Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728274
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728274/1
Beleidsregel hogere waarde Gemeente Zaanstad
Geldend van 05-12-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024
Intitulé
Beleidsregel hogere waarde Gemeente Zaanstad1 Inleiding
Geluid speelt een belangrijke rol in een gezond woon- en leefmilieu. In het kader van ruimtelijke plannen of reconstructies van geluidsbronnen moet worden onderzocht wat de geluidsbelasting aan de gevels van de aanwezig geluidsgevoelige bestemmingen is. Als de in de Wet geluidhinder (Wgh) opgenomen voorkeursgrenswaarde wordt overschreden en er wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden, dan is het mogelijk om ontheffing te verkrijgen: een zogenaamde hogere waarde. De beleidsregel hogere waarde heeft tot doel om bij een hoge geluidsbelasting te zorgen voor een optimaal woon- en leefmilieu door onder andere een geluidsluwe zijde als compenserende maatregel te vragen.
De beleidsregel heeft de volgende doelstellingen:
- •
Transparant maken van de gemeentelijke uitvoering van de bevoegdheid om een hogere waarde te verlenen. Hiermee wordt bedoeld dat de beleidsregel een duidelijk kader biedt waardoor de gemeente effectief en eenduidig de bevoegdheid kan toepassen.
- •
Het stellen van duidelijke kaders voor ruimtelijke (verkeers)plannen
- •
Het zorg dragen voor een zo goed mogelijke akoestische kwaliteit van de leefomgeving in situaties waarin geluidsniveaus boven de wettelijke voorkeursgrenswaarden niet kunnen worden voorkomen.
De beleidsregel geeft invulling aan de wettelijke afwegingsruimte. De verwachting is dat het principe van een (bestuurlijke) afwegingsruimte een belangrijk onderdeel zal worden van de nieuwe Omgevingswet.
1.2 Actualisatie beleidsregel hogere waarden 2013-2018
In de afgelopen 5 jaar zijn een aantal verbeterpunten aangedragen en geconstateerd. Daarnaast is er in Amsterdam met het “Amsterdams geluidbeleid” het hogere waardenbeleid geactualiseerd. Voorgesteld wordt om hier deels op aan te sluiten omdat hier een aantal aspecten wordt geregeld waar Zaanstad de afgelopen jaren ook tegenaan is gelopen bij de uitvoering van de beleidsregel. De volgende aanpassingen worden voorgesteld:
- •
Extra isolatie bij cumulatie
- •
Onderbreken dove gevel door afgeschermde balkons e.d.
- •
Onderbreken van dove gevel met voordeur
- •
Betere uitleg toetsingskader bij cumulatie waar wegverkeerslawaai een rol speelt.
Na de invoering van de Omgevingswet worden hogere waarden op een andere manier geregeld, deels via de wet en deels via omgevingsplannen en -vergunningen. De beleidsregel hogere waarde zal dan vervallen.
2 Hogere waarden
De Wet geluidhinder schrijft voor dat de gemeente de gevolgen van ruimtelijke plannen akoestisch moet (laten) onderzoeken, indien de (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van een weg, een spoorweg of een gezoneerd industrieterrein liggen.
De Wet geluidhinder legt nadrukkelijk een onderzoeksplicht op. Eerst moet de gemeente de geluidniveaus zonder geluidreducerende maatregelen in beeld (laten) brengen. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet de doeltreffendheid van de in aanmerking komende maatregelen worden onderzocht om te komen tot de voorkeurswaarde. Onderzoek moet plaatsvinden conform het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. In het algemeen geldt: hoe hoger de geluidniveaus des te meer maatregelen er noodzakelijk zijn. Bij het treffen van maatregelen geldt de voorkeursvolgorde van bron, overdracht en ontvanger.
In de Wet geluidhinder zijn ontheffingsgronden opgenomen op grond waarvan van de voorkeursgrenswaarde kan worden afgeweken en er een hogere waarde kan worden verleend. Deze ontheffingsgronden zijn gebaseerd op stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeer/vervoerskundige en financiële aspecten. Een nadere uitwerking en interpretatie van deze ontheffingsgronden is opgenomen in Bijlage 2. Alleen als blijkt dat geluidreducerende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel in conflict zijn met één of meerdere van de genoemde ontheffingsgronden, kan worden overgegaan tot het verlenen van een hogere waarde.
Pas na een ongunstig onderzoeksresultaat kan een procedure tot het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden ingezet. Het slotstuk van deze procedure is het verlenen van een hogere waarde om de realisatie van een (ruimtelijk) plan alsnog mogelijk te maken. De hogere waarde procedure vereist een zorgvuldige afweging tussen het toestaan van een bepaald geluidniveau en een voldoende bescherming van het woonklimaat.
De volgende stappen moeten hiervoor worden gevolgd:
- 1.
Toets het geluidsniveau.
- 2.
Toets of er maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting terug te brengen dan wel of er wettelijke ontheffingsgronden van toepassing zijn.
- 3.
Beoordeel of voldaan wordt aan de voorwaarde van een geluidluwe gevel en of er sprake is van een onaanvaardbare geluidsbelasting als gevolg samenloop (cumulatie) van de verschillende geluidsbronnen
- 4.
Indien er sprake is van appartementen of transformatie van bedrijfsgebouwen dan geldt een specifiek kader uit de beleidsregel hogere waarde.
- 5.
Valt de ontwikkeling binnen een specifiek aangewezen gebied waarvoor de beleidsregel niet van toepassing is (transformatiegebieden binnen door de Crisis en herstelwet aangewezen gebieden), dan is de beleidsregel hogere waarde (mogelijk) niet van toepassing.
Met het stellen van de voorwaarde van een geluidsluwe gevel wordt vooral gestuurd op de stedenbouwkundige invulling van een bouwplan. Door de voorwaarde van een geluidsluwe gevel is de initiatiefnemer genoodzaakt het geluidsaspect mee te nemen in het ontwerp. Geluid wordt daarmee onderdeel van het (stedenbouwkundig) ontwerp. Met de geluidsluwe gevel ontstaat uiteindelijk een duurzame verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving.
Deze beleidsregel is een “beleidsregel” in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:81 Awb). Een “beleidsregel” is een algemene regel over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften. De beleidsregel dient ter invulling van de bevoegdheden voor het vaststellen van hogere waarden op grond artikel 110a, lid 1 en lid 2 van de Wet geluidhinder per 1 januari 2007. De gemeente heeft ingevolge de hiervoor genoemde artikelen uit de Wet geluidhinder de bevoegdheid hogere waarden vast te stellen binnen de door haar vastgestelde kaders, voor zover deze kaders niet in strijd zijn met de wettelijke regelgeving.
Toepassingsgebied
Deze beleidsregel heeft betrekking op geluid door weg- en railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Luchtvaartlawaai wordt buiten beschouwing gelaten. De regels voor de luchtvaartsector (luchthaven Schiphol, Luchtverkeersleiding Nederland en luchtvaartmaatschappijen) staan in het Luchthavenverkeerbesluit (LVB). De regels met beperkingen aan het ruimtegebruik zijn opgenomen in het Luchthavenindelingsbesluit (LIB). Voor ontwikkelingen binnen het beperkingengebied van Schiphol is een “Verklaring van geen bezwaar” van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) noodzakelijk.
Deze beleidsregel is van toepassing op alle geluidsgevoelige bestemmingen zoals in de Wet geluidhinder omschreven (zie Bijlage 1: definities). In paragraaf 8.2.1 worden specifieke uitzonderingen aangegeven.
Toetsing van het geluidsniveau
Een hogere waarde is van toepassing wanneer de geluidsbelasting boven de voorkeursgrenswaarde ligt. Deze zijn per geluidsbron vermeld in het overzicht met grenswaarden (Bijlage 5: wettelijke normen Wet geluidhinder). Ontheffing kan worden verleend tot de wettelijke maximale grenswaarde.
2.1 Hogere waarde alleen onder voorwaarden
De gemeente zet zich in voor een leefbare woonsituatie, ook op locaties met een hoge geluidbelasting. De uitgangspunten van dit streven zijn vertaald in dit document.
De leefbaarheid wordt bewerkstelligd door een voorwaarde te verbinden aan het verlenen van hogere waarden. De voorwaarde legt de initiatiefnemer van plannen een inspanning op voor een leefbare woonomgeving als compensatie voor het bouwen in een lawaaiige situatie.
De definities en nadere uitwerking van wettelijke bepalingen zijn van toepassing op alle geluidsgevoelige functies. De onderstaande voorwaarde niet. Doelstelling van de voorwaarde is een kwaliteitsverbetering van de leefomgeving door veel geluid te compenseren met een geluidsluwe zijde en om nadelige gezondheidseffecten door slaapstoornis te voorkomen. De twee factoren die hierbij van belang zijn, zijn verblijfsduur en of er wordt geslapen. De voorwaarde is daarom enkel van toepassing op de volgende geluidsgevoelige functies:
- •
Een woning.
- •
Een verpleeghuis.
- •
Een verzorgingstehuis.
- •
Een psychiatrische inrichting.
- •
Een kinderdagverblijf.
Voorwaarde 1: Geluidsluwe zijde
Bij het verlenen van een hogere waarde is de aanwezigheid van een geluidsluwe buitenzijde een noodzakelijke voorwaarde. De woning heeft ten minste één buitenzijde met een lager (luw) geluidsniveau. Het geluidsniveau op deze zijde is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidsbronnen. De geluidsbronnen mogen hierbij afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar beoordeeld worden. Als het niet mogelijk is te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, mag voldaan worden aan de hogere waarde minus 10 dB.
Het verlenen van een hogere waarde zal in de regel plaatsvinden bij een nieuw geluidsgevoelig object. Als gevolg van een wijziging van een zone van een gezoneerd industrieterrein, kan een hogere waarde echter ook betrekking hebben op een reeds bestaand geluidsgevoelig object. Wanneer voldaan zou moeten worden aan een geluidsluwe zijde zou de wijziging van de zone een bestaande geluidsgevoelige functie onmogelijk kunnen maken. Dit is een niet gewenst effect. In zo’n geval is daarom de voorwaarde van een geluidsluwe zijde niet van toepassing.
Een geluidsluw dakvlak kan ook worden beschouwd als een geluidsluwe zijde. Dit volgt uit de definitie van gevel in de Wet geluidhinder. Voorwaarde hierbij is dat de achterliggende ruimte ook daadwerkelijk als geluidsgevoelige ruimte (verblijfsgebied) wordt gebruikt en er te openen delen in het dak zitten. Zonder te openen delen wordt immers het dak aangemerkt als een dove gevel.
Specifiek kader voor appartementen en te transformeren bedrijfsgebouwen
Bij appartementen en te transformeren bedrijfsgebouwen mag worden afgeweken van de voorwaarde van een geluidluwe buitenzijde. Reden is dat deze woningen vaak maar 1 buitenzijde hebben. Bij transformatie is er sprake van reeds bestaande geluidbelaste zijden. Bij appartementen en te transformeren bedrijfsgebouwen wordt de voorwaarde gesteld dat ter plaatse van tenminste één buitenzijde de te openen delen (ramen en/of deuren maar geen suskasten) geluidsluw moeten worden uitgevoerd. Het gaat hierbij om de te openen delen grenzend aan een geluidsgevoelige ruimte (conform de definitie in de Wet geluidhinder). Wanneer deze te openen delen niet grenzen aan een geluidgevoelige ruimte, bijvoorbeeld een hal of kleine keuken, hoeven de te openen delen niet geluidsluw te worden uitgevoerd.
Hieronder zijn enkele oplossingen weergegeven om te openen delen geluidsluw uit te voeren.
Voorwaarde 2: Cumulatie leidt niet tot onaanvaardbare geluidsbelasting
Indien het onderzoeksgebied binnen meerdere geluidszones van de Wet geluidhinder ligt, dient de gemeente c.q. initiatiefnemer volgens artikel 110a lid 6 Wgh ook onderzoek te doen naar de effecten van de samenloop (cumulatie) van de verschillende geluidsbronnen. Cumulatie van geluidniveaus moet plaatsvinden conform bijlage 1, hoofdstuk 2 van de Bijlage Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2012. De volgens artikel 110g van de Wgh bij wegverkeerslawaai toe te passen aftrek wordt bij deze rekenmethode niet toegepast.
Conform artikel 1.5 van het Besluit geluidhinder kan de gemeente alleen hogere waarden vaststellen als cumulatie van verschillende geluidsbronnen niet leidt tot onaanvaardbare geluidsbelastingen. Het bevoegd gezag moet conform dit artikel definiëren wanneer er sprake is van een onaanvaardbare geluidbelasting. Zaanstad hanteert dat er sprake is van een onaanvaardbare geluidbelasting als de gecumuleerde waarde meer dan 3 dB hoger is dan de maximaal toelaatbare grenswaarde (3 dB komt overeen met een hoorbaar geluidverschil). Aangezien de hoogste maximaal toelaatbare grenswaarde verschilt per bronsoort is bij de toetsing de hoogste maximaal toelaatbare grenswaarde van toepassing. Wanneer bijvoorbeeld voor het industrielawaai een maximaal toelaatbare grenswaarde van toepassing is van 55 dB(A) en voor wegverkeer een maximaal toelaatbare grenswaarde van 63 dB dan wordt getoetst aan de maximaal toelaatbare grenswaarde voor wegverkeerslawaai. De geluidbelasting moet in dat geval worden omgerekend naar wegverkeerslawaai. Omdat de maximaal toelaatbare grenswaarde gebaseerd is op de aftrek volgens artikel 110g van de Wgh, wordt deze correctie verrekend in de maximaal toelaatbare grenswaarde voor cumulatie. In het geval van 63 dB bij een 50 km weg wordt de uiteindelijke toetswaarde voor cumulatie 71 dB (63 dB + 5 dB + 3 dB). Bij een onaanvaardbare geluidbelasting kan - of niet gebouwd worden - of er moeten andere oplossingen worden gezocht (dove gevels).
Uit het oogpunt van een “goede ruimtelijke ordening” is het bij cumulatie ook raadzaam om aan andere bronsoorten aandacht te besteden. Dit kan kwalitatief of kwantitatief. Voorbeelden van andere bronsoorten zijn: overige bedrijven en industrie of scheepvaart. Het effect van de overige bronsoorten op de cumulatie staat los van de verlening van de hogere waarde en heeft dan ook geen effect op de procedure hogere waarde.
Naast het aanvaardbaar cumulatief niveau vanuit de hogere waarde verlening, moet geluid ook beoordeeld worden vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Bij deze beoordeling kunnen ook overige bronnen een rol spelen. Voorbeelden van overige bronnen zijn bijvoorbeeld: vliegtuiglawaai, overige bedrijven, scheepvaartlawaai en 30 km wegen. Deze bronnen kunnen kwalitatief dan wel kwantitatief beschouwd worden. Om te bepalen of een bedrijf een rol speelt bij de cumulatie vanuit goede ruimtelijke ordening kunnen bijvoorbeeld de richtafstanden uit de VNG handreiking “Bedrijven en Milieuzonering” gehanteerd worden. Als beoordelingsnorm kan de norm voor cumulatie (hoogste maximale grenswaarde + 3 dB) gehanteerd worden. Ook andere afwegingskaders kunnen bij een goede ruimtelijke ordening worden betrokken zoals bijvoorbeeld de ladder voor een duurzame verstedelijking. De beoordeling of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening is in principe vormvrij. De bovenstaande voorbeelden zijn enkel bedoeld als handreiking.
Afwijking van het hogere waardenbeleid bij gebieden welke op grond van de Crisis- en herstelwet zijn aangewezen.
Binnen Zaanstad zijn twee gebieden aangewezen op grond van de Crisis- en herstelwet. De aanwijzing van deze gebieden op grond van de Crisis- en herstelwet heeft gevolgen voor het hogere waardenbeleid. Om ontwikkeling van deze terreinen mogelijk te maken kan voor deze gebieden gebruik worden gemaakt van een speciaal wettelijk kader geformuleerd in de Crisis- en herstelwet. Voor deze gebieden kan, onder andere, van de mogelijkheid gebruik worden gemaakt om vanuit de Crisis en herstelwet tijdelijk af te wijken van een aantal huidige wettelijke normen. Hierbij wordt opgemerkt dat de normen in de beleidsregel Hogere Waarde de wettelijke normen zijn. Worden de landelijke normen gewijzigd door landelijke regelgeving, dan werkt dit door in de beleidsregel Hogere Waarde. Het verbinden van voorwaarden aan de te verlenen hogere waarden, kan de verruimde mogelijkheden die in de Crisis en herstelwet zijn opgenomen tegenwerken.
Vooralsnog zijn er twee gebieden waar deze afwijkingsmogelijkheid van toepassing is. Dit zijn het Hembrugterrein en De Hemmes. In de toekomst kunnen hier nog meer gebieden bij komen, bijvoorbeeld in het aangewezen ontwikkelingsgebied Zaanstad Midden. De huidige afwijkingen van het hogere waardenbeleid staan op hoofdlijnen hieronder aangegeven.
Zaanstad Midden - De Hemmes
Zaanstad Midden is in de eerste tranche van de Crisis en herstelwet aangewezen als milieu-ontwikkelingsgebied. De aanwijzing als milieu-ontwikkelingsgebied maakt het mogelijk om binnen Zaanstad Midden op een verantwoorde wijze te kunnen intensiveren en transformeren, met behoud van een mix van wonen en werken. Om binnen het milieu-ontwikkelingsgebied gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden van de Crisis en herstelwet moet een bestemmingsplan worden opgesteld.
Het doel is de Hemmes te transformeren van een bedrijventerrein naar een gebied waar wonen en lichte bedrijvigheid mogelijk is, waarbij de uiteindelijke milieukwaliteit verbetert. Deze gewenste maatschappelijke ontwikkeling wordt bemoeilijkt door de milieubelasting van de omliggende bedrijven.
Op de Hemmes wordt gestreefd naar een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. In situaties met een hoge geluidbelasting draagt een geluidsluwe gevel in belangrijke mate bij aan een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede leefomgevingskwaliteit. Gezien de complexe geluidsituatie - de geluidbelasting op de Hemmes komt van diverse kanten en van diverse industriegebieden en bedrijven - is op voorhand niet duidelijk voor welke woningen er al dan niet een geluidsluwe gevel gerealiseerd kan worden. Voor de Hemmes is in het licht van de Crisis en herstelwet daarom een specifieke uitzondering gemaakt op de beleidsregel Hogere Waarde. Geluid wordt als belangrijk aspect in de stedenbouwkundige invulling en opzet meegenomen, met als doel zoveel mogelijk geluidsluwe gevels te realiseren. Indien uit dit onderzoek blijkt dat niet voor alle woningen een geluidsluwe gevel gerealiseerd kan worden, wordt hierover in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan een besluit genomen. Hierbij dient een afgewogen keuze gemaakt te worden tussen enerzijds de kwaliteit van de woonomgeving op het gebied van geluid en anderzijds de stedenbouwkundige en financiële aspecten van het plan. De akoestische kwaliteit van de woonomgeving wordt ook bepaald door de aanwezigheid van “stille” plekken, waarmee een hoge geluidbelasting kan worden gecompenseerd.
Hembrugterrein
Het Hembrugterrein is in de zevende tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet aangewezen als experimenteergebied. Om de mogelijkheden van de Crisis- en herstelwet optimaal te kunnen benutten en op dit terrein in te spelen op de maatschappelijke behoeftes, is de beleidsregel Hogere Waarde niet van toepassing op het Hembrugterrein. Binnen dit gebied wordt geëxperimenteerd met de in de toekomstige Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingsplan tot een omgevingsplan. Door de toepassing van de Crisis- en Herstelwet en de wetgeving die van toepassing is op havengebieden, is een hogere geluidbelasting mogelijk. Toetsing van de ontwikkelingen in het gebied gebeurt in een supervisie groep waar ook een geluidsarchitect deel van uitmaakt waardoor geluid onderdeel is van de afweging of een ontwikkeling wenselijk is. Op deze wijze wordt een optimale akoestische invulling bereikt.
3 Aandachtspunten
De beleidsregel hogere waarde is van toepassing bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan, het nemen van een projectbesluit (Wro) of de aanleg of reconstructie van een weg. De hieronder genoemde aandachtspunten zijn vooral van toepassing voor bestemmings- en projectplannen. Bijlage 3 geeft schematisch de samenloop weer tussen de procedure voor een ruimtelijk plan (bestemmingsplan en projectplan) en die voor het vaststellen van een hogere waarde. De voor deze plannen te volgen procedure is in bijlage 4 weergegeven.
Startoverleg
Bij de eerste voorbereiding van ruimtelijke plannen zorgt een overleg met de geluids(/milieu)deskundige ervoor dat in een zo vroeg mogelijk stadium de mogelijkheden voor een optimale inpassing kunnen worden onderzocht. Indien op voorhand duidelijk is dat de te ontwikkelen woon- en leefomgeving vanwege de geluidssituatie onder druk staat, zal vanaf het begin van het ontwerpproces de inbreng van een geluidsdeskundige van de gemeente (vakgroep Ruimtelijk Milieu) nodig zijn.
Weg met maximumsnelheid van 30 km/h
Een weg met een maximumsnelheid van 30 km per uur heeft conform de Wet geluidhinder geen zone. Uit jurisprudentie van de Raad van State blijkt dat voor een goede ruimtelijke ordening van een ontwikkeling (bouwplan), een dergelijke weg in de beoordeling meegenomen moet worden indien vooraf aangenomen had kunnen worden dat deze weg geluidsniveaus veroorzaakt die hoger zijn dan de voorkeurswaarde. Dit kan al het geval zijn bij een weg met een intensiteit van 1500 (asfalt) of 600 (klinkers) motorvoertuigen per etmaal. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de wettelijke voorkeurswaarde wordt overschreden dan stelt de gemeente conform deze beleidsregel dezelfde voorwaarden als die voor een weg mét een zone.
Wegen van derden
Indien de gemeente voornemens is om hogere waarden vast te stellen voor geluid afkomstig van een infrastructuur waarvan de gemeente geen wegbeheerder is, zoals een provinciale weg, rijksweg, spoorweg, een weg van een andere gemeente of een industrieterrein, dan informeert de gemeente deze wegbeheerder of zone beheerder als belanghebbende hierover.
Dove gevels
De aanwezigheid van zogenaamde ‘dove gevels’ dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Daar waar het niet anders kan moet het aantal ‘dove gevels’ per woning tot maximaal één worden beperkt. De voorwaarden verbonden aan de hogere waarde zijn ook van toepassing bij dove gevels.
Dove gevels mogen worden onderbroken door geveldelen als verglaasde balkons, loggia’s en serres of vergelijkbare voorzieningen. Op de aldus afgeschermde gevel wordt de geluidbelasting teruggebracht tot de voorkeursgrenswaarde, zodat in de gevel te openen ramen en deuren kunnen worden geplaatst.
Een dove gevel mag worden onderbroken door een (voor)deur als direct achter de (voor)deur geen sprake is van een ruimte waarop toegangsdeuren op geluidgevoelige ruimten uitkomen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een (voor)deur met daarachter een van de verblijfsruimten afgesloten entree/gang/tochtportaal, zodat tussen buitenlucht en geluidgevoelige ruimte ten minste twee deuren aanwezig zijn. Hierbij moet het geluidniveau op de tweede deur voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.
Binnenwaarde
Voor in aanbouw zijnde of aanwezige woningen volgt het vereiste binnenniveau uit de Wet geluidhinder. Voor de binnenwaarde van nieuwe woningen worden eisen gesteld in het Bouwbesluit (art. 3.1 – 3.4).
Bij nieuwe woningen is voor de vereiste binnenwaarde een directe koppeling gemaakt met het verlenen van een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder. Het vereiste binnenniveau volgt dan uit het Bouwbesluit. Dat betekent dat voor situaties waarin een hogere waarde is vereist, dan ook eisen worden gesteld aan het binnenniveau. Als de gecumuleerde geluidbelasting tenminste 2 dB hoger is dan de niet gecumuleerde geluidbelasting wordt aanbevolen de gevel zodanig te dimensioneren dat het akoestisch binnenklimaat van 33dB of 35 dB(A) wordt behouden. Dit kan reden zijn voor extra gevelisolatie.
Uitzondering is transformatie van bestaande gebouwen (art.3.5). Indien zo’n te transformeren gebouw niet gewijzigd wordt kan volstaan worden met het “van rechtens verkregen niveau”. Wordt het bestaande bouwwerk geheel vernieuwd dan zijn de nieuwbouwvoorschriften van toepassing. Voor tijdelijke bouwwerken zijn ook afwijkende eisen voor het binnenniveau van toepassing.
Zoals hierboven aangegeven wordt voor transformatie van een niet geluidsgevoelig object naar een geluidsgevoelig object beschouwd als een nieuwe functie en wordt bij vaststelling van een hogere waarde de binnenwaarde bepaald door de eisen uit het Bouwbesluit.
Suskast
Een suskast is een ventilatierooster met een verhoogde geluidswering. Een suskast wordt niet beschouwd als een te openen deel. Een suskast kan daarom worden toegepast in een dove gevel. Indien in gevels met een geluidbelasting boven de voorkeursgrenswaarde ventilatieroosters worden toegepast dan moeten deze ventilatieroosters worden uitgevoerd als suskast.
Vliesgevel
Een vliesgevel is een geluidscherm aan de woning. Doel van een vliesgevel is het terugbrengen van de geluidsbelasting op de werkelijke gevel tot in ieder geval de voorkeursgrenswaarde. Van belang voor de toepassing van een vliesgevel is de waarborg van buitenluchtkwaliteit tussen vliesgevel en gevel. Nadere invulling van het begrip ‘buitenlucht’ is omschreven in paragraaf 5.8 van het Amsterdams Geluidbeleid 2016, hogere waarde Wet Geluidhinder.
Registratieplicht
Nadat het besluit definitief is, moet conform het gestelde in artikel 110i Wgh, de vastgestelde hogere waarden worden opgenomen in het Kadaster, als informatie behorende bij de betreffende woning. Bij de vaststelling van hogere waarden dient de gemeente ook rekening te houden met de in het verleden door de provincie en het rijk vastgestelde hogere waarden. De gemeente stuurt een afschrift van de verleende hogere waarden naar het Kadaster, zodat deze kan worden verwerkt.
Ondertekening
Bijlage 1 Definities
Geluidgevoelige bestemmingen
Woningen zijn geluidgevoelige bestemmingen. Daarnaast zijn ook andere geluidsgevoelige gebouwen aangewezen:
- •
Een onderwijsgebouw.
- •
Een ziekenhuis.
- •
Een verpleeghuis.
- •
Een verzorgingstehuis.
- •
Een psychiatrische inrichting.
- •
Een kinderdagverblijf.
Als geluidgevoelige terreinen zijn aangewezen:
- •
Een woonwagenstandplaats.
- •
Een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.
Reconstructie van een weg (samengevat)
Een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek blijkt dat de berekende geluidbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de bestaande geluidbelasting (hoger dan de voorkeurswaarde) met 2 dB of meer wordt verhoogd.
Gevel
Een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.
Onder een gevel wordt niet verstaan:
- •
Een bouwkundige constructie zonder te openen delen met een karakteristieke geluidwering (conform NEN 5077). In deze gevallen moet de geluidwering zodanig zijn dat de geluidsgevoelige objecten binnen voldoende beschermd worden tegen geluid van buiten.
- •
Een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, tenzij deze direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
Geluidsgevoelige ruimte
Ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m²;
Dove gevel (samengevat)
Dit is geen gevel in de zin van de Wet geluidhinder en de daarop berustende bepalingen gelden niet als er voldoende gevelisolatie is en er alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn. Deze bij uitzondering te openen delen, zoals een nooddeur, mogen niet grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
Geluidsluwe zijde (gemeentelijk begrip)
Zijde met een lager (luw) geluidsniveau. Het geluidsniveau op deze zijde is niet hoger dan de voorkeurswaarde voor elke afzonderlijk te onderscheiden geluidsbron, dan wel de vastgestelde hogere waarde minus 10 dB. Per weg geldt een voorkeurswaarde van meestal 48 dB, per spoorweg een voorkeurswaarde van meestal 55 dB en per industrieterrein geldt een voorkeurswaarde van 50 dB(A). In situaties met een hoge geluidbelasting draagt een geluidsluwe zijde in belangrijke mate bij aan een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede leefomgevingskwaliteit. De hoge geluidsbelasting op de ene zijde wordt gecompenseerd met een relatief stille zijde. Bij het openen van de ramen in een geluidsluwe zijde blijft de geluidsbelasting beperkt zodat ter plaatse van deze relatief stille zijde dan bijvoorbeeld een slaapkamer gerealiseerd kan worden. Negatieve gezondheidseffecten door slaapverstoring worden hiermee verminderd of zelfs voorkomen.
Verblijfsruimte
(Geluidsgevoelige) ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte waarin de voor een gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaatsvinden:
- •
Leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen.
- •
Onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.
- •
Onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van andere gezondheidszorggebouwen (zie geluidsgevoelige bestemmingen).
- •
Theorievaklokalen van onderwijsgebouwen.
- •
Ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.
Bijlage 2 Ontheffingsgronden hogere waarde
In de Wet geluidhinder zijn ontheffingsgronden opgenomen op grond waarvan van de voorkeursgrenswaarde kan worden afgeweken en er een hogere waarde kan worden verleend. Deze ontheffingsgronden zijn gebaseerd op stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeer/vervoerskundige en financiële aspecten. Ter verduidelijking is in deze bijlage een korte toelichting gegeven op elk van deze ontheffingsgronden.
Stedenbouwkundige aspecten
De vraag wanneer er sprake is van stedenbouwkundige bezwaren is niet eenduidig te beantwoorden. Stedenbouwkundige aspecten worden afgewogen bij de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen en bij nieuwe aanleg of wijziging van de weg.
Bij opstellen van een plan voor nieuwbouw van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen worden in het begin van het ontwerpproces randvoorwaarden vastgelegd. Onderdeel daarbij zijn randvoorwaarden voor het aspect geluid. Bij het opstellen van zo’n plan kan de verkaveling en invulling van de bouwvlakken worden ingezet om een geluidreductie te realiseren voor het plangebied zelf én voor de bestaande bebouwing buiten het plangebied. Als de initiatiefnemer kan aantonen dat woningbouw ter plaatse noodzakelijk is en dat deze bebouwing niet anders gesitueerd kan worden, kan op basis van stedenbouwkundige argumenten en locatiespecifieke omstandigheden een hogere waarde worden vastgesteld.
Bij nieuwe aanleg of wijziging van de weg kunnen geluidschermen worden ingezet om een geluidreductie te realiseren op de omgeving van deze weg. Het realiseren van een geluidsscherm langs een gemeentelijke weg of in een stadscentrum wordt echter al snel als bezwaarlijk worden ervaren. Zo’n scherm past vaak niet in een stedelijke omgeving of bewoners willen geen scherm omdat hun uitzicht hierdoor wordt belemmerd. Als de initiatiefnemer kan aantonen dat woningbouw ter plaatse noodzakelijk is en dat deze bebouwing niet anders gesitueerd kan worden, kan op basis van stedenbouwkundige argumenten en locatiespecifieke omstandigheden een hogere waarde worden aangevraagd. Als de initiatiefnemer kan aantonen dat de nieuwe aanleg of wijziging van de weg noodzakelijk is, kan op basis van stedenbouwkundige argumenten en locatiespecifieke omstandigheden afgezien worden van aanleg van geluidschermen en een hogere waarde worden vastgesteld.
Naast geluidschermen kan ook ingezet worden op stille wegdekken. Bekend is dat een auto rijdend over een klinkerverharding meer geluid maakt dan een auto over asfalt. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt kan aanleg van klinkerverharding echter gewenst zijn. Klinkerverharding versterkt de sfeer en het karakter van een plek. Klinkerverharding kan echter ook ongewenst zijn vanwege een hogere geluidemissie of omdat dit niet past bij de het gebruik van de weg door veel auto’s of veel bus- of vrachtverkeer. De keuze voor een bepaalde wegdekverharding is vanwege de vele aspecten die een rol spelen niet in starre regels te vatten. Per geval wordt er daarom door de gemeente Zaanstad een integrale afweging gemaakt in samenspraak met de bewoners.
Landschappelijke aspecten
Overdrachtsmaatregelen buiten de bebouwde kom kunnen in verband met bijvoorbeeld doorsnijdingen in het landschap en esthetische aspecten bezwaarlijk zijn. In voorkomend geval kan het relevant zijn dat een deskundige de overdrachtsmaatregel op de onderdelen landschap, flora en fauna toetst.
Verkeer- en vervoerskundige aspecten
Deze aspecten hebben onder meer betrekking op maatregelen die het aantal verkeerbewegingen op een weg beïnvloeden zoals bijvoorbeeld verkeersbesluiten die voor vermindering van de verkeersintensiteit of verlaging van de rijsnelheid zorgen. Aangezien het niet uit te sluiten is dat zo’n maatregel een verslechtering voor een ander deel van de gemeente oplevert, is het vaak noodzakelijk de consequenties van een dergelijk besluit voor een groter aandachtsgebied door een verkeerskundige/ geluidsdeskundige te laten onderzoeken. Uiteraard dienen de genomen besluiten te passen binnen de systematiek van het Verkeers- en Vervoersplan (ZVVP) van de gemeente.
Financiële aspecten
Het betreft hier veelal de afweging tussen de kosten van bron- en overdrachtsmaatregelen en het accepteren (aanvragen) van een hogere waarde. Het realiseren van een geluidsscherm bij een groter aantal woningen is eerder financieel acceptabel dan bij een enkele woning. Hetzelfde geldt voor bronmaatregelen zoals stil asfalt: het is financieel niet doelmatig om stil asfalt aan te brengen voor één of enkele woningen. Elke situatie zal zo zijn eigen specifieke kenmerken hebben, zodat het moeilijk is om hier een algemeen criterium voor te ontwikkelen. Er zal van geval tot geval de afweging tussen de kosten van geluidmaatregelen en het verzoeken om een hogere waarde moeten worden gemaakt. Om hier toch enig richting aan te geven, zullen de kosten van geluidmaatregelen om te komen tot de voorkeursgrenswaarde worden getoetst aan het bedrag dat gelijk staat aan 5 % van de bouwsom van het gehele (ruimtelijk) plan. Als de kosten van geluidmaatregelen aantoonbaar hoger zijn dan deze 5 %, kan ertoe worden overgegaan om een hogere waarde te verlenen. Zijn de kosten lager dan de genoemde 5 %, zal geen hogere waarde worden verleend en zal deze investering moeten worden gedaan in geluidreducerende maatregelen. Deze kosten komen voor rekening van de initiatiefnemer van het (bouw)plan. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de financiële ontheffingsgrond moet uit het akoestisch onderzoek blijken wat de kosten van mogelijke geluidmaatregelen zijn en wat de kosten zijn van het gehele bouwplan of de gehele ontwikkeling.
Bijlage 3 Samenloop ruimtelijk plan en procedure voor vaststellen hogere waarden
Bijlage 4 Procedure hogere waarde
Ter inzage legging van het ontwerpbesluit door bevoegd gezag
De stukken liggen gedurende een termijn van zes weken ter inzage (artikel 3:16 Awb) Het ontwerp van het hogere waarde besluit wordt gelijktijdig ter inzage gelegd met het ontwerp-bestemmingplan waarvoor het wordt genomen of met het ontwerpbesluit artikel 19 lid 1 WRO.
Indienen van zienswijzen
Belanghebbenden kunnen bij de gemeente naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen (art 3:15 lid 1 Awb).
Behandeling zienswijzen
De zienswijzen worden verwerkt in het definitieve besluit.
Definitief Besluit
Na behandeling van de zienswijzen neemt de gemeente een definitief besluit (het ontwerpbesluit wordt besluit).
Indien er geen zienswijzen naar voren zijn gebracht wordt het besluit genomen binnen vier weken nadat de termijn voor het indienen van zienswijzen is verstreken (3:18 lid 4 Awb).
Indien er wel zienswijzen zijn ingediend en het betreft een besluit op aanvraag dan neemt het bestuursorgaan het besluit binnen zes maanden na ontvangt van de aanvraag (3:18 lid 2 Awb).
Bekendmaking besluit
Het besluit treedt niet eerder in werking dan dat het bekend is gemaakt (3:40 Awb) door kennisgeving van het besluit of van de zakelijk inhoud ervan in en van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-blad (3:42 Awb). In de bekendmaking wordt vermeld dat beroep mogelijk is tegen het besluit.
Ter inzagelegging definitief besluit
Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisgegeven, wordt het besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd (3:42 lid 3 Awb).
Beroep
Tegen het besluit kan geen bezwaar worden gemaakt (art. 7.1 Awb). De gang van zaken rondom het beroep is geregeld in 6:8 van de Awb en in artikel 145 van de Wgh. De termijn gaat lopen op de dag nadat het besluit bekend is gemaakt. De termijn bedraagt zes weken (art. 6:7 Awb).
Gelijktijdige bekendmaking, terinzagelegging en beroep
In de Wgh is bepaald dat de beroepstermijn voor het hogere waardebesluit gelijk loopt met het besluit tot vaststelling, wijziging of herziening van het corresponderende bestemmingsplan, in tegenstelling tot het bepaalde in artikel 6:8 van de Awb.
Indien m.b.t. het bestemmingsplan niet binnen de daarvoor geldende termijn (art 28 WRO) is beslist dan vangt de beroepstermijn voor het Hogere waarde besluit aan met ingang van de dag na die waarop de WRO termijn is verstreken.
Inschrijving in de openbare registers van het Kadaster
Een bestuursorgaan moet een door hem genomen onherroepelijk geworden besluit, houdende een beslissing tot het vaststellen van een hogere waarde dan de bij of krachtens deze wet genoemde waarden, zo spoedig mogelijk inschrijven in de openbare registers (zie Burgerlijk Wetboek afdeling 2, titel 1, boek 3) (artikel 110i Wgh).
Blokschema procedure hogere waarde
Bijlage 5 Wettelijke normen Wet geluidhinder
Grenswaarde wegverkeerslawaai
In de Wet geluidhinder is voor wegverkeerslawaai een voorkeursgrenswaarde van 48 dB opgenomen. Voor woningen gelden daarnaast de navolgende maximaal toelaatbare grenswaarden.
Ingeval van reconstructie van een weg gelden voor woningen de navolgende voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden.
Voor andere geluidgevoelige gebouwen en terreinen gelden de navolgende voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden.
Voor andere geluidgevoelige gebouwen en terreinen gelden in geval van een reconstructie van een weg de navolgende waarden.
Grenswaarden railverkeerslawaai
Voor railverkeerslawaai zijn in de Wet geluidhinder de navolgende voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden opgenomen.
Grenswaarden industrielawaai
Voor het aspect industrielawaai zijn in de Wet geluidhinder de navolgende voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen aanwezige dan wel nieuw te bouwen woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen opgenomen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl