Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728360
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728360/1
Draaiboek Gladheidbestrijding Seizoen 2024 - 2025 Voor de gemeenten Ede, Wageningen, Renkum en Veenendaal
Geldend van 04-12-2024 t/m heden
Intitulé
Draaiboek Gladheidbestrijding Seizoen 2024 - 2025 Voor de gemeenten Ede, Wageningen, Renkum en VeenendaalInhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Inleiding
Hoofdstuk 2 : Algemeen
2.1 Gladheidseizoen
2.2 Samenstelling strooiploeg en rooster
2.3 Arbeidstijd en consignatie
2.4 Bereikbaarheid
2.5Verlof en ziekte tijdens consignatie
2.6 Ongevallen- en aansprakelijheidsverzekering
2.7 Veiligheid
2.8 Oefenen
2.9 Calamiteiten
2.10 Zout
2.11 Communicatie
Hoofdstuk 3: Uitvoering
3.1 Bepalen winterse gladheid
3.2 Bepalen strooiactie
3.3 Oproepen geconsigneerde medewerkers
3.4 Voorbereiden strooiactie
3.5 Instrueren geconsigneerde medewerkers
3.6 Opbouwen/aankoppelen van het strooimaterieel en voertuigcontrole
3.7 Het laden van zout
3.8 Uitvoeren/bestrijden winterse gladheid
3.9 Werkzaamheden bij terugkomst op startlocatie
3.10 Overige aandachtspunten
3.11 Controle uitvoering
3.12 Controleren resultaat uitvoering
3.13 Schoonmaken strooimaterieel
3.14 Evaluatie strooiactie
3.15 Afsluiten strooiactie
3.16 Aansprakelijkheid
3.17 Verantwoordelijkheid inwoners
Bijlages
Bijlage 1: Instructies
Bijlage 2: Productspecificatie wegenzout
HOOFDSTUK 1: Inleiding
In dit draaiboek wordt de uitvoering van de bestrijding van winterse gladheid in het verzorgingsgebied van ACV beschreven. Het verzorgingsgebied bestaat uit alle wegen die in beheer zijn van de gemeenten Ede, Renkum, Veenendaal en Wageningen. Het doel van deze bestrijding is dat de door de gemeente vastgestelde wegen en fietspaden goed begaanbaar zijn. Provinciale wegen en Rijkswegen worden niet door ACV gestrooid. In alle vier gemeenten worden de strooiroutes preventief en nat gestrooid.
Omdat deze routes aan verandering onderhevig zijn, zijn deze niet opgenomen in dit draaiboek. Voor winterdienstmedewerkers staan de routes in de tablets die zij meenemen tijdens het rijden. Opdrachtgevende gemeenten en burgers kunnen de routes bekijken op www.acv-indewinter.nl en op de site van hun eigen gemeente.
Dit draaiboek is bestemd voor de medewerkers Gladheidbestrijding (zowel interne als inhuur), gemeenten, politie en DTN (voormalig MeteoGroup). Medewerkers ontvangen naast dit draaiboek ook nog een overzicht met telefoonnummers en roosters. ACV voert de werkzaamheden met een 4- ploegensysteem uit.
Het melden van gladheid kan bij de strooileider. De strooileider is, ook buiten de reguliere werktijden, bereikbaar op telefoonnummer:
Strooileider: 06-300 269 45
HOOFDSTUK 2: Algemeen
2.1 Gladheidseizoen
Het gladheidseizoen loopt van 1 november tot 1 april. Gedurende deze periode zijn de medewerkers met een taak in de gladheidbestrijding ingeroosterd en oproepbaar (dit noemen we ook wel: geconsigneerd) om in geval van winterse gladheid op te kunnen treden.
2.2 Samenstelling strooiploeg en rooster
ACV hanteert een 4-ploegensysteem. Dit houdt in dat de medewerkers zijn ingedeeld in een 4-wekelijks rooster. In dit rooster heeft men verschillende diensten:
- •
1 week consignatiedienst (ook wel “consignatieploeg” of “eerste ploeg”);
- •
1 week geen dienst (niet oproepbaar);
- •
1 week zogenaamde SMS-dienst (ook wel “SMS-ploeg” of “ tweede ploeg”).
- •
1 week geen dienst (niet oproepbaar)
Een strooiploeg bestaat uit:
- •
een strooileider;
- •
chauffeurs;
- •
kraanmachinist (alleen locatie Neonstraat Ede);
- •
een monteur. De technische dienst hanteert hiervoor een eigen consignatierooster.
De geconsigneerde strooileider bepaalt of, wanneer en hoe een strooiactie moet worden uitgevoerd. De verwachte soort gladheid (sneeuwval, ijzel of bevriezing) is bepalend voor de strooiactie. De strooileiders worden ondersteund door de Coördinator Winterdienst. Zijn taken gedurende het jaar zijn de voorbereidingen voor het komende winterseizoen.
2.3 Arbeidstijd en consignatie
Iedere consignatieweek loopt van donderdag 07.30 uur tot de daaropvolgende donderdag 07.30 uur.
De maximale arbeidstijd is 13 uur per dag. Onder arbeidstijd verstaan we een normale werkdag of een gedeelte hiervan plus de tijd vanaf de oproep om te komen strooien tot en met het einde van dit strooien. De consignatietijd geldt dus niet als arbeidstijd.
Het overschrijden van de maximale arbeidsduur per medewerker, zoals vastgelegd in de Arbeidstijdenwet, moet worden vermeden. Bij calamiteiten kan een uitzondering worden gemaakt. Hiervoor heb je de uitdrukkelijke opdracht van de strooileider nodig
Weekend
In het weekend is ook maximaal 13 uur op een dag werken de wettelijke norm. Normaal gesproken kan de consignatieploeg binnen deze 13 uur meer dan twee rondes draaien. Het oproepen van de SMS-ploeg ligt dan minder voor de hand. Tegelijkertijd zijn de tijden waarop de SMS-ploeg ingezet kan worden in het weekeinde minder voorspelbaar dan op werkdagen.
2.4 Bereikbaarheid
Medewerkers worden via hun telefoon opgeroepen. Indien gewenst stelt ACV hiervoor telefoons ter beschikking.
Ook krijgt iedere chauffeur een tablet mee. Op deze tablet staat zijn strooiroute. Na de strooironde dient de tablet weer worden ingeleverd bij de strooileider. Voor chauffeurs die ‘extern’ opstarten geldt dat zij bij thuiskomst de tablet op een veilige plek aan de oplader leggen.
2.5 Verlof en ziekte tijdens consignatie
Bij ziekte en verlof worden zo veel mogelijk van tevoren aangewezen reservemedewerkers ingezet. Verlof dient tijdens de ingeroosterde periode (consignatie én SMS) zo veel mogelijk voorkomen te worden en kan alleen worden toegestaan indien door inzet van een reservemedewerker of door ruiling van diensten de ploeg volledig bezet blijft. Deze vervanging moet door de chauffeur, in overleg met planning en de strooileider, zelf geregeld worden. Hij dient de strooileider hier wel over te informeren. Daarnaast mag de arbeidstijd van de vervanger het maximaal toegestane aantal uren niet overschrijden en moeten de noodzakelijke rusttijden gehaald worden.
De vervangende medewerker ontvangt de consignatievergoeding en de (eventueel) gemaakte overuren over het overgenomen deel.
Wijzigingen in het consignatierooster worden, voor zover mogelijk, altijd ruim van tevoren besproken met en vastgelegd door de geconsigneerde strooileider
2.6 Ongevallen- en aansprakelijkheidsverzekering
In geval van nood zorg je voor je eigen veiligheid en die van eventuele slachtoffer(s) en omstanders, probeer rustig te blijven en zorg, indien nodig, dat iemand 112 belt. Daarnaast bel je de strooileider (06 300 269 45)
Tijdens de strooiwerkzaamheden geldt, net als bij de uitvoering van de normale werkzaamheden, de aansprakelijkheidsverzekering van ACV. ACV draagt zorg voor een extra verzekering voor medewerkers die werkzaam zijn in de gladheidbestrijding. Dit betreft schade of letsel opgelopen tijdens woon-werkverkeer ten behoeve van de gladheidbestrijding. Deze verzekering geldt ook voor de medewerkers die worden ingehuurd.
2.7 Veiligheid
We werken veilig of we werken niet. Dit geldt ook tijdens de gladheidbestrijding. Medewerkers mogen alleen aan de slag als zij hiervoor de juiste instructies hebben gehad. Dit is een training Winterdienst van een erkend opleidingsinstituut. Daarnaast dienen de medewerkers in het bezit te zijn van een geldig VCA-diploma.
De KAM Adviseur van ACV is tevens Veiligheids- Gezondsheidsfunctionaris (VG-functionaris) voor de gladheidbestrijding. De contactgegevens zijn: Peter van Sorgen, 06 - 16 40 35 94, peter.vansorgen@acv-groep.nl
Het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen die het reactievermogen beïnvloeden, is verboden. Dit geldt tijdens de strooiacties, maar ook tijdens de consignatiedienst en de sms-dienst.Als je dienst hebt, kun je immers altijd worden opgeroepen. Medewerkers dienen voldoende rust te nemen zodat ze fit en uitgerust aan het werk kunnen als ze worden opgeroepen. De chauffeur controleert voor vertrek of het materieel in orde is. Als het materieel niet in orde is, dan mag hij niet gaan rijden en dient hij het probleem te melden bij de strooileider en technische dienst.
Ook ongevallen moeten altijd worden gemeld bij de strooileider. De strooileider zal dit zo snel mogelijk voorleggen aan de VG-functionaris die het incident in behandeling zal nemen. Dit geldt tevens voor bijna-ongevallen en gevaarlijke situaties. Deze worden onderzocht. Indien mogelijk worden maatregelen genomen waardoor ongevallen voorkomen kunnen worden.
Het is mogelijk dat er tijdens een strooiactie een werkplekinspectie wordt uitgevoerd door een functionaris van ACV. Tijdens een werkplekinspectie worden verschillende veiligheidsaspecten gecontroleerd en besproken. Chauffeurs zijn verplicht hieraan mee te werken. Dit geldt ook voor ingehuurd personeel én ingehuurde voertuigen.
Tijdens het rijden wordt er alleen gebeld als dat noodzakelijk is. Het voertuig wordt altijd stilgezet tijdens het bellen. Dit geldt ook bij handsfree bellen. Whatsappen en dergelijke doen we uiteraard ook alleen als het nodig is en als we veilig geparkeerd staan.
2.8 Oefenen
Voorafgaand aan het strooiseizoen worden proefritten gereden. Hierdoor wordt routekennis opgedaan en kunnen eventuele problemen met routes en/of materieel tijdig worden gesignaleerd en opgelost.
Storingen dienen te worden gemeld aan de strooileider en zullen zo snel mogelijk worden verholpen.
2.9 Extreme weersomstandigheden
In geval van extreme weersomstandigheden, bijvoorbeeld langdurige sneeuwval, kunnen extra diensten en/of materieel van derden worden ingehuurd. Dit kan leiden tot eventuele aanpassingen in de route.
De strooileider brengt de chauffeurs van de betreffende routes hiervan op de hoogte.
2.10 Zout
ACV gebruikt tegenwoordig een 50/50 verhouding vacuümzout/steenzout. In uitzonderlijke gevallen, zoals zouttekort door extreme weeromstandigheden, kan ACV ook andere strooi middelen gebruiken.
Door preventief te strooien, met nat zout, hoeft er minder zout gestrooid te worden wat gunstig is voor het milieu en de kosten. De strooileider bepaalt voor iedere strooibeurt de benodigde dosering.
In de routes wordt aangeven welke stukken weg een open structuur hebben. Daar moet dus meer zout gestrooid moet worden.
2.11 Communicatie
ACV houdt haar opdrachtgevers, gemeentebesturen en inwoners op de hoogte van de gladheidbestrijding.
We communiceren actief met inwoners over wanneer we strooien, waar we strooien, waar we niet strooien en wat inwoners zelf kunnen doen. We doen dit door middel van folders, teksten op voertuigen, social media en de website www.acv-indewinter.nl. Op deze website kunnen inwoners en media terecht voor alle actuele informatie en plattegronden met de strooiroutes. Door de strooileiders wordt Twitter ingezet om inwoners snel en actuele informatie te geven over strooiacties.
De media
De pers wordt op de hoogte gehouden via persberichten vanuit de gemeenten en/of ACV. De pers kan te allen tijde contact opnemen met ACV voor vragen, een interview of reportage. De woordvoering gaat via de directeur, de communicatieadviseur of de manager Uitvoering. Van medewerkers wordt verwacht dat zij de media doorsturen naar de juiste personen binnen ACV en zelf geen uitspraken doen.
Update per e-mail
Opdrachtgevers, wethouders en communicatieafdelingen van de gemeenten worden, tijdens het strooiseizoen, door de afdeling communicatie op de hoogte gehouden via een update/nieuwsbulletin per e-mail. Hierin staat gedetailleerde informatie over de bestrijding van gladheid, hoe en wanneer er gestrooid wordt, de zoutvoorraad en verdere ontwikkelingen. Deze update/ nieuwsbulletin wordt ook intern verzonden naar de strooileiders en verdere betrokkenen
HOOFDSTUK 3: Uitvoering
3.1 Bepalen winterse gladheid
Winterse gladheid kan worden gemeld door:
- •
DTN
- •
Meldkamer politie
- •
De gemeente
- •
Eigen waarneming
ACV heeft een gladheidmeldsysteem dat in verbinding staat met DTN. Op basis van de meetgegevens van het systeem en de weersverwachting voor de korte termijn beoordeelt de strooileider of een strooiactie noodzakelijk is. Hierbij wordt uitgegaan van preventie. Dit houdt in dat er, zo veel als mogelijk, al vóórdat het glad is gestrooid wordt.
DTN bewaakt de weersomstandigheden en -verwachtingen. Als de medewerker van DTN van mening is dat er een strooiactie gestart moet worden, neemt hij contact op met de strooileider.
Plaatselijke gladheid kan ook door de politie worden geconstateerd en gemeld. Meldingen worden doorgegeven aan de dienstdoende strooileider.
De geconsigneerde strooileider is te bereiken op:
tel: 06-300 269 45
Bepalen strooiactie
De strooileider bepaalt of sprake is van gladheid die dient te worden bestreden op basis van:
- •
meetgegevens gladheidmeldsysteem;
- •
eigen waarneming;
- •
eventueel overleg met DTN
De soort gladheid (opvriezing, sneeuwval, ijzel), wegdektemperatuur en zoutgehalte zijn bepalend voor de actie.
De strooileider is degene die beslist of er wel of niet gestrooid gaat worden. DTN heeft een adviserende rol
3.3 Oproepen geconsigneerde medewerkers
De strooileider roept de geconsigneerde medewerkers op die voor de actie nodig zijn. Hierbij wordt gebruikgemaakt van mobiele telefoons.
3.4 Voorbereiden strooiactie
De strooileider is normaal gesproken als eerste op de startlocatie aanwezig en doet wat ter voorbereiding van de strooiactie nodig is:
- •
openen van de toegangshekken en -deuren van de stallingsruimten;
- •
klaarleggen van eventuele toegangspassen/sleutels en tablets;
- •
informeren van derden over de strooiactie (DTN, politie).
Als in de loop van een werkdag wordt voorzien dat er de komende avond en/of nacht moet worden gestrooid, dan kan het strooimaterieel aan het einde van deze werkdag reeds worden klaargezet. De geconsigneerde strooileider geeft hiervoor opdracht.
3.5 Instrueren geconsigneerde medewerkers
De startlocaties zijn:
- •
Gemeente Ede
- •
ACV, Neonstraat 4 te Ede
- •
- •
Gemeente Wageningen
- •
ACV, Neonstraat 4 te Ede
- •
- •
Gemeente Renkum
- •
Hooijer, Energieweg 2 te Renkum
- •
- •
Gemeente Veenendaal
- •
ACV, Neonstraat 4 te Ede
- •
Heikamp, Cuneraweg 298 te Rhenen
- •
- •
De opgeroepen medewerkers arriveren, uiterlijk een half uur na de oproep, op de startlocatie en gaan te werk zoals beschreven in bijlage ;
- •
Via het strooimanagementsysteem kan de strooileider inzien of iedereen die opgeroepen is ook daadwerkelijk aan het strooien is.
3.6 Opbouwen/aankoppelen van het strooimaterieel en voertuigcontrole
De chauffeurs bouwen het strooimaterieel op om de gewenste strooiactie (strooien, borstelen, schuiven) uit te kunnen voeren. Tevens voert de chauffeur een algemene voertuigcontrole uit waarbij onder meer naar verlichting, oliepeil, veiligheidsvoorzieningen en de werking van communicatieapparatuur gekeken wordt. Mankementen worden direct aan de strooileider doorgegeven. Deze zorgt er, in overleg met de monteur, voor dat het mankement wordt opgelost of dat er een noodvoorziening aangebracht wordt. Op de tablet zit een werkstaat. Hierop moet de chauffeur bij iedere strooibeurt het volgende invullen:
Bij aanvang
- •
Of het materiaal in orde is;
- •
Zoutwater getankt;
- •
Brandstof getankt;
- •
Kilometerstand (begin);
- •
LRMA (Laatste Minuut Risico Analyse) uitvoeren: dit is een laatste check waarbij gecontroleerd wordt of de chauffeur zijn werkzaamheden veilig kan uitvoeren;
- •
Begintijd.
Na afloop
- •
Voertuig afgetankt (brandstof, zoutwater);
- •
Gereden kilometers (indien mogelijk);
- •
Strooimaterieel afgekoppeld;
- •
Eventuele bijzonderheden in de route;
- •
Eventuele schade;
- •
Eindtijd
3.7 Het laden van zout
Na het opbouwen/aankoppelen van het strooimaterieel gaat de chauffeur naar de zoutloods om het zout te laden.
De kraanmachinist ondersteunt bij het laden van het zout op de locatie Neonstraat te Ede. Op de overige locaties is geen speciale kraanmachinist aanwezig. Wel zijn daar shovels beschikbaar die bediend worden door aanwezige strooimedewerkers die hiervoor een instructie hebben ontvangen.
3.8 Uitvoeren/bestrijden winterse gladheid
De medewerkers voeren de bestrijding van de gladheid uit volgens de routes in de tablet en de instructies van de strooileider. De chauffeur dient de eventuele tachograaf in het voertuig out of scope te zetten.
De gemeenten verwijderen aan het begin van het strooiseizoen een aantal fietspalen. Deze worden na afloop van het strooiseizoen door de gemeenten teruggeplaatst. De palen die niet door de gemeenten zijn weggehaald, dienen door de chauffeur tijdens de strooiactie te worden verwijderd en direct na het strooien te worden teruggeplaatst.
Preventieve strooiactie
Een preventieve strooiactie is een strooiactie voorafgaande aan voorspelde gladheid. Meestal wordt er na de avondspits gestrooid. Iedere preventieve strooiactie dient uiterlijk vijf uur na oproep in zijn geheel te zijn uitgevoerd. Dit is inclusief de tijd tussen de oproep van de strooileider en de start van de route, maar exclusief de terugrijtijd naar de startlocatie, het tanken en schoonmaken.
Curatieve strooiactie
Een curatieve strooiactie is een strooiactie met als doel gladheid, vaak ontstaan door sneeuw of ijzel, te bestrijden. De duur van een curatieve strooiactie is afhankelijk van de weersomstandigheden, de toestand van de wegen en de weersverwachting. Het is mogelijk dat er gedurende de curatieve strooiactie een wachttijd wordt ingelast. Deze wachttijd maakt onderdeel uit van de curatieve strooiactie. De strooileider bepaalt het verloop van een curatieve strooiactie. Tijdens het uitvoeren van strooiacties wordt de strooier handmatig bediend. Deze handeling dient vanuit de cabine van het voertuig te worden verricht.
Indien tijdens een strooiactie op welke wijze dan ook schade en/of letsel wordt veroorzaakt door de chauffeur of een tegenpartij, dient dit direct telefonisch te worden gemeld bij de strooileider.
3.9 Werkzaamheden bij terugkomst op startlocatie
Na afloop van strooiactie dient de chauffeur:
- •
Zich persoonlijk te melden bij de strooileider (zie bijlage ‘Instructies’). Voor de startlocaties Heikamp, Hooijer en Schriek en Hol geldt dat genoegen wordt genomen met een telefonische melding bij de strooileider;
- •
Het resterende zout uit de strooiers leeg te draaien in de zoutloods, tenzij de strooileider heeft aangegeven dat dit niet nodig is;
- •
De zoutwatertanks van de strooiers vol te laden met zoutwater, tenzij de strooileider heeft aangegeven dat dit niet nodig is;
- •
Het strooimaterieel af te koppelen, tenzij de strooileider heeft aangeven dat dit niet nodig is;
- •
Het strooimaterieel schoon te maken, tenzij de strooileider heeft aangeven dat dit niet nodig is (zie 3.12);
- •
Het strooimaterieel op de oorspronkelijke plaats op de startlocatie terug te plaatsen. De juiste plekken staan aangegeven;
- •
Schade en defecten aan materieel of aan eigendommen van derden door te geven aan de strooileider;
- •
Indien er sprake is van schade of letsel een schadeformulier volledig in te vullen en in te leveren bij de strooileider;
- •
Werkstaat volledig ingevuld in te leveren bij de strooileider. In geval van bijna-ongevallen dient ook altijd een (bijna) ongevallenformulier te worden ingevuld.
3.10 Overige aandachtspunten
- •
Parkeer je auto bij aankomst op de daarvoor bestemde parkeerplaatsen. Zorg ervoor dat deze niet in de weg staat van werkzaamheden;
- •
Draag verplichte werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen (minimaal veiligheidsschoenen en -bovenkleding klasse 2). Zorg ervoor dat deze voldoen aan de meest recente ARBO-eisen;
- •
Houd er altijd rekening mee dat fietsers of voetgangers onderuit kunnen gaan;
- •
Denk aan je eigen veiligheid;
- •
Probeer te voorkomen dat er zout op de beplanting terecht komt;
- •
Het is niet toegestaan andere mensen in het voertuig mee te nemen tijdens de uitvoering van een strooiactie, tenzij de strooileider toestemming heeft gegeven.
3.11 Controle uitvoering
De strooileider controleert tijdens de strooiactie of de uitvoering op de juiste wijze plaatsvindt. Dit gebeurt door telefonisch contact te houden met de chauffeurs en door zelf de weg op te gaan.
3.12 Controleren resultaat uitvoering
De strooileider controleert, nadat de actie is uitgevoerd, of deze het gewenste resultaat heeft opgeleverd. Dit gebeurt door middel van:
- •
eigen waarneming;
- •
meetgegevens gladheidmeldsysteem (strooileider maakt uitdraai);
- •
overleg met de chauffeurs.
3.13 Schoonmaken strooimaterieel
Zodra de strooileider heeft bepaald dat de strooiactie het gewenste resultaat heeft opgeleverd, wordt het strooimaterieel gereinigd. Op basis van de weersverwachting geeft de strooileider aan in welke vorm het reinigen moet gebeuren:
- •
als te verwachten valt dat op korte termijn opnieuw een strooiactie moet plaatsvinden, beperkt het reinigen zich tot de draaiende delen;
- •
als op korte termijn geen strooiactie te verwachten valt, wordt het materieel grondig gereinigd en worden de vrachtauto’s en tractoren geschikt gemaakt voor normaal dagelijks gebruik.
3.14 Evaluatie strooiactie
De strooileider evalueert de strooiactie met de chauffeurs en monteur door te vragen hoe de actie is verlopen en of zich bijzonderheden hebben voorgedaan. Deze informatie wordt samen met de eigen opmerkingen van de strooileider op de werkstaat vastgelegd.
3.15 Afsluiten strooiactie
De strooileider sluit de strooiactie af als het gewenste resultaat is bereikt en er op dat moment geen verdere strooiacties noodzakelijk zijn. Afsluiten omvat de volgende acties:
- •
medewerkers gaan naar huis;
- •
visuele controle zoutvoorraad en eventueel doorgeven bestelling;
- •
opstellen dagrapport. Hierin worden alle gegevens van de strooiactie vastgelegd.
- •
afsluiten toegangshekken en -deuren.
Het dagrapport wordt per email naar de gemeenten gestuurd.
Een kopie van het dagrapport gaat naar de Technische dienst. Afhankelijk van het tijdstip kan het opstellen van het dagrapport worden uitgesteld tot de eerstvolgende werkdag.
3.16 Aansprakelijkheid
Als wegbeheerder heeft de gemeente de zorgplicht voor een veilige en goed begaanbare weg. Met de uitbesteding van (een deel van) de taken voor gladheid-bestrijding aan ACV blijft de gemeente bij schade aan derden altijd aansprakelijk. De gemeente kan natuurlijk op haar beurt wel ACV aansprakelijk stellen, mocht deze in gebreke zijn gebleven. Daarom zijn de hierboven genoemde dagrapporten voor beide partijen van groot belang evenals het strooibeleidsplan. Dit is een plan waarin de gemeente vastgesteld heeft welke wegen en fietspaden er gestrooid worden.
N.b.: de zorgplicht van de gemeente betekent overigens niet dat de weg ten allen tijde “veilig en goed begaanbaar moet zijn”. Dat kan namelijk niet gegarandeerd worden. Je kunt gladheid niet altijd voor zijn en je kunt niet overal tegelijk zijn. Ook duurt het bij extreme omstandigheden misschien wel een behoorlijke tijd voordat de weg weer goed begaanbaar is. De weggebruiker heeft daarom ook een plicht: voldoende voorzichtigheid betrachten.
3.17 Verantwoordelijkheid burger
De burgers hebben tijdens de vorstperiode ook een eigen verantwoordelijkheid. Zij kunnen meewerken door de stoep voor hun woning sneeuw/ijsvrij te maken. Ook dient men rekening te houden met de winterse omstandigheden door bijvoorbeeld de snelheid aan te passen, zoveel mogelijk gestrooide wegen te nemen en enigszins slepend/schuivend te lopen. Weersverwachtingen en gezond verstand zijn hierbij een goed hulpmiddel.
BIJLAGE 1 Instructies
- •
Ga na een oproep direct naar je startlocatie;
- •
Bij aankomst op de startlocatie eerst persoonlijk melden bij strooileider. In uitzonderingsgevallen en voor de startlocaties Heikamp, Hooijer en Schriek en Hol geldt dat genoegen wordt genomen met een telefonische melding bij de strooileider;
- •
De strooileider geeft instructies over het zoutgebruik en eventuele andere bijzonderheden;
- •
Ga na ontvangst van de instructie het materieel opbouwen en zout laden;
- •
Start zo spoedig mogelijk met de route. Een kopje koffie pakken in de kantine is prima, maar het is niet de bedoeling dat voor aanvang van de route uitgebreid koffie wordt gedronken;
- •
Meld je bij terugkomst op de startlocatie direct persoonlijk of telefonisch (externe locaties) bij de strooileider. Geef ook eventuele bijzonderheden door over de route, het wegdek, het weer, het materieel, schades en (bijna) ongevallen;
- •
De strooileider geeft instructies over het schoonmaken en ontkoppelen van het materieel;
- •
Ga vervolgens het materieel schoonmaken, ontkoppelen en terugzetten;
- •
Meld je af bij de strooileider
BIJLAGE 2 : Productspecificatie wegenzout
WEGENZOUT
ISO 9001/14001 certified QM system
Samenstelling |
Eenheid |
Gehalte |
Analysemethode |
Natrium chloride (NaCl) |
% |
≥ 99.5 |
SMA 775.01 |
Vocht (H2 O) |
% |
≤ 3 |
SMA 280.15 |
Zware metalen |
|||
Total (Cr, Cd, Cu, Pb, Hg, Ni, As, Zn) |
mg/kg |
≤ 5 |
SMA 792.02 |
Toevoegingen |
|||
Antiklontermiddel (E535) |
mg/kg |
≥ 40 |
SMA 251.01 |
Berekend als Fe(CN) |
6 ≤ 90 |
||
Korrelgrootteverdeling |
< 0.16 mm |
< 8 % |
SMA 721.04 |
< 0.8 mm |
> 95 % |
||
> 0.8 < 3.15 |
< 5 % |
Bron: Nobian
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl