Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728110
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728110/1
Beleidsregels Bijzondere Bijstand Zaffier
Geldend van 04-12-2024 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels Bijzondere Bijstand ZaffierHet dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Zaffier;
Gelet op het bepaalde in artikel 35 van de Participatiewet,
BESLUIT
Vast te stellen de
Beleidsregels Bijzondere Bijstand Zaffier
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepaling en werkingssfeer
-
1. In deze beleidsregels worden verstaan onder:
- a.
algemene bijstand: de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;
- b.
bijstand: algemene en bijzondere bijstand;
- c.
bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 onder c van de wet zonder toepassing van de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de wet;
- d.
bijzondere bijstand: de bijstand, bedoeld in artikel 35 van de wet en de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36 van de wet;
- e.
duurzame gebruiksgoederen: gebruiksgoederen zijn goederen die langere tijd meegaan;
- f.
eigen verantwoordelijkheid: de mate waarin de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor de bekostiging van zijn kosten, via zijn eigen netwerk, sociale omgeving of andere voorliggende voorzieningen;
- g.
maatwerk: bijzondere bijstand wordt primair op grond van de wettelijke bepalingen van deze beleidsregels vastgesteld, maar bij (zeer) bijzondere individuele omstandigheden die de persoon, zijn sociale omgeving of zijn gezin of kinderen kan raken kan de bijstand worden afgestemd op de individuele situatie;
- h.
vergunninghouder: asielzoeker die een verblijfsvergunning heeft gekregen en in het kader van de taakstelling huisvesting vergunninghouders gehuisvest is in de gemeente;
- i.
voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of tot bekostiging van specifieke uitgaven (artikel 15 van de wet);
- j.
wet: de Participatiewet;
- k.
Zaffier: het openbaar lichaam Zaffier.
- a.
-
2. Alle andere in deze beleidsregels gehanteerde begrippen hebben dezelfde betekenis als vermeld in de Participatiewet.
Artikel 2 Vorm van de bijstand
-
1. Tenzij de wet, een verordening of deze beleidsregels anders bepalen, wordt de bijzondere bijstand verstrekt als een uitkering om niet.
-
2. De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die genoemd worden in artikel 48, tweede lid, van de wet en indien het bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51 van de wet.
Artikel 3 Moment van aanvragen
-
1. Een aanvraag om toekenning van bijzondere bijstand moet worden ingediend binnen 6 maanden vanaf de datum waarop de kosten opkomen.
-
2. In afwijking van het eerste lid moet de bijzondere bijstand worden aangevraagd voordat de kosten zijn gemaakt wanneer het betreft:
- a.
duurzame gebruiksgoederen, verhuis- en/of inrichtingskosten;
- b.
baby-uitzet.
- a.
Artikel 4 Vaststellen van het recht op individuele bijzondere bijstand
-
1. Er kan alleen individuele bijzondere bijstand worden verleend als:
- a.
de kosten zich voordoen;
- b.
er sprake is van noodzakelijke kosten;
- c.
de kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden;
- d.
de kosten niet voldaan kunnen worden uit de aanwezige middelen.
- a.
-
2. In geval van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan kan Zaffier besluiten in het geheel geen bijzondere bijstand te verstrekken of een lager bedrag te verstrekken of besluiten de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening te verstrekken
Artikel 5 Hoogte bijzondere bijstand en Nibud-normen
-
1. De hoogte van de bijzondere bijstand is afhankelijk van de individuele situatie.
-
2. Uitgegaan wordt van de goedkoopste adequate voorziening.
-
3. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere noodzakelijke kosten wordt aangesloten bij de normbedragen zoals opgenomen in de prijzengids van het Nibud. Dit betekent dat de daadwerkelijk gemaakte kosten worden vergoed tot een maximum als genoemd in de prijzengids van het Nibud, tenzij deze beleidsregels anders bepalen en tenzij aanvrager aannemelijk maakt dat de daadwerkelijke koste hoger zijn.
-
4. In afwijking van lid 3 wordt voor een aantal kostensoorten een percentage van het normbedrag van de Nibud richtlijn gehanteerd.
-
5. In een in de bijlage opgenomen normenlijst worden de te vergoede bedragen waarnaar verwezen wordt in deze beleidsregels en de percentages van de normbedragen van het Nibud zoals aangegeven in het vorige lid opgenomen.
HOOFDSTUK II DRAAGKRACHT BEPALINGEN
Artikel 6 Uitgangspunten draagkracht
Bij de vaststelling van de bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de aanwezige draagkracht in het inkomen (inclusief vakantiegeld) of het vermogen. Bij de vaststelling van aanwezige draagkracht wordt in ieder geval rekening gehouden met de draagkrachtperiode, het vermogen en het inkomen.
Zaffier hanteert geen drempelbedrag als bedoeld in artikel 35 lid 2 van de wet.
Artikel 7 Bepaling van het inkomen en vermogen
-
1. De hoogte van het inkomen wordt vastgesteld met inachtneming van artikel 31 van de wet en met inachtneming van de vrijlatingen die gelden bij algemene bijstand.
-
2. Het inkomen van de belanghebbende die geen (aanvullende) uitkering ingevolge de Participatiewet, de IOAZ of de IOAW ontvangt, wordt vastgesteld aan de hand van de inkomensspecificaties van de maand voorafgaand aan de maand waarin de kosten zich hebben voorgedaan. Tenzij per datum aanvang kosten er sprake is van een inkomstendaling, dan wordt het inkomen gehanteerd van het moment van het ontstaan van de kosten.
-
3. Heeft belanghebbende een wisselend inkomen dan wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen genoten in de zes maanden voorafgaand aan de maand waarin de kosten zich hebben voorgedaan.
-
4. Wordt de aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voordat de kosten zich daadwerkelijk voordoen dan wordt het inkomen vastgesteld aan de hand van de inkomensspecificatie van de maand, dan wel het gemiddelde inkomen van de zes maanden, voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend.
-
5. Het vermogen wordt vastgesteld met inachtneming van artikel 34 van de wet en met inachtneming van de vrijlatingen die bij vermogen gelden zoals het sparen tijdens de bijstand, tenzij in deze beleidsregels anders is bepaald (zie hiervoor artikel 16 lid 5).
Artikel 8 Draagkracht
-
1. In het inkomen tot 120 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantiegeld is geen draagkracht aanwezig. Deze inkomensgrens geldt voor alle kostensoorten en voorzieningen die vermeld staan in deze beleidsregels tenzij anders bepaald, zoals aangegeven in lid 3 en 4 van dit artikel.
-
2. Voor zover het inkomen hoger is dan het bepaalde in lid 1 geldt dat dat meer inkomen voor 100% als draagkracht.
-
3. In afwijking van het eerste lid geldt een inkomensgrens van 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor de kosten van bijzondere bijstand van:
- -
bewindvoering, curator, mentor;
- -
griffierechten bewindvoering, curator en mentor;
- -
bankkosten bewindvoering;
- -
woonkosten;
- -
compensatie alleenstaande ouderkop op grond van artikel 30 van deze beleidsregels
- -
-
4. Het vermogen wordt vastgesteld ten tijde van de ingangsdatum van de bijzondere bijstandsverlening van de maand en en wordt, tot aan de op belanghebbende van toepassing zijnde grens als bedoeld in artikel 34 Participatiewet buiten beschouwing gelaten, tenzij in deze beleidsregels anders is bepaald (artikel 16 lid 5). Het vermogen boven de grens wordt volledig in aanmerking genomen voor de draagkracht.
-
5. Het vermogen in de eigen woning wordt niet in aanmerking genomen.
-
6. De individuele studietoeslag en de individuele inkomenstoeslag worden niet in aanmerking genomen als draagkracht.
-
7. Voor personen ten aanzien van wie een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken, executoriaal beslag is gelegd, of sprake is van een minnelijke regeling o.g.v. de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, wordt de draagkracht berekend over de middelen waarover de belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft.
Artikel 9 Kostendelersnorm
Bij de bepaling van de draagkracht wordt de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de wet buiten beschouwing gelaten.
Artikel 10 Draagkrachtperiode
-
1. De draagkracht wordt voor een periode van twaalf maanden vastgesteld. De periode vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de kosten zich hebben voorgedaan.
-
2. Indien een aanvraag nog te maken kosten betreft, vangt de draagkrachtperiode aan op de 1e van de maand waarin de aanvraag is ingediend.
-
3. Als het incidentele (eenmalige) bijzondere bijstand betreft dan wordt de draagkracht in één keer verrekend met de toe te kennen bijstand. Als het periodieke bijzondere bijstand betreft dan wordt de draagkracht naar evenredigheid per maand in mindering gebracht op de toe te kennen bijstand. Bij een combinatie van incidenteel en periodiek, worden eerst de incidentele kosten verrekend, het resterende wordt verrekend per maand. Bij een aanvraag om incidentele bijzondere bijstand in een lopende draagkracht verstrekking wordt geen herberekening gemaakt voor de periodieke kosten.
-
4. In afwijking van het eerste lid worden, als er geen sprake is van draagkracht, de volgende perioden aangehouden:
- a.
onbepaalde tijd voor belanghebbenden vanaf pensioengerechtigde leeftijd;
- b.
3 jaar voor belanghebbenden jonger dan pensioengerechtigde leeftijd die een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen.
- a.
-
4. Een éénmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet gewijzigd tijdens de draagkrachtperiode.
-
5. In afwijking van het vorige lid wordt een eerder vastgestelde draagkrachtperiode opnieuw vastgesteld als er een wijziging in de middelen heeft plaatsgevonden.
Artikel 10 a Kostensoorten met afwijkende draagkrachtbepalingen en vergoedingen (geldt alleen voor inwoners van de gemeente Dijk en Waard)
-
1. Voor de volgende kostensoorten gelden afwijkende draagkrachtbepalingen en vergoedingen:
- -
Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtings- en stofferingskosten en verhuiskosten op grond van artikel 21 van deze beleidsregels
- -
Eigen bijdrage kinderopvang op grond van artikel 23 van deze beleidsregels
- -
Uitvaartkosten op grond van artikel 29 van deze beleidsregels
- -
-
2. Bij een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld gelden voor deze kostensoorten de reguliere draagkrachtbepalingen op grond van artikel 8 van deze beleidsregels en wordt de hoogte van de bijzondere bijstand vastgesteld op grond van artikel 5.
-
3. Bij een inkomen tussen de 120% en de 150% van de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld is de vergoeding 50% van de voor bijstand in aanmerking komende kosten.
-
4. Als als gevolg van toepassing van lid 3 van dit artikel de vergoeding lager uitvalt dan een vergoeding op grond van de reguliere draagkrachtberekening zoals opgenomen in de artikelen 6 en 8 van deze beleidsregels dan dient de vergoeding gebaseerd te worden op grond van deze artikelen.
-
5. Bij een inkomen boven de 150% van de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld wordt de draagkrachtberekening toegepast zoals opgenomen in de artikelen 6 en 8 van deze beleidsregels.
-
6. De overige draagkrachtbepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk II blijven onverkort van toepassing.
HOOFDSTUK III Meedoen
Artikel 11 Computerregeling
Artikel 11 a Inwoners gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Heiloo en Uitgeest
-
1. In afwijking van artikel 5 wordt bijzondere bijstand voor een computer verstrekt in natura.
-
2. Bijzondere bijstand voor een computer wordt verstrekt ten behoeve van alle tot het gezin behorende kinderen in de leeftijd van 7 tot 18 jaar.
-
3. Aanvrager in lid 2 heeft aantoonbaar een inkomen dat langer dan 12 maanden niet meer heeft bedragen dan 120% van de voor aanvrager toepasselijke bijstandsnorm.
-
4. Er is geen sprake van noodzakelijke kosten indien er binnen een periode van 3 jaar voorafgaand aan de datum van aanvraag reeds eerder bijzondere bijstand voor een computer is verstrekt ten behoeve van de tot het gezin behorende persoon.
Artikel 11 b Inwoners van de gemeente Dijk en Waard
-
1. In afwijking van artikel 5 wordt bijzondere bijstand voor een computer verstrekt in natura.
-
2. Bijzondere bijstand voor een computer wordt verstrekt ten behoeve van alle tot het gezin behorende kinderen in de leeftijd van 7 tot 18 jaar.
-
3. Aanvrager in lid 2 heeft aantoonbaar een inkomen dat langer dan 12 maanden niet meer heeft bedragen dan 150% van de voor hem toepasselijke bijstandsnorm.
-
4. Er is geen sprake van noodzakelijke kosten indien er binnen een periode van 3 jaar voorafgaand aan de datum van aanvraag reeds eerder bijzondere bijstand voor een computer is verstrekt ten behoeve van de tot het gezin behorende persoon.
HOOFDSTUK IV Gezondheid
Artikel 12 Medische en paramedische kosten
-
1. Het uitgangspunt voor medische kosten is dat een ieder zich kan verzekeren op het voorzieningenniveau van de basis- en aanvullende zorgverzekering. Medische kosten worden in principe niet vergoed uit de bijzondere bijstand.
-
2. De vergoedingen vanuit de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning en vergelijkbare regelingen zijn voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht. Indien binnen de voorliggende voorziening een bewuste beslissing is genomen over de noodzaak van vergoeding van bepaalde kostensoorten in het algemeen of in een specifieke situatie en die kosten niet als noodzakelijk worden aangemerkt, kan daarvoor ook geen bijzondere bijstand worden verleend. Tenzij er sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 lid 1 van de wet.
-
3. Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor kosten die voor rekening van een belanghebbende blijven op grond van een vrijwillig of verplicht eigen risico.
Artikel 13 Collectieve zorgverzekering voor minima (CZM)
-
1. Zaffier doet een aanbod voor verzekering van zorgkosten voor minima.
-
2. Zaffier verstrekt een bijdrage in de kosten van deze verzekering.
-
3. De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van het gekozen pakket. Voor het GemeentePakket Compact is de bijdrage € 10,-- per maand. Voor het GemeentePakket Compleet waarbij het eigen risico is meeverzekerd is de bijdrage € 35,-- per maand.
-
4. Met de CZM worden belanghebbenden voldoende verzekerd geacht voor de voorziening in medische en paramedische kosten.
-
5. Studenten of scholieren die uit ’s Rijks kas bekostigd voltijds onderwijs volgen en aanspraak kunnen maken op studiefinanciering op grond van de WSF 2000 of een tegemoetkoming op grond van de WTOS zijn uitgesloten van deelname aan de CZM.
Artikel 14 Kosten verzorging, hulp en ondersteuning
Voor de volgende kosten in verband met verzorging, hulp en ondersteuning bestaat recht op bijzondere bijstand:
- a.
de eigen bijdrage WMO;
- b.
bijzondere extra noodzakelijke kosten door een ziekte of beperking. Bijvoorbeeld extra kosten voor ontwikkeling en ontspanning (inclusief seksuele hulpverlening), dieetkosten, maaltijdkosten, slijtage en bewassingskosten en verwarmingskosten;
- c.
de eigen bijdrage alarmeringskosten;
- d.
de eigen bijdrage ziekenvervoer voor zover deze niet voor vergoeding op grond van de Zorgverzekeringswet in aanmerking komt..
Artikel 15 Maatwerkvoorziening voor personen die geen gebruik maken van de CZM
-
1. Aan personen die niet deelnemen aan de CZM zoals genoemd in artikel 13 omdat een andere verzekering beter aansluit bij hun behoefte kan een bijdrage worden verstrekt ter gedeeltelijke compensatie van de premie betaling.
-
2. Aangetoond moet worden dat de andere verzekering beter aansluit bij de behoefte.
-
3. De hoogte van de compensatie is even hoog als de gemeentelijke bijdrage die verstrekt wordt in de kosten van de CZM voor het pakket waarin het eigen risico is meeverzekerd.
HOOFDSTUK V Speciale doelgroepen
Artikel 16 Gedetineerden
-
1. Aan belanghebbende kan bij een kortdurende vrijheidsontneming van maximaal 6 maanden bijzondere bijstand worden verstrekt voor de woonkosten.
-
2. Onder woonkosten worden verstaan bij een huurwoning de kosten van huur minus de huurtoeslag en bij een woning in eigendom de hypotheekrente verminderd met de voorlopige teruggave van belastingen wegens fiscaal aftrekbare hypotheekrente. En bij een huurwoning en een koopwoning ook om de kosten van het vastrecht voor kosten energie en water.
-
3. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder b van de Participatiewet.
-
4. Bijzondere bijstand wordt alleen verstrekt in die situaties waar sprake is van de noodzaak van het aanhouden van de woning en dit niet bekostigd kan worden door de achterblijvende partner.
-
5. Alle financiële reserves dienen te worden aangewend om de woonkosten zelf te betalen.
-
De vermogensvrijlating als bedoeld in artikel 34 van de wet is niet van toepassing.
-
6. Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt als er sprake is van een korte detentie (minder dan één maand). Belanghebbende wordt geacht dit zelf te kunnen opvangen.
-
7. Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt indien op voorhand, zulks ter beoordeling op het moment van de aanvraag, vast staat dat de detentie langer duurt dan zes maanden. Indien de detentieduur op voorhand moeilijk in te schatten is kan bijstand worden verleend voor de duur van maximaal drie maanden met eventuele verlenging van 3 maanden.
-
8. De coördinator nazorg ex-gedetineerden wordt eventueel om advies gevraagd over de aanvraag.
Artikel 17 Vergunninghouders
-
1. Aan vergunninghouders die zich voor de eerste maal vanuit het asielzoekerscentrum vestigen in de gemeente wordt bijzondere bijstand verstrekt voor de inrichtingskosten (o.a. duurzame gebruiksgoederen) en stofferingskosten van de woning, de eerste huurnota, de administratiekosten, de waarborgsom en de aanschafkosten van een fiets.
-
2. De hoogte van de bijzondere bijstand voor de inrichtingskosten bedraagt 35% van de norm die het Nibud heeft vastgesteld voor de van toepassing zijnde gezinssamenstelling onder aftrek van het normbedrag voor de stofferingskosten. De bijstand wordt als geldlening verstrekt. De bepalingen in artikel 21 zijn van overeenkomstige toepassing.
-
3. De hoogte van de bijzondere bijstand voor stofferingskosten bedraagt 100% van de norm die het NIBUD heeft vastgesteld voor de van toepassing zijnde gezinssamenstelling.
-
De bijstand wordt om niet verstrekt.
-
4. Indien sprake is van kamerbewoning dan vindt een individuele toetsing plaats over de noodzakelijkheid van de inrichtings- en stofferingskosten. Bijstand wordt verstrekt tot maximaal het gestelde in lid 2 en 3.
-
5. Indien de gezinssamenstelling tussentijds wijzigt in verband met gezinshereniging dan wordt alleen aanvullende bijzondere bijstand verstrekt voor de inrichtingskosten. Stofferingskosten worden alleen vergoed indien een toetsing heeft plaatsgevonden over de noodzakelijkheid van deze kosten.
-
De hoogte van de bijstand voor de inrichtingskosten is gebaseerd op het verschil tussen het reeds verstrekte bedrag en de norm die past bij de nieuw ontstane gezinssamenstelling.
-
De percentages als vermeld in lid 2 en 3 zijn onverkort van toepassing.
-
6. Bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt voor de eerste huurnota.
-
Bijstand wordt verstrekt over de betreffende maand plus de volgende maand.
-
7. Bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt voor de administratiekosten.
-
8. Bijzondere bijstand als geldlening wordt verstrekt voor de kosten van de waarborgsom.
-
9. Bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt voor een fiets gedurende het eerste jaar van verblijf in de gemeente voor volwassenen en voor kinderen vanaf 12 jaar die naar het voortgezet onderwijs gaan. De hoogte van de vergoeding bedraagt 50% van de NIBUD norm.
HOOFDSTUK VI Overige individuele bijzondere bijstand
Zaffier geeft geen limitatieve opsomming van kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand mogelijk is.Dit hangt namelijk sterk af van individuele omstandigheden en wordt daarom individueel beoordeeld. Wel is aangegeven hoe wordt omgegaan met bepaalde kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand kan worden verleend.
Artikel 18 Bijzondere bijstand voor rechtsbijstand, mediation en griffierecht
-
1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de eigen bijdrage voor noodzakelijk verleende rechtshulp en mediationhet griffierecht en overige noodzakelijk te maken kosten als er een toevoeging voor rechtsbijstand is afgegeven door de Raad voor Rechtsbijstand en als deze moet worden betaald op grond van de Wet op de rechtsbijstand.
-
2. Vertalingskosten komen alleen voor bijzondere bijstand in aanmerking als de advocaat geen of onvoldoende beroep kan doen op de Uitvoeringsregeling subsidie vertaaldiensten
Artikel 19 Bijzondere bijstand voor beschermingsbewind, curator en mentor
-
1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de beloning van een bewindvoerder beschermingsbewind, van een curator en van een mentor mits die zijn toegewezen door de kantonrechter.
-
2. De bijzondere bijstand wordt vanaf de 1ste of de 16 de dag van de maand verstrekt waarin de bewindvoerder, de curator of de mentor is benoemd.
-
3. De bijzondere bijstand wordt vanaf de 1ste of de 16 de dag van de maand beëindigd waarin de bewindvoerder, de curator of de mentor is gestopt.
-
4. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de extra te maken kosten zoals vermeld in de regeling beloning curatoren, bewindvoerderskosten en mentoren mits de kantonrechter akkoord is gegaan met deze kosten.
-
5. De kosten van beschermingsbewind voor het beheer van een persoonsgebonden budget komen voor vergoeding in aanmerking.
Artikel 20 Bijzondere bijstand voor budgettering
-
1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de kosten van budgetbeheer. Als in het minnelijke traject budgetbeheer ingezet wordt op basis van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, dan staat de noodzaak in ieder geval vast.
-
2. Zaffier beschouwt de dienstverlening die geboden wordt door de gemeente in het kader van de schuldhulpverlening als een voorliggende voorziening.
Artikel 21 Duurzame gebruiksgoederen, inrichtings- en verhuiskosten
-
1. Kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige kosten van inrichting behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Voor deze kosten dient vooraf te worden gereserveerd door middel van sparen of achteraf door middel van een geldlening.
-
Voor zover in deze beleidsregels niet anders is bepaald, bestaat er in beginsel geen recht op bijzondere bijstand voor deze kosten.
-
2. Het hebben van schulden is in zijn algemeenheid niet aan te merken als een dringende reden dat niet voor de kosten gereserveerd kan worden. Dat is anders als de schulden niet het gevolg zijn van overconsumptie.
-
3. In afwijking van het eerstelid geldt voor bijzondere situaties (bijvoorbeeld vergunninghouders) dat voor de eerste inrichting bijzondere bijstand mogelijk is.
-
4. Als belanghebbende geen of onvoldoende middelen heeft om in de kosten te voorzien en een krediet bij een kredietbank of andere kredietverstrekker niet mogelijk is, wordt bijzondere bijstand in beginsel toegekend in de vorm van een renteloze geldlening als bedoeld in artikel 51 Participatiewet. Hiervoor geldt het volgende:
- a.
de lening mag niet meer bedragen dan 36 maal 5% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. Dit wordt vooraf berekend, Het meerdere wordt om niet verstrekt;
- b.
Als er sprake is van een nareiziger dan wel gezinshereniging dan wordt het aanvullende bedrag dat wordt verstrekt op grond van artikel 17 lid 5 toegevoegd aan de bestaande lening. Lid 4 onder a blijft onverkort van toepassing zodat de totale aflossingsduur niet meer dan 36 maanden bedraagt.
- c.
als een belanghebbende (gedeeltelijk) heeft kunnen reserveren dan wordt individueel afgewogen wat dit voor gevolgen heeft voor de geldlening.
- a.
-
5. Indien er bijzondere omstandigheden zijn waardoor het niet mogelijk is om een renteloze geldlening te verstrekken, dan kan de bijstand om niet worden verstrekt.
-
6. Voor de geldlening als bedoeld in het vierde lid gelden de volgende uitgangspunten:
- a.
de aflossingscapaciteit wordt vastgesteld op 5 % van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.
- b.
maandelijks dient de belanghebbende een bedrag gelijk aan 1/36 van de verstrekte geldlening op de lening af te lossen. Indien en zolang de belanghebbende een bijstandsuitkering ontvangt geschiedt dit door inhouding op de bijstand.
- c.
Indien sprake is van een nareiziger dan wel gezinshereniging dan wordt de aflossingscapaciteit opnieuw vastgesteld op basis van de nieuwe toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.
- a.
-
7. Beslaglegging op het inkomen, deelname aan een minnelijke schuldregeling in het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Msnp of schuldsaneringstraject) of de Wsnp wordt geacht geen belemmering te vormen om te kunnen reserveren.
-
8. Indien er sprake is van een minnelijke schuldregeling in het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Msnp of schuldsaneringstraject) of Wsnp waarbij geen nieuwe schulden gemaakt mogen worden, kan in individuele situaties worden afgeweken van het genoemde in lid 4.
-
9. Bij een aanvraag om bijstand voor duurzame gebruiksgoederen moet contact opgenomen worden met de bewindvoerder dan wel de consulent schuldhulpverlening. Er wordt na overleg leenbijstand verleend onder de voorwaarde dat het schuldhulpverleningstraject goed wordt afgerond. Indien het traject goed wordt afgerond wordt de bijstand omgezet in om niet.
-
10. De hoogte van de te verstrekken bijstand, inclusief de bedragen bij een complete woninginrichting, is opgenomen in de bijlage (normenlijst).
Artikel 22 Woonkosten
-
1. Bijzondere bijstand voor woonkosten is mogelijk indien:
- a.
er sprake is van een huurwoning;
- b.
er sprake is van een woning in eigendom.
- a.
-
2. Onder woonkosten wordt verstaan:
- a.
indien een woning in huur wordt bewoond: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in de Wet op de huurtoeslag.
- b.
Indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van:
- -
de hypotheekrente
- -
de zakelijke lasten in verband met het in eigendom hebben van de woning. Hieronder wordt verstaan het eigenaarsdeel van de onroerend zaak belasting, de opstalverzekering, de waterschapslasten (eigenaarsdeel) en de rioolrechten.
- -
- a.
-
3. De woonkostentoeslag voor een huurwoning of gehuurde woonwagen of woonboot
- a.
Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop de betrokkene wel in aanmerking komt voor de huurtoeslag.
- b.
De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten per maand zou ontvangen.
- a.
-
4. De woonkostentoeslag bij een woning in eigendom
- a.
Indien belanghebbende een eigen woning bezit, waar hij tevens woont, kan tijdelijk woonkostentoeslag worden verstrekt.
- b.
De woonkostentoeslag is gelijk aan de omgerekende som van
- -
de hypotheekrente;
- -
de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten. Dit zijn het eigenaarsdeel van de onroerend zaak belasting, de opstalverzekering, de waterschapslasten (eigenaarsdeel) en de rioolrechten;
- -
onder aftrek van de voorlopige teruggave belastingen wegens fiscaal aftrekbare hypotheekrente.
- -
- c.
De hoogte van de bijstand wordt vastgesteld conform de systematiek van de berekening van de huurtoeslag.
- d.
Aan belanghebbende wordt de woonkostentoeslag verstrekt onder de voorwaarde dat vooraf vermindering van de voorlopige teruggave van belastingen wegens fiscaal aftrekbare hypotheekrente wordt verzocht, zodat dit bedrag kan worden verrekend met de woonkostentoeslag.
- a.
-
5. Woonkostentoeslag voor woonkosten vanaf de maximale huurprijs kan worden verstrekt, indien belanghebbende een woning in huur of eigendom bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten op grond van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag. , .
-
6. De woonkostentoeslag wordt om niet verstrekt tot de datum waarop de betrokkene wel in aanmerking komt voor de huurtoeslag. Als huurtoeslag niet aan de orde is wordt de woonkostentoeslag toegekend voor een periode van 12 maanden. Na afloop van deze periode dient de toeslag op nieuw te worden aangevraagd.
-
7. Aan de woonkostentoeslag is de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht). Dit wordt halfjaarlijks gecontroleerd. Bij het niet voldoen aan deze verplichting kan een vervolgaanvraag worden afgewezen.
-
8. In bijzondere situaties kan van de verhuisplicht worden afgezien.
-
9. Woonkostentoeslag kan worden verstrekt voor woonkosten van een jongere van 18 tot 21 jaar die zelfstandig een huurwoning bewoont en waarbij de noodzaak tot zelfstandig wonen op grond van artikel 12 van de wet is vastgesteld. In dit geval dienen de huurkosten hoger te zijn dan de maximale huurgrens die geldt voor jongeren tot 23 jaar (maar lager dan de maximale huurtoeslag voor personen van 23 jaar en ouder) waardoor geen recht bestaat op huurtoeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten zou zijn ontvangen indien belanghebbende 23 jaar of ouder zou zijn. Aan de woonkostentoeslag is de voorwaarde verbonden dat de jongeren naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht). Dit wordt halfjaarlijks gecontroleerd.
Artikel 23 Kinderopvang
-
1. Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de eigen bijdrage in de kosten van noodzakelijke kinderopvang als er bij de ouder of het kind sprake is van een sociaal medische indicatie en er geen beroep kan worden gedaan op de Wet Kinderopvang.
-
2. Bij de aanvraag moet het besluit tot toekenning van de kinderopvang Sociaal Medische Indicatie worden overgelegd.
-
3. Als er geen sprake is van een voorliggende voorziening kan in bijzondere noodzakelijke gevallen (zoals bij beperking ouder of kind) bijzondere bijstand voor kosten van niet arbeid gerelateerde kinderopvang worden verstrekt voor:
- -
tussen schoolse opvang;
- -
noodzakelijke informele kinderopvang buiten de reguliere opvangtijden of als er nog geen plaats is in de formele kinderopvang.
- -
-
4. Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang op grond van de Wet kinderopvang voor zover het kind niet door de niet werkende of studerende ouder/partner opgevangen kan worden en maximaal voor de duur van een kalenderjaar. Hierna kan opnieuw een aanvraag worden ingediend.
-
5. Bij de aanvraag als bedoeld in het vierde lid dient de ouder de beschikking kinderopvangtoeslag van de belastingdienst te overleggen waaruit de toekenning van de kinderopvangtoeslag blijkt.
Artikel 24 Peuteropvang
-
1. Voor de doelgroep kinderen die vanuit de beoordeling van het CJG in aanmerking komen voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVW) wordt bijzondere bijstand verstrekt voor de eigen bijdrage in de kosten van gesubsidieerde peuteropvang.
-
2. De kinderopvangtoeslag via de Belastingdienst dan wel de gemeentelijke bijdrage voor peuteropvang geld als voorliggende voorziening.
Artikel 25 Reiskosten bezoek
-
1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor noodzakelijke reiskosten buiten de gemeente voor bezoek aan partner en familie (eerste en tweede graad) die in een inrichting verblijven, uit huis zijn geplaatst of gedetineerd zijn.
-
2. De reiskosten komen alleen voor bijzondere bijstand in aanmerking als de enkele reisafstand meer bedraagt dan 10 kilometer.
-
3. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op het goedkoopste reisalternatief.
-
4. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor reiskosten voor maximaal 2 personen die tot het huishouden behoren van partner en familie (eerste en tweede graag) die in een inrichting verblijven, uit huis zijn geplaatst of gedetineerd zijn.
-
5. Voor personen die eerste en tweede graads- bloedverwant zijn wordt maximaal 2 maal per week bijzondere bijstand verstrekt tenzij het gaat om reiskosten in verband met detentiebezoek. In dat geval geldt als frequentie maximaal eens per 14 dagen.
-
6. Voor personen die geen eerste of tweede graads-bloedverwant zijn maar wel tot het huishouden behoren wordt maximaal eens per maand bijzondere bijstand verstrek
Artikel 26a Jongerentoeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar woonachtig in de gemeente Alkmaar
-
1. Op aanvraag wordt aan jongeren van 18 tot 21 jaar per kalendermaand bijzondere bijstand verstrekt als bedoeld in artikel 12 van de wet in de vorm van een jongerentoeslag voor zover de belanghebbende zelfstandig huisvesting heeft en deze huisvesting noodzakelijk is.
-
2. De jongerentoeslag wordt verstrekt ter aanvulling van de bijstandsnorm voor jongeren tot 21 jaar en bedraagt 30% van de gehuwdennorm inclusief vakantietoeslag.
-
3. Een individuele beoordeling van de jongerentoeslag dient te worden gemaakt bij o.a. jogneren die een kamer bewonen of inwonend zijn. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de kosten van kamerhuur, de zorgverzekering onder aftrek van de zorgtoeslag, de WA en inboedelverzekering (indien van toepassing), en een toeslag van 4% van de gehuwdennorm inclusief vakantietoeslag. De bijzondere bijstand bedraagt maximaal 30% van de gehuwde norm inclusief vakantietoeslag.
-
4. Voor jongeren in een maatschappelijke opvanginstelling (o.a. DNOdoen, Exodus, Oranjehuis is de hoogte van de bijzondere bijstand gebaseerd op de begeleidings/woonkosten de zorgverzekering onder aftrek van de zorgtoeslag, de WA en inboedelverzekering, en een toeslag van 4% van de gehuwdennorm inclusief vakantietoeslag.
-
5. De bijzondere bijstand wordt alleen verstrekt als er een noodzaak is tot zelfstandig wonen, en er een onderzoek heeft plaatsgevonden op grond van artikel 12 van de wet.
Artikel 26 b Jongerentoeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar woonachtig in de gemeenten Bergen, Castricum, Dijk en Waard, Heiloo en Uitgeest
-
1. Op aanvraag wordt aan jongeren van 18 tot 21 jaar per kalendermaand bijzondere bijstand verstrekt als bedoeld in artikel 12 van de wet in de vorm van een jongerentoeslag voor zover de belanghebbende zelfstandig huisvesting heeft en deze huisvesting noodzakelijk is.
-
2. De jongerentoeslag wordt verstrekt ter aanvulling van de bijstandsnorm voor jongeren tot 21 jaar en bedraagt maximaal het verschil tussen de bijstandsnorm voor jongeren van 18, 19 en 20 jaar zonder vakantietoeslag en het bedrag aan bijstand zonder vakantietoeslag voor een 21-jarige in een vergelijkbare situatie. Dit betekent dat de bijzondere bijstand lager wordt vastgesteld indien er sprake is van kostendeling, ontbreken woonkosten en/of woonlasten. Het bedrag van de verlaging wordt op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.
-
3. De bijzondere bijstand wordt alleen verstrekt als er een noodzaak is tot zelfstandig wonen, en er een onderzoek heeft plaatsgevonden op grond van artikel 12 van de wet.
Artikel 27 Jongeren in een inrichting
-
1. Aan jongeren tot 21 jaar die, zoals bedoeld in artikel 13 lid 2 onder a van de wet, in een inrichting verblijven op grond artikel 1 onderdeel f van de wet, kan periodiek bijzondere bijstand worden verstrekt.
-
2. De hoogte van de bijzondere bijstand is de norm als bedoeld in artikel 20 lid 1 van de wet.
-
3. De bijzondere bijstand wordt alleen verstrekt als er een onderzoek heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 12 van de wet en er geen recht bestaat op een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de wet.
Artikel 28 Doorbetaling vaste lasten verblijf instelling
-
1. Aan een belanghebbende zonder partner en/of (andere) medebewoners die tijdelijk verblijft in een instelling vanwege medische of sociale omstandigheden kan bijzondere bijstand worden verleend voor de doorbetaling van de vaste lasten indien het aanhouden van de woning noodzakelijk is.
-
2. Indien sprake is van algemene bijstand dan wordt eerst de reguliere norm gedurende de lopende maand en de daarop volgende maand vanaf het moment van opname doorbetaald, voordat bijzondere bijstand verleend wordt
-
3. Onder de vaste lasten als bedoeld in het eerste lid worden verstaan: huur en de kosten van vastrecht voor gas, elektra en water.
-
4. Bijstandsverlening is mogelijk gedurende maximaal 6 maanden te rekenen vanaf het moment dat de norm aangepast is naar de norm voor een in een inrichting verblijvende.
-
5. Als de opname tijdelijk is, maar toch aanmerkelijk langer duurt dan werd verwacht dan kan de bijstandsverlening nog maximaal met 6 maanden verlengd worden.
Artikel 29 Uitvaartkosten
-
1. Voor kosten verbonden aan een uitvaart kan bijzondere bijstand worden verstrekt aan de nabestaanden die voor hun aandeel in de nalatenschap uitvaartkosten moeten betalen en deze kosten niet vanuit de nalatenschap van de erflater betaald kunnen worden en de nabestaanden onvoldoende draagkracht hebben om deze kosten zelf te betalen.
