Sneltoetscriteria

Geldend van 04-12-2024 t/m heden

Intitulé

Sneltoetscriteria

De raad van de Gemeente Opsterland,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 juli 2024,

gelet op het bepaalde in artikel 4.19 van de Omgevingswet;

besluit:

  • 1.

    de sneltoetscriteria vast te stellen, met de bedoeling deze onderdeel uit te laten maken van de welstandsnota op basis van artikel 4.19 van de Omgevingswet.

  • 2.

    geen inspraak op basis van de inspraakverordening toe te passen, omdat de sneltoetscriteria een ondergeschikte herziening op de welstandsnota zijn.

afbeelding binnen de regeling

Veel voorkomende initiatieven

Inleiding

Veel kleine initiatieven zijn vergunningvrij. Er zijn echter ook kleine initiatieven waarvoor door de gemeente wel een omgevingsvergunning wordt gevraagd. Het gaat hierbij om initiatieven die ondanks hun beperkte maat en schaal een behoorlijke ruimtelijke impact hebben. Denk hierbij aan initiatieven die duidelijk zichtbaar zijn vanuit de straat of zich afspelen op een hoek waardoor het initiatief vanuit meerdere richtingen prominent in het beeld is. Door in deze gevallen consequent aandacht te schenken aan het ontwerp blijft de leefomgeving voor iedereen mooi en leefbaar. In het omgevingsplan is onder andere aangegeven voor welke kleine initiatieven een omgevingsvergunning benodigd is.

Veel voorkomende initiatieven

Voor kleine initiatieven die veel voorkomen en waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, zijn sneltoetscriteria opgesteld. Hiermee wordt het vergunningentraject vereenvoudigd en versneld. Voor de onderstaande zeven soorten initiatieven zijn sneltoetscriteria opgesteld:

  • 1.

    Bijbehorende bouwwerken:

    • aan- en uitbouwen voorkant;

    • aan- en uitbouwen zijkant;

    • vrijstaand bijgebouwen zijkant.

  • 2.

    Kozijnen- en gevelwijzigingen;

  • 3.

    Dakkapel;

  • 4.

    Erfafscheiding;

  • 5.

    Technische installaties/opwek duurzame energie.

  • 6.

    Vlaggenmasten bedrijventerrein;

  • 7.

    Erfafscheiding bedrijventerrein.

Sneltoetscriteria

Sneltoetscriteria bestaan uit heldere ontwerpprincipes in woord en beeld. De ontwerpprincipes gaan over de ‘plaatsing’, de ‘vormgeving’, de ‘maatvoering’, en ‘materiaal en kleur’.

De gemeente toetst de veel voorkomende initiatieven ambtelijk op basis van de sneltoetscriteria. Door als initiatiefnemer een plan te baseren op de sneltoetscriteria kan het vergunningentraject soepel worden doorlopen.

Inspirerende tips

Voor de veel voorkomende initiatieven zijn daar waar mogelijk naast de ontwerpprincipes ook inspirerende tips opgenomen. Op basis van deze tips kunnen initiatiefnemers een nog mooier en vooral ook toekomstbestendiger plan opstellen waardoor het ondanks de klimaatverandering met perioden van hitte, droogte en hevige buien toch goed wonen blijft. Ook kan met initiatieven vaak eenvoudig een positieve bijdrage worden geleverd aan het versterken van de natuurwaarden. De inspirerende tips hebben betrekking op:

  • Ontwerpidee;

  • Materiaal- en kleurgebruik;

  • Klimaatadaptatie;

  • Biodiversiteit.

De trendsettermethode

Voor initiatieven in wijken en buurten met veel dezelfde huizen kan in plaats van de sneltoetscriteria ook gebruik worden gemaakt van de trendsettermethode. Bij deze methode sluit een initiatiefnemer met het beoogde initiatief aan op een vergelijkbaar, reeds vergund bouwwerk bij de buren of elders in de straat. Dit vergunde bouwwerk waarop met initiatieven wordt aangesloten, wordt de ‘trendsetter’ genoemd.

Voor het gebruik van de trendsettermethode gelden twee voorwaarden. Allereerst is het van belang dat de situatie en het woningtype van het beoogde initiatief en het al vergunde initiatief overeenkomen. En ten tweede is de positieve beoordeling die ten grondslag ligt aan vergunde initiatief niet ouder dan vijf jaar. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan, kan een initiatiefnemer een plan opstellen dat aansluit bij de trendsetter en dit indienen bij de gemeente. Bij de toelichting op het plan vermeldt de initiatiefnemer dat gebruik wordt gemaakt van de trendsettermethode. Medewerkers van de gemeente beoordelen de aanvraag voor de omgevingsvergunning in dat geval op basis van het reeds vergunde bouwwerk in plaats van de sneltoetscriteria. Bij twijfel bij de beoordeling van de aanvraag door de gemeente wordt de adviescommissie voor omgevingskwaliteit om advies gevraagd.

Soepel vergunningentraject

De sneltoetscriteria zijn zo opgezet dat medewerkers van de gemeente aanvragen zelf af kunnen handelen. Een klein initiatief dat voldoet aan de sneltoetscriteria of het ‘standaardplan’ kan rekenen op een positieve beoordeling. Voldoet een ingediend initiatief niet, of is er sprake van een bijzondere situatie of bestaat twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria of het ‘standaardplan’, dan wordt het initiatief voorgelegd aan de adviseurs van de adviescommissie omgevingskwaliteit. Ook in geval van een karakteristiek pand, monument, beschermd stads- of dorpsgezicht en UNESCO werelderfgoed, zal altijd de commissie om advies worden gevraagd.

Afwijken

Het is begrijpelijk dat in sommige gevallen de mogelijkheden die de sneltoetscriteria of een ‘standaardplan’ bieden niet overeenstemmen met een bijzondere situatie en/of de wensen van initiatiefnemers. Als hiervan sprake is dan gaat de gemeente met de adviseurs van de adviescommissie omgevingskwaliteit graag hierover het ontwerpgesprek aan om te verkennen of het beoogde initiatief mogelijk is. Bij deze verkenning worden de context en de vigerende algemene en gebiedsgerichte criteria betrokken.

afbeelding binnen de regeling

Bijbehorende bouwwerken

Aan- en uitbouwen voorzijde

Definitie

Binnen de sneltoetscriteria is één aan-/uitbouw mogelijk aan de voorzijde: een erker. Een erker is een grondgebonden ondergeschikte toevoeging aan de voorkant van een gebouw gericht op het vergroten van het contact met het openbaar terrein.

Een erker in het zijerf wordt beoordeeld conform de criteria aan- of uitbouwen zijkant.

Een erker in combinatie met een uitgebouwde entree of portaal is in beginsel niet wenselijk. In dat geval is niet sprake van een initiatief dat valt onder sneltoetscriteria maar een specifiek initiatief.

Doel

Om het straatbeeld te respecteren en intact te houden, dient er bij de mogelijke toepassing van erkers aan de voorkant een bufferzone aanwezig te zijn tussen gevel en straat. Belangrijk is dat de contouren en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven en dat de erker qua uitstraling en volume ondergeschikt is aan het oorspronkelijke gebouw.

Erkers die contrasteren met het hoofdgebouw, zullen altijd aan de welstandscommissie worden voorgelegd. Voldoende transparantie vergroot het contact met het openbaar terrein.

Plaatsing en aantal

  • De 45°-regel: het situeren van de erker binnen een hoek van 45° ten opzichte van het snijpunt van het voorgevelvlak met het hart van de gemeenschappelijke bouwmuur of de hoek met de zijgevel;

  • Het koppelen van twee erkers bij gespiegelde identieke woningen is mogelijk mits de erker als één ontwerp wordt uitgewerkt.

  • De minimale afstand van een erker tot de voorperceelgrens dient minimaal 2m te bedragen.

Vormgeving

  • Een erker heeft boven borstweringhoogte een overwegend transparant karakter;

  • Gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van hoofdgebouw;

  • Indeling en profielen van kozijnen afgestemd op die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw;

  • Geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten.

Afmetingen

  • Hoogte niet hoger dan 0,3 meter boven de eerste verdiepingvloer van het hoofdgebouw;

  • Bij erker aan een langsgevel van een hoofdgebouw van één bouwlaag met een kap: bouwhoogte van de erker 0,3m onder de goot van het hoofdgebouw;

  • Breedte maximaal 50% van de breedte van de oorspronkelijke gevel, met een maximum van 5m;

  • Diepte erker maximaal 30% van breedte van de erker met een maximum van 1.5m.

Materiaal en kleur

Materialen en kleuren van de erker zijn afgestemd op de materialen en kleuren van het hoofdgebouw.

afbeelding binnen de regeling

Inspiratie aan- en uitbouwen voorzijde

afbeelding binnen de regeling

kies een helder ontwerpidee ... en werk dat consequent uit

boven: De erker is een accent in de voorgevel en sluit naadloos aan bij de architectuur van het huis in materialen, kleur en detaillering.

onder: De erker sluit aan bij de woning door de gekozen materialen en kleuren.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

gebruik zo veel mogelijk hergroeibare materialen

Hergroeibare materialen zijn onuitputtelijk want deze kunnen opnieuw worden geplant. Daarnaast nemen ze met de groei CO2 op uit de atmosfeer én ze zijn recyclebaar.

afbeelding binnen de regeling

pas materialen circulair toe

Probeer bouwmaterialen zo toe te passen dat deze makkelijk weer los gemaakt kunnen worden. Daarmee kan in de toekomst het gebouw makkelijker worden aangepast en de materialen hergebruikt.

afbeelding binnen de regeling

onderzoek of het afkoppelen van de hemelwaterafvoer van het riool mogelijk is

Hierdoor wordt het riool minder belast én worden kosten bespaard omdat het regenwater direct in de bodem trekt en de tuin minder vaak besproeid hoeft te worden.

afbeelding binnen de regeling

geef ruimte aan flora en fauna op en aan gebouwen

Hierdoor wordt de leefomgeving aantrekkelijk (voor jezelf en voor anderen) en draag je bij aan een grotere biodiversiteit. Voorbeeld: plantenbak

Bijbehorende bouwwerken

Aan- en uitbouwen zijkant

Definitie

Een bijbehorende bouwwerk is een grondgebonden gebouw in één bouwlaag met optioneel een kap. Specifiek gaat het hier om uit- en aanbouwen die op een hoekkavel komen en aan de zijkant zijn gericht op de openbare ruimte. Bij een uitbouw gaat het bijvoorbeeld om een vergroting van de woonkamer of keuken van een woning. Bij een aanbouw gaat het bijvoorbeeld om een garage of carport.

Een bijbehorend bouwerk met kap is niet wenselijk bij een plat afgedekt éénlaags hoofdgebouw.

Doel

Belangrijk is dat de contouren en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven en dat het bijbehorende bouwwerk qua uitstraling en volume ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Tot slot is het wenselijk dat er gevelopeningen op de straat zijn gericht; “ogen” op de straat.

Plaatsing

  • Afstand van de aan- of uitbouw aan de zijgevel tot zijerfgrens minimaal 2m.

  • Voor de afstand tot de voorgevelrooilijn wordt de 45°-regel gehanteerd.

  • Afstand tot de achterste perceelgrens minimaal 2m.

Vormgeving

  • Gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van hoofdgebouw;

  • Indeling en profielen van kozijnen afgestemd op die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw;

  • De aan- en uitbouw heeft openingen gericht op de openbare ruimte; “ogen” op de straat;

  • Geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten.

Afmetingen bij een plat afgedekte bijbehorend bouwerk

  • Bij aan- en uitbouw aan een hoofdgebouw van één bouwlaag met een plat dak: bouwhoogte van de aan- en uitbouw 0,3m onder de dakrand of exact gelijk aan het hoofdgebouw, met een maximum van 3m;

  • Bij aan- en uitbouw aan een kopgevel van een hoofdgebouw met een kap: dakrand niet hoger dan 0,3m boven de eerste verdiepingvloer van het hoofdgebouw, met een maximum van 3m;

  • Bij aan- en uitbouw aan een langsgevel van een hoofdgebouw van één bouwlaag met een kap: bouwhoogte van de aan- en uitbouw 0,3m onder de goot van het hoofdgebouw, met een maximum van 3m;

  • Bij aan- en uitbouw aan een langsgevel van een hoofdgebouw van twee bouwlagen met een kap: dakrand niet hoger dan 0,3m boven de eerste verdiepingvloer van het hoofdgebouw, met een maximum van 3m.

Afmetingen bij een bijbehorend bouwerk met kap

  • De goothoogte gelijk of lager dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3m;

  • De nokhoogte minimaal 0,5m onder de nokhoogte van het hoofdgebouw met een maximum van 5m;

  • Bij gebruik van een hellende kap: kaphelling afstemmen op de oriëntatie en helling van de kap van het hoofdgebouw.

Materiaal en kleur

  • Metselwerk: gelijk aan hoofdgebouw;

  • Hout of gelijkwaardig: naturel vergrijzend of gedekte, donkere kleur;

  • Boeidelen: afgestemd op het hoofdgebouw;

  • Materiaal en kleur dakbedekking afgestemd op het hoofdgebouw.

afbeelding binnen de regeling

Bijbehorende bouwwerken

Aan- en uitbouwen zijkant

afbeelding binnen de regeling

Inspiratie voor aan- en uitbouwen zijkant

afbeelding binnen de regeling

kies een helder ontwerpidee ... en werk dat consequent uit

boven: Hier is gekozen voor een traditionele insteek met veel glas en witte kozijnen en houten delen.

onder links: Aansluiting bij het bestaande met een eigentijdse insteek met links een verfijnde detaillering t.p.v de gevelbeëindiging en een kozijnkleur die aansluit bij de baksteen.

onder rechts: Duidelijk zichtbare nieuwe toevoeging middels een houten gevel en een witte dakrand met overstek.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

gebruik zo veel mogelijk hergroeibare materialen

Hergroeibare materialen zijn onuitputtelijk want deze kunnen opnieuw worden geplant. Daarnaast nemen ze met de groei CO2 op uit de atmosfeer én ze zijn recyclebaar.

afbeelding binnen de regeling

pas materialen circulair toe

Probeer bouwmaterialen zo toe te passen dat deze makkelijk weer los gemaakt kunnen worden. Daarmee kan in de toekomst het gebouw makkelijker worden aangepast en de materialen hergebruikt.

afbeelding binnen de regeling

onderzoek of het afkoppelen van de hemelwaterafvoer van het riool mogelijk is

Hierdoor wordt het riool minder belast én worden kosten bespaard omdat het regenwater direct in de bodem trekt en de tuin minder vaak besproeid hoeft te worden.

afbeelding binnen de regeling

geef ruimte aan flora en fauna op en aan gebouwen

Hierdoor wordt de leefomgeving aantrekkelijk (voor jezelf en voor anderen) en draag je bij aan een grotere biodiversiteit. Voorbeeld: groendak

Bijbehorende bouwwerken

Vrijstaande bijgebouwen zijkant

Definitie

Een bijbehorende bouwwerk is een grondgebonden gebouw in één bouwlaag met optioneel een kap.

Specifiek gaat het hier om vrijstaande bijgebouwen die aan de zijkant op een hoekkavel komen en zijn gericht op de openbare ruimte. Aan

Een bijbehorend bouwwerk bij een woning kan bijvoorbeeld gebruikt worden stalling, bergruimte, atelier, garage, carport, buitenkeuken, kas.

Een vrijstaand bijgebouw met kap is niet wenselijk bij een platafgedekt éénlaags hoofdgebouw. Een ontwerpgesprek bij een dergelijk initiatief kan eventueel uitkomst bieden.

Doel

Belangrijk is dat de contouren en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven en dat het bijbehordende bouwwerk qua uitstraling en volume ondergeschikt is aan het oorspronkelijke gebouw.

Plaatsing

  • Er is geen sprake van plaatsing in het voorerfgebied;

  • Voor de afstand tot de voorgevelrooilijn wordt de 45°-regel gehanteerd;

  • Afstand van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk aan de zijgevel tot zijerfgrens minimaal 2m;

  • Afstand van het vrijstaande bijbehorende bouwerk tot de achterste perceelgrens minimaal 2m.

Vormgeving

  • Het bouwwerk vormt een eenheid met bestaande bijbehorende bouwwerken (indien aanwezig);

  • Het bouwwerk heeft een overwegend rechthoekige plattegrond met plat dak of een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm (een kap bij een platafgedekt hoofdgebouw is ongewenst);

  • Gevels georiënteerd op het openbaar gebied hebben ‘ogen gericht op de straat’;

  • Bij het gebruik van een hellend dak is de oriëntatie zorgvuldig afgestemd op de oriëntatie van het dak van het hoofdgebouw;

  • Geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten;

  • Gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van hoofdgebouw.

Maatvoering

  • De goothoogte gelijk of lager dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3m;

  • De nokhoogte minimaal 0,5m onder de hokhoogte van het hoofdgebouw met een maximum van 5m;

  • Bij gebruik van een hellende kap: kaphelling afstemmen op de oriëntatie en helling van de kap van het hoofdgebouw.

Materiaal en kleur

  • Metselwerk: gelijk aan hoofdgebouw;

  • Hout of gelijkwaardig: naturel vergrijzend of gedekte, donkere kleur;

  • Boeidelen: afgestemd op het hoofdgebouw;

  • Hellend dak: keramische of betonnen dakpannen afgestemd op de dakpannen van het hoofdgebouw.

afbeelding binnen de regeling

Bijbehorende bouwwerken

Vrijstaande bijgebouwen zijkant

afbeelding binnen de regeling

Inspiratie

afbeelding binnen de regeling

kies een helder ontwerpidee ... en werk dat consequent uit

boven: Het bijgebouw contrasteert met de woning in materiaal- en kleurgebruik.

onder: Het bijgebouw is pragmatisch ontworpen en degelijk, doch verfijnd gedetailleerd.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

gebruik zo veel mogelijk hergroeibare materialen

Hergroeibare materialen zijn onuitputtelijk want deze kunnen opnieuw worden geplant. Daarnaast nemen ze met de groei CO2 op uit de atmosfeer én ze zijn recyclebaar.

afbeelding binnen de regeling

pas materialen circulair toe

Probeer bouwmaterialen zo toe te passen dat deze makkelijk weer los gemaakt kunnen worden. Daarmee kan in de toekomst het gebouw makkelijker worden aangepast en de materialen hergebruikt.

afbeelding binnen de regeling

onderzoek of het afkoppelen van de hemelwaterafvoer van het riool mogelijk is

Hierdoor wordt het riool minder belast én worden kosten bespaard omdat het regenwater direct in de bodem trekt en de tuin minder vaak besproeid hoeft te worden.

afbeelding binnen de regeling

geef ruimte aan flora en fauna op en aan gebouwen

Hierdoor wordt de leefomgeving aantrekkelijk (voor jezelf en voor anderen) en draag je bij aan een grotere biodiversiteit. Voorbeeld: groendak

Kozijnen- en gevelwijzigingen

Definitie

Van ‘kozijn- of gevelwijzigingen’ is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, kozijn-invulling, luik of gevelpaneel. Kozijn- en gevelwijzigingen aan de voorzijde zijn bepalend voor de uitstraling van zowel de bebouwing als het straatbeeld.

Doel

Als uitgangspunt voor kozijn- en gevelwijzigingen geldt dat het bouwplan overeenkomt met en past bij de bestaande situatie. Het behoud van de samenhang in het gevelbeeld van de bebouwing, en het straatbeeld als geheel, is van belang.

De vormgeving van gevels en kozijnen vormen immers de meest kenmerkende eigenschappen van bebouwing. Wijzigingen dienen zorgvuldig te worden ontworpen, met oog voor de vormgeving van profilering en detaillering van kozijnen, de gevelcompositie, -indeling en -geleding, en het straatbeeld als geheel.

Plaatsing

n.v.t.

Vormgeving

  • Gevelopeningen blijven na aanpassing transparant (ze worden niet geblindeerd door panelen);

  • Bij het vervangen van houten kozijnen (b.v. door nieuwe houten kozijnen of kunststof kozijnen) de nieuwe detaillering, de profilering, gevel- en kozijnindeling afgestemmen op de bestaande situatie;

  • Suskasten en ventilatieroosters worden zoveel mogelijk weg gedetailleerd en steken niet uit.

Maatvoering

  • De neggediepte wordt zorgvuldig afgestemd op de bestaande neggediepte;

  • Nieuwe kozijnopeningen, panelen en/of luiken sluiten aan bij de oorspronkelijke kozijnen en/of de bestaande kozijnen.

Materiaal en kleur

  • Materiaalgebruik, kleur en detaillering zijn afgestemd op de bestaande gevelvlakken, kozijnen, panelen en luiken van de gevel;

  • De kleurstelling van zichtbare ventilatieroosters en suskasten wordt zorgvuldig afgestemd op het kleurenpalet van kozijn, raam en glas.

  • Bij het vervangen van panelen of losse gevelelementen dienen bestaande afmetingen, structuren en reliëfwerking te worden gerespecteerd (zoals b.v. houten geveldelen). Deze niet vervangen door een vlak plaatmateriaal;

  • Kies bij vervanging een vergelijkbaar materiaal of kies een materiaal dat mooi natuurlijk verouderd of goed te herstellen/ onderhouden is;

  • Denk ook na of het gekozen materiaal gevoelig is voor vuil/ snel vervuild en daarom veel onderhoud vergt.

afbeelding binnen de regeling

Inspiratie

afbeelding binnen de regeling

Elke gevelwijziging heeft invloed op de verschijningsvorm van het gebouw. Sluit daarom aan bij de bestaande architectuur, afmetingen en textuur van de gevelmaterialen.

afbeelding binnen de regeling

gebruik zo veel mogelijk hergroeibare materialen

Hergroeibare materialen zijn onuitputtelijk want deze kunnen opnieuw worden geplant. Daarnaast nemen ze met de groei CO2 op uit de atmosfeer én ze zijn recyclebaar.

afbeelding binnen de regeling

pas materialen circulair toe

Probeer bouwmaterialen zo toe te passen dat deze makkelijk weer los gemaakt kunnen worden. Daarmee kan in de toekomst het gebouw makkelijker worden aangepast en de materialen hergebruikt.

afbeelding binnen de regeling

geef ruimte aan flora en fauna op en aan gebouwen

Hierdoor wordt de omgeving aantrekkelijker voor jezelf én kan de biodiversiteitworden bevordert.

bron foto: Salverda bouw. Circulaire houten gevel met geïntegreerde nestkasten.

Dakkapellen

Definitie

Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten.

Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom naar een dakkapel aan de achterkant (op het achter- of zijdakvlak als het zijerf of- gevel niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen).

Doel

Dakkapellen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak. Het plaatsen van een dakkapel mag dus niet ten koste gaan van de karakteristiek van de kapvorm. Daarom mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak en moet de noklijn van het dak, afhankelijk van straatprofiel, vanaf de weg zichtbaar blijven. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn.

Als uitgangspunt geldt dat het bouwplan overeenkomt met en past bij de bestaande situatie. Het behoud van de samenhang in het gevelbeeld van de bebouwing, en het straatbeeld als geheel, is van belang.

Plaatsing

  • Per woning één dakkapel per dakvlak;

  • De dakkapel staat minimaal 0,5 meter en maximaal 1 meter uit de dakvoet (gemeten in het verticale vlak);

  • De dakkapel blijft minimaal 1m uit de daknok (gemeten in het verticale vlak);

  • De dakkapel blijft aan de zijkanten minimaal 1 meter van de zijkanten van de woning- scheidende wand of gevel (afstand gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel). Uitzondering is een aanééngebouwde dakkapel die op initiatief van 2 buren met identieke woningen wordt gerealiseerd;

Vormgeving

  • De dakkapel heeft een plat dak;

  • Het voorvlak van de dakkapel is transparant: gevuld met doorzichtig glas;

  • Een overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten;

  • Gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van hoofdgebouw.

Maatvoering

  • De hoogte van de dakkapel is maximaal 1,5m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van de boeiboord of daktrim;

  • De breedte van de dakkapel van een individuele woning is maximaal 40% van de breedte van het dakvlak, met een maximum van 2,5 meter (afstand gemeten tussen de woning-scheidende wanden of gevels) - gemeten aan de bovenzijde/dakrand van de dakkapel

  • De breedte van een gedeelde dakkapel gelegen tussen twee aaneengeschakelde woningen is maximaal 40% van de breedte van het aaneengeschakelde dakvlak met een maximum van 5m.

Materiaal en kleur

  • De detaillering en het kleur- en materiaalgebruik is vergelijkbaar met of ondergeschikt aan het hoofdgebouw;

  • zijwanden dakkapel in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak.

Wijze van Meten

  • Bij een schilddak: horizontale afstand vanaf dakrand dakkapel tot hoekkeper;

  • Bij een schilddak: percentage breedte gemeten als gemiddelde tussen breedte dakvoet en breedte nok.

afbeelding binnen de regeling

Inspiratie

afbeelding binnen de regeling

kies een helder ontwerpidee ... en werk dat consequent uit.

boven: Aanééngebouwde dakkapel is gecentreerd en ondergeschikt in de voorgevel. In de architectonische uitwerking is aangesloten bij de architectuur kleur en detaillering van het hoofdgebouw.

onder links: De dakkapel is zorgvuldig op de twee-onder-een-kapwoning geplaatst. In kleur en materiaal wordt aansluiting bij het bestaande gezocht.

onder rechts: De dakkapel op het zijdakvlak maakt deel uit van de massacompositie van de woning. Er is samenhang in kleur- en materiaalgebruik.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

gebruik zo veel mogelijk hergroeibare materialen

Hergroeibare materialen zijn onuitputtelijk want deze kunnen opnieuw worden geplant. Daarnaast nemen ze met de groei CO2 op uit de atmosfeer én ze zijn recyclebaar.

afbeelding binnen de regeling

pas materialen circulair toe

Probeer bouwmaterialen zo toe te passen dat deze makkelijk weer los gemaakt kunnen worden. Daarmee kan in de toekomst het gebouw makkelijker worden aangepast en de materialen hergebruikt.

afbeelding binnen de regeling

geef ruimte aan flora en fauna op en aan gebouwen

Hierdoor wordt de leefomgeving aantrekkelijk (voor jezelf en voor anderen) en draag je bij aan een grotere biodiversiteit. Voorbeeld: groendak

Erfafscheidingen

Definitie

Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Een erfafscheiding tussen buren moet in de eerste plaats door beide kanten worden gewaardeerd. Indien aan deze voorwaarde wordt voldaan zal de gemeente zich terughoudend opstellen. Erfafscheidingen aan de “voorkant” zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen.

Doel

Erfscheidingen in de vorm van schuttingen en muren werken als verlengstuk van de bebouwing en zorgen voor een ‘hard’ en onaantrekkelijk straatbeeld. ook vormen schuttingen en muren een barrière voor dieren terwijl hagen juist op meerdere manieren een positieve bijdrage leveren aan de biodiversiteit. het doel is om erfgrenzen te beplanten met hagen of een met klimplanten begroeid rasterhek tussen palen.

Plaatsing

  • Erfafscheiding op de perceelgrens.

Vormgeving

  • Erfafscheidingen hebben een groene uitstraling.

Maatvoering

  • Erfafscheiding 2m hoog op minimaal 2m achter de voorgevellijn.

Materiaal en kleur

  • Hoogte van maximaal 2m: Hagen of houten palen met daartussen een ijzeren rasterwerk met een grote maaswijdte (ca. 15cm) om daarmee de migratie van dieren (b.v. egels) te faciliteren. Het rasterwerk dient te worden voorzien van klimplanten.

  • Geen toepassing van beton, kunststof, staal, golfplaat, damwandprofielen, rietmatten of vlechtschermen;

  • Geen felle contrasterende kleuren.

afbeelding binnen de regeling

Inspiratie voor erfafscheidingen

afbeelding binnen de regeling

stevig groen

Deze afscheiding van een zijdelingse perceelgrens bestaat uit een lage beukenhaag met daarachter rasterwerk dat verder gaat begroeien met hedera. Deze groene afscheiding zorgt voor veiligheid, privacy en een groene uitstraling van de wijk.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

groen bovenalles

een afscheiding van streekeigen gewassen te maken is bevordering voor de uitstraling van de wijk én de biodiversiteit

magic mix

Door planten te kiezen die op verschillende momenten bloeien kunnen insecten het hele seisoen door voedsel vinden. Ook wij als mensen genieten ervan.

afbeelding binnen de regeling

Technische installaties/ opwek duurzame energie

Definitie

Er wordt steeds meer ingezet op duurzame energiebronnen. De daarmee samenhangende technische installatie zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid te voorkomen.

Als u zonnepanelen of zonnecollectoren op een dak wil plaatsen, kan dat vrijwel altijd vergunningvrij. Alleen als het pand een monument of onderdeel van een beschermd stadsgezicht is heeft u altijd een vergunning nodig en wordt uw initiatief beoordeeld als een specifiek initiatief.

Deze sneltoetscriteria gaan specifiek over zonnepanelen of zonnecollectoren geplaatst op het maaiveld én plaatsing van technische installatie-eenheden zoals (buiten-units van) warmtepompinstallaties en airco’s op, aan, of bij uw huis.

Doel

Belangrijk is dat de contouren en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven en dat technische installaties dat niet verstoren. Doel is dan ook om technische installaties te onttrekken aan het zicht vanaf openbaar gebied.

Plaatsing

  • Installaties en daarmee samenhangend leiding- of kabelwerk op het achtererf uit het zicht vanaf het openbaar gebied;

  • Installaties zoveel mogelijk op maaiveldhoogte geplaatst;

  • Hellingshoek zonnepanelen zorgvuldig gekozen dat er geen hinderlijke schittering op het openbaar terrein of voor derden zichtbaar is.

Vormgeving

  • Zonnepanelen of Collectoren als één aaneengebouwd vlak.

Maatvoering

  • De bovenzijde van zonnepanelen en Zonnecollectoren niet hoger dan 1m vanaf maaiveld gemeten;

  • Het verticaal geprojecteerd bebouwd oppervlak is ondergeschikt aan het totale perceeloppervlakte.

Materiaal en kleur

  • Op het maaiveld geplaatste installaties rondom inplanten met een haag wanneer deze zichtbaar zijn vanuit het openbaar gebied;

  • Installaties in gedekte kleuren uitvoeren.

afbeelding binnen de regeling

Inspiratie

afbeelding binnen de regeling

zorgvuldige plaatsing en inpassing van zonnepanelen

Door zonnepanelen een plek achter borders en fruitbomen te geven vallen deze minder op vanuit de openbare ruimte. Voor sommige locaties kan een verdiepte plaatsing in combinatie met streekeigen hagen een passende oplossing zijn.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

zorgvuldige plaatsing en inpassing van (buiten-units van) warmtepompinstallaties en airco’s

boven: Door in het architectonisch ontwerp rekening te houden met de installaties wordt voorkomen dat deze een plek in de voor- of zijtuin krijgen en daarmee in het zicht vanuit de openbare ruimte komen. In dit voorbeeld zijn de installatie(onderdelen) tegen de gevel aan geplaatst en is het gevelmateriaal hier omheen gezet. Onder een hoek bekeken vallen de installatieonderdelen weg achter het hout.

onder links: De installaties krijgen een ondergeschikte plek in een bouwwerkje (een konijnenhok) op achtererf.

onder rechts: Een omtimmering zorgt ervoor dat de installatieunit dezelfde kleur en textuur als de gevel krijgt.

afbeelding binnen de regeling

Vlaggenmasten bedrijventerrein

Definitie

Vlaggenmasten worden gebruikt als reclame- uiting voor een bedrijf.

Doel

Het bedrijfsdoel is het kenbaar maken van haar naam en/of haar diensten. Het collectieve doel is een rustig beeld waarbij de vlaggen ondergeschikt zijn aan het totaalbeeld van de openbare ruimte.

Plaatsing en aantal

  • Nabij de ontsluiting van het bedrijfsperceel;

  • Maximaal 3 stuks per bedrijf;

  • Op eigen terrein, minimaal 2m. achter de erfgrens;

  • Bedrijfsverzamelgebouwen worden beschouwd als één terrein waar collectief ruimte is voor maximaal 3 stuks vlaggenmasten.

Vormgeving

  • Alle masten dienen gelijk te zijn qua hoogte en afmetingen.

  • Verticale, en dun uitgevoerde vlaggenmasten.

Maatvoering

  • Maximale masthoogte 6m;

  • Masten op gelijke afstand in een rechte lijn van elkaar geplaatst op een onderlinge afstand van 1-3m.

  • De afmeting van de vlag dient in evenwichtige verhouding te staan tot de masthoogte.

Materiaal en kleur

  • Kleur vlaggenmast wit, grijs of in donkere kleur, geen signaalkleuren en/of felle kleuren.

afbeelding binnen de regeling

Erfafscheiding bedrijventerrein

Definitie

Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare ruimte.

Doel

Erfafscheidingen aan de zijde van de openbare ruimte zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. Doel is om de impact van een erfafscheiding op de openbare ruimte te beperken én bedrijven een duurzame en aantrekkelijke uitstraling te geven. Over het algemeen zijn erfafscheidingen in het voorerf tot 1m hoog en in het archtererf 2m hoog vergunningvrij. De wens voor een erfafscheiding aan de voorzijde hoger dan 1m op een bedrijfsterrein hangt samen met de wens voor meer privacy en/of veiligheid.

Door de erfafscheiding te vergroenen wordt de impact op de openbare ruimte beperkt. Bijkomend voordeel is een bijdrage in het vergroten van de biodiversiteit en het voorkomen van hittestress.

Vormgeving

  • Grenzend aan openbaar toegankelijk gebied: Transparante erfafscheiding in de vorm van gaas, spijlen of staalmat. i.c.m. een groene haag of begroeiing;

Maatvoering

  • Maximale hoogte 2m.

Materiaal en kleur

  • Gedekte donkere kleuren.

afbeelding binnen de regeling

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de Gemeente Opsterland van 30 september 2024.

De griffier,

Laura Meijer

De voorzitter,

Andries Bouwman

Bijlage Begrippenlijst

A

Aanbouwen: Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw.

Aangekapt: Met kap bevestigd aan dakvlak.

Achtererfgebied: erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw, zoals bedoeld in het Besluit omgevingsrecht (Bor)

Achterkant: De achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of het openbaar toegankelijk gebied

Adviescommissie omgevingskwaliteit: Gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet. De commissie heeft als taak de raad en het college te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.

Afdak: Hellend dak, hangend of op stijlen aangebracht tegen een gebouw of een muur, om als gedeeltelijke beschutting te dienen.

Afstemmen: In overeenstemming brengen met.

Asymmetrisch dak: Zadeldak met twee verschillende goothoogtes en/of dakhellingen.

Authentiek: Overeenstemmend met het oorspronkelijke, origineel, eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk.

B

Band: Horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen, kunststeen of baksteen.

Bebouwing: Eén of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

Beschot: Houten bekleding van een muur, inwendig als een lambrisering, meestal niet tot de volle hoogte.

Bedrijfsbebouwing: Gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter.

Behouden: Handhaven, bewaren, in stand houden.

Belendende: Naastgelegen, (direct) grenzend aan.

Beschermd Stadsgezicht: Door de Minister aangewezen Beschermd Stadsgezicht op grond van de Monumentenwet.

Bijgebouwen: Grondgebonden gebouw meestal van één bouwlaag dat los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage.

Bijbehorend bouwwerk: Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak, zoals bedoeld in het Bor.

Biobased: Biobased bouwmaterialen zijn bouwmaterialen gemaakt van planten of materiaal van bacteriën, dieren of schimmels, die ecologisch verantwoord geteeld, geoogst, gebruikt en hergebruikt worden. Zie ook hergroeibaar.

Blinde wand: Gevel of muur zonder raam, deur of andere opening.

Bloemkozijn: Een bloemkozijn wordt geplaatst op de gevel, waardoor het kozijn buiten de gevel uitsteekt. Dit kozijn breekt daarmee de vlakke muur aan de buitenkant van de woning. Door de extra diepte ontstaat er in de woning meer ruimte voor een bredere vensterbank.

Boeiboord: Opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal.

Boerderij: Gebouw/gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk) agrarische functie en het daarbij horende woonhuis.

Bor: Besluit omgevingsrecht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Borstwering: Lage dichte muur tot borsthoogte.

Bouwblok: Een geheel van geschakelde bebouwing.

Bouwen: Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk.

Bouwlaag: Horizontale reeks ruimten in een gebouw.

Bouwperceel: Een aaneengesloten terreinoppervlak, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

Bouwwerk: Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren

Bovenbouw: Bovenste, uit een oogpunt van gebruik meestal belangrijkste gedeelte van een gebouw, meestal in tegenstelling tot de onderbouw, het dragende gedeelte, fundament.

Brink: De brink is van oorsprong de boerengebruiksruimte waar het vee werd verzameld om daarmee als kudde naar de gemeenschappelijke weidegronden te gaan. Brinken zijn veelal in de loop der tijd omgevormd tot een dorpsplein, dat vaak nog bestaat uit gras en bomen.

Bungalow: Meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd.

C

Carport: Afdak om de auto onder te stallen, meestal bij of grenzend aan een woning.

Classicisme: Stroming in de bouwkunst, bouwstijl.

Conformeren: Zich voegen naar, gelijkvormig maken, aanpassen aan, afstemmen op.

Context: Omgeving, situatie, geheel van omringende ruimtelijke kenmerken.

Contour: Ruimtelijke buitenomtrek bebouwing.

Contrasteren: Een tegenstelling vormen.

D

Dak : Overdekking van een gebouw of onderdeel ervan, bestaande uit één of meer hellende vlakken (schilden) of uit een horizontaal vlak.

Dak afdekking: Vlak of hellend dak van een gebouw, waarop dekking is aangebracht.

Dakhelling: De hoek van het dakvlak.

Dakkapel: (Ondergeschikte) toevoeging aan een dakvlak, vooral bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten.

Daknok: Hoogste punt van een schuin dak.

Dakopbouw: Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of dakrand van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.

Dakraam: Raam in een dak.

Daktrim: Afwerking bovenzijde dakrand ten behoeve van waterkering.

Dakvlak: Een vlak van het dak/kap.

Dakvoet: Laagste punt van een schuin dak.

Damwandprofiel: Metalen beplatingmateriaal met een damwandprofilering.

Detail: Ontmoeting/aansluiting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam.

Detaillering: Uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen c.q. aansluitingen

Diversiteit: Verscheidenheid, afwisseling, variatie.

E

Ensemble: Architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel.

Erf: Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze de inrichting niet verbieden.

Voorerfgebied: Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied

Achtererfgebied: Erf aan de achterkant en de niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw

Eerste verdieping: Tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen

Erker: Kleine toevoeging van meestal één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, op de begane grond meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en glas.

F

Flat: Groot gebouw met meerdere verdiepingen/woonlagen. De appartementen in de flat zijn meestal gelijkvloers en worden op hun beurt flat/flatjes genoemd.

G

Galerij: Gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen.

Gebouw: Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit: Gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet. De commissie heeft als taak de raad en het college te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.

Gepotdekseld: Horizontaal gedeeltelijk over elkaar vallende gevelbeplating (oorspronkelijk houten planken).

Gevel: Verticaal scheidingsvlak van een gebouw tussen buiten en binnen.

(Gevel)geleding: Onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. Verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, metselwerk, verspringingen of andere gevelkenmerken en -detailleringen.

Gevelmakelaar: Decoratieve bekroning van een geveltop.

Goot: Waterafvoer, veelal tussen gevel en dakvlak.

Gootklos: Zie klossen.

Gootlijn: Veelal horizontale lijn die een goot of meerdere goten aan de gevel vormen.

Grafiek: (ookwel Gevelgrafiek) Belijning binnen het gevelvlak die wordt gevormd door bijvoorbeeld kozijnen, goot- en daklijsten.

H

Hoekaanbouw: Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan de hoek van een gebouw.

Hergroeibaar: Materialen van biologische oorsprong, waarbij materiaal ingebed in geologische formaties en/of gefossiliseerd materiaal wordt uitgesloten. Natuurlijke materialen mits deze door natuurlijke ecosystemen worden aangevuld of gezuiverd op een menselijke tijdschaal (75-100 jaar). Zie ook biobased.

Hoek- en kilkeper: snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.

Hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

I

Industriebebouwing: Bebouwing met een industriële bestemming.

Installatie: set van beeld- en/of geluidsapparatuur, het aanbrengen van technische toestellen (montage) en/of deze toestellen zelf

K

Kap: Samenstel van houten, ijzeren of betonnen onderdelen dat de dakbedekking draagt.

Kavel: Grondstuk, kadastrale eenheid.

Keper: Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.

Kern: Veelal kleinschalig stedelijk gebied, ook wel centrum van een dorp of stad.

Klossen: Uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten.

Kop: In het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw.

Korrel(grootte): De Korrelgrootte is de omvang van de kenmerkende deeltjes. Binnen stedenbouw vaak gebruikt om de kenmerkende maat/schaal van bebouwing te duiden.

Kraal: Gekrulde/ ronde beëindiging van een zinken goot of afdeklijst.

L

Lak: Afwerklaag van schilderwerk.

Landschappelijke waarde: De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende) natuur.

Latei: Draagbalk boven gevelopening.

Lessenaarsdak: Dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak.

Lichtkoepel: Raamconstructie meestal in een plat dak, in de vorm van een koepel.

Lijst: Een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel. Kroonlijst, gootlijst.

Lineair: Rechtlijnig, langgerekt.

Lint(bebouwing): Langgerekte lijn van (veelal vrijstaande) bebouwing langs een weg of waterverbinding.

Luifel: afdak buiten tegen de muur van een gebouw aangebracht en verder niet ondersteund, meestal boven een deur, raampartij of gehele pui.

M

Maaiveld: Bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht, de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzend aan de gevels, op het tijdstip van de aanvraag om omgevingsvergunning.

Makelaar: Een makelaar heeft als bouwelement twee verschillende betekenissen, die ook wel hangstijl of gevelmakelaar heten. In de eerste betekenis is het onderdeel van een houten spantconstructie; in de tweede betekenis is het de beëindiging van het nok ter plaatse van de aansluiting op de gevel.

Mansardekap: Een dak met aan twee zijden onder een stompe hoek geknikt of gebroken dakvlak.

Markies: Opvouwbaar zonnescherm.

Massa: Zichtbaar volume van bebouwing.

Metselverband: Het zichtbare patroon van metselwerk.

Middenstijl: Verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn.

Monument: Aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of als bedoeld in de Erfgoedverordening.

Muurdam: Op de erfgrens aan de gevel gemetselde muur.

N

Natuurlijke waarde: De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

Negge: Het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn.

O

Omgevingsvergunning: Vergunning als bedoeld in de WABO Ondergeschikt: Voert niet de boventoon.

Onderbouw: Het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met meerdere verdiepingen.

Ontsluiting: De toegang tot een gebouw, gebied of een terrein.

Oorspronkelijk: Origineel, aanvankelijke vorm, authentiek.

Oorspronkelijke gevel: Gevel behorend tot de oudste gevels van een gebouw, gevel van een gebouw in zijn oorspronkelijke staat.

Openbaar (toegankelijk) gebied: Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

Oriëntatie: De hoofdrichting van een gebouw.

Orthogonaal: Rechthoekig.

Ornament: Versiersel.

Overstek: Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel.

Overkapping: Bouwwerk, geen gebouw zijnde.

P

Paneel: Rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting.

Penant: Gemetselde steunpilaar van het fundament van een gebouw, metselwerk in een gevel langs openingen.

Pilaster: Weinig uitspringende muurpijler, die dient om een boog of hoofdgestel te dragen.

Plaatmateriaal: Materiaal van kunststof, staal, hout meestal ten behoeve van gevelbekleding.

Plastiek: De mate aan dieptewerking door het reliëf in de gevel.

Plint: Een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw.

Profiel: omtrek van een gebouw of bouwdeel (bijvoorbeeld kozijn) of een doorsnede daarvan

Profilering: aangebrachte vorm en maatvoering van profiel

Portiek: Gemeenschappelijke trappenhuis en/of een terugspringende ruimte voor de straat- of toegangsdeur.

R

Raamdorpel: Horizontaal stenen element onder de onderdorpel van een houten kozijn, dat ervoor zorgt dat water onder het kozijn buiten het muurvlak wordt afgevoerd.

Raamhout: Hout waaruit ramen vervaardigd worden of omlijsting waarbinnen het paneel van een deur of beschot wordt ingesloten. Ook wel draaiende of schuivende delen van kozijn/ post.

Referentiekader: Het geheel van waarden en normen binnen een bepaalde groep waarnaar verwezen kan worden.

Renovatie: Vernieuwing.

Respecteren: Met eerbied behandelen, eerbiedigen, waarderen.

Rijenwoningen: Geschakelde (eengezins)woningen in een rij.

Risaliet: Gevelvoorsprong, vooruitspringende partij van een bouwlichaam, meestal in het midden of op de hoeken

Ritmiek: Regelmatige herhaling.

Rollaag: Een in verband gemetselde laag van op hun kant of kop gemetselde stenen. Horizontale of gebogen rij stenen of betonbalk boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand.

Rooilijn: Lijn die in het bestemmingsplan of bouwverordening aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden.

S

Schilddak: Dak, gevormd door twee driehoekige schilden aan de smalle en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.

Silhouet: Ruimtelijke buitenomtrek bebouwing.

Situering: Plaats van het bouwwerk in zijn omgeving.

Speklaag: Lichte natuurstenen band als afwisseling in baksteenmetselwerk, doorgaans van Brabantse arduin, later ook van zandsteen.

Stijl: Architectuur of vormgeving uit een bepaalde periode of van een bepaalde stroming.

Suskast: Een ventilatierooster met een verhoogde geluidwering.

T

Tactiel: Met de tastzin verbonden.

Tent-, punt of pyramidedak: Dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die in één punt

bijeenkomen.

Textuur: De waarneembare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk).

Tympaan: Driehoekig of segmentvormige bekroning van een (klassiek) gebouw of van een onderdeel daarvan.

U

Uitbouw: Aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is.

Uitbreiding: Aanbouw of uitbouw tegen een hoofdgebouw ter vergroting van de verblijfsruimte.

V

Verdieping: Bouwlaag.

Voorerfgebied: Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied

Voorgevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Voorgevelrooilijn: Voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening.

Voorkant: De voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw, de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar het openbaar toegankelijk gebied.

W

Weg: Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

Windveer: Plank bevestigd langs de kanten van een met riet of pannen gedekt dak ter afdekking van de voorrand. Worden soms aan de bovenzijde over elkaar gekeept.

Wolfdak/wolfeinden: Meestal een zadeldak waarvan één of beide dakschilden op de kop een afgeknot dakschild heeft (wolfeind).

Woning: Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

Z

Zadeldak: Een dak dat aan twee zijden schuin is met een symmetrisch profiel.

Zijgevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.