in een concreet geval van de beleidsregels wordt afgeweken, wordt in het besluit gemotiveerd welke redenen tot de afwijking aanleiding hebben gegeven.
Wanneer er een sluitingsmaatregel wordt opgelegd wordt deze maatregel in een database geregistreerd volgens de verplichting die voortkomt uit de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb).
De bestuurlijke maatregelen door de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet zijn gericht op herstel en staan los van strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie.
Handhaving bij (onbewoonde) woningen
Bij woningen spelen bijzondere belangen die niet aan de orde zijn bij lokalen. Sluiting van een bewoonde woning betekent namelijk een vergaand ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 Grondwet en artikel 8 EVRM) en op het huisrecht van de betrokkene(n) (artikel 12 Grondwet en artikel 8 EVRM).
In dit beleid wordt onderscheid gemaakt tussen bewoonde en onbewoonde woningen. Een onbewoonde woning wordt gelijkgesteld met een lokaal. Daarom geldt voor een woning die niet feitelijk voor bewoning wordt gebruikt, de verplichting tot waarschuwen niet. De vraag of een woning daadwerkelijk als woning in gebruik is/iemand daar zijn feitelijk hoofdverblijf heeft, wordt per geval en aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden beoordeeld. Bijvoorbeeld, maar niet limitatief, wordt er gekeken naar het toegestane gebruik in het omgevingsplan, een inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP), huurovereenkomsten, de fysieke inrichting en het feitelijke gebruik.
Handhaving bij (publiek toegankelijke) lokalen
Voor lokalen geldt het uitgangspunt van eerst waarschuwen niet. Bij lokalen is het in artikel 8 van het EVRM neergelegde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet in het geding. De verkoop/verstrekking of aflevering van drugs in een lokaal, of deze nu wel of niet voor het publiek toegankelijk is, draagt negatieve effecten op de openbare orde in zich en/of gevaar voor de volksgezondheid. Maar ook de aanwezigheid van drugs, of de strafbare voorbereidingshandelingen daartoe, op zichzelf draagt reeds het risico van verstoring van de openbare orde in zich.
Bij sluiting van horecabedrijven en slijtersbedrijven, die vergunningplichtig zijn op grond van de Alcoholwet, zal in situaties zoals beschreven in de onderhavige beleidsregels de burgemeester in de regel verplicht zijn tot intrekking van de Alcoholwetvergunning op grond van het gestelde in artikel 31, eerste lid aanhef en onder c van de Alcoholwet. Op grond van dit artikellid moet de burgemeester een vergunning intrekken indien zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid. Ditzelfde geldt ook t.a.v. een seksinrichting, zie art. 3.3.3 lid 1 sub b van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Arnhem (APV) Voor een openbare inrichting wordt in het geval van een (dreigende) aantasting van de openbare orde de exploitatievergunning ingetrokken op basis van artikel 2.3.1.9 lid 1 sub b van de APV.
Regionaal Hennepconvenant
In 2014 is een ‘Regionaal Hennepconvenant’ gesloten met de politie-eenheid Oost-Nederland, het arrondissementsparket Oost-Nederland en de gemeenten in de provincies Overijssel en Gelderland. Dit convenant heeft tot doel om door middel van een integrale aanpak een einde te maken aan de ongewenste ontwikkelingen ten aanzien van illegale hennepkwekerijen in de provincies Overijssel en Gelderland. Iedere partner heeft hierin uiteraard zijn eigen taak en verantwoordelijkheid. In geval van het aantreffen van een hennepkwekerij in woningen in eigendom van een woningcorporatie wordt in beginsel niet overgegaan tot sluiting van de woning op basis van deze beleidsregels, mits de woningcorporatie passende maatregelen treft jegens de huurder. Woningcorporaties en de gemeente hebben een bijzondere verantwoordelijkheid op grond van de Huisvestingswet zodat er een andere belangenafweging plaatsvindt waarbij het beschikbaar blijven van de woning voor de woningmarkt zwaar weegt. De woningcorporaties zijn partner in het ‘Regionaal Hennepconvenant’ en verplichten zich daarmee tot het laten opzeggen van de huurovereenkomst door de overtreder dan wel tot ontbinding van de huurovereenkomst. Om herhaling van de overtreding door de overtreder elders in Arnhem te voorkomen, kan de burgemeester in een dergelijk geval besluiten op grond van artikel 13b Opiumwet aan de overtreder een last onder dwangsom op te leggen.
Slotbepaling
- -
Beleid artikel 13b Opiumwet Voor lokalen en woningen en bijbehorende erven DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE ARNHEM van 18 november 2021 wordt ingetrokken;
- -
Dit besluit treed in werking op de dag na die van bekendmaking;
- -
Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels artikel 13b Opiumwet bestuurlijke aanpak drugscriminaliteit gemeente Arnhem 2024
Ondertekening
Aldus vastgesteld door burgemeester van Arnhem, 26 november 2024
A. Marcouch
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl