Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728295
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728295/1
Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar 2025De gemeenteraad van Wassenaar,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.; 15 oktober 2024
overwegende dat het college het subsidiebeleid en de Algemene subsidieverordening wil actualiseren zodat deze voldoet aan huidige wet- en regelgeving, meer duidelijkheid creëert voor (potentiële) aanvragers en meer sturingsmogelijkheden biedt voor het college;
gelet op artikel 147, tweede lid, van de Gemeentewet;
Besluit:
- 1.
[Dit besluit betreft een beleidsnota en wordt bekendgemaakt in een ander nummer van het Gemeenteblad].
- 2.
de Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar 2025 vast te stellen.
Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar 2025
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
ANBI: |
Algemeen nut beogende instelling, zoals bedoeld in artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; |
bijzondere subsidieverordening: |
verordening waarin voor de activiteiten die daarin worden vermeld, geheel of ten dele van deze verordening afwijkende of aanvullende regels zijn opgenomen; |
boekjaar: |
Periode, niet zijnde een kalenderjaar, waarover een volledige boekhouding wordt uitgevoerd; |
college: |
college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wassenaar; |
eenmalige subsidie: |
subsidie voor een activiteit die van bepaalde duur is en maximaal vier jaren duurt; |
Europees steunkader: |
een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op artikelen 106, derde lid, 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld; |
|
|
kalenderjaar: |
periode van 1 januari tot en met 31 december waarover een volledige boekhouding wordt uitgevoerd; |
raad: |
de gemeenteraad van de gemeente Wassenaar; |
SBBI: |
een sociaal belang behartigende instelling; |
standstill-bepaling: |
voor aan te melden steun geldt een ‘standstill’-bepaling: de steunmaatregel mag niet uitgevoerd worden voordat de Commissie haar goedkeuring heeft gegeven (artikel 108 lid 3 VWEU en artikel 3 Procedureverordening); |
structurele subsidie: |
subsidie per één of meer boekjaren of kalenderjaren voor een activiteit die in beginsel van onbepaalde duur is; |
subsidie: |
wettelijke definitie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. In deze verordening: een structurele of eenmalige subsidie; |
subsidieregeling: |
wettelijk voorschrift dat dient als grondslag voor het verstrekken van subsidies waarin ten minste is beschreven voor welke activiteiten subsidie kan worden aangevraagd; |
wet: |
de Algemene wet bestuursrecht. |
Artikel 1:2 Reikwijdte
-
1. Deze verordening is van toepassing op subsidies voor alle activiteiten op de beleidsterreinen die in de begroting zijn opgenomen met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.
-
2. Deze verordening is van overeenkomstige toepassing op subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onderdeel a, c en d, van de wet voor zover in de subsidiebeschikking niet anders is bepaald.
Artikel 1:3 Bevoegdheid college
-
1. Het college kan binnen de begroting subsidieregelingen vaststellen.
-
2. Het college verstrekt slechts subsidie op grond van een ingevolge het eerste lid vastgestelde subsidieregeling, tenzij het een subsidie betreft als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet.
-
3. Het college wijkt slechts af van deze verordening voor zover het doel van de subsidieregeling hiertoe noodzaakt.
Artikel 1:4 Subsidieplafonds en begrotingsvoorbehoud
-
1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepaalt hij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.
-
2. Het college kan een subsidieplafond verlagen als:
- a.
het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en
- b.
de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.
- a.
-
3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.
-
4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.
Artikel 1:5 Staatssteunregels
-
1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.
-
2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.
-
3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.
-
4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.
-
5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.
Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag
Artikel 2:1 De aanvrager
Een subsidie wordt slechts verstrekt aan een rechtspersoon, behoudens in die gevallen waarin het college bij subsidieregeling anders heeft bepaald en bij subsidies op grond van artikel 4:23, derde lid, onderdeel d van de wet.
Artikel 2:2 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
-
1. De subsidieaanvraag wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als door het college een aanvraagformulier is vastgesteld, wordt van dat formulier gebruik gemaakt.
-
2. De aanvraag bevat de volgende gegevens:
- a.
een beschrijving van:
- i.
de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
- ii.
de doelen en de resultaten die met de te subsidiëren activiteiten worden nagestreefd en een beschrijving van de wijze waarop de activiteiten aan die doelen bijdragen;
- iii.
de mate waarin de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar inwoners en de relatie met de door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;
- iv.
de wijze waarop de resultaten worden aangetoond;
- v.
een begroting inclusief een dekkingsplan van de kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
- vi.
het bankrekeningnummer en een bankafschrift of kopie van een bankpas van de aanvrager.
- i.
- b.
Indien wordt aangevraagd door een rechtspersoon: een recent uittreksel van de Kamer van Koophandel van de aanvrager.
- c.
Indien van toepassing, een bewijs van de Belastingdienst van aanmerking als ANBI of SBBI van de aanvrager.
- a.
-
3. Indien door een rechtspersoon een subsidie van meer dan € 5.000 wordt aangevraagd: het meest recente jaaroverzicht of jaarrekening.
-
4. Een rechtspersoon die voor de eerste keer een subsidie van meer dan € 5.000 aanvraagt die per kalenderjaar of boekjaar wordt verstrekt, voegt aan de aanvraag tevens toe: een kopie van de meest actuele statuten, het meest recente jaarverslag en de meest recente jaarrekening voor zover hij daar redelijkerwijs over kan beschikken.
-
5. Het college kan verzoeken dat de aanvrager aantoont dat andere aanvragen voor subsidie, of fondsaanvragen zijn gedaan, dan wel dat bijdragen van particuliere en bedrijven zijn geworven voor de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
-
6. Het college kan verzoeken om inzicht in het eigen vermogen van de subsidieaanvrager of verbonden rechtspersonen.
Artikel 2:3 Aanvraagtermijn
-
1. Structurele subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd van 1 maart tot 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
-
2. Eenmalige subsidies kunnen uitsluitend worden aangevraagd tot 8 weken voor aanvang van de activiteiten.
-
3. Aanvragen die buiten de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen worden ingediend worden buiten behandeling gesteld.
Artikel 2:4 Beslistermijn aanvraag
-
1. Het college beslist op een subsidieaanvraag voor een structurele subsidie uiterlijk op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
-
2. Bij eenmalige subsidies beslist het college binnen 8 weken.
Artikel 2:5 Weigeringsgronden
-
1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigert het college de subsidie in ieder geval:
- a.
als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of
- b.
als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.
- a.
-
2. Onverminderd het vorige lid weigeren het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:
- a.
subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of
- b.
de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.
- a.
-
3. Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:
- a.
als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar inwoners of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar inwoners;
- b.
niet past binnen beleid van de gemeente;
- c.
als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;
- d.
als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;
- e.
als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;
- f.
een rechtspersoon die aanvraagt niet voldoet aan de in de branche van de aanvrager gebruikelijke governancecode;
- g.
indien gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de door een rechtspersoon gevraagde subsidie niet doelmatig zal worden besteed in verband met een bezoldiging die de aanvrager is overeengekomen die hoger is dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3 van de Wet normering topinkomens dan wel de voor de desbetreffende sector geldende normering.
- a.
Hoofdstuk 3 Subsidieverstrekking
Artikel 3:1 Algemene verplichtingen
-
1. De subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:
- a.
relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;
- b.
ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de activiteiten of de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen uitvoeren of nakomen;
- c.
wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en toezichthouders, en het doel van de rechtspersoon;
- d.
besluiten of procedures gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, ontbinding van de rechtspersoon of een ingrijpende wijziging van de werkzaamheden van de rechtspersoon.
- a.
-
2. De subsidieontvanger richt zijn administratie zo in dat het college op elk moment inzicht kan worden geboden in de mate waarin de subsidieontvanger voldoet aan de aan de subsidieverstrekking verbonden verplichtingen.
-
3. De subsidieontvanger houdt de administratieve gegevens gedurende ten minste vijf jaren na afloop van de datum van ontvangst van de beslissing tot vaststelling van de subsidie, tenzij het college hiervoor een langere termijn stelt.
-
4. De subsidieontvanger verschaft alle informatie en verleent alle medewerking aan onderzoeken die door of namens de gemeente worden uitgevoerd en verschaft daartoe onverwijld alle documenten, ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid dan wel de controle op de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van de besteding van de ontvangen subsidies.
Artikel 3:2 Bijzondere verplichtingen
-
1. Bij eenmalige subsidies van meer dan € 25.000 verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds aanleveren van een inhoudelijk en financieel verslag zoals bedoeld in artikel 15.
-
2. Als de activiteiten worden verricht in een accommodatie, kan worden bepaald dat deze bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar moet zijn voor iedereen met een beperking.
-
3. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.
-
4. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.
Artikel 3:3 Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies van ten hoogste € 5.000
-
1. Subsidies van ten hoogste € 5.000 worden door het college direct vastgesteld of verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 4 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.
-
2. Als bij verleningsbeschikking de subsidieaanvrager wordt verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen 4 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.
-
3. In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 5.000 kan het college een voorschot verstrekken ter hoogte van de verleende subsidie.
Artikel 3:4 Meerjarige subsidieverstrekking
-
1. Het college kan een structurele subsidie verstrekken voor meerdere boek- of kalenderjaren.
-
2. De subsidieontvanger van een meerjarige subsidie overlegt jaarlijks een eindverantwoording zoals bedoeld in artikel 15 of 16, afhankelijk van het jaarlijkse subsidiebedrag.
-
3. Het college kan een meerjarige subsidie jaarlijks vaststellen op basis van de eindverantwoording voor wat betreft de subsidie die toerekenbaar is aan de activiteiten die voor het betreffende boek- of kalenderjaar zijn verricht.
-
4. Een meerjarige subsidie wordt verleend onder het voorbehoud dat jaarlijks bij het vaststellen van de begroting voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld.
-
5. Meerjarige subsidies worden verstrekt voor ten hoogste vier jaren.
Artikel 3:5 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 25.000
-
1. Een aanvraag tot vaststelling bij subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 25.000 bevat:
- a.
een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan en waarin duidelijk wordt gemaakt in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd;
- b.
een financieel verslag met een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten, dan wel een jaarrekening waarin de besteding van de subsidie inzichtelijk wordt gemaakt.
