Financiële verordening gemeente Elburg 2025

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Financiële verordening gemeente Elburg 2025

De raad der gemeente Elburg;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2024;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

gelet op het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten,

besluit: vast te stellen de volgende verordening: financiële verordening gemeente Elburg 2025.

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1. BBV:

  • Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • 2. Administratie:

  • Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van de organisatie van de gemeente Elburg en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • 3. Financiële administratie:

  • Het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van de organisatie van de gemeente Elburg, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

  • De financieel-economische positie;

  • Het financiële beheer;

  • De uitvoering van de begroting;

  • Het afwikkelen van vorderingen en schulden;

  • Alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover;

  • 4. Administratieve organisatie:

  • Het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;

  • 5. Financieel beheer:

  • Het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Elburg;

  • 6. Doelmatigheid:

  • Het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • 7. Doeltreffendheid:

  • De mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

  • 8. Rechtmatigheid:

  • Het in overeenstemming zijn met de relevante wet- en regelgeving, zoals bedoeld in het Besluit accountantscontrole decentrale overheden;

  • 9. Planperiode:

  • Dit betreft het begrotingsjaar en de drie daaropvolgende jaren;

  • 10. Liquiditeitsratio:

  • De liquiditeitsratio geeft aan in hoeverre de gemeente in staat is haar verplichtingen op korte termijn na te komen. De liquiditeitsratio wordt berekend door het totaal van de op korte termijn in liquide middelen om te zetten activa te delen door de kortlopende schulden;

  • 11. Netto schuld per inwoner:

  • Bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van verstrekte geldleningen en overige uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • 12. Onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting:

  • Positieve uitkomst van het verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting;

  • 13. Weerstandsratio:

  • Dit betreft de uitkomst van de deling van de beschikbare weerstandscapaciteit door de benodigde weerstandscapaciteit. Weerstandscapaciteit wordt gedefinieerd als: het geheel aan beschikbare en vrij aanwendbare financiële middelen om mogelijke risico’s met financieel gevolg op te kunnen vangen. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen de structurele en de incidentele weerstandsratio;

  • 14. Rechtmatigheidsverantwoording:

  • De rapportage van het college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving;

  • 15. EMU-saldo:

  • Het EMU-saldo geeft voor een kalenderjaar het saldo van de inkomende en uitgaande geldstromen (dus niet de lasten en baten) minus deelname aan bedrijven en inkomsten uit kredietverstrekking weer. EMU staat voor Economische Monetaire Unie. Als gevolg van Europese regelgeving mogen EU-lidstaten een EMU-tekort hebben van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (BBP). Aan dit maximale tekort van 3% hebben, naast de Rijksoverheid, ook de decentrale overheden een aandeel.

Titel 1. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling en paragrafen

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van burgemeester en wethouders per programma vast:

  • a. de taakvelden, en

  • b. de beleidsindicatoren. Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de baten en lasten per taakveld weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven. In de begroting wordt een meerjareninvesteringsplan opgenomen, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende planperiode.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie (geprognosticeerde balans).

  • 4. In de jaarrekening wordt van de geautoriseerde investeringskredieten groter dan € 100.000 de totale besteding van het krediet in het jaar en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten van de investering weergegeven.

  • 5. In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 100.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en een meerjarenperspectief. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.

  • 2. In het meerjarenperspectief wordt een incidentele stelpost onvoorzien van € 50.000 en een structurele stelpost onvoorzien van € 10.000 opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. Er wordt reëel begroot: er wordt alleen begroot wat uitgevoerd kan worden.

  • 2. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma, de gestelde doelen en de beoogde maatschappelijke effecten.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan de raad in beginsel bij aanvang van de raadsperiode, indien hij een taakveld en/of activiteit als prioriteit aanwijst, de baten en lasten van dit taakveld en/of activiteit apart autoriseren.

  • 4. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen uit het eerste begrotingsjaar hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten voor het eerste begrotingsjaar worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 5. Burgemeester en wethouders informeren de raad als zij verwachten dat:

  • a. de lasten van een programma of een prioriteit de geautoriseerde lasten structureel met meer dan € 25.000 of incidenteel met meer dan € 100.000 dreigen te over- of onderschrijden;

  • b. de baten van een programma of een prioriteit de geautoriseerde baten structureel met meer dan € 25.000 of incidenteel met meer dan € 100.000 dreigen te over- of onderschrijden; of

  • c. de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet met meer dan € 100.000 dreigen te over- of onderschrijden.

  • Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van de geautoriseerde lasten en/of baten van het programma of de prioriteit, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  • 6. Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doen burgemeester en wethouders indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 7. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 5 miljoen informeren burgemeester en wethouders de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 4 maanden en de eerste 10 maanden van het lopende boekjaar. Deze rapportages verschijnen als voorjaars- en najaarsrapportage.

  • 2. De tussentijdse rapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid, verslaglegging over de grote projecten en een overzicht met de afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen. De raad bepaalt welke projecten worden toegevoegd dan wel afgevoerd als grote projecten.

  • 3. In de tussentijdse rapportages worden incidentele afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten op programmaniveau in de begroting groter dan € 100.000 toegelicht. Tevens worden structurele afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten op programmaniveau groter dan € 25.000 toegelicht. Daarnaast worden alle mutaties in de reserves en de stelpost begrotingsoverschot toegelicht.

  • 4. In de tussentijdse rapportages wordt als toelichting op alle geautoriseerde investeringen groter dan € 100.000 de totale besteding van het krediet tot en met het jaar en de actuele raming van de totale uitgaven van de investering weergegeven.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2. Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kunnen burgemeester en wethouders de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar. Burgemeester en wethouders bieden dit voorstel uiterlijk in december van het betreffende jaar aan aan de raad.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn gemachtigd om incidentele budgetten, die in een jaar nog niet volledig gebruikt zijn, over te hevelen naar het volgende jaar, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft geautoriseerde projecten of activiteiten waarvoor middelen beschikbaar zijn gesteld en waarvoor een concreet plan tot besteding is;

  • b. de overgehevelde middelen worden ingezet in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn geraamd;

  • c. een overhevelingsbedrag mag niet groter zijn dan het betreffende restantbudget op de specifieke post;

  • d. er wordt in principe één keer een budgetoverheveling aangevraagd,

    • tenzij hiervoor goede argumenten (onvermijdelijkheid) zijn om hiervan af te wijken of,

    • tenzij het (rijks-)bijdragen betreft die bij niet doorgaan van de activiteit noodgedwongen terug moeten vloeien naar de verstrekker of;

    • tenzij er sprake is van een meerjarig project.

Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

  • 1. In het kader van de actieve informatieplicht beslissen burgemeester en wethouders niet over zaken met ingrijpende gevolgen voor de gemeente, zoals:

  • a. Aan- en verkopen van goederen, werken en diensten groter dan € 250.000;

  • b. Aankopen van onroerende zaken groter dan € 500.000;

  • c. Het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 250.000; en

  • d. Het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

  • dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.

  • 2. Het hiervoor onder lid 1 gestelde is niet van toepassing op besluiten tot en het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen die zijn genoemd in de bijlage “Lijst privaatrechtelijke rechtshandelingen 2025” bij deze verordening.

Artikel 9. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Titel 2. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Rechtmatigheidsverantwoording

Het college biedt de raad vierjaarlijks een nota rechtmatigheidsverantwoording aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

  • a. De rapportage over de rechtmatigheid;

  • b. De te hanteren verantwoordingsgrens in de rechtmatigheidsverantwoording;

  • c. De te hanteren rapportagegrens in paragraaf bedrijfsvoering;

  • d. De rollen en verantwoordelijkheden rondom financieel rechtmatig handelen;

  • e. De uitvoering van de interne controle rondom financieel rechtmatig handelen;

  • f. Het voorwaardencriterium inclusief omgang normenkader en toetsingskader;

  • g. Het begrotingscriterium inclusief omgang afwijking begroting en omgang begrotingscriterium binnen bestaand beleid;

  • h. Het criterium van misbruik en oneigenlijk gebruik inclusief regels omtrent voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeente regelingen en eigendommen.

Titel 3. Financieel beleid

Artikel 11. Waardering en afschrijving vaste activa

Het college biedt de raad vierjaarlijks een nota waardering en afschrijving aan met daarin opgenomen beleidsvoornemens en kaders. De raad stelt deze nota vast.

Artikel 12. Voorziening voor oninbare vorderingen

1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

2. Voor openstaande vorderingen betreffende:

  • a. gemeentelijke belastingen en heffingen;

  • b. sociale zaken; en

  • c. algemene debiteuren

wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd.

Artikel 13. Reserves en voorzieningen

Het college biedt de raad vierjaarlijks een nota reserves en voorzieningen aan met daarin opgenomen beleidsvoornemens en kaders. De raad stelt deze nota vast.

Artikel 14. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa betrokken. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele BTW en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Bij de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen, bedoeld in het eerste lid, wordt een (ophogings-)percentage gehanteerd. Dit percentage wordt berekend door de begrote totale overheadkosten van het lopende boekjaar te delen door de totale voor het volgende jaar geraamde salarislasten (exclusief de salarissen binnen de overhead).

  • 4. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de opgenomen langlopende leningen en kortlopende leningen (rekening courant).

  • 5. In afwijking van het vierde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de actuele financieringskosten. Deze rente wordt verhoogd met een opslagpercentage en afgerond op 1/10e naar boven.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende kaders in acht:

  • a. Voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan twee jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

  • b. Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden;

  • c. Bij een overschrijding van de wettelijke kasgeldlimiet langer dan 3 kwartalen achtereen wordt de raad geïnformeerd.

  • 2. Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van deelnemingen wordt uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Het college motiveert in zijn besluit het publieke belang van dergelijke verstrekkingen. Bij verstrekkingen die een bedrag van € 250.000 te boven gaan wordt aan de raad vooraf de mogelijkheid geboden om wensen en bedenkingen bij het college in te dienen.

  • 3. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van deelnemingen uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 4. Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een treasurystatuut. Het college zendt het treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.

Titel 4. Paragrafen

Artikel 16. Weerstandsvermogen & risicomanagement

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 BBV in ieder geval op als kengetal:

  • a. Coelo rangnummer op het gebied van woonlasten;

  • b. De incidentele en structurele weerstandsratio;

  • c. De liquiditeitsratio;

  • d. Ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

  • e. De onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting.

  • 2. Het college biedt de raad vierjaarlijks een nota weerstandsvermogen en risicobeheersing aan met daarin opgenomen beleidsvoornemens en kaders.

Artikel 17. Grondbeleid

Het college biedt de raad vierjaarlijks een nota grondbeleid aan met daarin opgenomen beleidsvoornemens en kaders. De raad stelt deze nota vast.

Artikel 18. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 BBV in ieder geval op:

  • 1. De kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten, leges en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;

  • 2. Het kostendekkingspercentage voor de verschillende rechten, leges en heffingen.

Artikel 19. Financiering

Bij de jaarstukken neemt het college in de paragraaf financiering naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 BBV in ieder geval op:

  • 1. De mate waarin overtollige middelen middels schatkistbankieren bij het rijk zijn uitgezet;

  • 2. De mate waarin van de ruimte onder het drempelbedrag voor schatkistbankieren gebruik is gemaakt (per kwartaal);

  • 3. De mate waarin van de wettelijke kasgeldlimiet gebruik is gemaakt (per kwartaal).

Artikel 20. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 BBV in ieder geval op:

  • a. Haven;

  • b. Speelvoorzieningen;

  • c. Openbare verlichting;

  • d. Begraafplaatsen;

  • e. Vervoermiddelen.

  • 2. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een beleidsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 3. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een beleids- en beheerplan water en riolering aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten daarvan. De raad stelt het plan vast.

  • 4. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een beheerplan onderhoud gebouwen aan. Het beheerplan bevat voorstellen voor het te plegen groot onderhoud, de planning van het onderhoud en de bijbehorende kosten. De raad stelt het plan vast.

  • 5. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een beheerplan haven aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor de haven. De raad stelt het plan vast.

Artikel 21. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 BBV in ieder geval op:

  • 1. De omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • 2. De kosten van inhuur derden;

  • 3. De ontwikkelingen rond ICT;

  • 4. Een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10, overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen.

Artikel 22. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 BBV in ieder geval op:

  • 1. Ontwikkelingen ten aanzien van de samenwerking in de regio.

Titel 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • 1. Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatie;

  • 2. Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, enzovoorts;

  • 3. Het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • 4. Het verschaffen van informatie over beleidsindicatoren met betrekking tot de gemeentelijke prestaties en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • 5. Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • 6. De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • 1. Een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de domeinen en teams;

  • 2. Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • 3. De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • 4. De interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • 5. De te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • 6. De kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • 7. Het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • 8. Het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • 9. Het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen;

  • 10. Het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

  • 1. Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de financiële beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 21, lid 4, van deze verordening. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Titel 6. Slotbepalingen

Artikel 26. Inwerkingtreding en intrekking oude regeling

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.

  • 2. De 2e wijziging financiële verordening gemeente Elburg 2019 vastgesteld door de raad op 18 december 2023, wordt ingetrokken per datum inwerkingtreding van deze verordening, met dien verstande dat de 2e wijziging financiële verordening gemeente Elburg 2019 van toepassing blijft op de jaarstukken 2024.

Artikel 27. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: financiële verordening gemeente Elburg 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 oktober 2024, 

 

De voorzitter, ir J.N. Rozendaal  

  

De griffier, mr. D.H.A.A. Kassing

Bijlage 1. De lijst van privaatrechtelijke rechtshandelingen behorend bij en deel uitmakend van de Financiële verordening gemeente Elburg 2025 (zie artikel 8),

waarvan de raad in ieder geval vindt dat ze niet van zo'n ingrijpende aard - zoals bedoeld in artikel 169 lid 4 Gemeentewet - voor de gemeente Elburg zijn, dat het vooraf informeren van de raad voordat het college van burgemeester en wethouders daar­ over een besluit neemt, noodzakelijk is:

1. Het aankopen van onroerende zaken en het verwerven van beperkte zakelijke rechten ten behoeve van de realisering van een omgevingsplan, dat blijkens een besluit van de raad naar verwachting binnen vijf jaren na datum van het besluit tot aankoop of verwerving wordt vastgesteld, dan wel is vastgesteld, e.e.a. tegen een op een taxatie van een door de gemeente aangewezen deskundige gebaseerde prijs conform de vigerende Nota Grondbeleid geldende kaders.

2. Het aankopen van woningen en de daarbij behorende grond in het geval van een executoriale verkoop als bedoeld in artikel 3:268 van het Burgerlijk Wetboek, in die gevallen, waarbij de gemeente zich garant heeft gesteld voor tijdige betaling van rente en aflossing van de hypothecaire geldlening onder de bijzondere voorwaarde dat de woning voorafgaand aan de veiling door een onafhankelijk deskundige wordt getaxeerd en de koopprijs van de woning en de daarbij behorende grond vermeerderd met de verwervingskosten niet hoger zal zijn dan de getaxeerde executiewaarde.

3. Het verlenen van het recht van optie, het sluiten van een reserveringsovereenkomst en het verkopen van bouwterrein voor woningen tegen een verkoopprijs die vastgesteld wordt aan de hand van de op dat moment geldende marktprijs waarbij het uitgangspunt is dat de prijs minimaal de in de laatstelijk voor het betreffende complex vastgestelde exploitatieopzet genoemde prijs moet bedragen en met inachtneming van de door de raad vastgestelde kaders, zoals opgenomen in vigerende Nota Grondbeleid en Algemene uitgiftevoorwaarden gemeente Elburg.

4. Het verlenen van een recht van optie, het sluiten van een reserveringsovereenkomst en het verkopen van percelen bedrijfsterrein, waarbij de verkoop plaatsvindt overeenkomstig de bepalingen van het bestemmingsplan of omgevingsplan, de vigerende milieuvoorschriften en de toewijzingscriteria die de raad daarvoor heeft vastgesteld in de geldende Nota Grondbeleid en de geldende Algemene uitgifte voorwaarden en waarbij de verkoopprijs wordt vastgesteld aan de hand van de op dat moment geldende marktprijs waarbij het uitgangspunt is dat de prijs minimaal de in laatstelijk voor het betreffende complex vastgestelde exploitatieopzet genoemde prijs moet bedragen.

5. Het verkopen van de blote eigendom van in erfpacht uitgegeven onroerende zaken tegen de door de raad vastgestelde prijzen en onder de door de raad gestelde voorwaarden en kaders conform de geldende Nota Grondbeleid en Algemene uitgifte voorwaarden en zoals afgesproken in de eerder gesloten erfpachtovereenkomst.

6. Het verwerven en verkopen van onroerende zaken, alsmede het (doen) vestigen, verwerven en

vervreemden van beperkte zakelijke rechten en het sluiten van gebruiksovereenkomsten, ten

behoeve van de realisering van openbare nutsvoorzieningen en reconstructies (aanleg en

renovatie van civieltechnische constructies, zoals een weg of een fietspad) conform de door de

raad vastgestelde voorwaarden en kaders.

7. Het verkopen van pachtvrije en voorheen langlopend verpachte percelen agrarische grond, onder de voorwaarde dat deze percelen minimaal tegen een getaxeerde waarde worden verkocht.

8. Het verlenen van toestemming voor het vervreemden en het bezwaren van reeds eerder door de gemeente uitgegeven onroerende zaken en de daarop gevestigde beperkte rechten.

9. Het verkopen van reststroken openbaar groen onder de voorwaarde dat de door de raad vastgestelde criteria en prijzen worden gehanteerd.

10. Het verkopen of ruilen van zogenaamde reststroken tegen een getaxeerde waarde.

11. Het verkopen van gras- en rietgewassen; het verhuren van het recht tot het genot van de jacht onder de bijzondere voorwaarde dat dit voor zelfstandig bejaagbare percelen door middel van openbare inschrijving plaatsvindt; het verhuren van het visrecht en het verlenen van het recht tot afgifte van visvergunningen en het looprecht aan derden.

12. Het verpachten, met beperkte rechten bezwaren, verhuren, of in gebruik geven van percelen agrarische grond, volkstuintjes, gronden voor vrijetijdsdoeleinden of hobbymatig agrarisch gebruik.

13. Het verhuren dan wel in gebruik geven van grond ten behoeve van het innemen van een stand­ plaats, waarvoor op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening een standplaatsvergunning van het college van burgemeester en wethouders vereist is.

Met de vaststelling en inwerkingtreding van de Financiële verordening gemeente Elburg 2025

en deze daarbij behorende en deel uitmakende lijst komt de lijst behorend bij het

raadsbesluit van 23 januari 2003 te vervallen.

Toelichting bij de lijst punt 1, 3, 4, 8, 9, en 12

1.

Punt 1 behandelt de aankoop van onroerende zaken in (toekomstige) omgevingsplangebieden. Bij het

verwerven van gronden in (toekomstige) plangebieden moet de gemeente slagvaardig

kunnen optreden. De gemeente heeft echter niet veel handelingsvrijheid wat de uitoefening van actieve

grondpolitiek betreft, doordat ook een privaatrechtelijk handelende gemeente gebonden is aan de

algemene beginselen van behoorlijk bestuur (zoals het gelijkheidsbeginsel en het verbod op willekeur)

en er niet veel onderhandelingsmarges in de verwervingsprijzen zitten.

Door de genoemde beginselen moet de gemeente bij aankoop van gronden in vergelijkbare omstandigheden aan verschillende eigenaars dezelfde grondprijs betalen. Als de gemeente aan een

grondeigenaar een te hoge prijs betaalt, zal zij die, gelet op de hiervoor genoemde beginselen, ook aan

andere grondeigenaren moeten betalen.

Wat de hoogte van de grondprijs betreft, is er niet veel marge. De verwervingsprijs is in de Elburger

praktijk altijd gebaseerd op een taxatie die door een deskundige is opgesteld.

3 en 4.

Met het recht van optie en het sluiten van een reserveringsovereenkomst wordt hier bedoeld het

recht dat aan de gerechtigde voor een bepaalde tijd de bevoegdheid geeft om een kavel aan te

kopen tegen een vooraf vastgestelde prijs of een vooraf bepaalde wijze van vaststellen van de prijs.

Met binnen de door de raad aangegeven kaders wordt bedoeld: het bestemming of omgevingsplan,

de huisvestingsverordening en het grondbeleid.

8.

Het verlenen van toestemming voor het vervreemden en bezwaren van onroerende zaken die onder

toepassing van de op het moment van oorspronkelijke vervreemding van toepassing zijnde door de raad vastgestelde Algemene Uitgiftevoorwaarden gemeente Elburg door de gemeente uitgegeven zijn, is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.

9.

Het gaat hier om het verkopen van strookjes gemeentegrond met de bestemming "openbaar groen",

die na verkoop als (sier)tuin gebruikt zullen worden.

12.

De gemeente ten aanzien van de hoogte en de verhoging van de pachtprijs gebonden is aan het

Pachtnormenbesluit.