Regeling vervallen per 15-04-2013

Parkeerverordening 2009

Geldend van 01-12-2010 t/m 31-03-2012

Hoofdstuk 1

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. ambulante handelaar: hij die beroepsmatig ambulante handel uitoefent in de zin van de vigerende verordening op de straathandel;

b. bedrijf of beroep:

- elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht;

- de zelfstandige die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep;

- een niet-commerciële organisatie die hieraan door het college van burgemeester en wethouders is gelijkgesteld;

met dien verstande dat bedrijven en beroepen worden beschouwd als één bedrijf en één beroep indien de vestigingsadressen dezelfde zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, dan wel sprake is van een (juridische) constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het in wezen één bedrijf of beroep betreft, tenzij het tegendeel wordt aangetoond;

c. bedrijventerrein: een bedrijven- of kantorenterrein zoals vermeld in het Structuurplan, getiteld: Kiezen voor stedelijkheid 2003–2010;

d. belanghebbendenparkeerplaats: parkeerplaats die is aangeduid door bord E9 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) 1990, al dan niet voorzien van een onderbord;

e. belanghebbendenvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 7, lid 3, onder b, waarvoor voor de afgifte leges kan worden geheven, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een belanghebbendenparkeerplaats;

f. bewoner: inwoner van de gemeente Amsterdam die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en staat ingeschreven als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Amsterdam op het adres dat hij bewoont als zelfstandige woning;

g. bloktijd: deel van het etmaal gedurende welke voor parkeren parkeerbelasting kan worden geheven;

h. code: een door het College van Burgemeester en Wethouders toegestane code die een unieke verbinding legt tussen de vergunning en de vergunninghouder aan wie die vergunning is verstrekt en die in plaats van het kenteken op de vergunning wordt vermeld;

i. deelvergunninggebied: deel van een vergunninggebied waarvoor een apart vergunningplafond kan worden vastgesteld;

j. eerste vergunning en tweede vergunning: bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners die blijkens het volgnummer respectievelijk als eerste bewonersvergunning, dan wel eerste milieuparkeervergunning voor bewoners of als tweede bewonersvergunning dan wel tweede milieuparkeervergunning voor bewoners is verleend;

k. experiment: tijdelijke proef met een vorm van parkeerregulering die buiten de bepalingen van deze verordening valt;

l. - gebied I: het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door: het midden van de vaargeul van het IJ, het midden van het verlengde van de Zoutkeetsgracht, het midden van de Zoutkeetsgracht, het midden van het Westerkanaal, het midden van de Singelgracht, het midden van het lozingskanaal, het midden van de onderdoorgang Funenkade-Zeeburgerpad, het midden van de Nieuwevaart, het midden van het Oosterdok, het midden van de Oosterdoksdoorgang, het midden van het verlengde van de Oosterdoksdoorgang en het midden van de vaargeul van het IJ;

- gebied II: het gebied waarvan de buitengrenzen worden gevormd door de ringweg met uitsluiting van gebied I, alsmede omvat gebied II IJburg en tevens het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door: het midden van de Europaboulevard tussen de A10 en de De Boelelaan, de zuidzijde van de De Boelelaan, de rijweg tot aan de gevellijn, tussen de Europaboulevard en de Asingaborg, de oostzijde van de Asingaborg tot aan de fysieke afscheiding van de Groningenstraat, de zuidzijde van de Groningenstraat tot het hart van de Buitenveldertselaan, het hart van de Buitenveldertselaan zuidelijk tot aan de noordzijde van de Arent Janszoon Ernststraat, de noordzijde van de Arent Janszoon Ernststraat met aan de noordkant als grens de terreinen van de Vrije Universiteit/het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit, het verlengde van de Overijsselweg tot aan de Amstelveenseweg, het hart van de Amstelveenseweg tot aan de Jachthavenweg; de westzijde van de Jachthavenweg tot aan het Jollenpad en naar het westen via de zuidzijde van de Jollenpad; naar het noorden via de westzijde van het Punterspad tot aan de A10;

- gebied III: het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door de gemeentegrenzen van Amsterdam met uitsluiting van de gebieden I en II;

m. gehandicaptenjaarkaart: kaart die verleend wordt aan de houder van een Europese gehandicaptenparkeerkaart, niet zijnde een bewoner, waarmee een jaar lang een parkeerrecht wordt verkregen, met dien verstande dat dit parkeerrecht ophoudt, indien de Europese Gehandicaptenparkeerkaart niet wordt verlengd, dan wel wordt ingetrokken;

n. gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaats die is aangeduid door bord E6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) 1990, al dan niet voorzien van een onderbord;

o. houder van een motorvoertuig: degene die beschikt over een op zijn naam gesteld kentekenbewijs van het desbetreffende motorvoertuig, met dien verstande dat degene die blijkens een leaseovereenkomst gebruik maakt van een leaseauto, of degene die – gelet op de inhoud en de strekking van de arbeidsovereenkomst tussen de aanvrager en zijn werkgever, en een verklaring van de werkgever van de aanvrager, waaruit de exclusieve terbeschikkingstelling blijkt ten aanzien van het gebruik – gebruik maakt van een door de werkgever beschikbaar gestelde auto, geacht wordt over een op zijn naam gesteld kentekenbewijs te beschikken. Als kentekenbewijs wordt mede aangemerkt: een op naam afgegeven verzekeringsbewijs van een niet-kentekenplichtig motorvoertuig;

p. hulpverlener: hij die, anders dan bij wijze van woonwerkverkeer, beroepsmatig gebruikmaakt van een motorvoertuig vanwege werkzaamheden vanuit een professionele zorg- of hulpverlenerinstelling, als bedoeld in artikel 15, en in overwegende mate zorg of hulp verleent in delen van de stad waar betaald parkeren is ingevoerd;

q. kenteken: de aanduiding waarmee een motorvoertuig wordt geregistreerd krachtens de Wegenverkeerswet 1994;

r. mantelzorg: het met regelmaat niet-beroepsmatig zorg verlenen binnen de kring van familie, vrienden of kennissen;

s. milieuparkeervergunningenplafond: aantal milieuparkeervergunningen voor bewoners en bedrijven dat maximaal wordt verleend binnen een vergunninggebied;

t. motorvoertuigen: alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen en fietsen met trapondersteuning, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen, doch met inbegrip van brommobielen;

u. overloopgebied: vergunninggebied dat als zodanig is aangewezen voor aanvragers van een bewonersvergunning of een bedrijfsvergunning  die voor hun eigen vergunninggebied op de wachtlijst staan;

v. overloopvergunning: een bewoners- of bedrijfsvergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een parkeerapparatuurplaats, in een overloopgebied;

w. parkeren: gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden en lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

x. parkeerkaart: kaart waarmee parkeerbelasting wordt geheven, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een parkeerapparatuurplaats;

y. parkeerplaats: plaats op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop parkeren niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

z. parkeerapparatuurplaats: parkeerplaats, behorende bij de parkeerapparatuur, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven;

aa. parkeerapparatuur: parkeermeters, voor het betalen van de parkeerbelasting ingerichte mobiele telefoons, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

bb. parkeervergunning: vergunning als bedoeld in artikel 7, lid 2, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een parkeerapparatuurplaats;

cc. RVV 1990: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

dd. stallingsplaats: plaats, juridisch, feitelijk of planologisch bestemd of bedoeld om motorvoertuigen te stallen, gelegen buiten de openbare weg en niet voor het openbaar verkeer openstaand of toegankelijk;

ee. tariefgebied: gebied waar krachtens de vigerende Verordening Parkeerbelastingen voor het parkeren van een voertuig parkeerbelasting wordt geheven;

ff. toeristenkaart: parkeerkaart die ter beschikking wordt gesteld aan hoteleigenaren en organisaties ten behoeve van hotelgasten;

gg. vergunning: een parkeervergunning of een bijzondere vergunning als bedoeld in artikel 7;

hh. vergunninghouder: natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

ii. vergunninggebied: gebied waarbinnen parkeervergunningen kunnen worden verleend indien en voorzover in dat gebied voor parkeren parkeerbelasting wordt geheven; daar waar vergunninggebied wordt genoemd, wordt ook gelezen deelvergunninggebied;

jj. vergunningenplafond: aantal bewoners- en bedrijfsvergunningen dat maximaal wordt verleend binnen een vergunninggebied;

kk. volcontinu bedrijfsproces: proces waarin 24 uur per dag en zeven dagen per week  op basis van arbeidsregelingen, werkzaamheden in ploegen-, wissel- en/of nachtdiensten worden verricht;

ll. werknemer: persoon, werkzaam in een bedrijf voor minimaal 36 uur per week; werknemers in deeltijd worden herleid tot voltijdse equivalenten;

mm. zelfstandige woning: woning welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning; voor deze verordening wordt onder woning mede verstaan: woonwagen op een daartoe aangewezen centrum en woonboot op een reguliere of gedoogde ligplaats;

nn. zorginstelling: instellingen in de curatieve zorg die beschikken over een erkenning van het College van Ziekenhuisvoorzieningen (CvZ), sectoren Verpleging en Verzorging, de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en gehandicaptenzorg volgens de Awbz-zorg, alsmede Amsterdam Thuiszorg en Astress (kraamzorgbureaus) en instellingen die door het CvZ zijn toegelaten tot het leveren van een of meer Awbz-zorgfuncties (tenzij dit alleen de enkele functie ‘huishoudelijke verzorging’ betreft) en die instellingen een bewijs kunnen overleggen dat zij voor het desbetreffende jaar productieafspraken hebben gemaakt met het zorgkantoor Amsterdam;

oo. Bedrijventerrein Schinkel: het gebied waarvan de grens wordt gevormd door de zuidelijke teen van het talud van de Henk Sneevlietweg, de zuidkant van de Rijnsburgstraat exclusief het Spijtellaantje en de woonblokken aan de Generaal Vetterstraat, het midden van de Schinkel, de noordelijke teen van het talud van de A10 zuid en de oostelijke teen van het talud van de A10 west;

pp. Bedrijventerrein Sloterdijk I: het gebied waarvan de grens wordt gevormd door de zuidzijde van de Nieuwe Hemweg tot aan de stadsdeelgrens met Westerpark, de stadsdeelgrens met Westerpark tot aan de plek waar deze naar het zuiden afbuigt, de stadsdeelgrens met Westerpark over de spoorlijn Amsterdam CS – Schiphol, de stadsdeelgrens met Westerpark tussen de spoorlijn Amsterdam CS – Schiphol en de spoorlijn Amsterdam CS – Sloterdijk, de noordzijde van het talud van de spoorlijn Amsterdam CS – Sloterdijk en de as van de Einsteinweg (A10).

qq. Bedrijventerrein Overamstel: het gebied waarvan de grens wordt gevormd door het midden van de Amstel (tussen de Nieuwe Utrechtseweg en de Spaklerweg), het midden van de Weespertrekvaart, het midden van de Gooiseweg, de grens met de gemeente Ouder-Amstel en de Nieuwe Utrechtseweg.

rr. Belanghebbendenvergunningplafond: aantal belanghebbendenvergunningen dat maximaal wordt verleend per kwaliteitstaxistandplaats.

ss. Kwaliteitstaxistandplaats: locatie met belanghebbendenparkeren, uitsluitend bedoeld voor taxi's.

Artikel 2 Regulering parkeren

  • 1. Regulering van het gebruik van parkeerplaatsen geschiedt op basis van of krachtens deze verordening door middel van parkeervergunningen, bijzondere vergunningen, parkeerkaarten en/of door middel van het in werking stellen van de parkeerapparatuur, zoals bedoeld in deze verordening.

  • 2. Indien tot enige vorm van regulering van het gebruik van parkeerplaatsen wordt besloten, geschiedt dit met inachtneming van het bepaalde in deze verordening en de krachtens deze verordening vastgestelde regelingen.

  • 3. Indien ter regulering van het gebruik van parkeerplaatsen een parkeerschijfzone is ingevoerd, kan in datzelfde gebied voor het parkeren geen parkeerbelasting worden geheven.

Artikel 3 Bloktijden

  • 1. Indien voor parkeren parkeerbelasting wordt geheven, geschiedt dit voor de gebieden binnen de ring A10, exclusief Amsterdam-Noord en de bedrijventerreinen Overamstel, Schinkel en Sloterdijk I in ieder geval voor de periode van maandag tot en met zaterdag van 09.00 uur tot 21.00 uur.

  • 2. Indien voor parkeren parkeerbelasting wordt geheven, geschiedt dit voor de gebieden buiten de ring A10, inclusief Amsterdam-Noord en de bedrijventerreinen Overamstel, Schinkel en Sloterdijk I in ieder geval voor de periode van maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur tot 19.00 uur.

  • 3. De bloktijden zijn van 00.00 tot 09.00 uur, van 9.00 tot 12.00 uur, van 12.00 tot 19.00 uur, van 19.00 tot 21.00 uur en van 21.00 tot 24.00 uur.

  • 4. Gedurende de bloktijd van 19.00 tot 21.00, de bloktijd van 21.00 tot 24.00 uur en de bloktijd van 00.00 tot 09.00 uur kan ook voor een gedeelte van de bloktijd parkeerbelasting worden geheven, mits het desbetreffende aan te wijzen gedeelte aansluit aan een voorafgaand of daaropvolgend blok.

Hoofdstuk 2 Nadere regels

Artikel 4 Vergunninggebieden en aantal vergunningen

  • 1. Burgemeester en Wethouders stellen, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening, regels vast aangaande:

    • a.

      de indeling in vergunninggebieden en de grenzen daarvan;

    • b.

      het vergunningenplafond per vergunninggebied;

    • c.

      het milieuparkeervergunningenplafond per vergunninggebied;

    • d.

      gedurende welke bloktijden er voor parkeren parkeerbelasting wordt geheven;

    • e.

      het eventuele gebruik van het instrument van overloopgebieden bij het ontstaan van wachtlijsten, alsmede het aanwijzen van die gebieden;

    • f.

      het aantal te verlenen vergunningen op basis van artikel 9, leden 2 en 4, en artikel 10, leden 2, 5, 6 en 9.

  • 2. Burgemeester en wethouders, gehoord de stadsdelen, kunnen nadere regels vaststellen aangaande het belanghebbendenvergunningenplafond voor een kwaliteitstaxistandplaats.

  • 3. Bij het vaststellen van het vergunningenplafond, het milieuparkeervergunningenplafond en het aantal te verlenen vergunningen wordt in ieder geval rekening gehouden met minimaal 10% noodzakelijke leegstand overdag per vergunninggebied.

  • 4. Het milieuparkeervergunningenplafond bedraagt voor de vergunninggebieden binnen de ring A10, exclusief Amsterdam-Noord in ieder geval vijf procent van het gecombineerde aantal te verlenen vergunningen binnen het vergunningenplafond en het milieuparkeervergunningenplafond.

  • 5. Burgemeester en wethouders, gehoord de stadsdelen, kunnen een overgangsregeling instellen voor de uitgifte van de belanghebbendenvergunning als bedoeld in artikel 25, indien er een wachtlijst als bedoeld in artikel 34 is.

  • 6. Artikel 32 lid 4, alsmede artikel 34 lid 3, kunnen door burgemeester en wethouders, gehoord de stadsdelen, buiten werking worden gesteld, indien zij een overgangsregeling als bedoeld in het vijfde lid van dit artikel instellen.

  • 7. Burgemeester en Wethouders, gehoord de stadsdelen, kunnen nadere regels vaststellen aangaande de geldigheidsduur van de belanghebbendenvergunning die geldig is op een kwaliteitstaxistandplaats.

  • 8. Burgemeester en wethouders, gehoord de stadsdelen, kunnen nadere regels vaststellen over het buiten werking stellen van de in lid zes van dit artikel genoemde leden

Artikel 5 Vergunningen en codes

  • 1. Burgemeester en Wethouders stellen tevens, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening, regels vast aangaande het al dan niet verlenen van:

    • a.

      de volkstuinvergunning als bedoeld in artikel 14;

    • b.

      de maatschappelijke vergunning, als bedoeld in artikel 20;

  • 2. Burgemeester en Wethouders regelen voorts het al dan niet verlenen op code van:

    • a.

      de bedrijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 10 en 11;

    • b.

      de sportverenigingvergunning, als bedoeld in artikel 13;

    • c.

      de volkstuinvergunning als bedoeld in artikel 14;

    • d.

      de milieuparkeervergunning voor bedrijven als bedoeld in artikel 17

    • e.

      de maatschappelijke vergunning, als bedoeld in artikel  19;

    • f.

      de autodeelvergunning als bedoeld in artikel 20;

    • g.

      de belanghebbendenvergunning, als bedoeld in artikel 25.

Artikel 6 Overige zaken

  • 1. Burgemeester en Wethouders stellen voor het overige, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening, regels vast omtrent:

    • a.

      het al dan niet van toepassing zijn van de extra voorwaarde, genoemd in artikel 10, lid 10;

    • b.

      het al dan niet beperken van het aantal sportverenigingvergunningen tot maximaal tien per sportorganisatie als bedoeld in artikel 13, lid 3;

    • c.

      het al dan niet beperken van de geldigheid van een parkeervergunning als bedoeld in artikel 28, lid 4;

    • d.

      de ingangsdatum van parkeervergunningen en bijzondere vergunningen indien deze anders is dan de eerste van de maand;

    • e.

      het al dan niet instellen van een parkeerduurbeperking als bedoeld in artikel 31.

  • 2. Burgemeester en Wethouders stellen, gehoord de stadsdelen, nadere regels vast met betrekking tot de overige in deze verordening daartoe aangewezen onderwerpen.

Hoofdstuk 3 Vergunningen en kaarten

Paragraaf 1. Algemene bepalingen inzake de vergunningen

Artikel 7 Soorten vergunningen

  • 1. Op basis van deze verordening en de nadere regels, bedoeld in hoofdstuk 2, worden parkeervergunningen en bijzondere vergunningen verleend.

  • 2. De op basis van deze verordening te verlenen parkeervergunningen betreffen uitsluitend:

    • a.

      de bewonersvergunning als bedoeld in artikel 9;

    • b.

      de bedrijfsvergunning als bedoeld in artikel 10 en 11;

    • c.

      de overloopvergunning als bedoeld in artikel 12;

    • d.

      de sportverenigingvergunning als bedoeld in artikel 13;

    • e.

      de volkstuinvergunning als bedoeld in artikel 14;

    • f.

      de hulpverlenervergunning als bedoeld in artikel 15;

    • g.

      de milieuparkeervergunning voor bewoners als bedoeld in artikel 16;

    • h.

      de milieuparkeervergunning voor bedrijven als bedoeld in de artikelen 17 en 18;

    • i.

      de maatschappelijke vergunning als bedoeld in artikel 19;

    • j.

      de autodeelvergunning als bedoeld in artikel 20;

    • k.

      de stadsbrede autodeelvergunning als bedoeld in artikel 21;

    • l.

      de mantelzorgvergunning, als bedoeld in artikel 22;

    • m.

      de GA-parkeervergunning, als bedoeld in artikel 23.

  • 4. De op basis van deze verordening te verlenen bijzondere vergunningen betreffen uitsluitend:

    • a.

      de kraskaartvergunning als bedoeld in artikel 24;

    • b.

      de belanghebbendenvergunning als bedoeld in artikel 25.

  • 5. Parkeervergunningen en belanghebbendenvergunningen worden verleend op kenteken, tenzij in of krachtens deze verordening anders is bepaald.

  • 6. Indien de in het vierde lid bedoelde vergunningen op code worden verleend, stellen Burgemeester en Wethouders, gehoord de stadsdelen, de te hanteren codes vast.

Artikel 8 Aanvraag

  • 1. Aanvragen worden behandeld in volgorde van datum van binnenkomst.

  • 2. Burgemeester en Wethouders stellen, gehoord de stadsdelen, het formulier vast waarop de aanvraag voor een vergunning wordt ingediend.

Paragraaf 2. Parkeervergunningen

Artikel 9 De bewonersvergunning

  • 1. Een bewonersvergunning wordt verleend aan de houder van een motorvoertuig die bewoner is van een zelfstandige woning, gelegen in een vergunninggebied, en een bewoner van die zelfstandige woning niet beschikt of niet kan beschikken over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenparkeerplaats binnen de gemeente Amsterdam.

  • 2. Per zelfstandige woning kunnen maximaal twee bewonersvergunningen worden verleend.

  • 3. Indien binnen een vergunninggebied twee bewonersvergunningen per zelfstandige woning kunnen worden verleend, wordt aan de houder van een motorvoertuig:

    • a.

      één bewonersvergunning verleend indien een bewoner van die zelfstandige woning beschikt of kan beschikken over één stallingsplaats of één belanghebbendenparkeerplaats en aantoonbaar beschikt over (tenminste) twee motorvoertuigen;

    • b.

      geen bewonersvergunning verleend indien een bewoner van die zelfstandige woning beschikt of kan beschikken over meer dan één stallingsplaats of over meer dan één belanghebbendenparkeerplaats.

  • 4. Het aantal te verlenen bewonersvergunningen wordt verminderd met het aantal op hetzelfde adres verleende bedrijfsvergunningen en milieuparkeervergunningen voor bedrijven indien dat in de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels is bepaald.

  • 5. Het aantal te verlenen bewonersvergunningen wordt verminderd met het aantal op hetzelfde adres verleende milieuparkeervergunningen voor bewoners.

Artikel 10 De bedrijfsvergunning

  • 1. Een bedrijfsvergunning wordt verleend aan een bedrijf dat gelegen is in een vergunninggebied.

  • 2. Het aantal vergunningen per bedrijf is afhankelijk van het aantal in het bedrijf daadwerkelijke gestationeerde werknemers en kan maximaal bedragen:

    • a.

      één per 50 werknemers indien het bedrijf gelegen is in gebied I;

    • b.

      één per tien werknemers indien het bedrijf gelegen is in gebied II;

    • c.

      één per vijf werknemers indien het bedrijf gelegen is in gebied III.

  • 3. Indien een bedrijf gelegen is op een bedrijventerrein, wordt het maximale aantal te verlenen vergunningen bepaald overeenkomstig de normen van het locatiebeleid.

  • 4. Lid 2 en 3 van dit artikel zijn niet van toepassing voor bedrijven op de bedrijventerreinen Schinkel, Overamstel of Sloterdijk I.

  • 5. Burgemeester en Wethouders stellen het maximaal aantal te verlenen bedrijfsvergunningen per bedrijf vast voor bedrijven gelegen op bedrijventerrein Schinkel, Overamstel of Sloterdijk I.

  • 6. Aan een bedrijf met 15 of minder werknemers in dienstverband kunnen additioneel maximaal drie bedrijfsvergunningen worden verleend indien het bedrijfswagens met een grijs kenteken betreft.

  • 7. Het aantal op basis van dit artikel te verlenen vergunningen wordt verminderd met het aantal bij het bedrijf behorende of zich op het grondgebied van het bedrijf bevindende stallingsplaatsen en/of belanghebbendenparkeerplaatsen.

  • 8. Het aantal op basis van dit artikel te verlenen bedrijfsvergunningen wordt verminderd met het aantal verleende bedrijfsvergunningen op code, het aantal verleende hulpverlenervergunningen en het aantal verleende milieuparkeervergunningen voor bedrijven.

  • 9. Het aantal op basis van dit artikel te verlenen bedrijfsvergunningen wordt verminderd met het aantal op hetzelfde adres verleende bewonersvergunningen en milieuparkeervergunningen voor bewoners indien dat in de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels is bepaald.

  • 10. Aan een ambulante handelaar kan als extra voorwaarde voor vergunningverlening worden gesteld dat hij minimaal drie dagen per week werkzaam is in het betrokken vergunninggebied, indien dat in de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels is bepaald.

  • 11. Onder bedrijfsvergunning wordt mede verstaan bedrijfsvergunning op code.

Artikel 11 De bedrijfsvergunning op code

  • 1. Een bedrijfsvergunning wordt op verzoek van de aanvrager op code verleend aan een bedrijf dat gelegen is in een vergunninggebied indien dat in de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels is bepaald en de verlening op code nodig is vanwege de bedrijfsvoering omdat:

    • a.

      het bedrijf een volcontinu bedrijfsproces heeft of

    • b.

      naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders sprake is van een voortdurend en onvermijdelijk wisselend bestand aan auto’s.

  • 2. Burgemeester en Wethouders stellen, gehoord de stadsdelen, de te hanteren codes vast.

  • 3. Het aantal op basis van dit artikel te verlenen vergunningen wordt verminderd met het aantal verleende bedrijfsvergunningen op kenteken, het aantal verleende milieuparkeervergunningen voor bedrijven en het aantal verleende hulpverlenervergunningen.

  • 4. De bepalingen van artikel 10 de leden 2 tot en met 7, 9 en 10, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12 De overloopvergunning

  • 1. Een overloopvergunning wordt verleend, indien:

    • a.

      Burgemeester en Wethouders een vergunninggebied als overloopgebied hebben aangewezen en

    • b.

      de aanvrager op een in artikel 34 bedoelde wachtlijst is geplaatst vanwege de weigering van een bewonersvergunning, een bedrijfsvergunning, een milieuparkeervergunning voor bewoners of een milieuparkeervergunning voor bedrijven.

  • 2. De aanvragen om een overloopvergunning worden toegewezen in de volgorde waarin men op de wachtlijst staat.

Artikel 13 De sportverenigingvergunning

  • 1. Een sportverenigingvergunning wordt verleend aan een niet-commerciële sportorganisatie die gevestigd is in een vergunninggebied en aangesloten is bij een door het NOC*NSF erkende sportbond.

  • 2. Het aantal vergunningen per sportorganisatie is afhankelijk van het aantal leden, te weten:

    • a.

      één per 50 leden indien de sportorganisatie gevestigd is in gebied I;

    • b.

      één per tien leden indien de sportorganisatie gevestigd is in gebied II;

    • c.

      één per vijf leden indien de sportorganisatie gevestigd is in gebied III.

  • 3. Het aantal te verlenen sportverenigingvergunningen kan worden beperkt tot maximaal tien per sportorganisatie, indien dat in de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels is bepaald.

  • 4. Een sportverenigingvergunning wordt op verzoek van de aanvrager op code verleend, indien dat in de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels is bepaald.

Artikel 14 De volkstuinvergunning

  • 1. Indien dat in de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels is bepaald, wordt een volkstuinvergunning verleend aan een rechtspersoon die blijkens zijn statuten tot doel heeft een volkstuincomplex te beheren en tevens ook over een volkstuincomplex beschikt in een vergunninggebied.

  • 2. Het aantal vergunningen per volkstuin is afhankelijk van het aantal percelen grond in het volkstuincomplex en kan maximaal bedragen:

    • a.

      één per 50 percelen indien het volkstuincomplex gelegen is in gebied I;

    • b.

      één per drie percelen indien het volkstuincomplex gelegen is in gebied II of gebied III.

  • 3. Een volkstuinvergunning wordt op verzoek van de aanvrager op code verleend indien dat in de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels is bepaald.

Artikel 15 De hulpverlenervergunning

  • 1. Een hulpverlenervergunning wordt verleend aan de huisarts of verloskundige, indien:

    • a.

      voor de uitoefening van de praktijk gebruik wordt gemaakt van een motorvoertuig, en

    • b.

      de meerderheid van de patiënten van de praktijk woonachtig is in een gebied in Amsterdam waar betaald parkeren is ingevoerd.

  • 2. Een hulpverlenervergunning wordt tevens verleend aan een professionele zorg- of hulpverleningsinstelling ten behoeve van een aldaar werkzame hulpverlener indien:

    • a.

      de professionele zorg- of hulpverleningsinstelling is vermeld op de in lid 4 genoemde lijst, en

    • b.

      het motorvoertuig nodig is vanwege het geregeld met spoed of met groot materieel zorg of hulp verlenen aan personen of dieren op wisselende plaatsen in een gebied waar betaald parkeren is ingevoerd.

  • 3. Met betrekking tot de verlening van vergunningen, bedoeld in lid 2, wordt één hulpverlenervergunning per vijf werknemers verleend, met dien verstande dat maximaal 15 hulpverlenervergunningen per professionele zorg- of hulpverleningsinstelling worden verleend.

  • 4. Burgemeester en Wethouders stellen, gehoord de stadsdelen, een lijst samen van de professionele zorg- of hulpverleningsinstellingen die in aanmerking kunnen komen voor een hulpverlenervergunning.

  • 5. Een hulpverlenervergunning wordt op verzoek van de aanvrager op code verleend.

Artikel 16 De milieuparkeervergunning voor bewoners

  • 1. Een milieuparkeervergunning voor bewoners wordt verleend aan de houder van een motorvoertuig zolang deze voldoet aan de in lid 5 van dit artikel genoemde eisen inzake onder meer euronorm en energielabel, met dien verstande dat de bepalingen uit artikel 9, lid 1 van deze verordening in acht worden genomen.

  • 2. De bepalingen van artikel 9, de leden 2 tot en met 4, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor bewonersvergunning milieuparkeervergunning voor bewoners dient te worden gelezen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord de stadsdelen, nadere regels geven omtrent het aantal te verlenen milieuparkeervergunningen voor bewoners en de wijze van uitgifte.

  • 4. Het aantal te verlenen milieuparkeervergunningen voor bewoners wordt verminderd met het aantal op hetzelfde adres verleende bewonersvergunningen.

  • 5. Burgemeester en Wethouders, gehoord de stadsdelen, stellen nadere eisen vast voor het verlenen van een milieuparkeervergunning voor bewoners.

Artikel 17 De milieuparkeervergunning voor bedrijven

  • 1. Een milieuparkeervergunning voor bedrijven wordt verleend aan een bedrijf zolang het motorvoertuig waarvoor de vergunning wordt verleend, voldoet aan de in lid 6 van dit artikel genoemde eisen inzake onder meer euronorm en energielabel, met dien verstande dat de bepalingen uit artikel 10, lid 1 van deze verordening in acht worden genomen.

  • 2. De bepalingen van artikel 10, de leden 2 tot en met 7, 9 en 10, zijn van overeenkomstige toepassing op de milieuparkeervergunning voor bedrijven, met dien verstande dat voor bedrijfsvergunning milieuparkeervergunning voor bedrijven dient te worden gelezen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord de stadsdelen, nadere regels geven omtrent het aantal te verlenen milieuparkeervergunningen voor bedrijven en de wijze van uitgifte.

  • 4. Het aantal te verlenen milieuparkeervergunningen voor bedrijven wordt verminderd met het aantal verleende bedrijfsvergunningen, het aantal hulpverlener-vergunningen en het aantal milieuparkeervergunningen voor bedrijven op code.

  • 5. Onder milieuparkeervergunning voor bedrijven wordt mede verstaan milieuparkeervergunning voor bedrijven op code.

  • 6. Burgemeester en Wethouders, gehoord de stadsdelen, stellen nadere eisen vast voor het verlenen van een milieuparkeervergunning voor bedrijven.

Artikel 18 De milieuparkeervergunning voor bedrijven op code

  • 1. Een milieuparkeervergunning voor bedrijven wordt op verzoek van de aanvrager op code verleend aan een bedrijf dat gelegen is in een vergunninggebied indien dat in de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels is bepaald en de verlening op code nodig is vanwege de bedrijfsvoering omdat:

    • a.

      het bedrijf een volcontinu bedrijfsproces heeft of

    • b.

      naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders sprake is van een voortdurend en onvermijdelijk wisselend bestand aan auto’s.

  • 2. Burgemeester en Wethouders stellen, gehoord de stadsdelen, de te hanteren codes vast.

  • 3. Het aantal op basis van dit artikel te verlenen vergunningen wordt verminderd met het aantal verleende bedrijfsvergunningen op kenteken, het aantal verleende milieuparkeervergunningen voor bedrijven en het aantal verleende hulpverlenervergunningen.

  • 4. De bepalingen van artikel 10, de leden 2 tot en met 7, 9 en 10, alsmede de bepalingen van artikel 17, lid 1, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19 De maatschappelijke vergunning

  • 1. Indien dat in de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels is bepaald, wordt een maatschappelijke vergunning verleend aan:

    • a.

      een zorginstelling of

    • b.

      een onderwijsinstelling behorende tot het basisonderwijs dan wel behorende tot het voortgezet onderwijs of

    • c.

      aan een bureau van de Politie Amsterdam–Amstelland.

  • 2. Het aantal maatschappelijke vergunningen per zorg- of onderwijsinstelling of per bureau van politie bedraagt maximaal het aantal bedrijfsvergunningen waarop de zorg- of onderwijsinstelling of het bureau van politie recht heeft op basis van artikel 10.

  • 3. Een maatschappelijke vergunning wordt op verzoek van de aanvrager op code verleend indien dat in de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels is bepaald.

Artikel 20 De autodeelvergunning

  • 1. Een autodeelvergunning wordt verleend aan de autodeelorganisatie voor een motorvoertuig onder de voorwaarde dat die organisatie de houder is van dat motorvoertuig en dat die organisatie een belanghebbendenparkeerplaats is toegekend in het vergunninggebied.

  • 2. Een autodeelvergunning wordt op verzoek van de aanvrager op code verleend indien dat in de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels is bepaald.

  • 3. Burgemeester en Wethouders stellen, gehoord de stadsdelen, nadere regels vast inzake de aan de autodeelorganisatie te stellen voorwaarden.

Artikel 21 De stadsbrede autodeelvergunning

  • 1. Een stadsbrede autodeelvergunning wordt verleend aan de autodeelorganisatie voor een motorvoertuig onder de voorwaarde dat die organisatie de houder is van dat motorvoertuig en dat die organisatie een belanghebbendenparkeerplaats is toegekend binnen de gemeente Amsterdam en het motorvoertuig waarvoor de vergunning wordt verleend, voldoet aan de in lid 3 van dit artikel genoemde eisen.

  • 2. Burgemeester en Wethouders stellen, gehoord de stadsdelen, nadere regels vast inzake de aan de autodeelorganisatie te stellen voorwaarden.

  • 3. Burgemeester en Wethouders stellen, gehoord de stadsdelen, nadere eisen vast voor het verlenen van de stadsbrede autodeelvergunning. 

Artikel 22 De mantelzorgvergunning

  • 1. Een mantelzorgvergunning wordt verleend aan een bewoner die mantelzorg behoeft, indien de noodzaak tot mantelzorg op objectieve wijze is aangetoond.

  • 2. Een mantelzorgvergunning wordt verleend voor een motorvoertuig van degene die mantelzorg verleent en die blijkens de gemeentelijke basisadministratie woonachtig is buiten het vergunninggebied van de bewoner die mantelzorg behoeft.

  • 3. Per zelfstandige woning kan slechts één mantelzorgvergunning worden verleend, met dien verstande dat op de vergunning drie kentekens kunnen worden vermeld.

Artikel 23 De GA-parkeervergunning

  • Een GA-parkeervergunning wordt verleend aan een bewoner die in het bezit is van een Europese gehandicaptenparkeerkaart.

Paragraaf 3. Bijzondere vergunningen.

Artikel 24 De kraskaartvergunning

  • 1. Een kraskaartvergunning wordt verleend aan een gehandicapte bewoner die blijkens een medische indicatie aangewezen is op vervoer door derden.

  • 2. Een kraskaartvergunning wordt verleend aan een bewoner van 65 jaar of ouder.

  • 3. De kraskaartvergunning geeft per kwartaal recht op de aanschaf van drie boekjes met elk twaalf kraskaarten.

  • 4. Per bewoner wordt één kraskaartvergunning verleend.

Artikel 25 De belanghebbendenvergunning

  • 1. Een belanghebbendenvergunning wordt verleend aan de belanghebbende, vermeld op de in lid 4 genoemde lijst.

  • 2. Een belanghebbendenvergunning geeft recht op het parkeren op de in de vergunning omschreven belanghebbendenparkeerplaats of belanghebbendenparkeerplaatsen.

  • 3. Een belanghebbendenvergunning wordt op verzoek van de aanvrager op code verleend indien dat in de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels is bepaald.

  • 4. Burgemeester en Wethouders stellen, gehoord de stadsdelen, een lijst samen van de houders van motorvoertuigen en bedrijven en categorieën van houders van motorvoertuigen en categorieën bedrijven die belanghebbende zijn in de zin van deze verordening.

  • 5. Indien een belanghebbendenvergunning op kenteken dan wel op code wordt verleend en recht geeft op het parkeren op één in de vergunning omschreven parkeerplaats, wordt onder het bij die parkeerplaats behorende verkeersbord E 9 een onderbord aangebracht met vermelding van het kenteken of de code.

  • 6. Aan het verkeersbord E 9 kunnen tevens de onderborden worden aangebracht ter aanduiding van de werkingstijden, de wijze van parkeren, de dagen of uren waarop parkeren verboden is, het vergunninggebied en de vergunningcategorie waarvoor de belanghebbendenparkeerplaatsen zijn bestemd.

  • 7. Voor één belanghebbendenparkeerplaats kan meer dan één belanghebbendenvergunning worden verleend.

Paragraaf 4. Parkeerkaarten

Artikel 26 Soorten parkeerkaarten

  • 1. De parkeerkaarten betreffen:

    • a.

      minuten-, dag-, dagdeel-, avond -, week- of maandkaarten;

    • b.

      kraskaarten;

    • c.

      toeristenkaarten;

    • d.

      gehandicaptenjaarkaarten.

  • 2. Kraskaarten worden slechts uitgegeven ten behoeve van het bezoek van de houders van een kraskaartvergunning.

  • 3. Toeristenkaarten worden slechts uitgegeven ten behoeve van de in de gemeente verblijvende hotelgasten.

  • 4. Gehandicaptenjaarkaarten worden slechts uitgegeven ten behoeve van houders van een Europese gehandicaptenparkeerkaart, niet zijnde bewoners.

Paragraaf 5. Geldigheid vergunningen en parkeerkaarten

Artikel 27 Geldigheidsduur vergunningen

  • 1. De geldigheid van parkeervergunningen en bijzondere vergunningen gaat in op de eerste dag van de maand, tenzij in de nadere regels, bedoeld in hoofdstuk 2, de ingang van de geldigheid anders is geregeld.

  • 2. De parkeervergunningen vermeld in artikel 7, lid 2, onder a tot en met l , zijn steeds geldig voor een periode van zes maanden, met dien verstande dat de overloopvergunning onmiddellijk eindigt indien de houder niet langer staat op de in artikel 34 bedoelde wachtlijst.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan de geldigheid van de parkeervergunningen, vermeld in artikel 7, lid 2, onder a tot en met i, korter zijn dan zes maanden, indien:

    • a.

      dat nodig is om de afloop aan te sluiten aan de periodieke verlenging als bedoeld in lid 5;

    • b.

      de vergunninghouder verhuist naar een ander vergunninggebied;

    • c.

      de vergunninghouder niet meer voldoet aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening of de vigerende Verordening Parkeerbelasting.

  • 4. De GA-parkeervergunning, de belanghebbendenvergunning en de kraskaartvergunning, verleend op basis van artikel 24, lid 1, zijn geldig voor een periode van ten hoogste twee jaar, met dien verstande dat de geldigheid korter kan zijn indien het recht op de GA-parkeervergunning, de belanghebbendenvergunning of de kraskaartvergunning, eerder komt te vervallen.

  • 5. Behoudens het bepaalde in lid 6 wordt de geldigheid van de in het tweede lid bedoelde parkeervergunningen en de kraskaartvergunning, verleend op basis van artikel 24, lid 2, steeds stilzwijgend verlengd voor een periode van zes maanden, zolang is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening en de verschuldigde parkeerbelasting tijdig is voldaan.

  • 6. De geldigheid van de mantelzorgvergunning wordt eenmalig stilzwijgend verlengd, mits is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening en de verschuldigde parkeerbelasting tijdig is voldaan.

  • 7. De geldigheid van de belanghebbendenvergunning voor een kwaliteitstaxistandplaats wordt telkens verlengd voor een periode van ten hoogste twee jaar, indien de houder van de belanghebbendenvergunning kan aantonen dat nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening.

Artikel 28 Plaats van geldigheid van de vergunningen

  • 1. De bewonersvergunning, de bedrijfsvergunning, de overloopvergunning, de sportverenigingvergunning, de volkstuinvergunning, de maatschappelijke vergunning, de milieuparkeervergunning voor bewoners, de milieuparkeervergunning voor bedrijven, de autodeelvergunning, de mantelzorgvergunning en de kraskaartvergunning zijn geldig in het vergunninggebied waarvoor ze zijn verleend, tenzij de geldigheid is beperkt ingevolge het vierde lid van dit artikel of ingevolge het vijfde lid van artikel 31.

  • 2. De belanghebbendenvergunning is geldig op de in de vergunning aangegeven plaats of plaatsen.

  • 3. De hulpverlenervergunning, de GA-parkeervergunning en de stadsbrede autodeelvergunning zijn geldig in alle vergunninggebieden.

  • 4. De geldigheid van de parkeervergunningen kan binnen een vergunninggebied naar plaats gedurende bepaalde tijden worden beperkt indien dat in de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels is bepaald.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing op de hulpverlenervergunning, de GA-parkeervergunning en de stadsbrede autodeelvergunning.

Artikel 29 Geldigheidsduur parkeerkaarten

  • 1. Een minutenkaart is geldig tot de op de kaart aangegeven datum en tijd.

  • 2. Een dagkaart is geldig voor maximaal 24 uur gedurende op de kaart aangegeven datum, dan wel data en bloktijden.

  • 3. Een dagdeelkaart is geldig voor één ochtend of één middag gedurende de op de kaart aangegeven datum en bloktijden.

  • 4. Een avondkaart is geldig voor één avond gedurende de op de kaart aangegeven datum en bloktijden.

  • 5. Een weekkaart en een maandkaart zijn geldig voor één week of één maand gedurende de op de kaart aangegeven data en bloktijden.

  • 6. Een toeristenkaart is geldig voor één dag of drie opeenvolgende dagen gedurende de op de kaart aangegeven datum, respectievelijk data en bloktijden.

  • 7. Een kraskaart is geldig gedurende twee uur.

  • 8. Een gehandicaptenjaarkaart is geldig gedurende een jaar.

Artikel 30 Plaats van geldigheid van de parkeerkaarten

  • 1. Een minuten-, dag-, dagdeel-, avond-, week- of maandkaart is geldig in het tariefgebied dat overeenkomt met of lager is dan de tariefaanduiding op de parkeerkaart, tenzij de geldigheid is beperkt ingevolge het vijfde lid van artikel 31.

  • 2. Een toeristenkaart is geldig in het tariefgebied dat overeenkomt met of lager is dan de tariefaanduiding op de parkeerkaart, tenzij de geldigheid is beperkt ingevolge het vijfde lid van artikel 31.

  • 3. Een kraskaart is geldig in het vergunninggebied waarvoor de kraskaartvergunning is verleend, tenzij de geldigheid is beperkt ingevolge het vijfde lid van artikel 31.

  • 4. Een gehandicaptenjaarkaart is geldig op alle parkeerapparatuurplaatsen in de gemeente.

Artikel 31 Parkeerduurbeperking

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen binnen een vergunninggebied een parkeerduurbeperking instellen indien dat in de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels is bepaald.

  • 2. Een parkeerduurbeperking kan slechts ingesteld worden

    • a.

      in een winkelstraat;

    • b.

      bij een begraafplaats;

    • c.

      bij een sportvoorziening.

  • 3. Een parkeerduurbeperking betreft per etmaal:

    • a.

      maximaal de openingstijden van de winkels in een winkelstraat;

    • b.

      maximaal de openingstijden van de begraafplaats;

    • c.

      maximaal de openingstijden van de sportvoorziening.

  • 4. Gedurende een parkeerduurbeperking wordt slechts parkeerbelasting geheven voor blokken van:

    • a.

      60 minuten;

    • b.

      120 minuten;

    • c.

      180 minuten of

    • d.

      240 minuten,

  • met dien verstande dat in een winkelstraat gedurende de parkeerduurbeperking alleen parkeerbelasting wordt geheven voor blokken van 60 minuten.

  • 5. Indien burgemeester en wethouders toepassing hebben gegeven aan het eerste lid dan is, in afwijking van artikel 28, eerste lid, en artikel 30 een parkeervergunning, vermeld in artikel 7, tweede lid, onder a tot en met e, en g tot en met l, respectievelijk een parkeerkaart vermeld in artikel 26, niet geldig.

  • 6. Het vijfde lid is niet van toepassing op de gehandicaptenjaarkaart.

Paragraaf 6. Overige regelingen ten aanzien van vergunningen voor parkeerplaatsen

Artikel 32 Weigeringsgronden

  • 1. Een vergunning wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Een bewonersvergunning, een overloopvergunning, een bedrijfsvergunning en een volkstuinvergunning wordt tevens geweigerd indien het vergunningenplafond van het desbetreffende vergunninggebied is bereikt.

  • 3. Een milieuparkeervergunning voor bewoners en een milieuparkeervergunning voor bedrijven wordt tevens geweigerd indien het milieuparkeervergunningenplafond van het desbetreffende vergunninggebied is bereikt.

  • 4. Een belanghebbendenvergunning wordt tevens geweigerd, indien het belanghebbendenvergunningenplafond voor de desbetreffende kwaliteitstaxistandplaats is bereikt.

  • 5. Burgemeester en wethouders, gehoord de stadsdelen, kunnen, in navolging van lid 3 van dit artikel, nadere weigeringsgronden vaststellen voor een milieuparkeervergunning voor bewoners en een milieuparkeervergunning voor bedrijven.

  • 6. Burgemeester en wethouders, gehoord de stadsdelen, kunnen ontheffing verlenen van het tweede lid en het derde lid van dit artikel, indien dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig is voor een overgangsregeling voor de milieuparkeervergunning voor bewoners en de milieuparkeervergunning voor bedrijven.

Artikel 33 Voormalige houders van een bewonersvergunning

  • In afwijking van artikel 32, de leden 2 en 3, geldt het vergunningenplafond of het milieuparkeervergunningenplafond niet als weigeringsgrond, indien:

    • a.

      het een aanvraag betreft om een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners en de aanvrager in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag, houder was van een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, voor hetzelfde adres, en

    • b.

      de bewonersvergunning, dan wel de milieuparkeervergunning voor bewoners op verzoek van de houder is ingetrokken omdat hij aantoonbaar gebruik was gaan maken van een autodeelorganisatie of van het openbaar vervoer of

    • c.

      het een aanvraag betreft om een bewonersvergunning, dan wel milieu-parkeervergunning voor bewoners en de aanvrager in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag, houder was van een bewonersvergunning, dan wel milieu-parkeervergunning voor bewoners, voor hetzelfde adres, en

    • d.

      de bewonersvergunning dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners op verzoek van de houder is ingetrokken, omdat hij in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aantoonbaar gebruik is gaan maken van een parkeerplaats in een parkeergarage.

Artikel 34 Plaatsing wachtlijst

  • 1. Indien een bewonersvergunning, een bedrijfsvergunning of een volkstuin-vergunning is geweigerd op grond van het feit dat het vergunningenplafond van het betrokken vergunninggebied is bereikt, wordt de aanvrager op een wachtlijst geplaatst, behoudens het zesde lid.

  • 2. Indien een milieuparkeervergunning voor bewoners en/of een milieuparkeervergunning voor bedrijven is geweigerd op grond van het feit dat het milieuparkeervergunningenplafond van het betrokken vergunninggebied is bereikt, wordt de aanvrager op een wachtlijst geplaatst, behoudens het zevende lid.

  • 3. Indien een belanghebbendenvergunning is geweigerd op grond van het feit dat het belanghebbendenvergunningenplafond voor de betrokken kwaliteitstaxistandplaats is bereikt, wordt de aanvrager op een wachtlijst geplaatst.

  • 4. De volgorde waarin de aanvrager op een wachtlijst wordt geplaatst, is de volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 5. Indien een bewoner verhuist naar een ander vergunninggebied en direct voorafgaande aan de verhuizing over een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, beschikte of al op een wachtlijst staat, is voor de volgorde tevens bepalend de datum waarop de vorige bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, is verleend of de datum van eerdere plaatsing op de wachtlijst, met dien verstande dat indien de periode tussen de genoemde datum en de datum van aanvraag van de nieuwe bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, langer is dan de wachttijd van de bovenste aanvrager de vergunning terstond verleend wordt. Indien de aanvrager voor het verkrijgen van de vorige bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, op een wachtlijst heeft gestaan, moet de totale tijd die de aanvrager op de betreffende wachtlijst heeft gestaan plus de tijd dat hij een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, heeft gehad, worden meegenomen.

  • 6. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing in het geval een bedrijf verhuist.

  • 7. Aanvragers voor een tweede bewonersvergunning worden niet op de wachtlijst geplaatst.

  • 8. Aanvragers voor een tweede milieuparkeervergunning voor bewoners worden niet op de wachtlijst geplaatst.

  • 9. Indien een houder van een bewonersvergunning een milieuparkeervergunning voor bewoners aanvraagt, geldt als ingangsdatum van de milieuparkeervergunning voor bewoners de datum van ontvangst van de eerste aanvraag voor een bewonersvergunning.

  • 10. Indien een houder van een bedrijfsvergunning een milieuparkeervergunning voor bedrijven aanvraagt, geldt als ingangsdatum van de milieuparkeervergunning voor bedrijven de datum van ontvangst van de eerste aanvraag voor een bedrijfsvergunning.

  • 11. Indien een houder van een milieuparkeervergunning voor bewoners een bewonersvergunning aanvraagt, geldt als ingangsdatum van de bewoners-vergunning de datum van ontvangst van de eventuele eerste aanvraag voor een bewonersvergunning, dan wel een milieuparkeervergunning voor bewoners.

  • 12. Indien een houder van een milieuparkeervergunning voor bedrijven een bedrijfsvergunning aanvraagt, geldt als ingangsdatum van de bedrijfsvergunning de datum van ontvangst van de eventuele eerste aanvraag voor een bedrijfsvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bedrijven.

Artikel 35 Verwijdering wachtlijst

  • De aanvrager wordt van de wachtlijst verwijderd, indien:

    • a.

      de aanvrager daarom verzoekt;

    • b.

      de aanvrager een bewoners- of bedrijfsvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners of milieuparkeerverginning voor bedrijven wordt verleend in het eigen vergunninggebied;

    • c.

      blijkt dat bij de aanvraag om de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens niet tot plaatsing op de wachtlijst zou hebben geleid;

    • d.

      niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de aangevraagde vergunning, gesteld bij of krachtens deze verordening.

Artikel 36 Gegevens en voorschriften

  • 1. Een vergunning bevat – voorzover van toepassing – in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de tijden waarvoor de vergunning geldt;

    • d.

      het kenteken of kentekens van het motorvoertuig of van de motorvoertuigen waarvoor de vergunning is verleend, of een door Burgemeester en Wethouders toegestane code.

  • 2. Aan een vergunning worden – voorzover van toepassing – in ieder geval de volgende voorschriften verbonden:

    • a.

      de vergunning is uitsluitend geldig voor het parkeren van het motorvoertuig waarvan het kenteken, respectievelijk de code, aan de voorzijde van de vergunning is vermeld;

    • b.

      tijdens het parkeren moet de vergunning van aanvang aan in het motorvoertuig aanwezig zijn en te allen tijde goed zichtbaar in de linkerbenedenhoek achter de achterruit zijn aangebracht, zodanig dat de voorzijde van de vergunning duidelijk ten genoegen van de parkeercontrole is te lezen, tenzij de vergunning elektronisch is verleend;

    • c.

      de vergunninghouder levert de vergunning in zodra deze is ingetrokken of op andere wijze is komen te vervallen.

  • 3. Een parkeervergunning geldt voor het parkeren van één motorvoertuig op één parkeerapparatuurplaats.

Artikel 37 Intrekken van vergunningen

  • 1. Burgemeester en Wethouders trekken een vergunning in, indien:

    • a.

      de vergunninghouder daarom verzoekt;

    • b.

      blijkt dat bij de aanvraag om de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag om de vergunning zou hebben geleid;

    • c.

      niet voldaan of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening of de vigerende Verordening Parkeerbelasting;

    • d.

      de vergunningverlening onjuist was en de vergunninghouder dit wist of behoorde te weten.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen een vergunning voor het overige intrekken of wijzigen, indien:

    • a.

      de vergunninghouder verhuist naar een ander vergunninggebied;

    • b.

      zich een wijziging voordoet in de omstandigheden voorzover die gewijzigde omstandigheden zich verzetten tegen instandlating van de verleende vergunning;

    • c.

      de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • d.

      op een adres twee bewonersvergunningen zijn verleend en het vergunningenplafond binnen het desbetreffende vergunninggebied inmiddels is bereikt;

    • e.

      de vergunninghouder de vergunning gebruikt voor een ander doel dan waarvoor de vergunning is verleend.

  • 3. Burgemeester en Wethouders kunnen een overloopvergunning tevens intrekken indien het vergunningenplafond binnen het vergunninggebied dat als overloopgebied is aangewezen, inmiddels is bereikt.

  • 4. Indien toepassing wordt gegeven aan lid 2, onder d , wordt de houder(s) van de vergunningen de keuze gelaten, of de eerste vergunning dan wel de tweede vergunning wordt ingetrokken.

  • 5. De houder van de vergunning levert de vergunning in zodra deze is ingetrokken.

Artikel 38 Vervallen van vergunningen

  • 1. Onverminderd artikel 27 vervalt een vergunning door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 2. De houder van de vergunning levert een vergunning in zodra deze is vervallen.

Paragraaf 7. Overige bepalingen

Artikel 39 Parkeerplaatsen niet zijnde parkeerapparatuurplaatsen

  • Een parkeerplaats geldt niet als een parkeerapparatuurplaats, indien:

    • a.

      het een belanghebbendenparkeerplaats betreft;

    • b.

      het een gehandicaptenparkeerplaats betreft.

Artikel 40 Hardheidsclausule

  • Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van het bepaalde in deze verordening.

Hoofdstuk 4 Verbodsbepalingen en strafbepaling

Artikel 41

  • 1. Het is verboden, enig voorwerp, niet-zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenparkeerplaats;

    • c.

      op een gehandicaptenparkeerplaats.

  • 2. Het is verboden, een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor het gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het is verboden, parkeerapparatuur met andere middelen of met andere munten dan die welke in de kennisgeving op of bij de parkeerapparatuur staan aangegeven, in werking te stellen.

  • 4. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 42

  • Het is verboden, gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan belanghebbendenvergunninghouders is toegestaan, aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder belanghebbendenvergunning;

    • b.

      in strijd met de aan de belanghebbendenvergunning verbonden voorschriften en beperkingen.

Artikel 43

  • Overtreding van het bepaalde in de artikelen 37, lid 5, 38, lid 2, 41 en 42 van deze verordening, alsmede het handelen in strijd met de aan de vergunningen verbonden voorschriften en beperkingen, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 44

  • Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de daartoe door Burgemeester en Wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen, overgangsrecht en citeertitel

Artikel 45 Experimenten

  • 1. Het dagelijks bestuur van een stadsdeel kan voor een gebied waar parkeerregulering op grond van deze verordening is ingevoerd bij Burgemeester en Wethouders een verzoek indienen om goedkeuring van een te houden experiment.

  • 2. Indien een verzoek als bedoeld in lid 1 door Burgemeester en Wethouders wordt goedgekeurd, kunnen zij, voor de duur van het te houden experiment, de werking van bepaalde artikelen voor een bepaald gebied, buiten toepassing stellen.

  • 3. Indien naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders een experiment als vast onderdeel van parkeerregulering in deze verordening kan worden opgenomen, doen Burgemeester en Wethouders daartoe een voorstel aan de Gemeenteraad.

Artikel 46 Overgangsbepalingen

  • 1. Aanvragen waarop op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening nog geen beslissing is genomen, worden behandeld met inachtneming van de bepalingen van de Parkeerverordening 2007, tenzij toepassing van deze verordening voor de aanvrager gunstiger is.

  • 2. Bewonersvergunningen, bedrijfsvergunningen en belanghebbendenvergunningen, verleend krachtens de Parkeerverordening 1996, worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

  • 3. Parkeervergunningen en bijzondere vergunningen, verleend krachtens de Parkeerverordening 2002, worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

  • 4. Parkeervergunningen en bijzondere vergunningen, verleend krachtens de Parkeerverordening 2005, worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

  • 5. Parkeervergunningen en bijzondere vergunningen, verleend krachtens de Parkeerverordening 2007, worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

  • 6. Bezwaarschriften, ingediend tegen beslissingen krachtens de Parkeerverordening 2007, worden behandeld met inachtneming van de Parkeerverordening 2007, tenzij toepassing van deze verordening voor de bezwaarde gunstiger is.

  • 7. Wachtlijsten als bedoeld in artikel 9 van de Parkeerverordening 1996 en als bedoeld in artikel 23 van de Parkeerverordening 2002, als bedoeld in artikel 29 van de Parkeerverordening 2005 en als bedoeld in artikel 30 lid 3 van de Parkeerverordening 2007, gelden als wachtlijst in de zin van artikel 34, eerste lid, van de deze verordening.

Artikel 47 Inwerkingtreding

  • 1. De Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren (Parkeerverordening 2007), vastgesteld bij raadsbesluit van 29 november 2006 (Gemeenteblad 2006, afd. 3A, nr. 243/655) wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2009.

Artikel 48 Citeertitel

  • Deze verordening wordt aangehaald als Parkeerverordening 2009.

i284062.pdf [Klik hier om het document te downloaden]
i284063.pdf [Klik hier om het document te downloaden]