- a.
Artikel 3:6 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 25.000
-
1. De aanvraag tot vaststelling bij subsidies van meer dan € 25.000 bevat:
- a.
een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan en waarin duidelijk wordt gemaakt in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd;
- b.
een financieel verslag met een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten;
- c.
een jaarrekening waarin de besteding van de subsidie inzichtelijk wordt gemaakt;
- d.
een bestuurdersverklaring over de eindverantwoording.
- a.
-
2. Subsidieontvangers van een subsidiebedrag van meer dan € 100.000 per jaar overleggen een controleverklaring over de eindverantwoording opgesteld door een onafhankelijke accountant.
-
3. Indien het college het noodzakelijk acht kan ook bij lagere subsidiebedragen om een controleverklaring, zoals bedoeld in het tweede lid, worden gevraagd.
Artikel 3:7 Indieningstermijn vaststellingsverzoek
-
1. Een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend:
- a.
in geval van structurele subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;
- b.
in geval van een structurele subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, uiterlijk 12 weken na afloop van het betrokken boekjaar;
- c.
in andere gevallen uiterlijk 8 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.
- a.
-
2. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kan hij overgaan tot ambtshalve vaststelling.
Artikel 3:8 Beslistermijn vaststellingsverzoek subsidies van meer dan € 5.000
-
1. Het college stelt een subsidie van meer dan € 5.000 vast binnen 8 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling.
-
2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 4 weken worden verdaagd.
Hoofdstuk 4 Financiële bepalingen
Artikel 4:1 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen
-
1. Subsidie heeft uitsluitend betrekking op de daadwerkelijk gemaakte kosten, die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een activiteit.
-
2. Niet voor subsidie in aanmerking komt de belasting toegevoegde waarde over de gesubsidieerde kosten voor zover die btw kan worden teruggevorderd, verrekend of anderszins in mindering kan worden gebracht.
Artikel 4:2 Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen
-
1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij subsidieregeling voorgeschreven berekeningswijze.
-
2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.
-
3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.
Artikel 4:3 Toestemming
-
1. De subsidieontvanger behoeft toestemming van het bestuursorgaan voor hetgeen genoemd is in artikel 4:71, eerste lid, van de wet.
-
2. De toestemming kan worden gevraagd bij het doen van de aanvraag om subsidie.
Artikel 4:4 Egalisatiereserve
-
1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een structurele subsidie vanaf € 25.000 per jaar met subsidiemiddelen een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de wet van ten hoogste 20% van het subsidiebedrag vormt.
-
2. Een met subsidie van het college gevormde egalisatiereserve wordt bij gehele of gedeeltelijke beëindiging van de gesubsidieerde activiteiten, bij intrekking van de subsidieverlening of subsidievaststelling en bij ontbinding van de rechtspersoon die de subsidie ontving, teruggevorderd.
Artikel 4:5 Betaling en verrekening
-
1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de beschikking tot subsidievaststelling binnen vier weken na de subsidievaststelling aan de aanvrager uitgekeerd. Indien een voorschot is verleend, wordt dit voorschot op het subsidiebedrag in mindering gebracht.
-
2. In aanvulling op artikel 4:57, derde lid van de wet, kan het college een terug te vorderen bedrag ook verrekenen met een aan dezelfde subsidieontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een andere eenmalige subsidie. Meerjarig verleende subsidies kunnen door het college gedurende het subsidietijdvak worden geïndexeerd voor het daaropvolgende jaar.
Artikel 4:6 Indexatie
-
1. Indexatie wordt gebaseerd op het niveau van de geharmoniseerde consumentenprijsindex uit het Centraal Economisch Plan van het Centraal Planbureau. Dit percentage geldt ook voor subsidies voor de loon- en prijscompensatie of cao-wijzigingen.
-
2. Wanneer subsidiebedragen worden geïndexeerd wordt de berekeningswijze vermeld in de beschikking.
Artikel 4:7 Batig saldo
-
1. Als een gesubsidieerde rechtspersoon wordt ontbonden of als een van de andere situaties, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet zich voordoet, is de subsidieontvanger bij een batig saldo een vergoeding aan het college verschuldigd.
-
2. De hoogte van de in het vorige lid bedoelde vergoeding wordt berekend door de verhouding in percentage tussen de verleende subsidie en de overige inkomsten van de subsidieontvanger toe te passen op het batig saldo. Het maximum van de vergoeding is gelijk aan de vermogenstoename zelf en bedraagt niet meer dan de verleende subsidie.
Hoofdstuk 5 Overige bepalingen
Artikel 5:1 Hardheidsclausule
-
1. Als een bij of krachtens deze verordening gestelde bepaling voor een subsidieaanvrager gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kan het college besluiten deze buiten toepassing te laten.
-
2. Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.
Artikel 5:2 Slot- en overgangsbepalingen
-
1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.
-
2. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Wassenaar 2020 en het Subsidieplan Wassenaar 2021-2024 van toepassing.
-
3. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar 2025.