-
2. De hoogte van de bijstand bedraagt maximaal € 3.375,--.
HOOFDSTUK VII Slotbepalingen
Artikel 30 Overgangsbepaling
-
1. Besluiten waarin periodieke vergoedingen bijzondere bijstand zijn vastgesteld die doorlopen na 1 januari 2025 blijven van kracht voor de vastgestelde toekenningstermijn of tot een wijziging in de situatie.
-
2. Besluiten over de hoogte van de jongerentoeslag voor jongeren in een inrichting blijven na 1 januari 2025 van kracht voor de vastgestelde toekenningstermijn.
-
3. Besluiten over reiskosten voor inburgering en uitstroom naar werk die genomen zijn op basis van de bijzondere bijstand en die doorlopen na 1 januari 2025 blijven van kracht voor de vastgestelde toekenningstermijn.
Artikel 31 Intrekking
Op de dag van de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden ingetrokken:
- 1.
beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Alkmaar, geldend vanaf 27 augustus 2020;
- 2.
beleidsregels bijzondere bijstand Zaffier: gemeente Dijk en Waard, vastgesteld door het dagelijks bestuur van Zaffier op 11 mei 2023, geldend vanaf 1 januari 2023;
- 3.
beleidsregels bijzondere bijstand vergunninghouders Zaffier, geldend voor vergunninghouders uit de gemeenten Bergen, Castricum, Heiloo en Uitgeest, vastgesteld door het dagelijks bestuur van Zaffier op 17 oktober 2024, geldend vanaf 5 november 2024.
Artikel 32 Inwerkingtreding en citeertitel
De beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie en werken terug tot 1 januari 2025.
Artikel 33 Citeerartikel
Deze beleidsregels worden aangehaald als beleidsregels bijzondere bijstand Zaffier.
Ondertekening
Aldus vastgesteld op 21 november 2024
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Zaffier
R. te Beest
voorzitter
J.C. Mokveld
Secretaris
Bijlage Normenlijst
NORMENLIJST ZAFFIER
Het inventarispakket naar huishoudtype zoals opgenomen in de prijzenbied van het Nibud vormt de basis. Voor een aantal kostensoorten wordt een percentage van het normbedrag van de Nibud richtlijn gehanteerd.
Tabel Volledige inrichting
|
Percentage van Nibud norm |
Inrichtingskosten |
35% Let op: verlagen met norm stofferingskosten |
Stofferingskosten |
100% |
Tabel Huishoudelijke apparatuur
apparaat |
Percentage Nibud norm |
Kookplaat |
60% |
Koelvriescombinatie |
60% |
Wasmachine |
60% |
Stofzuiger |
60% |
TV |
60% |
Waterkoker, strijkijzer, koffiezetapparaat |
35% |
Audioset, draagbare audioset Scheerapparaat, mobiel |
0% |
Computer |
computer in natura |
Tabel Overige inventaris
Inventaris |
Percentage Nibud norm |
Meubilair woonkamer |
25% |
Meubilair slaapkamer excl matras |
100% |
Linnengoed |
50% |
Servies, glas, bestek |
50% |
Keukeninventaris |
50% |
Was, werk en strijkmaterialen |
50% |
Diverse huishoudelijke artikelen |
50% |
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsbepalingen en werkingssfeer
In dit artikel is aangegeven wat met bepaalde begrippen wordt bedoeld en het artikel verwijst naar de begrippen van de Participatiewet.
Artikel 2 Vorm van de bijstand
Uitgangspunt is dat bijstand om niet wordt verstrekt. In de artikelen 48 en 51 van de wet is aangegeven dat de bijstand in bepaalde gevallen als lening kan worden verstrekt.
Artikel 48, tweede lid, van de wet bepaalt dat bijstand kan worden verleend in de vorm van een geldlening indien:
- a.
de belanghebbende op korte termijn over voldoende inkomsten of vermogen beschikt om de betreffende kosten zelf te kunnen betalen;
- b.
de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;
- c.
de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft;
- d.
het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft.
Dit betekent ook dat er in geen andere gevallen dan de wet voorschrijft een lening mag worden verstrekt zodat belanghebbenden niet ten onrecht worden belast met aflossingsverplichtingen aan de gemeente.
Artikel 51 van de wet bepaalt dat voor duurzame gebruiksgoederen bijzondere bijstand in de vorm van een lening kan worden verstrekt.
Zaffier maakt van haar bevoegdheid gebruik om daadwerkelijk in die gevallen een lening te verstrekken.
Artikel 3 Moment van aanvragen
Op grond van artikel 44 Participatiewet is het niet toegestaan bijstand toe te kennen tegen een eerdere datum dan waarop belanghebbende zich voor een aanvraag heeft gemeld. Gelet op de doelstellingen van de bijzondere bijstand (het bestrijden van armoede) moet aangenomen worden dat gemeentelijk beleid op basis waarvan met terugwerkende kracht bijzondere bijstand wordt verleend niet in strijd is met de bedoeling van de wetgever. Het toekennen van bijzondere bijstand met terugwerkende kracht kan het niet-gebruik ervan terugdringen.
Er zijn ook situaties dat een aanvraag vooraf niet mogelijk was, vanwege bijzondere omstandigheden van de aanvrager. Voorts draagt toekennen met terugwerkende kracht bij aan bestaanszekerheid. Voor sommige kostensoorten zoals bij bewindvoering, is het in praktische zin onmogelijk om vooraf bijzondere bijstand aan te vragen.
Bepaald is dat de aanvraag om toekenning van bijzondere bijstand moet worden ingediend binnen 6 maanden vanaf de datum waarop de kosten opkomen.
Zo komen de kosten op bij bewindvoering per datum uitspraak rechtbanken. bij de eigen bijdrage rechtsbijstand de datum van de toevoeging door de raad voor de rechtsbijstand en bij dekosten van griffierecht is dat dan de datum waarop het verzoekschrift bij de rechtbank is ingediend.
In het geval van duurzame gebruiksgoederen, verhuis- en/of inrichtingskosten en de kosten van een baby-uitzet dient de aanvraag vooraf te worden ingediend omdat de noodzaak van de kosten anders niet is te beoordelen. Daarnaast zijn de kosten doorgaans te voorzien en is het redelijk om ervan uit te gaan dat belanghebbende voor bijvoorbeeld een verhuizing contact opneemt met de gemeente.
Artikel 4 Vaststellen van het recht op individuele bijzondere bijstand
Uitdrukkelijk zijn de vier hoofdvragen opgenomen in de beleidsregels. Er is op dit punt geen beleidsvrijheid en Zaffier is gedwongen deze vragen, in deze volgorde te beantwoorden om het recht op individuele bijzondere bijstand vast te stellen. Dit artikel gaat dan ook meer over het algemene kader dan op een door Zaffier gekozen beleidsuitgangspunt voor de individuele bijzondere bijstand.
Zoals uit de zinsnede 'naar het oordeel van het college' (lees Zaffier) in artikel 35 lid 1 Participatiewet blijkt, heeft Zaffier bij de beantwoording van de vragen of de kosten kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm een beoordelingsvrijheid. Bij de beantwoording van de vragen of er sprake is van noodzakelijke kosten van het bestaan en van bijzondere omstandigheden heeft Zaffier daarentegen géén beoordelingsvrijheid.
Dit kan als volgt worden verduidelijkt. Hoewel het begrip 'noodzakelijke kosten van het bestaan' in artikel 35 lid 1 Participatiewet een enigszins vaag begrip is en Zaffier hierin zelf duidelijkheid zal moeten creëren, kan het daarbij niet voorbijgaan aan de objectiviteit van de norm 'noodzakelijke kosten van het bestaan'. Zo zijn kosten van een basale woninginrichting objectief noodzakelijke kosten van het bestaan: voor hun bestaan hebben mensen nu eenmaal een woning nodig die met basisgoederen, zoals een tafel met stoelen en een koelkast, is ingericht. Zaffier dient wél te beoordelen of er in het individuele geval ook daadwerkelijk sprake is van zulke kosten en, zo ja, of de vervanging van het desbetreffende goed noodzakelijk is. Het is onjuist om een aanvraag om bijzondere bijstand slechts te beoordelen in het kader van het ter zake gevoerde beleid, en na te laten om te beoordelen of er in de situatie van belanghebbende sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. In andere woorden, om na te laten vraag 2 en vraag 3 te beantwoorden. Bij artikel 35 lid 1 Participatiewet is namelijk geen sprake van een discretionaire bevoegdheid maar van een gebonden bevoegdheid, hetgeen betekent dat indien is voldaan aan de wettelijke voorwaarden Zaffier gehouden is bijzondere bijstand te verlenen. Zie CRvB 21-09-2004, nr. 02/2655 NABW en CRvB 28-02-2006, nr. 05/379 WWB.
Artikel 5 Hoogte bijzondere bijstand en Nibud-normen
Om het risico van willekeur te voorkomen is hier uitdrukkelijk gekozen voor vergoeding van de goedkoopste adequate voorziening, doch in ieder geval aansluiting te zoeken bij de Nibud-Prijzengids.
Inrichtingskosten
Omdat de Nibud normen niet in alle gevallen passend worden geacht, wordt in een aantal gevallen een percentage van de NIBUD richtlijnen genomen. De vergoedingen en percentages worden in een aparte normenlijst opgenomen.
Bij de vaststelling van de hoogte van het percentage is een vergelijkend warenonderzoek gedaan. Gekeken is naar de prijzen die bedrijven in het goedkopere segment (o.a. Action, Media Markt) hanteren voor de kosten van woninginrichting en witgoed. In deze winkels bleken de prijzen aanzienlijk lager te liggen dan de normen die worden gehanteerd in de Nibud prijzengids voor deze kosten. Een ontwikkeling van de laatste jaren is dat veel goederen aangeschaft kunnen worden via winkels die tweedehands goederen verkopen of via marktplaats. Het is de keuze van de klant of hij daarvan gebruik wil maken. Het past niet meer in deze tijd om hoge bedragen te hanteren voor inrichtingskosten en het uitgangsprincipe dat klanten altijd over een nieuwe inrichting moeten beschikken.
Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, is dan ook in overeenstemming gebracht met marktconforme prijzen. Uitgangspunt is dat niet alle gebruiksgoederen zoals bij de prijzengids van het Nibud wel gebeurt, deel uit hoeven te maken van een complete woninginrichting. Ook wordt meegewogen dat goederen tweedehands kunnen worden aangeschaft.
Stofferingskosten
Bij stofferingskosten kan niet uitgegaan worden van tweedehandsprijzen. De prijzen die het Nibud hanteert zijn vrij reëel prijzen. Daarom wordt bij deze kosten wel uitgegaan van de norm die het Nibud hanteert.
Artikel6Uitgangspunten draagkracht
Voor de verlening van bijzondere bijstand is het geen vereiste dat men een bijstandsuitkering voor levensonderhoud ontvangt. Bijzondere bijstand is toegankelijk voor iedereen met een laag inkomen.
Bepalend is de draagkracht van de belanghebbende(n). Is er sprake van geen of slechts een beperkte draagkracht, dan kan aanspraak op bijzondere bijstand bestaan voor specifieke kosten, die niet uit het reguliere inkomen of uit de algemene bijstand kunnen worden voldaan. De bijzondere noodzakelijke kosten moeten de draagkracht te boven gaan.
Artikel 7 Bepaling van het inkomen en vermogen
Zaffier heeft de vrijheid om te beoordelen in hoeverre belanghebbende inkomen of vermogen kan aanwenden, om de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd te voldoen.
De vrijlatingen genomen in artikel 31 van de wet zijn gericht op de algemene bijstand. Er wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de deze vrijlatingen ook toe te passen bij de bijzondere bijstand.
Vaststelling van het inkomen wordt gedaan aan de hand van specificaties van het inkomen direct voorafgaand aan de maand waarin de kosten zich (voor het eerst) hebben voorgedaan. Uitdrukkelijk is ervoor gekozen om, voor de bijzondere bijstand die met terugwerkende kracht wordt aangevraagd, niet uit te gaan van de draagkracht op de aanvraagdatum. De draagkracht van belanghebbende ten tijde van de aanvraag kan immers afwijken van de draagkracht op het moment waarop de kosten zich voordeden.
Als een belanghebbende in aanvulling op zijn inkomen bijstand ontvangt hoeft belanghebbende geen extra specificaties over te leggen. Het inkomen wordt geacht al in het kader van het recht op bijstand afdoende te zijn vastgesteld. Ontvangt de belanghebbende aanvullend IOAW of IOAZ dan dient zowel een onderzoek naar ander inkomen te worden gedaan en ook naar het het vermogen. Zo wordt het inkomen uit lijfrente en alimentaties niet gekort op de IOAW en de IOAZ. Ook kent de IOAW geen vermogenstoets en bij de IOAZ is het vermogen als zodanig niet relevant, enkel de inkomsten er uit. Om vast te stellen of de belanghebbende over meer vermogen beschikt dan op grond van artikel 34 Participatiewet buiten beschouwing mag worden gelaten, dient de belanghebbende dan ook inlichtingen te verstrekken over zijn vermogen.
Artikel 8 Draagkracht
Zaffier is op grond van artikel 35 Participatiewet volledig vrij in het bepalen van welk deel van het inkomen en welk deel van het vermogen voor de draagkracht in aanmerking wordt genomen. Er is voor gekozen uit te gaan van het inkomens- en vermogensbegrip van de Participatiewet.
Het inkomen tot 120% van de bijstandsnorm wordt voor de individuele bijzondere bijstand in ieder geval buiten beschouwing gelaten.
Voor een aantal kostensoorten geldt een andere inkomensgrens.
Het vermogen in de eigen woning wordt niet in aanmerking genomen.
Als in het kader van de Wsnp beslag is gelegd op het inkomen is er geen draagkracht meer aanwezig om de noodzakelijke en bijzondere kosten te voldoen. Personen wij wie een gemeentelijke schuldregeling tot stand is gekomen verkeren in een vergelijkbare situatie. Zij kunnen niet meer (volledig) over hun inkomsten beschikken. Doorgaans wordt er ook een bewindvoerder aangesteld die de financiën beheert.
In de praktijk is het zo dat de belanghebbende in een gemeentelijk traject alle (financiële) mogelijkheden moet aanwenden om tot een oplossing van de schulden te komen. Om te zorgen dat dit ook daadwerkelijk kan, wordt rekening gehouden met de afgesproken aflossingsruimte zolang iemand in een traject zit. Dit draagt bij aan een verantwoorde bijdrage aan de oplossing van de schuldenproblematiek. Kortom: er wordt dus net als voor mensen in de Wsnp, rekening mee gehouden dat er geen of maar beperkte feitelijke draagkracht is voor mensen die in het minnelijke gemeentelijke schuldentraject zitten.
Dit geldt ook als er executoriaal beslag gelegd is. Als op (een deel van het) inkomen executoriaal beslag is gelegd, waardoor hij over dat (deel van het) inkomen geen feitelijke bestedingsmogelijkheid heeft of beschikkingsbevoegd is, noch een mogelijkheid heeft om het hem/haar uit te laten betalen, houdt Zaffier bij de berekening van de draagkracht met dat (deel van het) inkomen geen rekening. Dit betekent dus dat rekening wordt gehouden met inkomen dat resteert na het beslag.
Artikel9Kostendelersnorm
Bij het bepalen van de inkomensgrens voor mensen die geen uitkering voor levensonderhoud hebben, wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm, die, indien de klant een uitkering zou aanvragen, van toepassing is.
Artikel 10 Draagkrachtperiode
De draagkrachtperiode vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de (eerste) kosten zich hebben voorgedaan. Dit vloeit voort uit artikel 7 van de beleidsregels, op grond waarvan de draagkracht wordt vastgesteld aan de hand van het inkomen direct voorafgaand aan het moment waarop de kosten zich voordoen dan wel hebben voorgedaan.
Rekening houden met elke wijziging in inkomen of vermogen tijdens de draagkrachtperiode betekent dat de bijstandsverlening beter aansluit bij de werkelijke draagkracht van belanghebbende. Het leidt echter ook tot grote administratieve lasten. Het is dan ook efficiënter een eenmaal vastgestelde draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode niet meer te wijzigen. Het feit dat een belanghebbende door vergroting van de draagkracht mogelijk (iets) te veel bijstand ontvangt wordt acceptabel geacht. In verband met armoedebestrijding is het echter niet acceptabel als een belanghebbende door daling van zijn draagkracht feitelijk te weinig bijstand ontvangt. In dat geval kan de belanghebbende op grond van artikel 4:6 Algemene wet bestuursrecht (Awb) altijd om herziening van de vastgestelde draagkracht verzoeken.
Afhankelijk van de kostensoort geldt een andere inkomensgrens van de bijstandsnorm . . Als de draagkracht is vastgesteld op basis van een inkomensgrens van de bijstandsnorm en er volgt later een aanvraag voor een kostensoort met een lagere inkomensgrens dan wordt de hoogte van de draagkracht opnieuw vastgesteld. Andersom is dit niet nodig. Bij de periode van de draagkracht sluiten we aan bij de al eerder vastgestelde periode en deze wijzigt daardoor niet.
Artikel 10aKostensoorten met afwijkende draagkrachtbepalingen en vergoedingen (geldt alleen voor inwoners van de gemeente Dijk en Waard)
Voor een aantal kostensoorten geldt een afwijkende draagkrachtbepaling en vergoeding.
Het komt soms voor dat toepassing van de reguliere draagkrachtbepalingen gunstiger zijn voor de hoogte van de vergoeding van de kostensoorten genoemd in dit artikel. Als dit het geval is dan wordt de hoogte van de vergoeding hierop gebaseerd.
Artikel 11 Computer
In de dagelijkse onderwijspraktijk wordt gebruik gemaakt van een computer. Ook in het basisonderwijs. Kinderen die thuis niet over een computer beschikken, hebben een grotere kans om een (digitale) ontwikkelingsachterstand op te lopen. In gezinnen met een minimuminkomen bestaat vaak niet de mogelijkheid om geld te reserveren voor de aanschaf van een computer. Het is noodzakelijk schoolkinderen uit gezinnen met een minimuminkomen te stimuleren en te ondersteunen in hun digitale ontwikkeling. Er kan maximaal 1 keer per 3 jaar, per kind een computer verstrekt worden.
Geen vergoeding wordt verstrekt voor de kosten van een printer en internet.
Inwoners van de gemeente Dijk en Waard
Onderscheid wordt gemaakt voor inwoners van de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Heiloo en Uitgeest enerzijds en Dijk en Waard anderzijds omdat Dijk en Waard een inkomensgrens hanteert van 150% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Artikel 12 Medische en paramedische kosten
Medische kosten komen, behoudens bijzondere gevallen, niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. De vergoedingen vanuit de Zvw, de Wmo en de Wlz zijn voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht. Indien de voorliggende voorziening de kosten niet vergoedt, zijn deze niet noodzakelijk en kan daarvoor ook geen bijzondere bijstand worden vergoed.
Als er sprake is van zeer dringen redenen als bedoeld in artikel 16 lid 1 van de wet kan soms toch bijzondere bijstand worden verstrekt. De Centrale Raad van Bestuur heeft met diverse uitspraken over het aspect van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 lid 1 van de wet aangegeven dat voor personen die op grond van artikel 11 t/m 15 van de wet geen Participatiewet uitkering zouden kunnen krijgen toch recht hebben op algemene of bijzondere bijstand bij ernstige gezondheidsproblemen als niet via de bijstand in die kosten zou worden voorzien.
Er is een collectieve aanvullende zorgverzekering afgesloten zodat belanghebbenden met een minimum inkomen zich extra kunnen verzekeren tegen medische kosten.
Artikel 13 Collectieve zorgverzekering voor minima (CZM)
De kosten van een zorgverzekering drukken zwaar op de lasten van mensen met een minimum inkomen. Mensen die weinig te besteden hebben zullen eerder bezuinigen op de zorgverzekering.
Dit is ongewenst. Daarom wordt een collectieve zorgverzekering aangeboden. Minima worden zo ondersteund voor medische kosten. Er worden verschillende pakketten aangeboden. In alle pakketten zijn extra vergoedingen opgenomen. De gemeente verstrekt een tegemoetkoming in de maandelijkse premie. Hierdoor zijn de pakketten goedkoper voor mensen met een laag inkomen.
Studenten zijn uitgesloten van deelname omdat er specifieke studentenpolissen op de markt zijn.
Artikel14Kosten verzorging, hulp en ondersteuning
In dit artikel worden voorbeelden van kosten genoemd die ten gevolge van ziekte of gebrek extra kosten met zich mee brengen. Na een objectieve indicatie van een (medisch) deskundige kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Hier hoeft niet altijd een keuringsarts aan te pas te komen. Indicaties voor bijvoorbeeld maaltijdvoorziening en personenalarmering worden vaak door andere hulpverleners vastgesteld. Hiermee kan de noodzaak worden aangenomen.
De meerkosten van een maaltijdvoorzieningen en de meerkosten van een dieet worden aan de hand van de in de Nibud prijzengids vermelde normbedragen vastgesteld. De extra kosten van slijtage en bewassing en de meerkosten van verwarming worden vastgesteld door een onafhankelijke arts.
De genoemde kosten zijn geen limitatieve opsomming. Ook andere kosten kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen indien zij het gevolg zijn van individuele bijzondere omstandigheden. Te denken valt aan de extra kosten van thuisdialyse.
Artikel15Maatwerkvoorziening voor personen die geen gebruik maken van de CZM
Uitgangspunt is dat minima deelnemen aan de CZM. De mogelijkheid bestaat echter dat een andere verzekering betere vergoedingen biedt in het specifieke geval van die belanghebbende en hij daarom niet wil overstappen. Dit moet dan wel worden aangetoond. De wijze waarop dit gebeurt wordt overgelaten aan de persoon zelf.
Artikel 16 Gedetineerden
Gedetineerden zijn uitgesloten van bijstand. Als zij geen middelen hebben is de kans groot dat zij na detentie dakloos worden met alle gevolgen van dien. Daarom wordt in dit artikel geregeld dat bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de kosten van het aanhouden van de woning tijdens een kortdurende detentieperiode van maximaal 6 maanden. Op deze manier kan het huis worden behouden en verdere problemen worden voorkomen. Het gaat alleen om de huurkosten dan wel de rente die moet worden betaald bij het in eigendom hebben van een woning en om in de energiekosten ter grootte van de kosten van het vastrecht (dus geen gebruikskosten).
Alle financiële reserves dienen te worden aangewend om de woonkosten zelf te betalen.
Hieronder wordt ook verstaan de aanwending van het eigen bescheiden vermogen. De vermogensvrijlating als bedoeld in artikel 34 van de wet is niet van toepassing.
Wel dient er altijd een onderzoek te worden verricht naar de noodzakelijkheid van de kosten.
Hierover dient te worden overlegd met de coördinator nazorg ex-gedetineerden.
Artikel 17 Vergunninghouders
Vergunninghouders die zich vanuit het AZC vestigen in de woning moeten een woning inrichten.
Vergunninghouders hebben geen mogelijkheid om te reserveren voor de inrichtings- en stofferingskosten. Daarom kunnen zij in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor deze kosten. Daarnaast zijn er nog een aantal specifieke kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand kan worden verstrekt.
Eerste inrichting
Bij een eerste huisvesting na het verlaten van een AZC wordt de vergunninghouder geconfronteerd met de kosten van een eerste inrichting in Nederland. Gelet op het eerder inkomen was er geen ruimte om te kunnen reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting. Deze kosten komen dan ook voor bijzondere bijstand in aanmerking.
De Nibud norm voor een complete woninginrichting wordt als basis gehanteerd.
De bedragen waar het Nibud van uitgaat zijn hoog. Deze worden niet passend geacht.
Daarom wordt uitgegaan van een percentage van de Nibud richtlijn.
Bij de vaststelling van de hoogte van het percentage is een vergelijkend warenonderzoek gedaan Gekeken is naar de prijzen die bedrijven in het goedkopere segment (o.a. Action, BCC, Media Markt) hanteren voor de kosten van woninginrichting en witgoed. In deze winkels bleken de prijzen aanzienlijk lager te liggen dan de normen die worden gehanteerd in de Nibud prijzengids voor deze kosten. Een ontwikkeling van de laatste jaren is dat veel goederen aangeschaft kunnen worden via winkels die tweedehands goederen verkopen of via marktplaats. Het is de keuze van de klant of hij daarvan gebruik wil maken. Het past niet meer in deze tijd om hoge bedragen te hanteren voor inrichtingskosten en het uitgangsprincipe dat klanten altijd over een nieuwe inrichting moeten beschikken.
Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, is dan ook in overeenstemming gebracht met marktconforme prijzen. Uitgangspunt is dat niet alle gebruiksgoederen zoals bij de prijzengids van het Nibud wel gebeurt, deel uit hoeven te maken van een complete woninginrichting. Ook wordt meegewogen dat goederen tweedehands kunnen worden aangeschaft.
Stofferingskosten
Bij stofferingskosten kan niet uitgegaan worden van tweedehandsprijzen. De prijzen die het Nibud hanteert zijn vrij reële prijzen. Daarom wordt bij deze kosten wel uitgegaan van de norm die het Nibud hanteert.
Eerste huurbetaling/administratiekosten/waarborgsom
Bij ondertekening van het huurcontract is direct de huur voor de betreffende maand verschuldigd en soms ook de huur van de daaropvolgende maand. De financiële middelen ontbreken hiervoor.
Daarom wordt altijd bijzondere bijstand verstrekt voor de huur over de betreffende maand en de maand daarna. Dus ook als het huurcontract per de eerste van de maand ingaat.
Fiets
In Nederland is het hebben van een fiets noodzakelijk. Ook voor vergunninghouders. Zij zijn o.a. voor hun boodschappen aangewezen op dit vervoermiddel. Kinderen die naar de middelbare school gaan hebben ook een fiets nodig om naar school te gaan. Voor kinderen die op de basisschool zitten is een fiets niet noodzakelijk. De school is vaak op loopafstand. Ook voor de hoogte van de vergoeding van de fiets wordt een percentage van de Nibud richtlijn gehanteerd.
Artikel 18 Bijzondere bijstand voor rechtsbijstand, mediation en griffierecht
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand en mediation indien deze kosten noodzakelijk zijn. De noodzakelijkheid wordt aangenomen als er een advocaat dan wel een mediator is toegevoegd op grond van de Wet op de rechtsbijstand.
Artikel 19 Bijzondere bijstand voor beschermingsbewind, curator en mentor
Er bestaat recht op bijzondere bijstand indien de kantonrechter een beschikking heeft afgegeven waarin hij de hoogte van de beloning heeft bepaald.
De bijzondere bijstand wordt verstrekt en gestopt vanaf de 1ste of de 16de dag van de maand.
In de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren is namelijk bepaald dat de jaarbeloning verschuldigd is per de 1ste of de 16de dag van de maand.
Dit betekent dat als iemand op bv 9 maart onder bewind is gesteld, de hele maand maart betaald moet worden. Als iemand de 18e onder bewind is gesteld, moet vanaf de 16e betaald worden.
Artikel 20Bijzondere bijstand voor budgettering
Dit artikel heeft betrekking op de kosten van het budgetbeheer. De afdeling schuldhulpverlening van Zaffierbepaalt de vorm van het budgetbeheer. Belanghebbenden zijn verplicht om hieraan hun volledige medewerking te verlenen.
Artikel 21 Duurzame gebruiksgoederen, inrichtingskosten- en verhuiskosten
Voor de vaststelling van de reserveringscapaciteit wordt gekeken naar een verantwoorde besteding van het inkomen. Het aflossen op schulden wordt in ieder geval als een verantwoorde besteding beschouwd.
Belanghebbende met een schuldregeling of WSNP
Belanghebbenden met een schuldregeling of WSNP hebben meestal geen reserverings- en aflossingscapaciteit. Tijdens de looptijd van het traject kunnen zij geen nieuwe verplichtingen aangaan omdat het de bedoeling is dat na afloop van de regeling een schuldenvrije situatie is ontstaan. Bij een aanvraag om bijstand voor duurzame gebruiksgoederen moet contact opgenomen worden met de bewindvoerder (WSNP) of de consulent. Er wordt na overleg leenbijstand verleend onder de voorwaarde dat het schuldhulpverleningstraject goed wordt afgerond. De bijstand wordt in dat geval omgezet in bijstand om niet.
Artikel 22 Woonkosten
Onderscheid wordt gemaakt tussen de bewoners van een huurwoning en een woning in eigendom. Bij een huurwoning is de hoogte van de woonkostentoeslag gelijk aan de gemiste huurtoeslag. Bij een eigen woning wordt de hoogte van de woonkostentoeslag bepaald aan de hand van een huurwoning met vergelijkbare woonlasten en de daarbij gemiste huurtoeslag.
Aan de bijstandsverlening wordt de verplichting verbonden dat de belanghebbende op zoek gaat naar passende woonruimte. Hieronder wordt verstaan een woning waarvan de woonlasten uit het beschikbaar staande inkomen voldaan kunnen worden eventueel aangevuld met een bijdrage op grond van de Wht.
Verhuisplicht bij woonkostentoeslag bij huur boven de huurtoeslaggrens
Bij de eerste toekenning van de toeslag wordt direct de verhuisplicht als voorwaarde opgelegd volgens artikel 55 van de wet. De bedoeling hiervan is dat aanvrager er op gewezen wordt alles te moeten doen om zo snel mogelijk onafhankelijk van een woonkostentoeslag te worden. De verhuisplicht houdt het volgende in:
- •
Uit objectieve gegevens en daden moet blijken dat belanghebbende in de periode van 12 maanden voldoende inspanning verricht heeft om goedkopere woonruimte te krijgen. De eindbeoordeling hiervan vindt steeds plaats als er nieuwe aanvraag woonkostentoeslag(verlenging) ingediend is.
- •
Onder inspanning wordt in ieder geval verstaan inschrijving bij de SVNK als woningzoekende of daar als ingeschrevene te blijven staan.
- •
Indien uit onderzoek is gebleken dat onvoldoende is geprobeerd een goedkopere huurwoning te verkrijgen dan heeft dat gevolgen voor de beoordeling van het recht op een toeslag bij een vervolgaanvraag. De toeslag wordt dan in de vorm van een lening verstrekt. Er is dan sprake van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
- •
Indien belanghebbende wel voldoende zijn best gedaan heeft dan kan de toeslag steeds verlengd worden voor een periode van 6 maanden.
- •
Bij de beoordeling of voldoende is getracht goedkopere woonruimte te vinden, wordt ook betrokken de omstandigheden van belanghebbende. Bijvoorbeeld leeftijd, het hebben van (gedeeltelijk) werk, sociale omgeving en andere individuele omstandigheden.
- •
Verhuisplicht wordt niet opgelegd in bijzondere situaties, b.v. gehandicapten die een aangepaste woning bewonen, zelfstandigen die bij hun bedrijf wonen, bij zeer grote huishoudens of als overeenkomstig de beleidsregels krediethypotheek de verhuisplicht niet is opgelegd.
Artikel 23 Kinderopvang
Geen toelichting
Artikel24Peuteropvang
Er wordt alleen bijzondere bijstand verstrekt voor de inkomensafhankelijke bijdrage die voor de eerste en tweede dag betaald moet worden.
Kinderen die in aanmerking komen voor VVE moeten 4 dagen naar de peuteropvang. Voor de eerste en tweede dag heeft men recht op de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. Daarnaast moet een inkomensafhankelijke bijdrage worden betaald. Voor deze bijdrage wordt bijzondere bijstand verstrekt. De derde en vierde dag wordt volledig vergoed vanuit het onderwijsachterstandsbudget.
Artikel 25 Reiskosten bezoek
Er wordt altijd uitgegaan van het goedkoopste reisalternatief. Als het gaat om reizen per auto, geldt een onbelaste kilometervergoeding naar de normen van de ministeriele regelingen. Voor het bepalen van de reisafstand wordt de ANWB routeplanner gehanteerd. In geval van carpoolen wordt de hoogte van de bijstand afgestemd op het aantal carpoolers. Voor de reiskilometers anders dan het OV wordt een forfaitair bedrag vergoed naar de normen van de ministeriele regelingen.
Artikel 26 a en b Jongerentoeslag: bijzondere bijstand levensonderhoud 18-21 jarigen
Wanneer er sprake is van een noodzakelijke zelfstandige huisvesting, is de algemene bijstand (lage norm) ontoereikend. Dat speelt vooral als de jongere geen beroep kan doen op zijn ouder(s) die onderhoudsplichtig is. Het verstrekken van bijzondere bijstand voor levensonderhoud kan dan noodzakelijk zijn.
Onderscheid is gemaakt in de hoogte van de toeslag voor jongeren uit Alkmaar en de overige gemeenten van Zaffier.
Het beleid tussen deze gemeenten was verschillend. In de Participatiewet in balans wordt de norm voor jongeren genormeerd op een vast bedrag gerelateerd aan het minimum jeugdloon. Echter onbekend is hoe veel dit exact gaat worden. Daarom continueren we het huidige beleid en gaan over tot wijziging na inwerking treding van de nieuwe wet..
Artikel 27 Jongeren in een inrichting
Jongeren die in een inrichting verblijven hebben geen recht op algemene bijstand. Als er een onderzoek heeft plaatsgevonden naar de mogelijkheden van de onderhoudsplicht van de ouders, en andere voorliggende voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een Wajong uitkering, dan kan het inkomen worden aangevuld tot de norm levensonderhoud, voor jongeren die in een inrichting verblijven. Deze aanvulling is periodiek en duurt tot het bereiken van de 21 jarige leeftijd. De aanvulling wordt gefinancierd uit de bijzondere bijstand.
De norm wordt maximaal aangevuld tot de normen zoals genoemd in artikel 20, eerste lid van de wet (jongerennormen levensonderhoud), en niet tot de norm zoals genoemd in artikel 23 (21-plussers in een inrichting, de zogenaamde zak- en kleedgeldnorm). De reden hiervan is dat het niet de bedoeling is dat een jongere in een inrichting een hogere norm krijgt dan een leeftijdsgenoot die thuis woont.
Artikel 28 Doorbetalen vaste lasten verblijf instelling
Eerste lid
Bij de beoordeling of er recht kan bestaan op bijzondere bijstand is het van belang of er in de woning personen (blijven) wonen in het geval belanghebbende tijdelijk wordt opgenomen in een instelling. Is dat niet het geval, dan zal de noodzaak van de doorbetaling van de vaste lasten worden beoordeeld. Daarbij speelt de tijdelijke aard van de opname een belangrijke rol maar ook de hoogte van het inkomen. Is de norm bijvoorbeeld omgezet naar de zak- en kleedgeldnorm als bedoeld in artikel 23 van de wet, zal duidelijk zijn dat van dat inkomen de vaste lasten niet betaald kunnen worden.
Indien sprake is van algemene bijstand dan wordt eerst de reguliere norm gedurende de lopende maand en de daarop volgende maand vanaf het moment van opname doorbetaald, voordat bijzondere bijstand verleend wordt.
Als de persoon dus bv op 2 januari wordt opgenomen dan wordt de bijzondere bijstand vanaf 1 maart verleend.
Artikel29Uitvaartkosten
Begrafenis/crematiekosten behoren tot de “passiva” van de nalatenschap. Daardoor komen deze kosten voor rekening van de erfgenamen. In veel gevallen heeft de overledene zelf voor deze kosten gespaard of zich verzekerd om erfgenamen hier niet mee te belasten. De erfgenamen kunnen op persoonlijke titel in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor zover hun erfdeel onvoldoende is om de kosten te kunnen voldoen.
Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor zover er bij erfgenamen , die op grond van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, sprake is van onvoldoende middelen en het ontbreken van een voorliggende voorziening, Er kan alleen bijzondere bijstand worden verleend voor het aandeel in de kosten die de aanvrager heeft. De goedkoopst mogelijke adequate voorziening is toereikend.
De hoogte van de vergoeding bedraagt maximaal € 3.375,--. Dit bedrag is gebaseerd op de volgende noodzakelijke kosten zoals vermeld in de Nibud prijzengids: akte van overlijden, overbrengen overleden naar rouwcentrum/woonhuis, laatste verzorging van overledene, kist, opbaren thuis/rouwcentrum, 1 rouwauto, kosten graf, maximaal 50 rouwkaarten en koffie voor maximaal 50 personen.
Als niemand voorziet of kan voorzien in de begrafenis of crematie, geldt de Wet op de Lijkbezorging. De gemeente draagt dan zorg voor de begrafenis en verhaalt de gemaakte kosten op de erfgenamen. Deze kosten komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl