Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2025

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2025

Raadsvergadering d.d. 7 november 2024

De raad van de gemeente Oude IJsselstreek,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 oktober 2024,

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2025

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2. Aard van de belasting en belastbaar feit

1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen

geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3. Voorwerp van de belasting

1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

2. Als perceel wordt aangemerkt:

  • a. de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering

  • onroerende zaken;

  • b. de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

  • c. een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is

  • bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • d. een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c

  • bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar

  • de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

  • e. het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak,

  • van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld

  • samenstel.

Artikel 4. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

5.1 Het tarief bedraagt per perceel per belastingjaar:

5.1.1 indien dat perceel wordt gebruikt door één persoon € 189,60

5.1.2 indien dat perceel wordt gebruikt door een meer dan één persoon € 219,60

5.2 Onverminderd het bepaalde in onderdeel 5.1 bedraagt de belasting

per aanbieding van:

5.2.1 een 140 liter container, bestemd voor overige huishoudelijke afvalstoffen € 8,50

5.2.2 een 240 liter container, bestemd voor overige huishoudelijke afvalstoffen € 14,75

5.3 Onverminderd het bepaalde in onderdeel 5.1 bedraagt de belasting per

aanbieding van overig huishoudelijk afval in een onder- of bovengrondse

verzamelcontainer € 2,50

5.4 Indien een belastingplichtige in aanmerking komt voor het maatwerk bij medisch afval, geldt er

een tegemoetkoming conform artikel 3 van de ‘Beleidsregel maatwerk medisch afval gemeente Oude IJsselstreek’, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 20 juni 2023.

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in onderdeel 4.1 verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de belasting bedoelt in onderdeel 4.1 voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

Artikel 9. Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in 2 gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn twee maanden later.

2. Indien de dagtekening van de aanslag op of na 1 oktober van het kalenderjaar valt, wordt de tweede betalingstermijn verkort tot 1 maand;

3. Indien de dagtekening van de aanslag op of na 1 december van het kalenderjaar valt, dient de aanslag in 1 termijn te worden voldaan die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

4. In afwijking in zoverre van het eerste, tweede en derde lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 8 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

5. in het geval het totaalbedrag van de op 1 aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar 1 aanslag bevat het bedrag daarvan, minder of gelijk is aan € 50,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 1 termijn. Deze termijn vervalt 1 maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen

Artikel 10. Kwijtschelding

10.1 Bij de invordering van de belasting, als bedoeld in artikel 5.1, is volledige kwijtschelding mogelijk

10.2 Bij de invordering van de belasting, als bedoeld in artikel 5.2 en 5.3, wordt totaal maximaal

€ 42,50 kwijtschelding verleend.

Artikel 11. Overgangsrecht

De Verordening afvalstoffenheffing 2024 van 6 november 2023 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12. Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Oude IJsselstreek in zijn openbare vergadering van

7 november 2024.

De griffier, M.B.J. Looman

De voorzitter, M.W.J. Maasdam