Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728021
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR728021/1
Verordening Jeugdhulp Ede 2024
Geldend van 10-12-2024 t/m heden
Intitulé
Verordening Jeugdhulp Ede 2024De raad van de gemeente Ede;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, zaaknummer 459861;
gelet op artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 van de Jeugdwet en artikel 149 van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de: Verordening Jeugdhulp Ede 2024
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Definities
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- -
andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;
- -
individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;
- -
overige voorziening: een vrij toegankelijke voorziening als bedoeld in artikel 2.9 onder a, van de Jeugdwet, waarvoor geen beschikking van het college is vereist;
- -
pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;
- -
wet: Jeugdwet;
- -
Wlz: Wet langdurige zorg;
- -
Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- -
Zvw: Zorgverzekeringswet.
Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp
Artikel 2 Vormen van jeugdhulp
-
1. In bijlage 1, categorie A staan de overige voorzieningen die in ieder geval beschikbaar zijn.
-
2. In bijlage 1, categorie B staan de individuele voorzieningen die in ieder geval beschikbaar zijn.
Hoofdstuk 3 Voorzieningen: toegang, onderzoek en beoordeling
Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
-
1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.
-
2. Het college maakt afspraken met de huisarts, medisch specialist en jeugdarts over samenwerking om de jeugdige zo goed mogelijk te kunnen helpen, ieder vanuit zijn eigen rol.
-
3. Ter waarborging van een deskundige en juiste bepaling van de in te zetten individuele voorziening door een jeugdhulpaanbieder na een verwijzing zoals bedoeld in het eerste lid, doorloopt de jeugdhulpaanbieder de volgende stappen:
- a.
stel de hulpvraag van de jeugdige of de ouder(s) vast;
- b.
stel vast of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en, zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn;
- c.
bepaal welke hulp, naar aard en omvang, nodig is; en
- d.
onderzoek of en in hoeverre er mogelijkheden zijn om, geheel dan wel gedeeltelijk:
- i.
op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen een oplossing voor de hulpvraag te vinden;
- ii.
met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot een oplossing voor de hulpvraag;
- iii.
met gebruikmaking van een algemene voorziening te komen tot een oplossing voor de hulpvraag;
- iv.
om door middel van een voorliggende voorziening te komen tot een oplossing voor de hulpvraag.
- i.
- a.
-
4. Voor het bepalen van de individuele voorziening hanteert de jeugdhulpaanbieder het principe van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening.
-
5. Het college is bij een verwijzing zoals bedoeld in het eerste lid niet verplicht jeugdhulp te vergoeden geleverd door een jeugdhulpaanbieder waarmee de gemeente geen contractrelatie heeft, tenzij het college met de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders niet in staat is de bij de verwijzing passende jeugdhulp te laten leveren.
-
6. Het bepaalde in het derde en vierde lid is ook van toepassing in geval van verwijzing naar een niet-gecontracteerde aanbieder, die op basis van het vijfde lid alsnog een overeenkomst met de gemeente sluit.
Artikel 4 Toegang jeugdhulp bij kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering
-
1. Het college zorgt voor de inzet van de jeugdhulp die:
- a.
de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel en/of
- b.
de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.
- a.
-
2. Bij de inzet van jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht is jeugdhulp van een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder voorliggend aan jeugdhulp van een niet gecontracteerde jeugdhulpaanbieder.
-
3. Aan de inzet van jeugdhulp in de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel wordt voorrang verleend ten opzichte van jeugdhulp die niet de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel betreft, mits de hulpvraag van jeugdigen zonder maatregel niet urgenter is.
Artikel 5 Toegang jeugdhulp via de gemeente
-
1. Jeugdigen en ouders kunnen een behoefte aan jeugdhulp melden bij het college. Als de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.
-
2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en wijst de jeugdige en zijn ouders voor het onderzoek, bedoeld in artikel 6, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning en op de mogelijkheid om binnen twee weken een familiegroepsplan op te stellen.
-
3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet. Voor zover de getroffen maatregel bestaat uit het verstrekken van een individuele voorziening, stelt het college dit achteraf vast.
-
4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.
Artikel 6 Onderzoek
-
1. Het college onderzoekt in samenspraak met de jeugdige of zijn ouders, dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding:
- a.
de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie.;
- b.
of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen, en zo ja welke problemen of stoornissen dat zijn;
- c.
welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;
- d.
of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden;
- e.
voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening of overige voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;
- f.
voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen en de mogelijkheid tot inzet van een andere voorziening of overige voorziening ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met inzet van een individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;
- g.
hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de behoeften, persoonskenmerken, de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;
- h.
indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.
- a.
-
2. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.
-
3. Als de jeugdige of zijn ouders een familiegroepsplan hebben opgesteld, betrekt het college dat bij het onderzoek.
-
4. Bij het onderzoek informeert het college de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. Het college licht de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen in over de gevolgen van die keuze.
-
5. De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.
Artikel 7 Eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen
-
1. Ouders zijn verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te houden. Dit geldt ook als sprake is van een minderjarig kind met een ziekte, aandoening of beperking. Voor zover het van toepassing is en tot de mogelijkheden behoort dat ouders hun kinderen zelf hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf bieden, kent het college geen individuele voorziening jeugdhulp toe.
-
2. Het college neemt in haar onderzoek als bedoeld in artikel 6 de balans tussen draaglast en draagkracht mee. Het college bepaalt of de draagkracht van het gezin om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden in overeenstemming is met de draaglast, op basis van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders, samen met de personen die tot hun sociale omgeving behoren.
-
3. Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouder(s) aan kinderen behoort tot en met de leeftijd van 17 jaar in principe tot zorg die van ouders verwacht mag worden.
Artikel 8 Onderzoek naar draagkracht en draaglast
-
1. In het onderzoek naar draagkracht weegt het college de volgende factoren mee:
- a.
lichamelijke en geestelijke conditie ouder(s);
- b.
wijze van omgaan met problemen (coping);
- c.
vaardigheden (competenties);
- d.
beschikbaarheid van een sociaal netwerk;
- e.
versterkende gezins- en woonomstandigheden.
- a.
-
2. In het onderzoek naar draaglast weegt het college de volgende factoren mee:
- a.
aard van de hulp;
- b.
frequentie en patroon van de hulp;
- c.
tijdsomvang van de hulp;
- d.
planbaarheid van de hulp.
- a.
-
3. Het college stelt vast of de ouder(s) van wie oplossingen vanuit draagkracht wordt verwacht:
- a.
in staat is om de jeugdige de noodzakelijke hulp te bieden;
- b.
beschikbaar is om de noodzakelijke hulp te verlenen, waarbij het college tevens in de beoordeling betrekt of in het geval van belemmeringen in de beschikbaarheid van de ouder(s) een kortdurende voorziening kan worden geboden om de gelegenheid aan de ouder(s) te bieden de beschikbaarheid te vergroten;
- c.
niet overbelast dreigt te raken door het bieden van de noodzakelijke hulp, waarbij het college tevens het volgende in de beoordeling betrekt:
- i.
Indien er sprake dreigt te zijn van overbelasting, kan een individuele voorziening worden ingezet voor dat deel van de hulp dat niet geboden kan worden op basis van draagkracht;
- ii.
De inzet van jeugdhulp bij (dreigende) overbelasting is altijd tijdelijk. Van ouder(s) wordt verwacht dat zij een plan van aanpak opstellen om de (dreigende) overbelasting aan te pakken en dat zij in de tijd dat jeugdhulp wordt gegeven werken aan dit plan.
- iii.
Er moet een aannemelijk verband zijn tussen de overbelasting en de hulp die iemand aan de jeugdige biedt. Bij overbelasting door aantoonbare externe factoren, zal door de ouder(s) ook bij deze factoren naar een oplossing gezocht moeten worden.
- iv.
Wanneer de geldigheidsduur van de jeugdhulpvoorziening is verlopen en een nieuwe aanvraag wordt gedaan, neemt het college de inspanningen die zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen mee.
- i.
- a.
-
4. Bij een (gedeeltelijke) afwijzing van een aanvraag tot het toekennen van jeugdhulp in verband met voldoende mogelijkheden binnen de draagkracht, motiveert het college waarom de gevraagde hulp voor de betreffende jeugdige niet wordt verstrekt, maar op draagkracht geboden kan worden en waarom zich geen andere omstandigheid voordoet op basis waarvan het college een voorziening verstrekt.
Artikel 9 Verslag
-
1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.
-
2. Binnen 10 werkdagen na afronding van het onderzoek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.
-
3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.
Artikel 10 Aanvraag
Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk of elektronisch indienen bij het college. Het college kan bij nadere regel bepalen dat daarbij wordt afgeweken van artikel 3 van het besluit nadere eisen elektronisch berichtenverkeer Ede.
Artikel 11 Toetsingskader verlenen voorziening
-
1. Een jeugdige of ouder komt in aanmerking voor een door het college verleende individuele voorziening als het college van oordeel is dat de jeugdige of ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn en gebruikmaking van een andere of overige voorziening deze noodzaak niet kan verminderen of wegnemen.
-
2. Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare voorziening.
-
3. Het college verleent een individuele voorziening na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts voor zover de jeugdhulpaanbieder waar naar is verwezen van oordeel is dat deze noodzakelijk is.
-
4. Het college kan afwijken van het oordeel van de jeugdhulpaanbieder indien dit niet voldoet aan het bepaalde in artikel 3 tweede tot en met vierde lid of de professionele standaard.
Artikel 12 Afbakening Jeugdwet en Wet passend onderwijs
-
1. Ondersteuning gericht op het doorlopen van het onderwijsprogramma die primair gericht is op het leerproces, het behalen van onderwijsdoelen of om de jeugdige verder te helpen in de onderwijsontwikkeling, valt onder de zorgplicht van de Wet passend onderwijs.
-
2. Indien een jeugdige recht heeft op ondersteuning vanuit de Wet passend onderwijs gaat deze wet in rangorde voor op de Jeugdwet en treft het college geen individuele voorziening op grond van de Jeugdwet.
-
3. Als de verstrekte ondersteuning als bedoeld in het eerste en tweede lid mogelijk ook een bijdrage levert aan de ontwikkeling op andere leefgebieden, blijft het onderwijs verantwoordelijk voor de ondersteuning.
-
4. Als de jeugdige naast het behalen van onderwijsdoelen begeleiding en/of persoonlijke verzorging nodig heeft op school in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen, valt de ondersteuning – voor zover aan de voorwaarden voor toekenning wordt voldaan - onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet.
-
5. Als op basis van wettelijke bepalingen onduidelijk is of de hulpvraag valt onder de Wet passend onderwijs of onder de Jeugdwet, dan rust op het college de verplichting om in samenwerking met het onderwijs met behulp van het onderzoeksverslag en het ontwikkelperspectief tot een passende oplossing te komen voor de hulpvraag.
Artikel 13 Afbakening Jeugdwet en de Wet langdurige zorg
-
1. Als een jeugdige recht heeft op ondersteuning vanuit de Wlz zoals genoemd in het tweede en vierde lid, die overeenkomt met de aangevraagde ondersteuning op grond van de Jeugdwet, gaat de Wlz in rangorde voor op de Jeugdwet en treft het college geen individuele voorziening op grond van de Jeugdwet.
-
2. Ondersteuning valt onder de Wlz als de jeugdige vanwege een somatische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperking een blijvende behoefte heeft aan:
- a.
permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde jeugdige of;
- b.
24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat de jeugdige zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en de jeugdige, om ernstig nadeel voor zichzelf te voorkomen,
- i.
door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of;
- ii.
door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
- i.
- a.
-
3. Een uitzondering op het eerste lid is wanneer er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan de problemen van de jeugdige en er daardoor recht is op een soortgelijke voorziening op grond van zowel de Jeugdwet als de Wlz. In dat geval is het college gehouden een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet te treffen voor zover aan de voorwaarden voor toekenning wordt voldaan.
-
4. Ondersteuning die onder de Wlz zorg valt, zijn onder andere:
- a.
logeeropvang voor jeugdigen met een Wlz-indicatie;
- b.
verblijf in een Wlz-instelling;
- c.
vervoer naar een Wlz-locatie;
- d.
begeleiding, persoonlijke verzorging en verpleging;
- e.
behandeling van psychische stoornissen, mits deze een integraal onderdeel uitmaakt van de behandeling die vanuit de Wlz geboden wordt.
- a.
-
5. Wanneer de jeugdige en/of de ouder(s) weigeren mee te werken aan het verkrijgen van een indicatiebesluit Wlz terwijl er gegronde redenen zijn die aannemelijk maken dat de jeugdige een indicatie voor Wlz-zorg zou kunnen krijgen, weigert het college een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet. Op de onderbouwing van die weigering is de laatste zin van het zevende lid van toepassing.
-
6. Als de jeugdige een Wlz-indicatie heeft en daarnaast een behandeling nodig heeft voor een psychische stoornis, valt deze behandeling – voor zover aan de voorwaarden voor toekenning wordt voldaan - onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet, tenzij de behandeling integraal onderdeel uitmaakt van de geboden behandeling vanuit de Wlz.
-
7. Als het college een individuele voorziening op basis van de Jeugdwet wil beëindigen omdat de Wlz van toepassing is, ligt de bewijslast bij het college. In de argumentatie moeten in ieder geval onderstaande zaken onderbouwd worden:
- a.
waarom er op dit moment 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht nodig is;
- b.
waarom er op termijn geen verbetering te verwachten is.
- a.
Artikel 14 Afbakening Jeugdwet en Zorgverzekeringswet
-
1. Als de jeugdige medisch noodzakelijke zorg nodig heeft die niet is gericht op psychische problemen en stoornissen of psychosociale problemen, dan valt dit niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet en is er geen recht op een individuele voorziening op basis van de Jeugdwet, behoudens het bepaalde in artikel 1.1 Jeugdwet. Voorbeelden van zorg op basis van de Zvw zijn:
- a.
hulpmiddelenzorg;
- b.
ziekenvervoer;
- c.
zintuiglijke gehandicaptenzorg.
- a.
-
2. Een uitzondering op het eerste lid is wanneer er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan de problemen van jeugdige en er daardoor recht is op een soortgelijke voorziening op grond van zowel de Jeugdwet als de Zvw. In dat geval is het college gehouden een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet te treffen voor zover aan de voorwaarden voor toekenning wordt voldaan.
-
3. Persoonlijke verzorging voor jeugdigen tot 18 jaar kan zowel onder de Jeugdwet als onder de Zvw vallen. Daarbij geldt:
- a.
persoonlijke verzorging valt onder de Zvw als het nodig is in verband met een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop;
- b.
persoonlijke verzorging valt onder de Jeugdwet als het gericht is op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij algemene dagelijkse levensverrichtingen.
- a.
Artikel 15 Afbakening Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Als naar het oordeel van het college met betrekking tot de problematiek een aanspraak bestaat op een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, dan verleent het college geen voorziening op grond van de Jeugdwet. Het betreft dan bijvoorbeeld:
- a.
voorzieningen in de vorm van hulpmiddelen, woningaanpassingen en een gebarentolk;
- b.
een vervoersvoorziening om te kunnen reizen naar verschillende locaties, zoals sportvereniging en recreatieplekken;
- c.
een maatwerkvoorziening voor opvang, indien jeugdige met ouder(s) meekomt als ouder de thuissituatie moet verlaten, vanwege bijvoorbeeld huiselijk geweld, mishandeling of een huisuitzetting.
Artikel 16 Deskundig oordeel en advies
-
1. Voor het onderzoek en beoordeling van de aanvraag maak het college gebruik van in het Kwaliteitsregister Jeugd geregistreerde jeugdprofessionals.
-
2. Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in van een gedragswetenschapper of een extern medisch adviseur, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.
Artikel 17 Inhoud beschikking
-
1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening geeft het college in ieder geval aan of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt, wat de (te verwachten) kosten van de voorziening zijn, en hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.
-
2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura legt het college in de beschikking, of in het verslag dat onderdeel uitmaakt van de beschikking, in ieder geval vast:
- a.
welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;
- b.
wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is en
- c.
indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- a.
-
3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb legt het college in de beschikking, of in het verslag dat onderdeel uitmaakt van de beschikking, in ieder geval vast:
- a.
voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
- c.
wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
- d.
welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;
- e.
wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
- f.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- a.
Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget
Artikel 18 Regels voor pgb
-
1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.
-
2. De hoogte van een pgb:
- a.
wordt bepaald op basis van de kostprijs van de maatwerkvoorziening die de jeugdige of zijn ouders zou hebben ontvangen als maatwerkvoorziening in natura;
- b.
is gebaseerd op een in overleg en samenwerking met de belanghebbende opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;
- c.
is toereikend om tijdig effectieve en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen.
- d.
bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.
- a.
-
3. De jeugdige of ouders aan wie een pgb wordt verstrekt, kunnen de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:
- a.
de inzet van het sociaal netwerk is aantoonbaar effectiever en doelmatiger dan professionele ondersteuning;
- b.
de geboden hulp is passend, adequaat en veilig;
- c.
de geboden hulp leidt niet tot overbelasting van de persoon die de hulp biedt;
- d.
er is geen sprake van begeleiding in groepsverband.
- a.
-
4. In aanvulling op het derde lid onder a, acht het college de inzet van het sociaal netwerk met een pgb in ieder geval aantoonbaar effectiever en doelmatiger, indien twee of meerdere van de volgende omstandigheden aan de orde zijn:
- a.
de hulp is vooraf niet goed in te plannen;
- b.
de hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;.
- c.
de hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden;
- d.
de hulp moet op verschillende locaties worden geleverd;
- e.
de hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn.
- a.
-
5. Het pgb wordt uitsluitend aangewend voor kosten die noodzakelijk zijn in verband met de hulpvraag van de cliënt. De volgende kosten zijn in ieder geval uitgesloten:
- a.
bemiddelingskosten.
- b.
kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het pgb.
- c.
contributies voor het lidmaatschap van per Saldo.
- d.
het volgen van cursussen over het pgb.
- e.
kosten voor het bestellen van informatie materiaal.
- f.
kosten die gemaakt worden voor het reizen.
- g.
kosten die gemaakt worden gerelateerd aan wonen, zoals huurbetalingen.
- h.
administratiekosten, coördinatiekosten of belangenbehartiging.
- a.
-
6. In afwijking van het vijfde lid kan de budgethouder die een pgb ontvangt dat meer bedraagt dan € 1.500,00 per jaar 1,5% van dit budget vrij besteden, met een maximum van € 1.250,00 per jaar.
-
7. De aan een pgb verbonden taken kunnen door een vertegenwoordiger van de cliënt worden uitgevoerd, mits deze vertegenwoordiger niet ook de hulpverlener is.
Artikel 19 Tarief pgb
-
1. Het tarief voor een pgb voor jeugdhulp, geleverd door een persoon die als professional werkzaam is, bedraagt 90% van het in de betreffende situatie goedkoopst adequate tarief in natura, zoals het college dat is overeengekomen met een gecontracteerde aanbieder.
-
2. Het tarief voor een pgb voor jeugdhulp, geleverd door een persoon vanuit het sociaal netwerk of door hulpverleners die niet aan de kwaliteitseisen van een professional voldoen, bedraagt € 20,- per uur.
-
3. Jeugdhulp door een persoon uit het sociaal netwerk beschouwt het college als informele zorgverlening waarop het tarief voor het sociaal netwerk van toepassing is.
-
4. Een hulp uit het sociaal netwerk als bedoeld in artikel 8 van de Regeling Jeugdwet kan voor op onverplichte basis verleende jeugdhulp, zoals kortdurend verblijf en dagopvang enkel een tegemoetkoming van €30,- per etmaal (kortdurend verblijf) of €10,- per dagdeel (dagopvang), met een maximum van € 141,- per kalendermaand worden betaald.
Artikel 20 Opschorting pgb
-
1. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat de cliënt:
- a.
onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden;
- c.
de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.
- a.
-
2. Als de cliënt langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname.
-
3. Het college stelt de persoon aan wie een pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.
Hoofdstuk 5 Overige bepalingen
Artikel 21 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet
-
1. Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
-
2. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige of zijn ouders op verzoek van het college of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.
-
3. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;
- c.
de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;
- d.
de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of
- e.
de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;
- f.
de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening of het pgb.
- a.
-
4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
-
5. Bij verblijf in het buitenland van maximaal zes weken aaneengesloten per jaar behoudt de cliënt het recht op pgb. Als de cliënt langer in het buitenland verblijft, heroverweegt het college de maatwerkvoorziening.
-
6. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken, kan het college bij dwangbevel geheel of gedeeltelijk het ten onrechte genoten pgb invorderen.
Artikel 22 Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s
-
1. Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan.
-
2. Het college wijst één of meerdere toezichthouders aan die belast zijn met het houden van toezicht op het rechtmatige gebruik van een individuele voorziening of pgb, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van de verordening.
-
3. Voor zover de toezichthoudende ambtenaar door inzage in bescheiden bij de vervulling van zijn taak dan wel door verstrekking van gegevens in het kader van een melding gegevens, daaronder begrepen bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming, heeft verkregen, ter zake waarvan de beroepskracht uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is, geldt gelijke verplichting voor de toezichthoudende ambtenaar.
Artikel 23 Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
- a.
kosten van beroepskrachten (cliëntgebonden en niet-cliëntgebonden);
- b.
cliëntgebonden kosten anders dan van beroepskrachten;
- c.
overheadkosten;
- d.
kosten voor indexering.
Artikel 24 Klachtregeling
-
1. De Jeugdwet regelt het klachtrecht met betrekking tot jeugdaanbieders en gecertificeerde aanbieders in paragraaf 4.2.a van de wet.
-
2. De Richtlijn klachtbehandeling in de gemeente Ede is van toepassing op klachten over de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.
Hoofdstuk 6 Slotbepalingen
Artikel 25 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van deze verordening als toepassing daarvan leidt tot een onaanvaardbare situatie.
Artikel 26 Overgangsrecht
-
1. De Verordening Jeugdhulp Ede 2020 wordt ingetrokken.
-
2. Een jeugdige houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp Ede 2020 of voorgaande verordeningen totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.
-
3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp Ede 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.
-
4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Jeugdhulp Ede 2020, wordt beslist met inachtneming van die verordening.
-
5. De volgende besluiten gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening:
- a.
de Beleidsregel toegang Wmo en Jeugdhulp 2020; en
- b.
de Beleidsregel PGB Wmo en Jeugdhulp Ede 2021.
- a.
Artikel 27 Slotbepalingen
-
1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.
-
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp Ede 2024
Ondertekening
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad d.d. 21 november 2024, zaaknummer 459861.
De raad voornoemd,
de griffier,
de voorzitter,
Bijlage 1: soorten voorzieningen
Categorie A - soorten overige voorzieningen
Universele preventie |
Lezingen / voorlichting Folders Welzijn nieuwe stijl Vrijwilligerscircuit |
|
|
Selectieve preventie |
Zelfhulpgroepen Themagroepen Ouderavonden Jongerenwerk Eén gesprek Jongerenwerk Telefonisch advies |
|
|
Lichte ondersteuning |
Vraagverheldering Toeleiding naar ondersteuning Aantal gesprekken (ongeveer 5) + follow up na 5 maanden Korte individuele training/cursus en andere kortdurende interventies Langdurige ondersteuning door vrijwilligers Generalistische training voor groepen ouders Generalistische training voor groepen jeugdigen |
Categorie B - soorten individuele voorzieningen
Ambulant |
Jeugd GGZ Ernstige Dyslexie Curatieve kindergeneeskunde Begeleiding individueel Groep Begeleiding op locatie reguliere kinderopvang Vervoer (icm begeleiding groep) Persoonlijke verzorging Behandeling Crisis |
|
|
Verblijf |
Kortdurend verblijf Pleegzorg Jeugdhulpverblijf GGZ klinisch verblijf Jeugdzorgplus Crisisverblijf |
|
|
Veiligheid |
Preventieve jeugdbescherming Jeugdbescherming en -reclassering |
Toelichting Verordening Jeugdhulp Ede 2020
Algemeen
De Verordening Jeugdhulp brengt de Jeugdwet in de praktijk. Het doel van het jeugdhulpstelsel is dat jeugdigen en ouders waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp krijgen. Deze hulp versterkt de eigen kracht van de jeugdige en ondersteunt de ouders bij het oplossen van problemen en het zorgen voor hun kind.
In principe bepaalt de gemeente welke zorg iemand krijgt en hoeveel. Wij kijken daarbij goed naar de individuele gevallen en leveren maatwerk. Deze zorg noemen wij ook wel een voorziening. Een individuele voorziening is zorg die speciaal op de jeugdige is afgestemd.
Volgens de Jeugdwet moet de gemeenteraad in ieder geval regels opstellen over de volgende onderwerpen:
- -
Welke algemene of individuele voorzieningen verleent de gemeente?
- -
Hoe bepaalt de gemeente welke individuele voorzieningen iemand krijgt?
- -
Hoe zorgt de gemeente ervoor dat de jeugdzorg die zij geven aansluit bij andere zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen?
- -
Hoe wordt de hoogte van een persoonsgebonden budget vastgesteld?
- -
Hoe zorgt de gemeente ervoor dat er geen misbruik gemaakt wordt van de Jeugdwet, de individuele voorzieningen of het persoonsgebonden budget?
- -
Hoe worden de burgers betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet?
- -
Hoe zorgt de gemeente voor een goede prijs-kwaliteitsverhouding van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering als andere organisaties die verlenen? Hierbij letten we op de deskundigheid van de beroepskrachten en hun arbeidsvoorwaarden.
In deze Verordening Jeugdhulp behandelen we al deze onderwerpen, behalve de manier waarop we burgers betrekken bij de uitvoering van de Jeugdwet. De gemeenteraad koos er namelijk voor om de inspraak op het terrein van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Participatiewet samen te voegen in één adviesraad voor het sociale domein. Dit staat in een aparte verordening.
In de Jeugdwet staat verder dat gemeenten extra regels op mogen stellen over onderwerpen die met de Jeugdwet te maken hebben. In deze verordening staan een paar van deze extra regels. Ze maken de rechten en plichten van burgers en gemeente nog duidelijker.
Daarnaast staat in deze verordening onder welke voorwaarden het persoonsgebonden budget (pgb) gebruikt mag worden voor hulp uit het sociaal netwerk.
Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan voor de jeugdhulpverlening. In de Jeugdwet staat dat gemeenten verplicht zijn een beleidsplan vast te stellen. In het beleidsplan staat hoe we preventie, jeugdhulp, kinderbescherming en jeugdreclassering aanpakken.
Toegang tot de jeugdhulp
Burgers kunnen op verschillende manieren toegang tot jeugdhulp krijgen.
Vrij toegankelijk
Sommige jeugdhulp is vrij toegankelijk. Dat zijn bijvoorbeeld voorzieningen als voorlichting, zelfhulpgroepen of een korte individuele training. Voor deze vormen van hulp is geen verwijzing of besluit van de gemeente nodig. De jeugdige of zijn ouders kunnen zich voor deze jeugdhulp direct bij de jeugdhulpaanbieder melden.
Toegang jeugdhulp via de gemeente
Meer complexe hulpvragen gaan via de gemeente. In overleg met de jeugdige en zijn ouders beslist de gemeente welke zorg er precies nodig is. Een deskundige van de gemeente gaat in gesprek met de jeugdige of zijn ouders. Samen bespreken zij eerst wat de jeugdige of zijn ouders zelf aan het probleem kunnen doen, eventueel met hulp van vrienden en familie. Als blijkt dat er ook professionele hulp nodig is, kijken we of vrij-toegankelijke jeugdhulp voldoende is, of dat er niet vrij-toegankelijke hulp nodig is. Wanneer de deskundige besluit dat niet vrij-toegankelijke hulp nodig is, verwijst hij de jeugdige door naar de meest geschikte jeugdhulpaanbieder.
Toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist
Jeugdhulp is volgens de Jeugdwet ook toegankelijk na een verwijzing door de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. Deze verwijzing bepaalt nog niet welk soort jeugdhulp er precies nodig is. De jeugdige gaat dan naar een van de jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft ingekocht. Vervolgens bepaalt deze jeugdhulpaanbieder welke hulp er nodig is, hoe vaak iemand moet komen en hoe lang.
Toegang via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting.
Een andere ingang tot de jeugdhulp is via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de justitiële jeugdinrichting. De gemeente is verplicht om de jeugdhulp in te zetten die volgens deze partijen nodig is voor de kinderbeschermingsmaatregel of de jeugdreclassering. Uitspraken van rechters moeten immers altijd uitgevoerd worden vanwege de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid. Als de kinderrechter een ondertoezichtstelling of gezagsbeëindiging uitspreekt, bepaalt hij meteen welke gecertificeerde instelling die maatregel uitvoert. Dit doet hij op basis van het verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad voor de Kinderbescherming zet namelijk in het verzoekschrift welke gecertificeerde instelling in dit geval het meest geschikt is. De Raad voor de Kinderbescherming is verplicht om hierover met de gemeente te overleggen.
Toegang via Veilig Thuis
Ten slotte vormt ook Veilig Thuis een toegang tot jeugdhulp. Veilig Thuis geeft advies over vermoedens en gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Als dat nodig is onderzoekt Veilig Thuis of er inderdaad sprake is van kindermishandeling. Zo ja, dan motiveert Veilig Thuis ouders om jeugdhulp te accepteren en legt daartoe contacten met de hulpverlening. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in deze verordening.
Toelichting per artikel
Artikel 1 Definities
In de verordening legt de gemeente een aantal begrippen uit:
Voorzieningen
De begrippen ‘individuele voorziening’ en ‘overige voorziening’ leggen we uit in artikel 2. In artikel 3 staat hoe u een individuele voorziening kunt krijgen. Met ‘andere voorzieningen’ bedoelen we een voorziening die niet voortkomt uit de Jeugdwet, maar uit maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, werk en inkomen of zorg.
Pgb
Pgb staat voor ‘persoonsgebonden budget’. Deze afkorting is zo ingeburgerd, dat we de volledige term in deze verordening niet gebruiken.
De lijst met begripsbepalingen is niet zo lang, omdat veel begrippen al in de wet worden uitgelegd. Deze wettelijke definities herhalen we niet in de verordening. Voor de duidelijkheid leggen we in deze toelichting uit wat de Jeugdwet precies bedoelt met ‘jeugdige’, ‘ouder’ en ‘jeugdhulp’.
Jeugdige of zijn ouders
Als we het in de verordening hebben over jeugdigen en ouders, zeggen we meestal ‘de jeugdige of zijn ouders’. Daarmee bedoelen we eigenlijk ‘de jeugdige en/of zijn ouders’. Soms gaat het over een jeugdige alleen, bijvoorbeeld als de jeugdige 16 jaar of ouder is. Soms gaat het over de jeugdige met een of beide ouders, wanneer de jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar oud is. Soms gaat het alleen over de ouders, bijvoorbeeld als de jeugdige jonger is dan 12.
Ouder
De Jeugdwet bedoelt met ouder: de gezagdragende ouder, adoptiefouder, stiefouder of iemand die geen pleegouder is, maar de jeugdige wel verzorgt en opvoedt.
Jeugdhulp
Jeugdhulp is zorg en ondersteuning aan jeugdigen en hun ouders. Preventie valt niet onder jeugdhulp. Jeugdhulp is gericht op:
- •
psychische problemen en stoornissen;
- •
psychosociale problemen;
- •
gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige;
- •
opvoedingsproblemen van de ouders;
- •
problemen die met adoptie te maken hebben.
De jeugdhulp is bedoeld om dit soort problemen te verminderen, stabiliseren, behandelen en op te heffen, of om er beter mee om te gaan.
Jeugdhulp kan jongeren ook helpen om zelfstandiger in het leven te staan en hun draai te vinden in de maatschappij. Het gaat dan om jongeren onder de 18 die last hebben van een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem.
Tot slot kan lichamelijke verzorging, zoals wassen en aankleden, ook jeugdhulp zijn. Dat geldt alleen als een jeugdige dat zelf niet kan vanwege een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking. Ook hier geldt dat de jeugdige jonger moet zijn dan achttien, behalve als de jeugdhulp door een rechter is opgelegd.
Andere begrippen die belangrijk zijn voor deze verordening worden uitgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. ‘Aanvraag’ staat bijvoorbeeld uitgelegd in artikel 1:3, derde lid en ‘beschikking’ in artikel 1:2.
Artikel 2 Vormen van jeugdhulp
De Jeugdwet verplicht de gemeente om te regelen welke hulp we precies verlenen. Daarom staat in Artikel 2 van deze verordening een overzicht van alle verschillende vormen van jeugdhulp. Volgens de Jeugdwet hebben de burgers het recht om precies te weten welke voorzieningen de gemeente aanbiedt.
Wat er nou precies bedoeld wordt met ‘voorziening’ is lastig te omschrijven. Dat staat zelfs niet duidelijk uitgelegd in de Jeugdwet. In de toelichting op de Jeugdwet staat wel dat een voorziening algemeen en vrij toegankelijk kan zijn, of individueel. Een individuele voorziening is vaak meer gespecialiseerde zorg. De gemeente bepaalt zelf welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet. De gemeente, de huisarts, medisch specialist of jeugdarts en de jeugdhulpaanbieder bepalen of een jeugdige of zijn ouders een individuele voorziening echt nodig hebben.
In de Jeugdwet staat dat jeugdhulp drie kanten heeft; ondersteuning bij allerlei problemen, hulp om zelfstandiger in het leven te staan en lichamelijke verzorging. Een voorziening kan dus van alles zijn. De voorzieningen zijn niet alleen bestemd voor de jeugdige, maar ook voor ouders die hulp nodig hebben bij het oplossen van het probleem van hun kind. We zetten alle voorzieningen op een rijtje, omdat de gemeente wettelijk verplicht is de burgers goed te informeren over de voorzieningen die onder jeugdhulp vallen. Wat deze voorzieningen precies inhouden staat beschreven in de afspraken die de gemeenten uit de regio met de jeugdhulpaanbieders hebben gemaakt.
Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
Eerste lid: U krijgt toegang tot een individuele voorziening na een verwijzing van de huisarts, medisch specialist of jeugdarts. De jeugdhulpaanbieder bepaalt welke hulp nodig is. In artikel 11 staat wanneer wij hiervan kunnen afwijken.
Tweede lid tot en met vijfde lid: De gemeente maakt afspraken met de artsen en jeugdhulpaanbieders. Deze afspraken gaan over de manier waarop wordt onderzocht of jeugdhulp nodig is. Ook is er afgesproken hoe de artsen en de gemeente elkaar op de hoogte houden over doorverwijzing of behandeling van een jeugdige. Met goede communicatie kan het motto ‘1 gezin – 1 regisseur – 1 plan’ in de praktijk gebracht worden. Dat is vooral belangrijk bij gezinnen met veel verschillende problemen. Als professionals niet van elkaar weten dat zij ook bij het gezin betrokken zijn, kan er ‘verkokering’ optreden en werken de instanties langs elkaar heen. De gemeente verwacht van de jeugdhulpaanbieder dat zij een stappenplan doorlopen om te bepalen welke hulp moet worden geboden. De gemeenten van de Jeugdhulpregio FoodValley hebben een protocol “Jeugdhulp na verwijzing door huisarts, medisch specialist en jeugdarts” opgesteld. Dit protocol is onderdeel van het contract met de jeugdhulpaanbieder en is te vinden op: https://www.jeugdfv.nl/aanbieders/documenten-en-downloads.
Vijfde lid: De gemeente vergoed alleen de jeugdhulp van jeugdhulpaanbieders met wie wij een contract hebben. Als binnen dit aanbod geen passende oplossing kan worden gevonden kunnen we hiervan afwijken. Hierover moeten de jeugdige en/of diens ouder voorafgaande aan de inzet van jeugdhulp overleg hebben met de gemeente. De gemeente bepaalt of de jeugdhulp binnen het gecontracteerde aanbod van jeugdhulpaanbieders kan worden gegeven of dat er een andere oplossing moet worden gevonden (alsnog een contract of jeugdhulp met een pgb).
Artikel 4 Toegang jeugdhulp bij kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering
De in dit artikel genoemde partijen bepalen of jeugdhulp nodig is. Als de rechter een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering oplegt, is de gecertificeerde instelling verplicht om eerst met de gemeente te overleggen. Hierbij bespreken wij welke jeugdhulpaanbieder het meest passend is. De gecertificeerde instelling moet de jeugdhulp inzetten van jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft ingekocht.
Artikel 5 Toegang jeugdhulp via de gemeente
In artikel 5 staat de procedure beschreven voor het krijgen van een individuele voorziening via de gemeente. We beoordelen de hulpvraag in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders. We bekijken de hele situatie en besluiten dan of u de individuele voorziening krijgt. Soms beslissen we dat u een overige voorziening krijgt in plaats van een individuele voorziening, of naast de individuele voorziening. De gemeente is verantwoordelijk voor de inzet van de voorzieningen die nodig zijn voor jeugdhulp. In de Jeugdwet staat dat de gemeente toegang tot jeugdhulp mag geven.
Derde lid: Bij spoedeisende situaties krijgt u de jeugdhulp al voordat de gemeente hierover heeft besloten. We kijken dan achteraf of de jeugdhulp terecht was, om de rechtszekerheid van de jeugdige te beschermen.
Vierde lid: Als u gebruik wilt maken van een overige voorziening, kunt u hier direct naartoe. U hoeft zich niet eerst aan te melden bij de gemeente. Soms loopt de toegang tot een overige voorziening wel via de gemeente, bijvoorbeeld als de hulpvraag binnenkomt via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts.
Artikel 6 Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren
Om een zorgvuldig besluit te kunnen nemen is het belangrijk dat we alle feiten van de hulpvraag onderzoeken. Het is vooral belangrijk dat we dit samen met de jeugdige en zijn ouders, dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger onderzoeken. Om een totaalbeeld van de jeugdige, zijn ouders en de gezinssituatie te krijgen is persoonlijk contact nodig. Het is logisch om dit in de vorm van een gesprek te doen. Dit gesprek vindt plaats op een gemeentelocatie, bij het wijkteam, op school, bij de jeugdige of zijn ouders thuis, of bij een andere deskundige. De locatie hangt af van de omstandigheden. Soms is het voor het onderzoek nodig om meer gesprekken te voeren, omdat het soms over ingewikkelde individuele voorzieningen gaat.
In de Jeugdwet staan allerlei garanties die ervoor zorgen dat de beoordeling over een individuele voorziening deskundig gebeurt. Het gaat soms over psychiatrische behandeling, of verblijf in een 24-uursopvang. Dat zijn heftige beslissingen, waar een professional aan te pas moet komen.
In het eerste lid staat dat het gesprek zo snel mogelijk moet plaatsvinden. Hoe snel dat kan, hangt af van de situatie.
In de onderdelen a tot en met h staan de onderwerpen van het gesprek. Welke onderwerpen er precies aan bod komen, hangt af van de situatie. Als de jeugdige al bij de gemeente bekend is, hoeft niet alles meer besproken te worden. We zullen dan bijvoorbeeld alleen vragen of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Als een jeugdige of zijn ouders voor het eerst bij de gemeente komen ligt dat anders. Dan moeten we eerst een totaalbeeld krijgen van de jeugdige en zijn situatie.
Een zorgvuldig onderzoek vereist het doorlopen van de volgende stappen:
Stap 1 - inventariseer de vraag
Wat is eigenlijk de jeugdhulpvraag van de jeugdige of zijn ouders? Jeugdhulp volgens de wet is niet alleen de hulp aan de jeugdige, maar ook de ouder zelf kan in aanmerking komen voor jeugdhulp.
Stap 2 - breng de onderliggende problematiek in kaart
Welke opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen zijn er?
Stap 3 - stel de aard en de omvang van de noodzakelijke hulp vast
Welke hulp is noodzakelijk, en in welke omvang? Hierbij moet rekening worden gehouden met de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van de jeugdige. Het doel moet zijn dat de jeugdige gezond en veilig kan opgroeien, dat hij kan groeien naar zelfstandigheid en dat hij voldoende zelfredzaam kan zijn en maatschappelijk kan participeren.
Stap 4 - kijk wat de eigen kracht is
Wat zijn de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk? Kan de noodzakelijke hulp hiermee al dan niet volledig worden gerealiseerd. In de Jeugdwet is geen definitie van eigen kracht opgenomen. Ouders behoren hun minderjarige kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden. Ook als het kind een ziekte, aandoening of beperking heeft en daardoor meer ondersteuning nodig heeft dan een kind van dezelfde leeftijd zonder een ziekte, aandoening of beperking. De ouders van het kind hebben een actieve rol om in eerste instantie te proberen de problemen die zij ervaren zelf of met hulp van hun eigen netwerk op te lossen. De eigen kracht van de jeugdige en zijn ouders staat dus voorop. Pas als zij er zelf niet uitkomen, moet de gemeente hulp bieden. Wij onderzoeken hierbij ook of de jeugdige of de ouder(s) een beroep kunnen doen op het sociaal netwerk, een vrij toegankelijke voorziening of een andere wet. De stappen 1 tot en met 3 bouwen als het ware de jeugdhulpplicht eerst op tot een bepaald maximum. Stap 4 verkleint deze vervolgens weer, eventueel zelfs tot nul.
Stap 5 - stel vast welke voorziening nog nodig is
Als de eigen kracht ontoereikend is om de noodzakelijke jeugdhulp te realiseren, verlenen wij een jeugdhulpvoorziening.
Onderdeel h gaat over afstemming met andere voorzieningen die een jeugdige al krijgt. Denk aan een voorziening van de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet of passend onderwijs.
Artikel 7 Eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen
In de toelichting op artikel 6 onder stap 4 staat dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van minderjarige kinderen allereerst bij de ouders zelf ligt. Ouders hebben de taak hun kinderen dagelijkse hulp, zorg en ondersteuning te bieden ook als hun kind een ziekte, aandoening of beperking heeft. Vanuit dit uitgangspunt onderzoeken wij de draagkracht en de draaglast van de ouders. Als de draagkracht voldoende is om de draaglast op te kunnen vangen, dan zijn er voldoende eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen. Jeugdhulp vanuit de gemeente is dan niet nodig.
Artikel 8 Onderzoek naar draagkracht en draaglast
In dit artikel staan de factoren die wij onderzoeken om de draagkracht en draaglast vast te stellen. Voor de draagkracht kijken wij naar de capaciteiten en mogelijkheden van ouders, hun netwerk en versterkende factoren in het gezin of in de woonsituatie (denk aan steun van huisgenoten en een stabiele woonomgeving). Voor de draaglast kijken we naar de intensiteit van de hulp voor het kind. Als ouders niet beschikbaar zijn om de benodigde hulp te kunnen bieden, verwachten wij dat zij onderzoeken wat er mogelijk is om wel beschikbaar te zijn. Als er geen evenwicht is tussen de draagkracht en draaglast kan er overbelasting ontstaan. In dat geval onderzoeken wij of de overbelasting ontstaat door de zorg voor het kind of eventuele externe factoren (denk aan werk, vrijetijdsbesteding, etc). In dit laatste geval verwachten wij van ouders dat zij er alles aan doen om een oplossing te vinden. Zo nodig kan tijdelijk jeugdhulp worden toegekend.
Artikel 9 Verslag
Wij schrijven een verslag van het gesprek, zodat de procedure en de dossiervorming zorgvuldig verlopen. Hoe dat verslag er precies uitziet, is niet bepaald. Bij het wetsvoorstel Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 staat dat de gemeente een verslag van het onderzoek aan de cliënt geeft. Met dit verslag kan de cliënt een maatwerkvoorziening aanvragen. Het verslag moet wel schriftelijk zijn. Een duidelijk verslag maakt het makkelijker voor de gemeente om een juiste beslissing te nemen over de aanvraag. Ook helpt een duidelijk verslag bij een heldere communicatie met de cliënt. De inhoud van het verslag hangt natuurlijk af van de uitkomsten van het onderzoek. Als een cliënt bijvoorbeeld tevreden is en er geen maatwerkvoorziening nodig is, kan het verslag kort blijven. Als het onderzoek ingewikkelder is, zal het verslag ook uitgebreider worden.
In het derde lid staat dat de jeugdige of zijn ouders tekst mogen toevoegen of veranderen aan het verslag. Ook hiervoor is niet bepaald hoe dat er precies uit moet zien.
Artikel 10 Aanvraag
Volgens de Jeugdwet is de gemeente verplicht om regels op te stellen over de manier waarop we bepalen of iemand een individuele voorziening krijgt. Die regels staan in deze verordening. We kiezen er voor om het traject hetzelfde te laten zijn als bij de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Dat betekent dat de procedure van jeugdhulp begint met een melding en daarna een gesprek tussen de deskundigen en de jeugdige en zijn ouders. In dat gesprek willen wij helder krijgen welke hulp er precies nodig is. Wij bespreken dan ook of het nodig is om een individuele voorziening aan te vragen, of dat we de problemen op een andere manier kunnen oplossen. Soms is een algemeen toegankelijke voorziening geschikter. Om de administratieve last te beperken is het niet nodig om voor het krijgen van een beslissing over een individuele voorziening een schriftelijke aanvraag in te dienen. We merken de melding aan als aanvraag. Willen de jeugdige of zijn ouders toch een officiële aanvraag indienen, dan kan dat met een daarvoor bestemd aanvraagformulier.
Hoe lang duurt het om een beslissing te nemen?
In de Jeugdwet staat niet hoe lang het mag duren om een beslissing te nemen. Daarom gebruiken wij hiervoor de regels uit de Algemene wet bestuursrecht. Die wet zegt dat we een beslissing binnen acht weken moeten nemen. Als het niet binnen acht weken lukt, moeten wij dat op tijd melden aan de aanvrager. Ook moeten wij dan aangeven hoe lang het nog ongeveer gaat duren. Acht weken is het maximum. Dat betekent dat we ook binnen een paar dagen kunnen beslissen, als dat nodig is. Bij ingewikkelde gevallen hebben we vaak wat meer tijd nodig om de aanvraag zorgvuldig te onderzoeken. Soms is er bijvoorbeeld meer tijd nodig om erachter te komen wat er precies aan de hand is. Dan kan het ook langer duren om een beslissing te nemen.
Als een huisarts, medisch specialist of jeugdarts jeugdhulp voorschrijft, geldt dit artikel niet.
Artikel 11 Toetsingskader verlenen voorziening
Eerste lid: De gemeente is verantwoordelijk voor jeugdhulp. Als een jeugdige en zijn ouders last hebben van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen, of stoornissen, is de gemeente verplicht om een voorziening aanbieden. Dat noemen wij een ‘compensatieplicht’. De voorziening helpt de jeugdige om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. Hierbij houden we rekening met de leeftijd en het ontwikkelingsniveau.
Een deskundige moet beoordelen of een jeugdige of zijn ouders een voorziening nodig hebben en welke. De deskundige gebruikt hiervoor zijn kennis over zorg. De gemeente beslist uiteindelijk zelfstandig.
Soms is volledige zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie niet weggelegd voor de jeugdige of zijn ouders. In elk geval is de gemeente verplicht om haar best te doen zo veel mogelijk voor elkaar te krijgen. We passen de hulp aan aan de situatie. Wat voor de ene jongere een goede oplossing is hoeft dat voor een andere jongere niet te zijn, zelfs als hun problemen erg op elkaar lijken. Een individuele voorziening is in ieder geval niet nodig als de jeugdige en zijn ouders hun problemen zelf kunnen aanpakken. De individuele voorziening is ook niet nodig als ze het probleem met behulp van een andere maatschappelijke instelling aan kunnen pakken. Hetzelfde geldt als een overige voorziening de jeugdige voldoende kan helpen.
Derde lid: In de Jeugdwet is geregeld dat de huisarts, medisch specialist en jeugdarts ook jeugdzorg mogen voorschrijven. Dat geldt voor de vrij-toegankelijke voorzieningen en ook voor de niet vrij-toegankelijke voorzieningen. Met een verwijsbriefje van de arts kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder zoals een jeugdpsychiater, de gezinswerker of orthopedagoog. De jeugdhulpaanbieder beoordeelt dan welke jeugdhulp precies nodig is. In overleg met de jeugdige of zijn ouders bepaalt hij wat er gaat gebeuren, hoe ze het aanpakken, hoeveel hulp ze krijgen en hoe lang het gaat duren. De jeugdhulpverlener is dus degene die bepaalt hoe de voorziening eruit komt te zien. Hij baseert zijn oordeel op de richtlijnen die bij zijn vakgebied horen. In de paragraaf ‘Algemene toelichting’ en de toelichting op artikel 3 staat hier meer over. Alleen als de jeugdhulpaanbieder de richtlijnen van zijn vakgebied en afspraken met de gemeente niet volgt, mag de gemeente een ander besluit nemen. De gemeente kan alleen bij hoge uitzondering een ander besluit nemen dan de jeugdhulpaanbieder. Het is niet de bedoeling dat we elke keer een eigen deskundige inschakelen om de beslissing van de jeugdhulpaanbieder te beoordelen.
Artikel 12,13, 14, 15 Afbakening Jeugdwet met andere wetten
In artikel 12 tot en met 15 staat beschreven wanneer andere wetten voor gaan op de Jeugdwet. Dat betekent dat als de hulpvraag kan worden opgelost met ondersteuning vanuit een andere wet, zoals de Wet passend onderwijs, de Wlz, de Wmo en de Zvw, de gemeente geen jeugdhulp hoeft in te zetten. Wij onderzoeken dan wel goed of er naast de ondersteuning vanuit een andere wet, eventueel aanvullende jeugdhulp nodig is.
Artikel 16 Deskundig oordeel en advies
Het onderzoeksproces (zie artikel 6) moet door deskundigen worden gedaan. De jeugdprofessionals die in dienst zijn van de gemeente en het onderzoek naar jeugdhulp doen, zijn geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd. De gemeente heeft ook gedragswetenschappers in dienst. Ook zij zijn geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd. Zo nodig worden zij betrokken bij het onderzoek. Daarnaast kan een externe medisch adviseur om advies worden gevraagd. Hiermee borgen wij de kwaliteit van de toeleiding naar jeugdhulp.
Artikel 17 Inhoud beschikking
Een beslissing over een individuele voorziening noemen wij de ‘beschikking’. In de Algemene wet bestuursrecht staat dat u bezwaar kunt maken tegen deze beschikking.
In principe krijgen de jeugdige of zijn ouders een voorziening ‘in natura’. Dat betekent dat de gemeente de jeugdhulpverlener rechtstreeks betaalt. De betaling loopt dus niet via de jeugdige of zijn ouders. De jeugdige of zijn ouders kunnen een persoonsgebonden budget (pgb) krijgen als ze dat liever willen.
In de beschikking staat in ieder geval of de jeugdige of zijn ouders een voorziening krijgen of niet. Tegen dit besluit kunt u bezwaar maken. Wij leggen uit waarom de jeugdige of zijn ouders de voorziening wel of niet krijgen. Deze uitleg is gebaseerd op het oordeel van de deskundige. De deskundige zet zijn oordeel in een verslag. Als de gemeente haar oordeel baseert op het verslag, kunt u dit verslag gebruiken als u bezwaar maakt.
Artikel 18 Regels pgb
De jeugdige of zijn ouder(s) kunnen dankzij het pgb zelf bepalen welke zorg ze krijgen. Niet iedereen kan dat goed zelf regelen. Daarom bespreken we met de jeugdige of zijn ouders wat geschikter is; een pgb, of zorg in natura. De Jeugdwet geeft wel een aantal regels voor het pgb. Met die regels zorgen we ervoor dat de kwaliteit van de jeugdhulp goed is. Ook zorgen de regels ervoor dat iedere jeugdige de hulp krijgt die hij nodig heeft.
In het tweede lid staat hoe we de hoogte van het pgb bepalen.
In het derde en vierde lid staat onder welke voorwaarden wij een pgb verstrekken voor hulp dat wordt geleverd door iemand uit het sociaal netwerk van de jeugdige of zijn ouder(s). Inzet van het sociaal netwerk valt in principe onder eigen kracht. De eigen kracht hebben wij toegelicht bij artikel 6 onder stap 4. Als iemand uit het sociaal netwerk vanuit de pgb de ondersteuning gaat bieden, moet dat gepaard gaan met een wijziging in de bestaande situatie omdat blijkt dat in de huidige situatie de inzet van het sociale netwerk ontoereikend is. Er is dus extra inzet nodig.
De inzet van het sociaal netwerk is aantoonbaar beter en efficiënter dan professionele ondersteuning, het belang van het kind staat daarbij centraal. In het vierde lid staat beschreven in welke situaties wij vinden dat de inzet van het sociaal netwerk beter en efficiënter is.
In het zevende lid staat dat degene die de pgb taken op zich neemt, niet ook de hulpverlener mag zijn. Hiermee wordt een mogelijke belangenverstrengeling voorkomen.
Artikel 19 Tarief pgb
Lid 1: Het pgb betaalt 90% van het ZIN-tarief. ZIN staat voor ‘zorg in natura’. Tarief is het bedrag dat de jeugdhulpverlener per uur of dag(deel) krijgt. Het ZIN-tarief is het goedkoopst passende bedrag waarvoor een professional de benodigde hulp kan leveren. Dit bedrag hebben we van te voren afgesproken met de jeugdhulpverlener. We hebben gemerkt dat een lager tarief best mogelijk is. We moeten dan wel bewijzen dat de zorg goed genoeg blijft. 90% van het ZIN-tarief is genoeg om twee redenen:
- •
Iemand die zorg levert via een pgb heeft meestal lagere kosten, bijvoorbeeld voor huisvesting of administratie.
- •
Voor reguliere jeugdhulpaanbieders is in het ZIN-tarief al rekening gehouden met de tijd voor het beoordelen en aanvragen van verlengingen van jeugdhulp. Voor zorg via een pgb doet de gemeente dit zelf.
Lid 2: Voor jeugdhulp op basis van een dienstbetrekking, geleverd door een persoon vanuit het sociaal netwerk of door hulpverleners die niet aan de kwaliteitseisen van een professional voldoen geldt het tarief van €20,- per uur. Dit bedrag is meer dan het minimumloon.
Lid 3: Bij hulpverlening door een persoon uit het sociaal netwerk, geldt altijd het tarief voor het sociaal netwerk. Ook al gaat het om een hulpverlener die voldoet aan de criteria voor een formele aanbieder. De achtergrond daarvan is dat ook familieleden met een zorg-gerelateerd beroep of opleiding in eerste instantie een affectieve relatie hebben met de budgethouder. Dat is dan ook doorslaggevend voor het bijbehorende pgb-tarief.
Lid 4: Als de jeugdige blijft logeren betalen wij een tegemoetkoming van € 30,- per etmaal, met een maximum van €141,- per maand. Blijft de jeugdige enkel overdag, dan betalen wij €10,- per dagdeel, met een maximum van €141,- per maand. Deze tegemoetkomingen zijn gebaseerd op landelijke regels waarin is opgenomen dat voor hulp uit het sociaal netwerk waarbij geen sprake is van een dienstbetrekking vanuit het pgb een tegemoetkoming met een maximum van €141 per maand kan worden toegekend. De Wet minimumloon is hierop niet van toepassing.
Artikel 20 Opschorting pgb
Met deze regeling legt de gemeente vast dat de gemeente in bepaalde gevallen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) kan verzoeken om de betaling van het pgb nog niet te doen (geheel of gedeeltelijk opschorten). Soms is (tijdelijke) opschorting van een betaling uit het pgb naar aanleiding van een declaratie beter dan beëindiging of weigering of zelfs intrekken of herzien van het pgb. Door het opschorten is er tijd voor herstelmaatregelen of verder onderzoek.
In het eerste lid staat wanneer de gemeente dit verzoek kan doen bij de SVB. De betaling van het pgb kan voor maximaal dertien weken worden opgeschort.
Het tweede lid is toegevoegd omdat het voor kan komen dat een cliënt tijdelijk geen gebruik van een pgb kan maken door (tijdelijke) opname in een instelling. In dat geval kan het praktischer zijn het pgb tijdelijk op te schorten. De gemeente stuurt de pgb-houder hierover een brief.
Artikel 21 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet
In de Jeugdwet staat dat de gemeente verplicht is om regels te maken over misbruik van de Jeugdwet. Wij moeten voorkomen dat mensen een individuele voorziening krijgen als ze daar geen recht op hebben. Met dit artikel zorgen we ervoor dat dezelfde regels gelden voor alle onderdelen van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning. Wij moeten misbruik van voorzieningen en pgb’s voorkomen en bestraffen. Het gaat immers om belastinggeld en daar moeten we zorgvuldig mee omgaan. In hoofdstuk 8 van de Jeugdwet kunt u meer lezen over de bestrijding van misbruik van individuele voorzieningen en het pgb. Hierin staat onder andere dat de jeugdige en zijn ouders een ‘inlichtingenverplichting’ hebben. Dat betekent dat een jeugdige en zijn ouders met een individuele voorziening of een pgb, verplicht zijn om de gemeente alle informatie te geven die nodig is. De gemeente gebruikt die informatie om te bepalen of de individuele voorziening of een pgb wel terecht zijn. De jeugdige en zijn ouders moeten de gemeente zo snel mogelijk op de hoogte stellen van alle situaties die invloed kunnen hebben op de individuele voorziening of het pgb. Dat moeten zij doen als de gemeente daar om vraagt, maar ook als ze zelf kunnen weten dat de informatie belangrijk is. Als zij dat niet doen, heeft dat gevolgen voor de individuele voorziening of het pgb.
Lid 3 is gebaseerd op artikel 8.1.4 van de Jeugdwet. Het verschil is dat we het hier niet alleen over het pgb hebben, maar ook over de individuele voorziening in natura.
Artikel 22 Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s
Op grond van artikel 8.1.3 van de wet moet de gemeente periodiek onderzoeken of er aanleiding is om een beslissing over een pgb te heroverwegen. Soms bestaat er echter twijfel over de kwaliteit, doelmatigheid en rechtmatigheid van geleverde ondersteuning. Het onderzoek in het kader van artikel 8.1.3 van de wet biedt dan onvoldoende houvast om hier goed naar te kijken. Daarom is artikel 22 toegevoegd, dat bovendien ook ziet op beslissingen over de verlening van individuele voorzieningen. Op grond van deze bepaling moet de gemeente in aanvulling op het onderzoek volgens artikel 8.1.3 van de wet ook periodiek, al dan niet steekproefsgewijs onderzoeken of de verstrekte individuele voorzieningen in natura en pgb’s worden gebruikt, of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze zijn verstrekt, of de besteding op een rechtmatige manier gebeurt en of de geleverde ondersteuning van goede kwaliteit is. Een onderzoek kan zowel betrekking hebben op het handelen van de jeugdige, de ouders of een pgb-houder, als op de ondersteuningsverlening door een aanbieder. Het onderzoek kan onder meer bestaan uit: dossieronderzoek, bezoek aan de jeugdige of de ouders, bezoek aan de locatie waar de jeugdige of de ouders ondersteuning krijgen en gesprekken met de aanbieder. Voor het onderzoek naar de rechtmatigheid wijst de gemeente één of meerdere personen aan als toezichthouder. Voor het onderzoek naar de kwaliteit van de geleverde ondersteuning is in de wet de Inspectie gezondheidszorg en jeugd als toezichthouder aangewezen.
Artikel 23 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
De gemeente laat de uitvoering van de Jeugdwet uitvoeren door jeugdhulpaanbieders. De gemeente moet wel zelf de rechten en plichten van de jeugdige en zijn ouders vaststellen. Als de gemeente jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering aan anderen overlaat, moet ze wel regels maken die ervoor zorgen dat de hulp van goede kwaliteit is en niet te duur. We houden daarbij rekening met de deskundigheid van de beroepskrachten en hun arbeidsvoorwaarden. We willen niet alleen naar de prijs kijken. Daarom staan in dit artikel een paar andere zaken waar we rekening mee houden. Als we al deze zaken beoordelen, kunnen we beter bepalen wat een redelijke prijs is voor de jeugdhulp. De jeugdhulpaanbieder moet bijvoorbeeld het personeel een loon betalen dat bij het opleidingsniveau past. Om dit te bepalen, moeten we weten wat er allemaal gedaan moet worden en welke arbeidsvoorwaarden daarbij passen. Hiermee zorgen we ervoor dat werknemers een eerlijk loon krijgen.
Artikel 25 Klachtenregeling
Dit artikel gaat over het klachtrecht van de gemeente. In de Algemene wet bestuursrecht staat dat de gemeente verplicht is goed om te gaan met alle klachten over bestuursorganen (bijvoorbeeld gemeenteraad of college) of mensen die voor de gemeente werken. In hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht staat uitgebreid beschreven hoe we klachten moeten behandelen. Ook staat er dat burgers het recht hebben om een ombudsman in te schakelen om de afhandeling van een klacht te onderzoeken. Daarom is dit artikel niet zo uitgebreid. Als de klacht gaat over de hulpverlening komt deze terecht bij de jeugdhulpaanbieder. In artikel 4.2.1 van de Jeugdwet staat hoe u een klacht indient bij de jeugdhulpaanbieder. Als de klacht ergens anders over gaat, bijvoorbeeld over het gedrag van een gemeenteambtenaar, gebruikt u het klachtrecht van de gemeente.
Artikel 26 Hardheidsclausule
Dit artikel spreekt voor zich. We leggen het niet verder uit.
Artikel 27 Overgangsrecht
Dit artikel spreekt voor zich. We leggen het niet verder uit.
Artikel 28 Slotbepalingen
Dit artikel spreekt voor zich. We leggen het niet verder uit.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl