Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bibob Gemeente Maastricht

Geldend van 05-12-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bibob Gemeente Maastricht

De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maastricht ieder voor zover hun bevoegdheden betreft,

gelet op artikel 3 van de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bibob Gemeente Maastricht

Inleiding

Sinds 2004 past de gemeente Maastricht de Wet Bibob (de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen) toe. Het doel van de Wet Bibob is het voorkomen dat de gemeente strafbare activiteiten faciliteert en/of dat onrechtmatig verkregen voordeel wordt gebruikt. De integriteit van de gemeente wordt aangetast als er bij een verleende of te verlenen beschikking, een overheidsopdracht of een vastgoedtransactie, sprake is van het gebruik van onrechtmatig verkregen voordeel, dan wel van het plegen van strafbare feiten.

De gemeente Maastricht is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Bibob. De wet geeft de gemeente ruimte bij de toepassing van haar bevoegdheden. De vergunningen/ontheffingen voortkomende uit gemeentelijke verordeningen die zijn opgenomen in dit beleid zijn gekozen op basis van ervaringen uit eerdere jaren, waarbij gebleken is dat de bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door o.a.:

  • -

    Laagdrempeligheid door de geringe functie-eisen;

  • -

    Hoge omloop van contant geld, waardoor sprake is van extra kwetsbaarheid voor criminaliteit;

  • -

    Veel wisselingen in de exploitatie/exploitant, waarbij de financiering in veel gevallen plaatsvindt vanuit privévermogen of onderhandse leningen;

  • -

    Mindere locatie-/plaatsgebondenheid, waardoor het zogenaamde "waterbedeffect" zich hier nadrukkelijk kan voordoen.

De beleidsregel is herijkt met inachtneming van wijzigingen van wet- en regelgeving, de actualiteit en recente inzichten en ontwikkelingen op het gebied van ondermijning. Deze beleidsregel geldt ter vervanging van de eerdere Bibob-beleidslijn(en) van de gemeente Maastricht en schept duidelijkheid voor de burgers en de ondernemingen die potentieel aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begrippenlijst

  • 1. De definities die in artikel 1 van de Wet Bibob staan, zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvraag: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen, zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Maastricht;

    • c.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning/ontheffing, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie, en de beoogd verkrijger van de erfpacht waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

    • d.

      Bibob-quickscan : een beperkte Bibob-toets met als doel het inzichtelijk krijgen van de financiering en de betrokkenen;

    • e.

      Bibob-vragenformulier: een formulier dat is gebaseerd op de regeling als bedoeld in artikel 7a, vijfde lid van de wet Bibob;

    • e.

      bouwkosten: Onder bouwkosten wordt verstaan het bedrag zoals vastgesteld door de gemeente conform de vigerende Legesverordening fysieke diensten Maastricht inclusief bijlagen;

    • f.

      eigen ambtelijke informatie: informatie die binnen de gemeentelijke organisatie aanwezig is of informatie die de gemeente in open of gesloten bronnen mag bekijken of opvragen. De gemeente mag die informatie in het kader van het eigen onderzoek gebruiken;

    • g.

      eigen onderzoek: het Bibob-onderzoek dat de gemeente Maastricht uitvoert, zoals bedoeld in artikel 7a van de Wet Bibob, waarbij onderzoek wordt gedaan naar feiten en omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3 en artikel 9 van de Wet Bibob;

    • h.

      gemeente Maastricht: de burgemeester, onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht. Waar in deze beleidsregel de gemeente Maastricht wordt genoemd, wordt hiermee zowel het bestuursorgaan als – wanneer van toepassing – de rechtspersoon met een overheidstaak bedoeld;

    • h.

      Landelijk Bureau Bibob : het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob;

    • i.

      overheidsopdracht: een opdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012. Daarnaast wordt onder overheidsopdracht mede verstaan:

      • -

        een speciale-sectoropdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012 en

      • -

        een overeenkomst waarmee een rechtspersoon met een overheidstaak zorg als bedoeld in artikel 2.11 van de Jeugdwet of artikel 2.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inkoopt bij een ondernemer in het kader van een systeem waarbij voornoemde rechtspersoon overeenkomsten sluit met iedere ondernemer die zich ertoe verbindt om diensten of goederen te leveren tegen vooraf vastgestelde voorwaarden zonder dat het aantal belangstellende ondernemers aan de hand van een gunningscriterium wordt beperkt, met dien verstande dat voor gegadigde wordt gelezen ondernemer;

    • j.

      RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Limburg;

    • k.

      semi-overheid: semi-overheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten overheidsorganisaties, die “dicht tegen de overheid aan zitten”. Kenmerken van semi-overheid zijn:

      • a.

        wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang en

      • b.

        een flinke publieke financiering;

    • l.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2.

        huur of verhuur;

      • 3.

        het verlenen van een gebruikrecht;

      • 4.

        de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal verhuren;

      • 5.

        toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek of opstal als bedoeld in artikel 104, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek; of

      • 6.

        toestemming voor het vervreemden van een recht op eigendom, of voor het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht, ten aanzien van een registergoed dat de rechtspersoon met een overheidstaak heeft vervreemd onder de voorwaarde dat de verkrijger en zijn rechtsopvolgers verplicht zijn voor handelingen als hiervoor vermeld toestemming te vragen aan voornoemde rechtspersoon;

    • m.

      volledige Bibob-toets: een uitgebreide toets op basis van het door de Minister vastgestelde volledige Bibob-vragenformulier;

    • n.

      zakelijke relaties: personen die (in)direct leiding geven dan wel hebben gegeven aan, zeggenschap hebben dan wel hebben gehad over, vermogen verschaffen dan wel hebben verschaft aan betrokkene, of in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staan of hebben gestaan.

Artikel 1.2 Doel

De gemeente beoogt met de toepassing van de Wet Bibob de integriteit van het bestuursorgaan te waarborgen en te voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert, waardoor de veiligheid, leefbaarheid, rechtsorde en/of bestuurlijke slagkracht wordt aangetast.

Artikel 1.3 Signalen

In deze beleidsregels staan een aantal gevallen benoemd waarin de gemeente een Bibob-onderzoek kan uitvoeren of gevallen waarin de gemeente in beginsel niet tot een onderzoek zal overgaan. In die gevallen zal de gemeente in ieder geval wel overgaan tot het uitvoeren van een Bibob-onderzoek als:

  • a.

    er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC die hier aanleiding toe geeft.

  • b.

    door het LBB een zogenaamde tip wordt gegeven als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob.

  • c.

    een tip als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob is ontvangen van de officier van justitie of een ander bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van de Wet.

Artikel 1.4 Afwijken van de beleidsregel

In deze beleidsregel is omschreven in welke gevallen een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Ook in andere gevallen kan de gemeente een Bibob-onderzoek uitvoeren als zij dat nodig vindt. De gemeente kan dit doen zolang het zich aan de Wet Bibob en andere wetten houdt.

Artikel 1.5 Uitzonderingen

De gemeente zal in beginsel niet overgaan tot het uitvoeren van een Bibob-onderzoek ten aanzien van:

  • a.

    Overheidsinstanties;

  • b.

    Semi-overheidsinstanties;

  • c.

    Toegelaten woningcorporaties.

Hoofdstuk 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

In dit hoofdstuk leest u wanneer de gemeente Maastricht de Wet Bibob kan gebruiken bij aanvragen voor publiekrechtelijke beschikkingen, zoals vergunningen en subsidies.

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij openbare inrichtingen, speelgelegenheden, seksinrichtingen en escortbedrijven en standplaatsen ambulante handel

  • 1.

    De gemeente doet een Bibob-toets bij elke aanvraag voor een:

    • a.

      Alcoholwetvergunning zoals bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet;

    • b.

      Exploitatievergunning zoals bedoeld in artikel 2.19 van de APV;

    • c.

      Ontheffing voor de openstelling van avondwinkels zoals bedoeld in artikel 6 van de Verordening Winkeltijden Maastricht;

    • d.

      Vergunning voor speelgelegenheden zoals bedoeld in artikel 2.36 van de APV;

    • e.

      Aanwezigheidsvergunning kansspelautomaat zoals bedoeld in artikel 30b van de Wet op de Kansspelen;

    • f.

      Evenementenvergunning zoals bedoeld in artikel 9 van de evenementenverordening, die is aangewezen bij afzonderlijk besluit van de burgemeester;

    • g.

      Vergunning voor seksinrichtingen en escortbedrijven zoals bedoeld in artikel 3.4 van de APV;

    • h.

      Vergunning voor ambulante standplaatsen zoals bedoeld in de nota standplaatsen ambulante handel;

    • i.

      Vergunning voor de exploitatie van een bedrijf in een door de burgemeester aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten of indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft zoals bedoeld in artikel 2.38 eerste en tweede lid APV.

  • 2.

    De gemeente kan een Bibob-toets doen voor de aanvraag van een:

    • a.

      Alcoholwetvergunning zoals bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet door een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;

    • b.

      Een aanvraag zoals bedoeld in artikel 30a van de Alcoholwet;

    • c.

      Evenementenvergunning zoals bedoel in artikel 9 van de evenementenverordening;

    • d.

      Vergunning voor standplaatsen week- en dagmarkten zoals bedoeld in de Marktverordening;

    • e.

      Overige vergunningaanvragen waarbij de gemeente de Wet Bibob mag uitvoeren, maar die niet in deze beleidsregel of bijlage 1 (risicoactiviteiten) of behoren tot een aangewezen gebied.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij omgevingsvergunningen

  • 1. De gemeente doet een Bibob-toets bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteiten als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder a (omgevingsplanactiviteit) en tweede lid onder a (bouwactiviteit) van de Omgevingswet, indien de aanvraag betrekking heeft op:

    • a.

      één of meerdere bouwactiviteit(en) met bouwkosten van € 500.000,- of meer.

    • b.

      één of meerdere bouwactiviteit(en) met bouwkosten tussen de € 50.000,- en € 500.000,- indien de aanvraag ziet op een gebruiksfunctie die valt binnen een van de in bijlage 1 opgenomen risicocategorieën.

    • c.

      woningsplitsing en/of woningomzetting, conform de definities zoals opgenomen in het Omgevingsplan Maastricht.

  • 2. Bij meerdere aanvragen van één aanvrager die afzonderlijk onder de “grens” van € 500.000,- blijven, binnen een periode van twee jaar, doet de gemeente een Bibob-toets indien die aanvragen tezamen de grens van € 500.000,- overschrijden. De Bibob-toets wordt uitgevoerd bij de aanvraag die de grens overschrijdt.

  • 3. Bij aanvragen als bedoeld in het eerste en het tweede lid, kan de gemeente besluiten af te zien van een Bibob-toets, indien binnen één jaar voorafgaand aan de aanvraag reeds een Bibob-toets betreffende dezelfde aanvrager en locatie met positief resultaat werd afgerond.

  • 4. De gemeente doet een Bibob-toets bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b van de Omgevingswet, voor zover deze betrekking heeft op de afvalbranche of de autobranche.

  • 5. De gemeente kan een Bibob-toets doen bij een aanvraag voor de wijziging van het Omgevingsplan Maastricht zoals bedoeld in artikel 4.19b van de Omgevingswet.

  • 6. Indien de aangevraagde of al verleende omgevingsvergunning gaat gelden voor een ander dan de aanvrager of vergunninghouder, zoals beschreven in artikel 5.37 Omgevingswet, doet de gemeente ook een Bibob-toets.

  • 7. Het bepaalde in dit artikel laat de mogelijkheid onverlet om bij overige gevallen als bedoeld in artikel 5.31, eerste lid, Omgevingswet een Bibob-toets te doen, indien:

    • a.

      er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC die hier aanleiding toe geeft.

    • b.

      door het LBB een zogenaamde tip wordt gegeven als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob.

    • c.

      een tip als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob is ontvangen van de officier van justitie of een ander bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van de Wet.

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

De gemeente kan een Bibob-toets doen als een beschikking reeds verleend is. Dat kan indien:

  • 1.

    De verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied.

  • 2.

    De verstrekte beschikking betrekking heeft op een bepaalde (binnen het toepassingsbereik van de Wet Bibob vallende) branche, die op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicobranche.

  • 3.

    Vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 4.

    Informatie is verkregen op grond van artikel 26 van de Wet Bibob.

  • 5.

    Informatie is verkregen van het Bureau op grond van artikel 11 van de Wet Bibob.

  • 6.

    Bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente of op een andere locatie binnen de gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd.

Artikel 2.4 Toepassingsbereik bij subsidies

De gemeente doet een Bibob-toets bij een aanvraag voor een subsidie of een (deels) verleende subsidie zoals bedoeld in de algemene subsidieverordening als:

  • a.

    De activiteit waarvoor de subsidie geldt onder één of meer van de risicoactiviteiten valt (zie bijlage 1) en/of in een aangewezen risicogebied gebeurt.

  • b.

    De gemeente dit nodig vindt door eigen ambtelijke informatie en/of informatie van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC.

  • c.

    De gemeente een tip heeft ontvangen van het Landelijk Bureau Bibob, zoals bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob.

  • d.

    De gemeente een tip heeft ontvangen van de officier van justitie, een ander bestuursorgaan dat de Wet Bibob mag uitvoeren of een rechtspersoon met een overheidstaak die de Wet Bibob mag uitvoeren, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob.

Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties

In dit hoofdstuk leest u wanneer de gemeente Maastricht de Wet Bibob kan gebruiken bij privaatrechtelijke transacties, zoals vastgoedtransacties.

3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1. De gemeente kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in de begripsbepaling “vastgoedtransactie” onder artikel 1, eerste lid, onder 2° van de Wet Bibob, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

  • 2. De gemeente doet een Bibob-toets bij:

    • a.

      de verkoop van een gemeentelijk onroerende zaak, met uitzondering van zogenaamd “snippergroen” en groen- en reststroken tot 150m2;

    • b.

      de verkoop en/of aankoop van onroerende zaken, die zijn gelegen in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan is aangewezen.

    • c.

      de hierna onder i t/m v genoemde vastgoedtransacties indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Wet Bibob:

      • i.

        De gemeentelijke aankoop van onroerende zaken;

      • ii.

        De gemeentelijke huur of verhuur van onroerende zaken;

      • iii.

        De gemeentelijke deelname aan een vennootschap, die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;

      • iv.

        Het vestigen of vervreemden van het recht van erfpacht, met uitzondering van de heruitgifte van het recht van erfpacht aan de zittende partij;

      • v.

        De verlening van een gebruiksrecht met betrekking tot onroerende zaken, met uitzondering van groen- en reststroken tot 150 m2.

      • vi.

        De gemeentelijke verpachting van landbouwgrond.

  • 3. Indien er sprake is van een vastgoedtransactie die onderhavig is aan een Bibob-toets, dan wordt in de overeenkomst een integriteitsclausule opgenomen. Indien uit de Bibob-toets blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar, dan wel een mindere mate van gevaar kan op basis van de integriteitsclausule worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst. De integriteitsclausule houdt tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 7a en artikel 12 van de Wet Bibob kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst.

  • 4. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

3.2 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

  • 1. De gemeente doet bij iedere overheidsopdracht een Bibob-toets, indien er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een mindere mate van gevaar of een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, op grond van:

    • a.

      er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC die hier aanleiding toe geeft.

    • b.

      door het LBB een zogenaamde tip wordt gegeven als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob.

    • c.

      een tip als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob is ontvangen van de officier van justitie of een ander bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van de Wet.

  • 2. De gemeente doet een volledige Bibob-toets, indien de overheidsopdracht betrekking heeft op de volgende branches:

    • a.

      Zorg;

    • b.

      (Taxi)vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en (speciaal) kinderen- en leerlingenvervoer.

  • 3. In (aanbestedings)documenten zal worden opgenomen dat inschrijvende partijen er rekening mee moeten houden dat de Gemeente, alvorens tot definitieve gunning wordt overgegaan, een eigen onderzoek kan starten, dan wel advies kan inwinnen als bedoeld in artikel 9, lid 2, van de Wet.

  • 4. Indien er sprake is van een overheidsopdracht die onderhavig is aan een Bibob-toets, dan wordt in de overeenkomst een integriteitsclausule opgenomen. Indien uit de Bibob-toets blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar, dan wel een mindere mate van gevaar kan op basis van de integriteitsclausule worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst. De integriteitsclausule houdt tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 7a en artikel 12 van de Wet Bibob kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst.

Hoofdstuk 4 Uitvoering

4.1 Uitvoering eigen onderzoek

In de eerste plaats voert de gemeente een Bibob-quickscan uit. Dit houdt in dat inzichtelijk gemaakt moet worden op welke wijze de financiering plaatsvindt. Om de financiering inzichtelijk te maken dient (voor zover van toepassing) het volgende aangetoond te worden:

  • -

    Wat de koopsom is geweest bij overname (aankoop vastgoed, goodwill, activa, e.d.);

  • -

    Welke investeringen er worden gedaan (inventaris, verbouwing, e.d.);

  • -

    Op welke wijze de financiering plaatsvindt (leningen, eigen vermogen, e.d.);

  • -

    Dat de betalingen ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden;

  • -

    Hoe het eigen vermogen tot stand is gekomen indien de financiering (deels) met eigen vermogen plaatsvindt.

Een volledige Bibob-toets zal vervolgens worden toegepast indien na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over met name:

  • -

    De bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming.

  • -

    De financiering van het bedrijf/(bouw)project.

  • -

    De omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming/(bouw)project of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd of de inventaris van de inrichting.

  • -

    (Andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten.

  • -

    (Andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

Artikel 4.2 Niet volledig aanleveren Bibob-stukken

Het niet of niet volledig aanleveren van de in het kader van de Wet Bibob gevraagde gegevens leidt op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, dan wel op grond van artikel 4 eerste lid juncto artikel 7a Wet Bibob tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning, dan wel tot de ontbinding van een overeenkomst inzake een overheidsopdracht, dan wel tot de opschorting of ontbinding van een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie.

Het Bibob-vragenformulier en de bijbehorende documenten stellen het bestuursorgaan in staat om het eigen onderzoek te verrichten. Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van het door de aanvrager/houder van de vergunning ingevulde Bibob-vragenformulier (incl. bijlagen), justitiële en politiële gegevens, extra aangeleverde informatie en een open bronnenonderzoek.

Artikel 4.3 Bibob-advies

  • 1. De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door het bestuursorgaan.

  • 2. Het onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob bestaat uit:

    • a.

      Het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking, dan wel het beoordelen van een reeds verleende beschikking of een (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden; en

    • b.

      Het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob-vragenformulier en bijbehorende bijlage is verstrekt door betrokkene, alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC en andere bronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen.

  • 3. Indien het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, zoals vermeld in artikel 3 van de wet Bibob, kan ingevolge artikel 9 van de wet Bibob advies worden ingewonnen bij het Landelijk Bureau Bibob.

  • 4. De adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. De betrokkene wordt door het bestuursorgaan geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd.

4.4 Melding aan Landelijk Bureau Bibob

  • 1. Indien een betrokkene niet meewerkt door het bij volharding niet verstrekken van alle gevraagde gegevens in het bibob-onderzoek zonder dat daarvoor een duidelijke reden wordt gegeven of wanneer de betrokkene zijn aanvraag na het uitreiken van het bibob-vragenformulier zonder duidelijke reden intrekt, vermeldt de gemeente de gegevens van de betrokkene in het daarvoor bestemde register.

  • 2. De gemeente registreert de gegevens van de betrokkene, ten aanzien van wie als aanvrager van een beschikking, als gegadigde bij een overheidsopdracht of als wederpartij in een vastgoedtransactie een eigen onderzoek is uitgevoerd als bedoeld in artikel 7a lid 1 Wet Bibob en waarbij een ernstig gevaar of een mindere mate van gevaar bestaat als bedoeld in artikel 3 lid 1 en lid 7 Wet Bibob.

  • 3. Het register bedoeld in de vorige leden wordt beheerd door het Landelijk Bureau Bibob. De informatie kan door het LBB worden verstrekt aan andere bestuursorganen op grond van artikel 11a van de Wet.

4.5 Informatieplicht

  • 1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Landelijk Bureau Bibob. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet Bibob.

  • 2. In geval een advies van het Landelijk Bureau Bibob leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken, om aan een aangevraagde of reeds verstrekte beschikking aanvullende voorschriften te verbinden, niet mee te werken aan een vastgoedtransactie, deze te ontbinden, of hier voorwaarden aan te verbinden, of een gegadigde van een overheidsopdracht uit te sluiten, de overeenkomst te ontbinden of hieraan voorwaarden te verbinden, wordt aan betrokkene de mogelijkheid geboden om over een kopie van het adviesrapport te beschikken, uitsluitend voorzover dit noodzakelijk is ter motivering van de naar aanleiding van het advies te nemen beslissing.

  • 3. In aanvulling op het tweede lid wordt betrokkene door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet Bibob. Betrokkene dient voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

  • 4. In het geval een derde wordt genoemd in het advies, dan wordt deze derde de mogelijkheid geboden om over een kopie van het onderdeel van het adviesrapport te beschikken, voor zover dit betrekking heeft op deze derde.

  • 5. In aanvulling op het vierde lid wordt de betreffende derde door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. De derde dient voor de ontvangst van een kopie van het onderdeel van het adviesrapport dat op hem betrekking heeft een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Intrekking

  • 1. Met de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Gemeente Maastricht, vastgesteld op 27 juni 2023, ingetrokken.

  • 2. Het aanwijzingsbesluit Bibob bij evenementen, vastgesteld op 27 juni 2023, wordt ingetrokken. Het nieuwe aanwijzingsbesluit Bibob bij evenementen wordt vastgesteld door de Burgemeester.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel is vastgesteld door de Burgemeester, respectievelijk het College van Burgemeester en Wethouders op 26 november 2024 en treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Aldus besloten door het College van Burgemeester en Wethouders van Maastricht d.d.26 november 2024.

De Secretaris,

G.J.C. Kusters

De Burgemeester,

W.A.G. Hillenaar

Bijlage 1 Lijst van risicocategorieën

In deze bijlage zijn activiteiten opgenomen, waarbij er een risico aanwezig is dat met die activiteiten strafbare feiten worden gepleegd, dan wel dat die activiteit wordt gebruikt om onrechtmatig verkregen voordelen te benutten.

Voor toepassing van de Wet Bibob is het vereist dat er sprake is van een vergunning- of ontheffingsplicht, dan wel dat er sprake is van een subsidieaanvraag, een vastgoedtransactie, ofwel een overheidsopdracht.

Het enkele feit dat een branche als risicocategorie is aangewezen, maakt deze branche dus niet meteen vergunningplichtig.

De lijst met aangewezen risicocategorieën is bepaald op basis van ervaringen in de achterliggende jaren.

De aangewezen risicocategorieën:

  • -

    Afvalbewerkings-, –verwerkingsbedrijven;

  • -

    Afvalrecycling;

  • -

    Arbeidsbemiddelingsbedrijven;

  • -

    Autobedrijven (o.a. verkoop, lease, verhuur, import, export, reparatie etc.);

  • -

    Coffeeshops;

  • -

    Haarverzorging;

  • -

    Horecabedrijven;

  • -

    Hotels (inclusief pensions, logies);

  • -

    Juweliers;

  • -

    Kamerverhuurbedrijven, -bemiddeling en -beheer;

  • -

    Nachtwinkels;

  • -

    Schoonheidsverzorging (massage- & beautysalons en nagelstudio’s);

  • -

    Seksbedrijven (inclusief seksbioscopen, sekswinkels, massagesalons, etc.);

  • -

    Sloopbedrijven;

  • -

    Smart- en Headshops;

  • -

    Speelautomatenhallen en Gamecenters;

  • -

    Sportscholen en fitnesscentra;

  • -

    Taxibranche;

  • -

    Telefoonwinkels;

  • -

    Transportondernemingen;

  • -

    Wellnesscentra en bedrijfsmatige sauna’s;

  • -

    Wisselkantoren;

  • -

    Woonboten;

  • -

    Zoetwarenwinkels;

  • -

    Zonnestudio’s;

  • -

    Zorgbureaus en –aanbieders en PGB-bureaus;