-
4. De Algemene subsidieverordening Wassenaar 2020 wordt ingetrokken per 1 januari 2025.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Wassenaar
gehouden op dinsdag 26 november 2024
de griffier,
drs. J. Kleinhesselink
de voorzitter,
drs. L.A. de Lange
Algemene toelichting
Deze Algemene subsidieverordening (Asv) is een kaderregeling met bepalingen over het subsidieproces die voor alle soorten subsidies van een gemeente toepasbaar is. Daarnaast bevat deze verordening een aantal delegatiegrondslagen voor het college tot het vaststellen van subsidieregelingen voor specifieke subsidies. Hiermee wordt een algemeen kader geschapen dat voor alle subsidies in de gemeente min of meer gelijk is. Het proces is hierdoor eenvoudig en overzichtelijk gehouden, maar er wordt aan de andere kant ook de mogelijkheid geboden tot maatwerk.
De definitie van subsidie staat in artikel 4:21 van de wet. Subsidie is een materieel begrip: als aan alle vier elementen van die definitie is voldaan, dan is er sprake van subsidie. Het gaat om de volgende vier elementen:
- •
er is een aanspraak op financiële middelen. Er is geen sprake van subsidie als er goederen of diensten worden verstrekt (bijvoorbeeld: de gemeente stelt gratis een zaal ter beschikking voor een vergadering van een vereniging; of inwoners kunnen gratis planten bij de gemeente afhalen om hun betegelde tuin te vergroenen);
- •
deze financiële middelen worden verstrekt door een bestuursorgaan (in de zin van artikel 1:1 van de wet);
- •
de financiële middelen worden verstrekt voor bepaalde activiteiten van de aanvrager. Dat wil zeggen dat de bestedingsrichting van tevoren duidelijk omschreven moet zijn. Een uitkering voor levensonderhoud is daarom geen subsidie, en;
- •
het mag niet gaan om betaling voor goederen of diensten die aan het bestuursorgaan geleverd worden. De betaling aan de aannemer die het gemeentehuis opknapt is geen subsidie. Hoe een betaling wordt genoemd is dus niet van belang.
Naast deze Asv zijn in voorkomende gevallen ook bepalingen in titel 4.2 van de wet van toepassing. Het gaat daarbij zowel om bepalingen die van toepassing zijn verklaard als om bepalingen van dwingend recht. Alle wettelijke bepalingen die van toepassing kunnen zijn opnemen in de Asv is niet doenlijk. Dit betekent dat subsidieaanvragers zich ook bewust moeten zijn van andere regelgeving. Zo is het begrip subsidieplafond niet in de Asv gedefinieerd; wat hieronder moet worden verstaan is immers geregeld in de artikelen 4:21 en 4:22 van de wet.
Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen staan niet in deze verordening. Deze verordening is daarmee op zichzelf geen wettelijk voorschrift op grond waarvan subsidie kan worden verstrekt.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1:1 Definities
Uitleg onderdelen b, d, f, l.
In de wet staan limitatief opgenomen vijf subsidie-instrumenten die als grondslag kunnen dienen voor subsidieverstrekking:
- o
subsidies op grond van een wettelijk voorschriften, bijv. subsidieregelingen;
- o
begrotingssubsidies;
- o
incidentele subsidies;
- o
subsidies op grond van een Europees programma;
- o
subsidies in afwachting van een wettelijk voorschrift.
Er is altijd een grondslag – dus een van deze vijf subsidie-instrumenten – nodig voor rechtmatige subsidieverstrekking.
Om de Asv goed te laten werken voor alle gevallen maakt de gemeente onderscheid tussen structurele en eenmalige subsidies. Dit zijn geen grondslagen maar zeggen meer iets over de activiteit die wordt uitgevoerd. De reden dat dit onderscheid is gemaakt zodat de Asv dan voor alle eventualiteiten een passend kader biedt. Als bijvoorbeeld alleen structurele subsidies zouden worden opgenomen in de Asv was bijvoorbeeld geen aanvraagtermijn voor het aanvragen van incidentele subsidies.
Structurele subsidie wordt afgegeven met het oog op activiteiten die in beginsel voor onbepaalde duur zijn. Eenmalige subsidies worden verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit, die in tijd begrensd is. Een eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die ten hoogste vier jaren bedragen. Hiermee sluit de gemeente aan bij de eisen die in de wet worden gesteld aan incidentele subsidies.
Een andere reden voor dit onderscheid is dat alleen structurele subsidies met toepassing van artikel 14 tussentijds worden vastgesteld. Bij eenmalige subsidies ligt het niet voor de hand om dit mogelijk te maken omdat het daarbij in wezen gaat om projecten die integraal moeten worden beoordeeld aan het eind van de projectperiode.
In dit artikel worden ook de termen boekjaar en kalenderjaar opgenomen. De reden hiervoor is dat niet alle subsidieontvangers hun boekhouding uitvoeren over een kalenderjaar. Scholen hebben bijvoorbeeld een afwijkend boekjaar. Op deze manier voorziet de Asv ook in die gevallen. In sommige gevallen gaan gemeenten ervan uit dat alle subsidieontvangers per kalenderjaar kunnen verantwoorden. De gemeente Wassenaar wil hiervoor juist maatwerk bieden.
Artikel 1:2 Reikwijdte
Uit deze bepaling volgt dat de Asv van toepassing is op alle subsidies die door de gemeente worden verstrekt waarover in de begroting een onderwerp is opgenomen. Naast subsidieregelingen kan ook subsidie worden verstrekt op grond van artikel 4:23, derde lid, van de wet. Dit zijn subsidies waarvoor volgens de wet geen subsidieregeling nodig is. Dit zijn dus de overige vier grondslagen die zijn beschreven bij de toelichting van artikel 1. Een voorbeeld is de begrotingssubsidie. Deze grondslag kan worden gebruik als er bijvoorbeeld maar één partij in aanmerking komt en er dus geen verdeelregels nodig zijn. Dit beperkt de uitvoeringslasten. De Asv is op deze subsidies in beginsel ook van toepassing zodat een standaardwerkwijze wordt gehanteerd. De Asv is in beginsel niet van toepassing als de raad een afzonderlijke uitputtende verordening vaststelt.
Artikel 1:3 Bevoegdheid college
Uit het eerste lid van artikel 3 volgt de bevoegdheid voor het college om nadere regels – subsidieregelingen - vast te stellen. Deze subsidieregelingen zijn algemeen verbindende voorschriften en kwalificeren als wettelijk voorschrift in de zin van artikel 4:23, eerste lid, van de wet. In de subsidieregeling worden ten minste de te subsidiëren activiteiten omschreven. Daarbij kan het college (volgens de wet) bijvoorbeeld de volgende onderwerpen verder uitwerken:
Degenen die voor subsidie in aanmerking komen; de termijn waarbinnen de aanvraag moet worden ingediend alsmede de gegevens die bij de aanvraag moeten worden overgelegd; de bij de aanvraag in te dienen gegevens; de bij het vaststellingsverzoek in te dienen gegevens; de termijn waarbinnen op de aanvraag wordt beslist; de hoogte van de subsidie en berekening daarvan; de hoogte van voorschotten en het bevoorschottingsregime; de kosten die voor subsidie in aanmerking komen; de beoordelingscriteria; de subsidieverplichtingen; de weigeringsgronden; de directe vaststelling of verlening; de werkingsduur van de regeling; de hardheidsclausule; de intrekking en wijziging van een nog niet vastgestelde subsidie.
Intrekking en wijziging van een nog niet vastgestelde subsidie: In de subsidieregeling kan worden geregeld in welke gevallen de subsidieverlening gedurende het subsidietijdvak kan worden ingetrokken of gewijzigd ten nadele van de ontvanger. Dit kan zolang de subsidie nog niet is vastgesteld. De wettelijke grondslag hiervoor is te vinden in art. 4:50 van de wet. Te denken valt aan gewijzigde omstandigheden of inzichten waardoor de subsidieontvanger niet meer behoort tot de categorie aanvragers die in aanmerking komen voor de subsidie. Het komt ook voor dat in de subsidieregeling wordt vastgelegd dat de subsidie wordt ingetrokken als de subsidieontvanger niet voor een bepaalde datum activiteiten heeft uitgevoerd.
Artikel 1:4 Subsidieplafonds en begrotingsvoorbehoud
Het college stelt de subsidieplafonds vast; bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de door hem bepaalde wijze van verdelen vermeld. De wijze van verdelen kan ook worden bekendgemaakt door te verwijzen naar de subsidieregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd. In dat laatste geval zal verwezen moeten worden naar een reeds geldende subsidieregeling. In andere gevallen zal geregeld (moeten) zijn dat óf de subsidieregeling en het subsidieplafond gelijktijdig in werking treden óf dat de subsidieregeling weliswaar voor het vaststellen van het subsidieplafond in werking treedt maar dat aanvragen pas ná het vaststellen van het subsidieplafond kunnen worden ingediend. Als dit niet (juist) geregeld is kan het subsidieplafond niet worden tegengeworpen aan aanvragers die hun aanvraag hebben ingediend voor bekendmaking (artikel 4:27, tweede lid, van de wet). Daarnaast wordt in dit artikel gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen. De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het college vervolgens de subsidieplafonds kan vaststellen.
Het college, dat op grond van artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vierde lid).
Een subsidieplafond kan alleen worden verlaagd als het oorspronkelijke subsidieplafond is vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld én de aanvragen voor de vaststelling van de begroting moesten zijn ingediend én er bovendien op de mogelijke verlaging wordt gewezen bij de bekendmaking van het plafond.
Verhoging van het subsidieplafond is niet geregeld in de wet, maar is ook mogelijk. Er kan bijvoorbeeld tijdens het subsidietijdvak extra geld beschikbaar komen. Ook een hoger subsidieplafond moet worden bekendgemaakt vanwege de transparantie en om alle mogelijke gegadigden een gelijke kans te geven. Het gevolg van een verhoogd plafond is dat er meer aanvragen gehonoreerd kunnen worden dan oorspronkelijk gedacht, maar dit hangt ook samen met de manier van verdelen. Als er is gekozen voor een verdeelsysteem waarbij aanvragen tegen elkaar worden afgewogen (rangschikking), dan hangt het af van de fase waarin het proces verkeert of een verhoging van het plafond nog uitvoerbaar is. Het mag er uiteraard niet toe leiden dat het afwegingsproces niet meer eerlijk en transparant verloopt. Als het gaat om toekenning op volgorde van binnenkomst van de aanvragen totdat het plafond is bereikt, dan kunnen er simpelweg meer aanvragen worden gehonoreerd.
Artikel 1:5 Staatssteunregels
Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er in de subsidieregeling afgeweken wordt van de Asv, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.
Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.
Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (vierde lid). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, kunnen ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (vijfde lid).
Artikel 2:1 De aanvrager
Het uitgangspunt is dat enkel rechtspersonen kunnen aanvragen, maar wanneer het beleidsdoel daarom vraagt kan het college hiervan afwijken.
Artikel 2:2 Bij de subsidieaanvraag in te dienen stukken
Rechtspersonen die subsidie aanvragen wordt gevraagd om een jaarrekening of jaaroverzicht voor zover dit mogelijk is. Wanneer de rechtspersoon recent is opgericht en daardoor nog geen jaarrekening heeft is dit dus bijvoorbeeld niet vereist. De gemeente gaat ervan uit dat iedere rechtspersoon voor zijn eigen administratie minstens een jaaroverzicht heeft opgesteld en dat dit daarom niet leidt tot disproportionele administratieve lasten. Wat precies wordt gevraagd van een begroting wordt bepaald in subsidieregelingen en uitgewerkt in formats.
Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.
Het college kan vragen om inzicht in het eigen vermogen van de aanvrager of aan de aanvrager verbonden rechtspersonen, zoals holdings, zodat kan worden bepaald of de subsidie noodzakelijk is. De continuïteit van de organisatie wordt steeds meegenomen in de afweging.
Door ANBI- of SBBI status in sommige gevallen te verplichting wordt gestimuleerd dat het voor organisaties gemakkelijker wordt om cofinanciering te verkrijgen.
Deze bepaling geldt zowel voor eenmalige subsidies als structurele subsidies.
Deze bepaling vormt tevens de basis voor aanvraagformulieren. In aanvraagformulieren mogen geen nieuwe normen worden geïntroduceerd dus in principe moet alles wat de gemeente wil weten bij de aanvraag ook in de Asv of een regeling staan.
Het college kan in de subsidieregeling aanvullende informatie vragen zoals inzicht in de uurtarieven.
Artikel 2:3 Aanvraagtermijn
De aanvraagtermijn van 1 maart tot 1 juni geeft aanvragers voldoende tijd om een aanvraag in te dienen en de gemeente voldoende tijd om (voorlopige) subsidieplafonds te publiceren en subsidieregelingen te actualiseren.
Artikel 2:4 Beslistermijn
De keuze voor 1 oktober als uiterlijke beslistermijn voor structurele subsidies maakt dat de gemeente genoeg tijd heeft om de aanvragen te beoordelen terwijl de subsidieontvangers tijdig duidelijkheid hebben.
Artikel 2:5 Weigeringsgronden
In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet, met nadere verplichte gronden aangevuld.
Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond in het eerste lid, onder a).
Bepaalde Europese steunkaders verbieden – als er een bevel tot terugvordering uitstaat – alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening; niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het eerste lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de Asv echter neer op een – op zichzelf verdedigbare – verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).
In het tweede lid is een absolute weigeringsgrond opgenomen voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid op zou leveren met een Europees steunkader omdat er dan subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het toepasselijke steunkader of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader. Een onderneming wordt naar oordeel van de Europese Commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen. Meer informatie over dit begrip is te vinden in paragraaf 2.2 van de Richtsnoeren (van de Europese Commissie) voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01). Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders – zonder de steun – niet had uitgevoerd. Ook houdt het in beginsel in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart.
In het derde lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht. Deze gelden in aanvulling op artikel 6 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur. Een subsidie kan ook (geweigerd en) ingetrokken worden in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Dit volgt rechtstreeks uit artikel 6 van die wet.
Onderdeel d. Bijvoorbeeld wanneer de aanvrager een vrij besteedbaar vermogen dat meer bedraagt dan de jaarlijkse exploitatiekosten.
Onder e is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als het college besluit over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 8, vierde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zal het college de aanvraag alsnog weigeren (zie het eerste lid, onder a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.
Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het VWEU, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Dit op grond van artikel 3 van de Wet terugvordering staatssteun.
Onderdeel f: subsidie kan worden geweigerd indien de aanvrager niet voldoet aan de in de branche van de aanvrager geldende governance code. Deze door de branche opgestelde regels voor goed bestuur dienen door de aanvrager te worden nageleefd.
Onderdeel h: De Wet normering topinkomens (WNT), beoogt de beloning van topfunctionarissen van (semi)publieke instellingen tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te maximeren. Omwille van deze, wenselijk geachte, beheerste bezoldiging van topfunctionarissen kan op grond van de WNT onder meer worden ingegrepen in salarisafspraken. De minister is daarbij de eerst aangewezen bestuurder.
Dit artikel sluit weliswaar aan bij de bezoldigingsnormen uit de WNT, maar de achtergrond en de reikwijdte zijn uitdrukkelijk anders. Het gaat in de verordening niet om een gewenste maximering van de bezoldiging van topfunctionarissen van (semi)publieke instellingen maar om een doelmatige en effectieve besteding van de beschikbare subsidiegelden bij alle instellingen die bij de gemeente een aanvraag om subsidie indienen. Deze verordening verbiedt niet dat een gesubsidieerde organisatie hogere (ontslag)vergoedingen overeenkomt dan de normen die zijn neergelegd in de WNT, maar maakt wel mogelijk dat het college de gevraagde subsidie weigert als blijkt dat hogere vergoedingen zijn of worden overeengekomen. Uitbetaling van dergelijke hoge (ontslag)vergoedingen kan immers ten koste gaan van het doel waarvoor de subsidie wordt verleend. Als de subsidieontvanger honoraria betaalt die de WNT-normen overschrijden, rijst de vraag of subsidiegelden wel doelmatig en effectief worden besteed en of deze gelden wel voldoende ten goede komen aan de activiteiten van de subsidieontvanger. Het is dan ook noodzakelijk dat het college bij de beslissing omtrent de subsidieverlening een afweging kan maken of de bezoldigingskosten van de organisatie in verhouding staan tot de activiteit en de daarvoor gevraagde subsidie. Wanneer dat niet het geval is, kan het college de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren. Hetzelfde geldt als het een uitkering betreft wegens de beëindiging van een dienstverband.
Wanneer uit de aanvraag niet voldoende informatie blijkt om te kunnen beoordelen of een weigeringsgrond van toepassing is, kan het college besluiten om de aanvraag buiten behandeling te stellen op grond van artikel 4:5 van de wet.
Artikel 3:1 Algemene verplichtingen
Het eerste lid bevat een meldingsplicht voor relevante wijzigingen. Het tweede en derde lid stellen eisen aan de administratie van de subsidieontvanger. In geval van een directe vaststelling, is de subsidieontvanger voorts op grond van het tweede, derde en vierde lid verplicht in het kader van een steekproef aan te tonen dat de activiteiten overeenkomstig de vaststelling zijn uitgevoerd. Indien de activiteiten niet of niet geheel zijn uitgevoerd, kan het college de vaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen.
Artikel 3:2 Bijzondere verplichtingen
Het eerste lid maakt mogelijk dat een tussenrapportage wordt gevraagd bij subsidies langer dan een jaar maar waarbij geen toepassing wordt gegeven aan artikel 13. Bijvoorbeeld een project van anderhalf jaar. Artikel 4:39 van de wet maakt voorts mogelijk dat ook niet-doelgebonden verplichtingen bij een subsidieverlening op te leggen. Dit is alleen mogelijk voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Dat wettelijk voorschrift is deze verordening. Volgens het wetsartikel kunnen deze verplichtingen alleen betrekking hebben op de wijze waarop, of de middelen waarmee, de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. De in deze verordening opgenomen bijzondere verplichtingen voldoen aan dit criterium. Evenals bij de algemene verplichtingen het geval is, moet iedere subsidieontvanger aan deze verplichtingen voldoen voor zover de bijzondere verplichting op zijn activiteit van toepassing is.
Artikel 3:3 Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies tot € 5.000
Subsidies van een bedrag tot en met € 5.000 kunnen op basis van vertrouwen worden verstrekt; er wordt dan niet standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 10). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.
Als de subsidieontvanger al (positief) bekend is zal de subsidie bij een dergelijk klein bedrag meestal direct vastgesteld en uitbetaald kunnen worden. In andere gevallen kan er eerst verleend worden, gevolgd door een ambtshalve vaststelling (eerste lid). In zo’n geval wordt een eventueel voorschot in één termijn verstrekt en hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard, terwijl toch het risico voor de gemeente beperkt blijft.
Verder wordt in het geval van verlening gevolgd door ambtshalve vaststelling, in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin aanvullende rapportageverplichtingen worden opgelegd.
Artikel 3:4 Meerjarige subsidieverstrekking
De gemeente geeft met deze bepaling invulling aan de bevoegdheid op grond van artikel 4:44, eerste lid, onderdeel b van de wet, om meerjarige subsidies te regelen. Het college kan een subsidieaanvraag om structurele subsidie voor een periode van maximaal vier jaren toekennen. De subsidie wordt dan jaarlijks vastgesteld. Het tussentijdse verantwoordingsregime wordt bepaald op basis van het subsidiebedrag per boekjaar of kalenderjaar. Na vier jaren moet opnieuw worden aangevraagd en eventuele andere gegadigden de mogelijkheid worden geboden mee te dingen naar subsidie voor dezelfde activiteiten.
Artikel 3:5 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 25.000
De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan en een financieel verslag met in ieder geval de eindafrekening van de activiteit, waarin is toegelicht aan welke kostenposten de subsidie is besteed, of een jaarrekening.
Artikel 3:6 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 25.000
In aanvulling op artikel 14 moet bij subsidies van meer dan € 25.000 altijd een jaarrekening worden aangeleverd alsmede een bestuurdersverklaring. Subsidieontvangers van meer dan € 100.000 per jaar voorzien de eindverantwoording van de activiteiten van een controleverklaring van een onafhankelijke accountant.
Artikel 3:7 Indieningstermijn vaststellingsverzoek
Er wordt onderscheid gemaakt tussen boekjaar en kalenderjaar om aan te sluiten bij de boekhouding van bijvoorbeeld scholen.
Artikel 3:8 Beslistermijn vaststellingsverzoek
Het college moet binnen 8 weken besluiten op een aanvraag tot vaststelling en kan deze termijnen binnen die 8 weken eenmaal verlengen met 4 weken.
Artikel 4:1 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen
Deze bepaling laat het college vrij om te bepalen welke kosten worden gesubsidieerd maar bepaalt wel dat enkel de btw die de subsidieontvanger echt zelf moet betalen in aanmerking komt voor subsidie.
Artikel 4:2 Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen
Dit artikel schrijft voor dat als het college bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik maakt van uurtarieven. De berekeningswijze hiervan en de voorgeschreven definities in een subsidieregeling vastgelegd dienen te worden. De aanvrager zal daarmee dan bij zijn aanvraag rekening moeten houden. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader. Uniforme kostenbegrippen en integrale kostprijsmethoden worden indien wenselijk bij subsidieregeling vastgelegd omdat het noodzakelijk is dat de doelgroep voldoende vergelijkbaar is.
Artikel 4:3 Toestemming
Volgens artikel 4:71 van de wet kan bij wettelijk voorschrift worden bepaald dat toestemming nodig is voor:
- a.
het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;
- b.
het wijzigen van de statuten;
- c.
het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;
- d.
het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;
- e.
het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;
- f.
het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidie-ontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;
- g.
het vormen van fondsen en reserveringen;
- h.
het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidie-ontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;
- i.
het ontbinden van de rechtspersoon;
- j.
het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.
Zonder het opnemen van dit artikel kan de subsidieontvanger hiertoe in beginsel zelf besluiten.
Artikel 4:4 Egalisatiereserve
Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend kan volgens de wet ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve komen. De gemeente kiest om dit alleen bij verleningsbeschikking mogelijk te maken (en niet standaard in de Asv of subsidieregeling). Er is gekozen voor ten hoogste 20% van de subsidie per boekjaar of kalenderjaar. De gemeente behandelt een toevoeging aan het egalisatiereserve als uitzondering.
Artikel 4:5 Betaling en verrekening
Indien de subsidie niet of niet geheel is aangewend voor de activiteiten waarvoor subsidie was verleend kan het college terugvorderen of verrekenen. In principe mag alleen worden verrekend bij activiteiten die structureel van aard zijn. Dit kan op grond van artikel 4:57 van de wet. Maar door de uitbreiding in het tweede lid kan ook bij toevallig twee dezelfde soort projecten in achtereenvolgende jaren worden verrekend.
Artikel 4:6 Indexatie
Dit artikel creëert de grondslag voor het college om meerjarige subsidies te indexeren.
Artikel 4:7 Batig saldo
Het komt voor, dat een gesubsidieerde instelling met behulp van subsidiegelden bijvoorbeeld een pand in eigendom verkrijgt (op grond van artikel 20 van deze verordening kan dat dus alleen met toestemming). Wanneer dat pand dan enkele jaren later wordt vervreemd, kan dat leiden tot een vermogenstoename bij de instelling. In sommige gevallen is het dan redelijk, dat dit vermogensvoordeel geheel of gedeeltelijk ten goede komt aan de overheid, die immers door het verlenen van de subsidie de instelling in staat heeft gesteld het pand te verkrijgen. Vergelijkbare situaties kunnen zich voordoen als met behulp van subsidiegelden bijvoorbeeld kostbare apparatuur is aangeschaft.
Het is echter niet redelijk – en ook niet doenlijk – om iedere toevallige vermogenstoename bij een subsidieontvanger af te romen. Daarom is de vergoedingsplicht wettelijk aan een aantal beperkingen gebonden. In de eerste plaats bestaat slechts een vergoedingsplicht indien dit bij wettelijk voorschrift is bepaald (dat is dus deze bepaling) of bij de subsidieverlening.
De vergoeding is slechts verschuldigd indien:
- a.
de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;
- b.
de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;
- c.
de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;
- d.
de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of
- e.
de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.
Het tweede lid beschrijft de berekeningswijze van de vergoeding.
Artikel 5:1 Hardheidsclausule
Deze bepaling is opgenomen voor onvoorziene gevallen waarin toepassing van bepalingen uit deze verordening erg onredelijk zou uitpakken.
Omdat deze gevallen strikt genomen buiten de bevoegdheidstoedeling van de raad aan het college om gaan wordt hierover aan de raad gerapporteerd.
Artikel 5:2 Slot- en overgangsbepalingen
In deze bepaling wordt geregeld dat voor subsidieontvangers die subsidie hebben ontvangen voordat deze verordening in werking trad het recht blijft gelden zoals dat bij de aanvraag gold.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Wassenaar gehouden op dinsdag 26 november 2024
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl