Algemene subsidieverordening gemeente Midden-Groningen 2025

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Midden-Groningen 2025

De raad van de gemeente Midden-Groningen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2024;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit de Algemene subsidieverordening gemeente Midden-Groningen 2025 vast te stellen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Groningen;

  • b.

    de-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);

  • c.

    egalisatiereserve: een reserve die wordt gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen teneinde een gelijkmatige verdeling van lasten te realiseren;

  • d.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);

  • e.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • f.

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

  • g.

    wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

Artikel 3 Subsidieregelingen

  • 1.

    Het college kan bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

  • 2.

    Bij subsidieregeling kan van deze verordening worden afgeweken, met uitzondering van artikel 9.

Artikel 4 Staatssteunregels

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepaalt hij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2.

    Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt bij voorkeur digitaal ingediend. Als het college een aanvraagformulier heeft vastgesteld geschiedt de aanvraag met gebruikmaking daarvan.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • c.

      de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag indien de subsidieaanvrager een egalisatiereserve heeft gevormd;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • i.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • ii.

        een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

      • iii.

        een opgave van het nummer waarmee de onderneming is ingeschreven in het handelsregister dat wordt gehouden door de Kamer van Koophandel als bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt en de toe te kennen subsidie minimaal € 20.000 bedraagt, legt tevens over: een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening inclusief de balans van het voorgaande jaar.

  • 4.

    Het college kan ook andere dan, of slechts enkele van, de in dit artikel genoemde gegevens verlangen, als die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 7 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 30 september voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, wordt uiterlijk 8 weken voorafgaand aan dat boekjaar ingediend.

  • 3.

    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend tussen 20 en 8 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9 Weigerings- en intrekkingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als de te subsidiëren activiteiten (in overwegende mate) gericht zijn op een individueel belang of het belang van een beperkte groep individuen;

    • c.

      als de kosten naar het oordeel van het college niet in verhouding staan tot de activiteit;

    • d.

      als in de te subsidiëren activiteiten al op een andere toereikende wijze wordt voorzien;

    • e.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • f.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • g.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • h.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • i.

      in de bij de betrokken subsidieregeling eventueel bepaalde andere gevallen;

    • j.

      als de activiteiten niet kunnen worden bekostigd uit een daarvoor in de gemeentelijke begroting opgenomen bedrag;

    • k.

      als de activiteiten niet verenigbaar zijn met het gemeentelijke beleid;

    • l.

      als activiteiten gericht zijn op het uitdragen van levensbeschouwelijke, religieuze of politieke overtuigingen en denkbeelden;

    • m.

      als bepaalde groepen van deelname aan de activiteiten worden uitgesloten en daarmee naar het oordeel van het college niet een nuttig doel wordt gediend, zodat sprake is van ontoelaatbare discriminatie;

    • n.

      als de activiteiten zijn gericht op het maken van winst;

    • o.

      als de aanvrager niet alle voor de activiteiten benodigde vergunningen en ontheffingen heeft gekregen of deze naar alle waarschijnlijkheid niet kan krijgen;

    • p.

      gegronde reden bestaat om aan te nemen, dat de aanvrager niet de capaciteiten heeft om de prestatie(s)/activiteit(en) naar behoren uit te voeren of de rechtsvorm van de organisatie niet geschikt is om de prestatie(s)/activiteit(en) te verwezenlijken waarvoor subsidie is aangevraagd;

    • q.

      de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager naar het oordeel van het college onvoldoende is geborgd.

  • 4.

    Het college kan een subsidie in ieder geval weigeren dan wel intrekken in de gevallen en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 10 Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieaanvrager de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11 Algemene verplichtingen van subsidieaanvrager

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieaanvrager dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2.

    Een subsidieaanvrager informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      wijzigingen in de inkomsten en de uitgaven voor de activiteit;

    • b.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • c.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • d.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieaanvrager de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • e.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 2.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieaanvrager ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 4.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieaanvrager, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 12a Egalisatiereserve

  • 1.

    Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieaanvrager van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie die meer dan € 50.000 bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de wet vormt.

  • 2.

    De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Een egalisatiereserve kan uitsluitend worden gevormd door een rechtspersoon.

Artikel 13 Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies tot ten hoogste € 10.000

  • 1.

    Subsidies tot ten hoogste € 10.000 worden door het college direct vastgesteld of verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2.

    Als bij verleningsbeschikking de subsidieaanvrager wordt verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling in afwijking van het eerste lid plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3.

    In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 10.000 wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

Artikel 14 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 10.000 en ten hoogste € 50.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 10.000 en ten hoogste € 50.000 dient de subsidieaanvrager uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag inclusief een overzicht van inkomsten en uitgaven waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3.

    Het college kan, indien het van oordeel is dat hiertoe aanleiding is, op basis van een steekproef of deelwaarneming, de verantwoording van subsidies aan een boekenonderzoek onderwerpen. De subsidieaanvrager dient hier volledige medewerking aan te verlenen.

Artikel 15 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieaanvrager uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag bevat bij een subsidie van meer dan € 50.000 en ten hoogste € 100.000:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan; en

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag).

  • 3.

    De aanvraag bevat bij een subsidie van meer dan € 100.000:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan; en

    • b.

      als artikel 300, eerste lid Burgerlijk Wetboek 2 niet van toepassing is op de subsidieaanvrager: een financieel verslag voorzien van een verklaring gebaseerd op het daarvoor geldende ‘Controleprotocol controleverklaring subsidies gemeente Midden-Groningen’. Deze controle door een onafhankelijke accountant moet voldoen aan de controlestandaarden die door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) zijn vastgesteld; of

    • c.

      als artikel 300, eerste lid Burgerlijk Wetboek 2 van toepassing is op de subsidieaanvrager en de subsidie meer dan 70% van de bekostiging van de subsidieaanvrager uitmaakt: een jaarrekening voorzien van een verklaring door een onafhankelijke accountant welke moet voldoen aan de controlestandaarden die door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) zijn vastgesteld; of

    • d.

      als artikel 300, eerste lid Burgerlijk Wetboek 2 van toepassing is op de subsidieaanvrager en de subsidie ten hoogste 70% van de bekostiging van de subsidieaanvrager uitmaakt: een financieel verslag voorzien van een verklaring gebaseerd op het daarvoor geldende ‘Controleprotocol controleverklaring subsidies gemeente Midden-Groningen’. Deze controle door een onafhankelijke accountant moet voldoen aan de controlestandaarden die door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) zijn vastgesteld.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid dient een subsidieaanvrager als bedoeld in het derde lid, aanhef en onderdeel c, uiterlijk 7 maanden na afloop van het boek- of kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 5.

    Het college kan, indien het van oordeel is dat hiertoe aanleiding is, op basis van een steekproef of deelwaarneming, de verantwoording van subsidies aan een boekenonderzoek onderwerpen. De subsidieaanvrager dient hier volledige medewerking aan te verlenen.

Artikel 16. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 10.000

  • 1.

    Het college stelt een subsidie van meer dan € 10.000 vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieaanvragers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid of 15, eerste of vierde lid is ingediend, kan het college de subsidieaanvrager schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kan het overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij subsidieregeling voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 18. Hardheidsclausule

  • 1.

    Als een bij of krachtens verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, kan het college een andere termijn vaststellen.

  • 2.

    In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door het college van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3.

    Toepassing van de vorige leden worden gemotiveerd in het besluit en van de toepassingen wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 19. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025 en per die datum wordt de Algemene subsidieverordening Midden-Groningen 2019, vastgesteld op 27 juni 2019, ingetrokken met dien verstande dat de subsidieregelingen die op basis van artikel 3 van die verordening zijn vastgesteld na 31 december 2024 geacht worden op basis van het nagenoeg gelijkluidende artikel 3, eerste lid van deze verordening vastgesteld te zijn.

  • 2.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór 1 januari 2025 en waarop op die datum nog geen besluit is genomen, is deze verordening van toepassing. De Algemene subsidieverordening Midden-Groningen 2019 blijft van toepassing op subsidies die zijn verleend vóór 1 januari 2025.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Midden-Groningen 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28 november 2024.

De Voorzitter,

De Griffier,