Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728409
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728409/1
Verordening van de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg regelende de heffing en invordering van de onroerende-zaakbelastingen Leidschendam-Voorburg 2025 (Verordening onroerende-zaakbelastingen 2025)
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening van de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg regelende de heffing en invordering van de onroerende-zaakbelastingen Leidschendam-Voorburg 2025 (Verordening onroerende-zaakbelastingen 2025)De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
Gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet,
Besluit vast te stellen:
De Verordening op de heffing en invordering van de onroerende-zaakbelastingen Leidschendam-Voorburg 2025
Artikel 1 – Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
Onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' worden voor binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
- a.
een belasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;
- b.
een belasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.
- a.
- 2.
Bij de gebruikersbelasting wordt:
- a.
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven (verder: de gebruiker), aan¬gemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven (verder: de gebruikgever); de gebruikgever is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op de gebruiker;
- b.
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
- a.
- 3.
Voor de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krach¬tens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 2 – Voorwerp van de belasting
- 1.
Voorwerp van de belasting is een onroerende zaak.
- 2.
Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.
- 3.
Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 3 - Maatstaf van heffing
- 1.
De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar, bedoeld in artikel 1.
- 2.
Als voor een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken, wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 4 - Vrijstellingen
- 1.
In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aan-merking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
- a.
voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;
- b.
glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;
- c.
onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
- d.
één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
- e.
natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;
- f.
openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;
- g.
waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
- h.
werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
- i.
werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
- j.
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
- k.
plantsoenen, parken en waterpartijen die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
- l.
begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.
- a.
- 2.
In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 5 - Belastingtarieven
- 1.
Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:
- a.
de gebruikersbelasting: voor onroerende zaken, die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,00000 %
- b.
de eigenarenbelasting:
- 1.
voor onroerende zaken, die in hoofdzaak tot woning dienen 0,07079%
- 2.
voor onroerende zaken, die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,48075%
- 1.
- 2.
Belastingaanslagen van minder dan € 10,00 worden niet opgelegd.
- 3.
Voor de toepassing van het bepaalde in het tweede lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 6 - Wijze van heffing
De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.
Artikel 7 – Tijdstip en wijze van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing, riool- en waterzorgheffing en onroerende-zaakbelastingen en WOZ-beschikking worden betaald in één termijn, welke vervalt 3 maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt zolang in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen kunnen worden afgeschreven van de betaalrekening van de belastingplichtige door middel van automatische betalingsincasso, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel termijnen als er na de maand die is vermeld in de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
- 3.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 8 –Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De “Verordening onroerende zaakbelastingen 2024”, vastgesteld bij raadsbesluit van 8 november 2023 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang 1 januari 2025.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als ”Verordening onroerende-zaakbelastingen 2025”.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de Gemeente Leidschendam-Voorburg
d.d. 13 november 2024;
de griffier, de voorzitter,
R.G.R. Jeene, M.W. Vroom
bijlage
Toelichting behorende bij de Verordening OZB 2025 (iBabs 3882)
Tarief OZB-eigenarendeel niet-woningen versus OZB-gebruikersdeel niet-woningen
Per 2016 is het tarief OZB-Eigenaren niet-woningen vermeerderd met het tarief OZB-gebruiker niet-woningen. Naast het feit dat het vaststellen van de hoogte van een tarief een discretionaire bevoegdheid is van de gemeenteraad worden hierbij de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet uit het oog verloren. Aan dit besluit liggen dan ook meerdere afwegingen ten grondslag. De toegenomen leegstand van niet-woningen in die periode zorgde voor een structureel tekort op de begroting. Om dit te doorbreken heeft de gemeenteraad er toen voor gekozen dit risico zoveel mogelijk te verkleinen door het tarief voor gebruikers van niet-woningen op € 0,00 te zetten en het tarief OZB-eigenaren te verhogen. Zo worden de eigenaren die ook gebruiker zijn van een pand niet indirect belast voor andere leegstaande panden en kunnen eigenaren aan hun huurders de hogere OZB-eigenarendeel niet-woningen (deels) doorberekenen in de huurprijzen. Daarnaast zorgt het voor een stimulans om leegstand van niet-woningen zoveel mogelijk te beperken. In de afgelopen jaren is gebleken dat met deze maatregel de stabiliteit in de begroting op dit onderdeel wordt bereikt. Ook is er sprake van minder leegstand. De toegepaste differentiatie zorgt derhalve nog steeds voor meer stabiliteit in de begroting, gaat een structureel begrotingstekort tegen en draagt daarom bij aan een gezond financieel beleid en een economisch vitale gemeente. Het doel van belasting heffen wordt hiermee dus bereikt.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl