Verordening Maatschappelijke ondersteuning Ede 2024

Geldend van 10-12-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening Maatschappelijke ondersteuning Ede 2024

De raad van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, zaaknummer 459861;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zesde lid, artikel 2.1.4a eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, 2.1.4b tweede lid 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2024.

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • algemeen gebruikelijke voorziening: een dienst, hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatregel die:

      • o

        niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

      • o

        daadwerkelijk beschikbaar is;

      • o

        een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en;

      • o

        financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau;

    • algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

    • andere gebeurtenis: gebeurtenissen met:

      • o

        (potentieel) schadelijke impact op het stelsel van zorg en hulpverlening;

      • o

        (potentiële) verstoring van de openbare orde en veiligheid en maatschappelijke onrust, waarbij reguliere processen niet volstaan om de negatieve impact te beheersen.

    • andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • beschermd thuis: een voorziening voor personen met complexe psychische of psychosociale problematiek die doorgaans hun hulpvraag kunnen uitstellen tot geplande momenten van begeleiding, maar wel moet kunnen terugvallen op 24/7 bereikbaarheid en/of beschikbaarheid van een hulpverlener. Beschermd Thuis kan geleverd worden in een geclusterde woonvorm of in een situatie waarin de cliënt zelfstandig woont.

    • college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Ede;

    • eigen kracht: dat wat binnen het vermogen van de cliënt ligt om zelf tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie of tot een oplossing voor zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang te komen;

    • gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die een leefeenheid vormen;

    • hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn of haar vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de cliënt in de basisregistratie personen staat ingeschreven of zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres;

    • niet-professional: rechtspersoon of natuurlijk persoon die zorg verleent en:

      • o

        niet voldoet aan alle hieraan gestelde kwaliteitseisen;

      • o

        voldoet aan alle hieraan gestelde kwaliteitseisen, maar tot het sociaal netwerk van de cliënt behoort;

    • onderaannemer: een aanbieder die onder verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder (een deel van) de algemene voorziening of maatwerkvoorziening levert;

    • pgb: persoonsgebonden budget;

    • professional: rechtspersoon of natuurlijk persoon die zorg verleent en voldoet aan de hieraan gestelde kwaliteitseisen, met uitzondering van personen uit het sociaal netwerk van de cliënt;

    • respijtzorg: tijdelijk verblijf (logeren) ter ontlasting van hulp of mantelzorger.

    • sociaal vervoer: het lokaal vervoer, niet zijnde woon-werkverkeer, vervoer naar dagbesteding, vervoer naar vrijwilligerswerk, of vervoer in het kader van school of opleiding;

    • wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • zorgaanbieder: aanbieder in de zin van de Wmo 2015 en/of aanbieder die door een inwoner wordt ingekocht met een pgb.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de daarop gebaseerde regelgeving en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2: Onderzoek hulpvraag maatschappelijke ondersteuning

Artikel 2 Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld. Indien de cliënt daarom verzoekt, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

Artikel 3 Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

  • 1. Het college onderzoekt de melding zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding. Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt of zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig andere personen.

  • 2. De cliënt toont in ieder geval een identiteitskaart, paspoort of rijbewijs ter identificatie.

  • 3. De volgende onderwerpen maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen en opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheid om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen en opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening;

    • h.

      hoe rekening wordt gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en culturele achtergrond van de cliënt;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 4. Als de cliënt een persoonlijk plan aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek.

  • 5. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, zijn rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 6. Het college kan met instemming van de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 4 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het gesprek.

  • 2. Binnen 10 werkdagen na het onderzoek verstrekt het college aan de cliënt of aan zijn gemachtigde het plan van aanpak.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt voegt het college toe aan het plan van aanpak.

Hoofdstuk 3: Eigen kracht en gebruikelijke hulp

Artikel 5 Eigen kracht

  • 1. De cliënt draagt in de eerste plaats zelf verantwoordelijkheid voor de wijze waarop hij zijn leven inricht en deelneemt aan de samenleving.

  • 2. Het college onderzoekt of de cliënt zich in hoge mate inspant om dat aan te wenden wat binnen zijn eigen bereik ligt om zelf in zijn behoefte op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te voorzien. Tot deze inspanning behoort ook dat de cliënt een beroep doet op zijn eigen sociale netwerk en op voorzieningen die onder een andere wettelijke regeling vallen.

  • 3. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening indien de cliënt de beperkingen in zelfredzaamheid en participatie of de behoefte aan beschermd wonen of opvang op eigen kracht kan verminderen of wegnemen.

Artikel 6 Onderzoek naar draagkracht en draaglast

  • 1. Het college betrekt in het onderzoek naar eigen kracht en gebruikelijke hulp de balans tussen draaglast en draagkracht. Het college bepaalt of de draagkracht van de cliënt om zelf tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie of tot een oplossing voor zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang te komen in overeenstemming is met de draaglast.

  • 2. In het onderzoek naar draagkracht weegt het college de volgende factoren mee:

    • a.

      beschikbaarheid van gebruikelijke hulp van huisgenoten als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 Wmo 2015;

    • b.

      lichamelijke en geestelijke conditie van de cliënt en zijn huisgenoten;

    • c.

      wijze waarop de cliënt en zijn huisgenoten omgaan met problemen (coping);

    • d.

      vaardigheden (competenties) van de cliënt en zijn huisgenoten;

    • e.

      beschikbaarheid van een sociaal netwerk;

    • f.

      versterkende omgevingsfactoren.

  • 3. In het onderzoek naar draaglast weegt het college de volgende factoren mee:

    • a.

      aard van de hulpvraag;

    • b.

      frequentie en patroon van de hulpvraag;

    • c.

      tijdsomvang van de hulpvraag;

    • d.

      planbaarheid van de hulpvraag.

  • 4. Het college stelt vast of de huisgenoot van wie oplossingen vanuit gebruikelijke hulp wordt verwacht:

    • a.

      in staat is om de cliënt de noodzakelijke hulp te bieden; en

    • b.

      beschikbaar is om de noodzakelijke hulp te verlenen, waarbij het college tevens in de beoordeling betrekt of in het geval van belemmeringen in de beschikbaarheid van de huisgenoot een kortdurende voorziening kan worden geboden om de gelegenheid te bieden de beschikbaarheid te vergroten; en

    • c.

      niet overbelast dreigt te raken door het bieden van de noodzakelijke hulp, waarbij het college tevens het volgende in de beoordeling betrekt:

      • i.

        Indien er sprake dreigt te zijn van overbelasting, kan een voorziening worden ingezet voor dat deel van de hulp dat niet geboden kan worden op basis van draagkracht;

      • ii.

        De inzet van een voorziening bij (dreigende) overbelasting is altijd tijdelijk. Van cliënt en zijn huisgenoten wordt verwacht dat zij een plan van aanpak opstellen om de (dreigende) overbelasting aan te pakken en dat zij in de tijd dat een voorziening wordt ingezet werken aan dit plan.

      • iii.

        Er moet een aannemelijk verband zijn tussen de overbelasting en de ondersteuning die de huisgenoot biedt. Bij overbelasting door aantoonbare externe factoren, zal door cliënt en zijn huisgenoot ook bij deze factoren naar een oplossing gezocht moeten worden.

      • iv.

        Wanneer de geldigheidsduur van de voorziening is verlopen en een nieuwe aanvraag wordt gedaan, neemt het college de inspanningen die zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen mee.

Hoofdstuk 4: Algemene voorzieningen

Artikel 7 Aanbod van algemene voorzieningen

De volgende algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

  • 1.

    Inwonersondersteuning: onafhankelijk geven van informatie, advies en korte ondersteuning, waarbij het belang van de cliënt het uitgangspunt is.

  • 2.

    Openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ): bemoeizorg, met als doel het toeleiden naar ondersteuning (of behandeling) van personen die niet of niet in staat zijn om uit eigen beweging ondersteuning te vragen waar dit medisch- en/of maatschappelijk gezien wel nodig is.

  • 3.

    Ambulante verslavingszorg: kortdurende begeleiding van personen die worstelen met een verslaving. De interventie is gericht op een snelle stabilisatie van de situatie, het in kaart brengen van de aard van de problematiek en het adviseren over een passende aanpak.

  • 4.

    Dagopvang: een inloopvoorziening waar dak-en thuislozen overdag kunnen verblijven.

Artikel 8 Bijdrage in de kosten

Voor algemene voorzieningen wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

Hoofdstuk 5: Maatwerkvoorzieningen

Artikel 9 Aanvraag

  • 1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na ontvangst van de melding of van een gesprek is afgezien.

  • 3. Het plan van aanpak kan, als de cliënt dit wenst, worden beschouwd als aanvraag.

Artikel 10 Advisering

Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 11 Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wat de (te verwachten) kosten van de voorziening zijn.

  • 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      wat de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de voorziening is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt en

    • d.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb wordt toegekend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

    • e.

      wat de duur is van de voorziening waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 12 Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1. Het college neemt het plan van aanpak als uitgangspunt voor de beoordeling of een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening;

  • 2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt als:

    • a.

      de cliënt deze beperkingen naar oordeel van het college niet op andere wijze kan verminderen of wegnemen; en

    • b.

      de maatwerkvoorziening een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 3. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen of opvang als:

    • a.

      de cliënt door psychische en psychosociale problemen of door het verlaten van de thuissituatie zich niet zelfstandig kan handhaven in de samenleving;

    • b.

      de cliënt deze beperkingen naar oordeel van het college niet op andere wijze kan verminderen of wegnemen; en

    • c.

      de maatwerkvoorziening een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 4. Met inachtneming van het derde lid, komt een cliënt die niet woonachtig is in de gemeente Ede in aanmerking voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen of opvang als de kans op een succesvol traject beschermd wonen of opvang in de gemeente Ede het grootst is.

  • 5. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is en er zijn meerdere voorzieningen even goed, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 13 Vervanging van bestaande voorzieningen

  • 1. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder op grond van de Wmo 2015 verstrekte voorziening, wordt deze alleen verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven, tenzij:

    • a.

      de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 2. Het college kan afwijken van het bepaalde in het vorige lid onder a als de cliënt gedeeltelijk of geheel tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

Artikel 14 Algemene weigeringsgronden

Het college weigert een maatwerkvoorziening als:

  • a.

    de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijk hulp, met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk, met gebruikmaking van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, beperkingen in zelfredzaamheid en participatie of de behoefte aan beschermd wonen of opvang kan verminderen of wegnemen;

  • b.

    deze geheel of gedeeltelijk noodzakelijk is vanwege de keuzes die de cliënt maakt of heeft gemaakt zonder rekening te houden met zijn huidige of te verwachten beperkingen of problemen;

  • c.

    deze niet langdurig noodzakelijk is, met uitzondering van ondersteuning in de vorm van het verlenen van diensten;

  • d.

    de kosten van de voorziening niet in redelijke verhouding staan tot de levensduur van de voorziening;

  • e.

    er geen sprake is van meerkosten ten opzichte van de situatie voordat de beperkingen of problemen bestonden;

  • f.

    de cliënt onvoldoende meewerkt aan het onderzoek, waardoor niet kan worden vastgesteld welke voorziening passend is;

  • g.

    de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;

  • h.

    de cliënt de gevraagde voorziening na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan vaststellen.

Artikel 15 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening woning

Met inachtneming van artikel 12 verleent het college een maatwerkvoorziening gericht op ondersteuning bij het wonen in de vorm van een woningaanpassing en/of hulpmiddelen om zich in en om de woning te verplaatsen, als er sprake is van een aantoonbare beperkingen bij het normaal gebruik van de noodzakelijke gebruiksruimte(n) in de woning.

Artikel 16 Criterium primaat van verhuizen

  • 1. Als de cliënt is aangewezen op een woonvoorziening die duurder is dan €7.000, beoordeelt het college eerst de mogelijkheid van verhuizing naar een passende of een goedkoper aanpasbare woning. Hierbij houdt het college rekening met de individuele omstandigheden van de cliënt.

  • 2. Bij toepassing van het primaat van verhuizen kent het college een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten toe van €2.750,-.

Artikel 17 Weigeringsgronden woonvoorzieningen

Het college weigert een woonvoorziening als:

  • a.

    de cliënt in de betreffende woning niet zijn hoofdverblijf heeft;

  • b.

    de noodzaak voor het treffen van de voorziening het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid en participatie en er geen andere belangrijke reden aanwezig was voor deze verhuizing;

  • c.

    de cliënt is verhuisd naar een woning die op dat moment niet het meest geschikt was gelet op de beperkingen, tenzij het college hiervoor van te voren schriftelijke toestemming heeft verleend;

  • d.

    het een Wlz-instelling, hotel/pension, trekkerswoonwagen, klooster, tweede woning, vakantiewoning, recreatiewoning of kamerverhuur betreft;

  • e.

    het gaat om voorzieningen in gezamenlijke ruimtes in woningen of woongebouwen, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders, trapleuningen portiekflat of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte of;

  • f.

    deze zich in de gemeenschappelijke ruimtes bevinden en de cliënt woont in een specifiek voor mensen met een beperking of ouderen bedoeld gebouw;

  • g.

    de onder sub e genoemde voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie kunnen worden gerealiseerd zonder noemenswaardige meerkosten;

  • h.

    de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • i.

    de woonvoorziening als algemeen gebruikelijk wordt aangemerkt.

Artikel 18 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening sociaal vervoer

  • 1. Met in achtneming van artikel 12 verleent het college maatwerkvoorzieningen gericht op ondersteuning bij deelname aan het maatschappelijk verkeer als er beperkingen zijn in het verplaatsen over de korte afstand rondom de woning en verplaatsingen over de langere afstand binnen de leefomgeving van de cliënt die geen gebruik kan maken van het reguliere Openbaar Vervoer.

  • 2. De maatwerkvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden verleend in de vorm van:

    • a.

      vervoersvoorzieningen;

    • b.

      een kortingspas Regiotaxi, waarvoor de cliënt een ritbijdrage is verschuldigd;

    • c.

      individueel (rolstoel)taxivervoer;

Artikel 19 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening dagbesteding en begeleiding

  • 1. Met in achtneming van artikel 12 verleent het college een maatwerkvoorziening in de vorm van dagbesteding bij één of meer van de volgende ondersteuningsbehoeften:

    • a.

      het bieden van arbeidsmatige ondersteuning aan cliënten die (nog) niet over arbeidsvermogen beschikken;

    • b.

      het aanbrengen van structuur, het bevorderen van sociale contacten;

    • c.

      het ontlasten van de mantelzorger.

  • 2. Onder dagbesteding wordt verstaan groepsbegeleiding door een professional.

  • 3. Onder dagbesteding valt ook het noodzakelijke vervoer inclusief de eventuele begeleiding zodat de cliënt gebruik kan maken van de dagactiviteit. Het college kent vervoer toe als:

    • a.

      de cliënt niet in staat is zelfstandig lopend, al dan niet met een algemeen gebruikelijk loophulpmiddel, de dagbesteding te bereiken of zelfstandig met een algemeen gebruikelijk vervoermiddel te reizen; en

    • b.

      de cliënt niet met beschikbare hulp van personen uit diens sociale netwerk of vrijwilligers kan reizen of op een andere manier door hen kan worden begeleid.

  • 4. Met in achtneming van artikel 12 verleent het college een maatwerkvoorziening in de vorm van individuele begeleiding als de cliënt ondersteuning nodig heeft bij één of meer van de volgende aspecten:

    • a.

      het verrichten van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen;

    • b.

      het voeren van een gestructureerd huishouden;

    • c.

      deelname aan de maatschappij.

Artikel 20 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening respijtzorg

  • 1. Met in achtneming van artikel 12 verleent het college een maatwerkvoorziening in de vorm van respijtzorg als:

    • a.

      dit noodzakelijk is om de mantelzorger te ontlasten; en

    • b.

      de cliënt ondersteuning nodig heeft met permanent toezicht, niet zijnde het bieden van geneeskundige zorg; en

    • c.

      dagbesteding en/of begeleiding al dan niet aangevuld met ambulante geneeskundige zorg uit de Zorgverzekeringswet niet als passende bijdrage kan worden aangemerkt.

  • 2. Respijtzorg varieert van 1 etmaal tot maximaal 3 etmalen per week. Het college kan de respijtzorg ook voor een aaneengesloten periode per kalenderjaar verlenen.

Artikel 21 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening beschermd wonen, beschermd thuis, safehouse en tijdelijk verblijf

  • 1. Met in achtneming van artikel 12 verleent het college de maatwerkvoorziening beschermd wonen als:

    • a.

      de cliënt is aangewezen op een beschermende woonomgeving, gelet op complexe psychische of psychosociale problematiek; en

    • b.

      de cliënt - indien aan de orde - een intramurale behandeling voor zijn psychiatrische aandoening heeft afgerond; en

    • c.

      de cliënt (op termijn) een herstel/ontwikkeltraject accepteert dat met inachtneming van zijn mogelijkheden gericht is op het realiseren van een situatie waarin hij in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2. Een beschermende woonomgeving gaat gepaard met noodzakelijk verblijf in een accommodatie van een instelling waar toezicht en aangewezen ondersteuning wordt geboden. Hiertoe is personeel 24 uur per dag fysiek aanwezig op de locatie van de instelling.

  • 3. Met in achtneming van artikel 12 verleent het college de maatwerkvoorziening beschermd thuis als:

    • a.

      de cliënt is aangewezen op bescherming en toezicht in de nabijheid gelet op complexe psychische of psychosociale problematiek; en

    • b.

      de cliënt zelfstandig of in een geclusterde woonvorm kan wonen; en

    • c.

      de cliënt zelfstandig een hulpvraag kan stellen en zo mogelijk kan uitstellen, maar wel de zekerheid nodig heeft dat begeleiding oproepbaar en indien nodig beschikbaar is; en

    • d.

      de cliënt (op termijn) een herstel/ontwikkeltraject accepteert dat met inachtneming van zijn mogelijkheden gericht is op het realiseren van een situatie waarin hij in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 4. Met in achtneming van artikel 12 verleent het college de maatwerkvoorzieningen safehouse, tijdelijk verblijf GGZ, of tijdelijk verblijf overbrugging jeugd als de cliënt door een (dreigende) terugval in het ziekteproces, waar verslavingsproblematiek, psychiatrische of gedragsproblematiek onderdeel van uitmaakt, (tijdelijk) is aangewezen op ondersteuning in een beschermde setting.

Artikel 22 Regels voor pgb

  • 1. De hoogte van een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een in overleg en samenwerking met de cliënt opgesteld budgetplan over waarvoor of hoe het pgb wordt besteed;

    • b.

      is toereikend om veilige, effectieve en kwalitatief goede diensten, woonvoorzieningen, hulpmiddelen of andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren in te kopen;

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 2. Het pgb wordt uitsluitend aangewend voor kosten die noodzakelijk zijn in verband met de hulpvraag van de cliënt. De volgende kosten zijn in ieder geval uitgesloten:

    • a.

      kosten voor belangenbehartiging of bemiddelingskosten;

    • b.

      administratiekosten;

    • c.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het pgb;

    • d.

      contributies voor het lidmaatschap van Per Saldo;

    • e.

      het volgen van cursussen over het pgb;

    • f.

      kosten voor het bestellen van informatiemateriaal;

    • g.

      reiskosten van de cliënt en/of de zorgverlener;

    • h.

      kosten gerelateerd aan wonen, zoals huurbetalingen, gas, water en elektra inventariskosten, servicekosten en gemeentelijke heffingen;

    • i.

      volgen van lessen voor het gebruik van een hulpmiddel of vervoersvoorziening.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan de cliënt die een pgb ontvangt voor ambulante ondersteuning of beschermd wonen dat meer bedraagt dan € 1.500,00 per jaar 1,5% van dit budget vrij besteden, met een maximum van € 1.250,00 per jaar.

  • 4. De aan een pgb verbonden taken kunnen door een vertegenwoordiger van de cliënt worden uitgevoerd, mits deze vertegenwoordiger niet ook de zorgverlener is. Met uitzondering van situaties waarin familieleden in de eerste of tweede graad (een deel van) de zorg verlenen en het college dit passend vindt.

Artikel 23 Tarief pgb

  • 1. De hoogte van het pgb is gelijk aan het bedrag dat is opgenomen in tabel 1.

  • 2. Het normbedrag is het tarief dat de gemeente is overeengekomen met een gecontracteerde zorgaanbieder.

  • 3. De tarieven worden door het college kenbaar gemaakt op de website van gemeente Ede.

  • 4. De hoogte van het pgb wordt bij toekenning en eventuele verlenging van de maatwerkvoorziening bepaald conform de op dat moment door het college vastgestelde tarieven en geldt gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening.

Tabel 1: Hoogte pgb

Soort maatwerkvoorziening

Hoogte tarief

Huishoudelijke ondersteuning door een professional

70% van het normbedrag per uur

Huishoudelijke ondersteuning door een niet-professional

bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan de hoogste periodiek voor de benodigde hulp in de desbetreffende CAO, vermeerderd met de vakantiebijslag en tegenwaarde van de verlofuren.

Pgb beschermd wonen

85% van het normbedrag per etmaal

Pgb overige maatwerkvoorzieningen professional

90% van het normbedrag per uur, dagdeel of etmaal

Pgb overige maatwerkvoorzieningen (niet zijnde dagbesteding) niet-professional

bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan de hoogste periodiek voor de benodigde hulp in de desbetreffende CAO, vermeerderd met de vakantiebijslag en tegenwaarde van de verlofuren.

Tegemoetkoming voor respijtzorg binnen het informele netwerk

€30 per etmaal met een maximum van €141 per maand

Pgb woonvoorzieningen, hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen

100% van het bedrag van de voorziening in natura bij de leverancier waarmee het college een overeenkomst heeft gesloten, zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering; of

100% van het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte indien deze goedkoper is dan het bedrag van de leverancier waarmee het college een overeenkomst heeft gesloten; of

100% van het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte indien het college voor de betreffende voorziening geen overeenkomst heeft gesloten

Artikel 24 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing over een maatwerkvoorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing over een maatwerkvoorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de inwoner de maatwerkvoorziening niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen een redelijke termijn na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid onder a heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget.

  • 5. Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 6. Bij opname in een ziekenhuis of instelling mag de cliënt het pgb tot maximaal twee maanden na opname houden, ondanks de gewijzigde situatie. Het college heroverweegt na deze periode de maatwerkvoorziening.

  • 7. Als de cliënt verhuist naar een Wlz-instelling kan het college besluiten de maatwerkvoorziening niet in te trekken als het gaat hulpmiddelen en/of een traplift die op basis van de wet thuis reeds zijn verstrekt op het moment van de verhuizing en

    • a.

      niet redelijkerwijs vanuit de zorginstelling zijn mee te nemen in geval van thuislogeren; en

    • b.

      de cliënt de intentie heeft minstens 18 dagen per jaar thuis de dag door te brengen of te logeren.

  • 8. Bij verblijf in het buitenland van maximaal zes weken aaneengesloten per jaar behoudt de cliënt het recht op pgb. Als de cliënt langer in het buitenland verblijft, heroverweegt het college de maatwerkvoorziening.

Artikel 25 Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

Artikel 26 Opschorting pgb

  • 1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken geheel of gedeeltelijk op te schorten als duidelijk is dat de cliënt het pgb in die periode anders ten onrechte kan inzetten.

  • 2. Als de cliënt langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname.

  • 3. Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van lid 1 en 2.

Hoofdstuk 6: Eigen bijdrage

Artikel 27 Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening en pgb

  • 1. De cliënt betaalt een bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel pgb, gedurende de periode waarvoor de maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

  • 2. De hoogte van de bijdrage voor een of meerdere maatwerkvoorzieningen samen bedraagt het landelijk vastgestelde tarief per maand, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen bijdrage is verschuldigd.

  • 3. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt.

  • 4. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 5. In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd voor de maatwerkvoorzieningen tijdelijk verblijf GGZ en tijdelijk verblijf overbrugging jeugd.

Artikel 28 Bijdrage in de kosten van beschermd wonen

  • 1. De cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor de maatwerkvoorziening beschermd wonen, zolang de cliënt van deze maatwerkvoorziening gebruikt maakt. De eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen en het vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2. Het college hanteert de bedragen en percentages zoals vastgelegd in de Regeling vaststelling bedragen ex Besluit langdurige zorg en Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 3. De eigen bijdrage wordt berekend en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor.

Artikel 29 Bijdrage in de kosten van maatschappelijke opvang

  • 1. De hoogte van de bijdrage voor verblijf in de 24-uurs opvang is gelijk aan de kosten van die opvang.

  • 2. De eigen bijdrage is verschuldigd vanaf de vijftiende dag na de start van het verblijf in maatschappelijke opvang.

  • 3. De eigen bijdrage is verschuldigd per dag, waarbij een deel van een dag als volledige dag geldt.

  • 4. De hoogte van de eigen bijdrage die verschuldigd is voor maatschappelijke opvang wordt vastgesteld door het college en in geval van:

    • a)

      inkomsten uit de Participatiewet, Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en/of Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, geïnd door het college;

    • b)

      andere inkomsten dan genoemd in sub a, geïnd door de aanbieder van maatschappelijke opvang.

  • 5. De eigen bijdrage wordt per maand in rekening gebracht en voor zover mogelijk ingehouden op een uitkering voor levensonderhoud als bedoeld in het vierde lid.

  • 6. De eigen bijdrage wordt, indien nodig, dusdanig verminderd dat de cliënt na afdracht van de bijdrage, per maand een zelf besteedbaar bedrag overhoudt dat overeenkomt met het zak- en kleedgeld, (het bedrag als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Participatiewet) vermeerderd met de standaardpremie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de zorgtoeslag en gecorrigeerd met de zorgtoeslag.

  • 7. Gehuwden waarvan één van beide partners gebruik maakt van de opvang, worden als alleenstaande behandeld ten aanzien van de bijdrage.

Artikel 30 Bijdrage in de kosten regiotaxi

  • 1. In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet, is voor het reizen met de regiotaxi met een kortingspas een tarief per rit verschuldigd. Het college stelt bij nadere regel de hoogte van dit tarief vast. Dit tarief bedraagt maximaal het tarief dat verschuldigd is voor het reizen met het openbaar vervoer.

  • 2. Voor de kortingspas zelf is de cliënt aanschafkosten verschuldigd vergelijkbaar met de aanschafkosten van een OV-chipkaart. Het college stelt bij nadere regel de hoogte van de aanschafkosten vast.

  • 3. De cliënt kan per kalenderjaar maximaal 1.500 km met het collectief aangepaste vervoer reizen tegen het tarief als vastgesteld in de nadere regel. Uitbreiding van het aantal kilometers is mogelijk als er naar het oordeel van het college sprake is van zwaarwegende omstandigheden waardoor 1500 km in het specifieke geval onvoldoende blijkt te zijn. De cliënt moet aan de hand van concrete en verifieerbare gegevens aantonen dat er sprake is van zwaarwegende omstandigheden.

  • 4. Als op medische indicatie begeleiding van de cliënt tijdens het gebruik van het collectief systeem van aangepast vervoer noodzakelijk is, is de rit voor de begeleider gratis.

  • 5. Als op sociale indicatie begeleiding van de cliënt nodig is tijdens en na het gebruik van het collectief systeem van aangepast vervoer betaalt de cliënt behalve voor zichzelf ook voor de begeleider het vaste tarief als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 7: Kwaliteit

Artikel 31 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Zorgaanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten handelen volgens de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2. Voor professionele zorgaanbieders, waaronder zorgaanbieders die worden ingekocht door middel van een pgb en met een cliëntgebonden overeenkomst, gelden de kwaliteitseisen vastgelegd in bijlage 1.

  • 3. Indien een zorgaanbieder gebruik maakt van een onderaannemer heeft hij hiervoor voorafgaand aan het inzetten van de onderaannemer schriftelijke toestemming van het college nodig. Het college kan hieraan voorwaarden verbinden.

  • 4. De zorgaanbieder draagt ervoor zorg dat de onderaannemer voldoet aan de wettelijke eisen en de gemaakt afspraken.

  • 5. Het college ziet toe op de naleving van de kwaliteitseisen door steekproefsgewijze controle, periodieke overleggen met de zorgaanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

  • 6. Onverminderd het vijfde lid informeert een zorgaanbieder het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging als de zorgaanbieder niet meer aan de kwaliteitseisen kan voldoen.

  • 7. Het college kan zorgaanbieders uitsluiten van het verlenen van ondersteuning indien gebleken is dat er sprake is van onvoldoende kwaliteit of handelen in strijd met wet- en regelgeving of de gemaakte afspraken.

Artikel 32 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een zorgaanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Zorgaanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening binnen drie werkdagen aan de toezichthoudende ambtenaar. Tevens worden andere gebeurtenissen binnen drie werkdagen gemeld aan de toezichthoudende ambtenaar.

  • 3. De toezichthoudende ambtenaar doet onderzoek of laat onderzoek doen naar de calamiteit en/of het geweldsincident en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4. De zorgaanbieder volgt bij het melden en afhandelen van de calamiteit en/of geweldsincident en/of andere gebeurtenis het protocol zoals genoemd in bijlage 1.

Artikel 33 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1. In het belang van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • I.

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met een derde, en

      • II.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      volgens de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reiskosten en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst; en

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor zorgaanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

Artikel 34 Klachtregeling

  • 1. Zorgaanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle maatwerkvoorzieningen. Het college kan bij nadere regel bepalen dat zorgaanbieders van bepaalde algemene voorzieningen ook een regeling vaststellen voor de afhandeling van klachten.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van zorgaanbieders door periodieke overleggen met de zorgaanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 35 Medezeggenschap bij zorgaanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Zorgaanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de zorgaanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van maatwerkvoorzieningen waarbij sprake is van verlenen van diensten. Het college kan bij nadere regel bepalen dat zorgaanbieders van bepaalde algemene voorzieningen ook een regeling vaststellen voor medezeggenschap.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van zorgaanbieders door periodieke overleggen met de zorgaanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Hoofdstuk 8: Overige onderwerpen

Artikel 36 Mantelzorgwaardering

  • 1. De cliënt kan voor maximaal twee mantelzorgers per jaar een aanvraag bij het college indienen voor mantelzorgwaardering.

  • 2. De mantelzorgwaardering bedraagt €100,- per mantelzorger per jaar.

  • 3. Voor een mantelzorgwaardering komen in aanmerking mantelzorgers van minimaal 12 jaar die:

    • a.

      minstens twee uur per week gedurende twee maanden; of

    • b.

      minstens acht uur per week gedurende een maand;

    mantelzorg verlenen aan een in de gemeente Ede woonachtige cliënt.

Artikel 37 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

  • 1. Het college kan op aanvraag van personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

  • 2. De tegemoetkoming bedraagt niet meer dan de daadwerkelijke meerkosten tot maximaal het in tabel 2 opgenomen bedrag. De hoogte wordt berekend volgens de in tabel 2 opgenomen voorwaarden.

  • 3. De bedragen genoemd in tabel 2 kunnen bij nadere regel van het college worden aangepast voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.

Tabel 2: Tegemoetkoming meerkosten

Kostensoort

Hoogte tegemoetkoming

Voorwaarden

Gebruik eigen auto

Maximaal €800,- per jaar

 

Verlaten eigen woning ten behoeve van iemand met beperkingen

Maximaal €5.799,-

Vergoeding per huishouden

Aanschaf en onderhoud sportvoorziening

Maximaal €2.600,- per drie jaar

 

Woningsanering waarbij het noodzakelijk is vloerbedekking of stoffering te vervangen

  • -

    Tot 2 jaar oud: 100% van het normbedrag;

  • -

    Tot 4 jaar oud: 75% van het normbedrag;

  • -

    Tot 6 jaar oud: 50% van het normbedrag;

  • -

    Tot 8 jaar oud: 25% van het normbedrag;

  • -

    Ouder dan 8 jaar: geen vergoeding

Het college sluit aan bij de normbedragen van de Nibudprijzengids

Tijdelijke huisvesting vanwege noodzakelijke aanpassing huidige of toekomstige woonruimte

  • -

    Huur onzelfstandige woonruimte maximaal €350,- per maand

  • -

    Huur zelfstandige woonruimte maximaal huursubsidiegrens

De tegemoetkoming wordt verstrekt voor maximaal zes maanden

Artikel 38 Mediation

  • 1. Mediation wordt op verzoek van de cliënt ingezet indien sprake is van een geschil over een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2. Via mediation tracht een daarvoor opgeleide neutrale deskundige met de cliënt en het college de verschillende zienswijzen dichter bij elkaar te brengen.

  • 3. Het college wijst de cliënt actief op de mogelijkheid van mediation.

  • 4. Aan mediation zijn voor de cliënt geen kosten verbonden.

  • 5. Het inzetten van mediation beperkt niet de mogelijkheid tot het indienen van een klacht, bezwaar- of beroepschrift.

Artikel 39 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van deze verordening als toepassing daarvan leidt tot een onaanvaardbare situatie.

  • 2. In een nadere regel kan worden bepaald dat door het college in bijzondere gevallen van een of meer artikelen van die regeling kan afwijken ten gunste van de cliënt als toepassing daarvan leidt tot een onaanvaardbare situatie.

Hoofdstuk 9: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 40 Intrekking oude verordening

De Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2020 wordt ingetrokken.

Artikel 41 Overgangsrecht

  • 1. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2020 of voorgaande verordeningen totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 2. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van onderhavige verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2024.

  • 3. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2020, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

  • 4. De volgende besluiten gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening:

    • a.

      de Nadere regel maatschappelijke ondersteuning 2020;

    • b.

      de Beleidsregel toegang Wmo en Jeugdhulp 2020;

    • c.

      de Beleidsregel PGB Wmo en Jeugdhulp Ede 2021;

Artikel 42 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2024.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 21 november 2024, zaaknummer 459861.

De raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,

Bijlage 1. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

Zoals bedoeld in artikel 31 lid 2 van de Verordening

Categorie 1 Doelmatigheid voorziening

Wettelijke kwaliteitseis

De voorziening is doelmatig, doeltreffend en cliëntgericht (Wmo 2015, art. 3.1, tweede lid sub a)

Wijze van vaststelling

Alle cliënten hebben een actueel ondersteuningsplan

Onderwerp kwaliteitseis

Omschrijving kwaliteitseis

Ondersteuningsplan

De zorgaanbieder verwerkt de te verlenen ondersteuning in een ondersteuningsplan. Dit plan moet klaar zijn voor de start van de ondersteuning. In het ondersteuningsplan is tenminste opgenomen:

  • De kansen/mogelijkheden en ondersteuningsbehoefte van de cliënt en welke hulp/ondersteuning er wordt geboden;

  • Welke doelafspraken cliënt en zorgaanbieder maken en hoe zij deze bereiken;

  • Binnen welk tijdsbestek deze doelen moeten worden behaald en hoeveel uur daarvoor nodig is;

  • Binnen wel tijdbestek er kan worden afgeschaald;

  • Wanneer er geëvalueerd wordt;

  • Wie de eerstverantwoordelijke is.

Met de term ondersteuningsplan wordt ook het zorg- behandel- en /of begeleidingsplan bedoeld.

Vraagformulering door cliënt

De cliënt heeft zijn/haar ondersteuningsvraag kunnen formuleren en is betrokken geweest bij het opstellen van het ondersteuningsplan.

Het plan omvat een omschrijving van de vraag van de cliënt.

Analyse problematiek

Het plan bevat een analyse van de problematiek.

Het plan omschrijft de kansen / mogelijkheden van de cliënt (eigen kracht / sociale netwerk).

Doelen / resultaten

Het plan bevat concrete doelen en afspraken (wat, wanneer, wie) (SMART of PDCA-cyclus).

Instemming cliënt

Het plan heeft de instemming van de cliënt. Dit blijkt uit een registratie van de zorgaanbieder.

Bereikbaarheid verantwoordelijke

In het plan staat de naam van de eerstverantwoordelijke vermeld.

De eerstverantwoordelijke of diens vervanger is goed bereikbaar.

Sociale netwerk betrokken

Het sociale netwerk van de cliënt wordt actief betrokken bij bijvoorbeeld het opstellen van het plan.

Evaluatie

Het plan wordt minimaal jaarlijks geëvalueerd.

Van deze evaluatie wordt verslag opgemaakt.

De cliënt heeft het evaluatieverslag ondertekend.

De datum van de eerstvolgende evaluatie staat in het ondersteuningsplan genoteerd.

Ondersteuning sluit aan bij behoefte en mogelijkheden

De ondersteuning sluit aan op de reële behoefte en mogelijkheden van de cliënt en zijn/haar sociale netwerk.

Signaleringsplan

Signalen die duiden op mogelijke decompensatie of andere incidenten / calamiteiten worden vastgelegd.

Tevredenheid cliënt

De cliënt is tevreden over de ondersteuning.

Vertrouwen

De cliënt heeft vertrouwen in de ondersteuner / zorgverlener.

Werken aan zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie

De zelfredzaamheid van de cliënt is toegenomen.

De maatschappelijke participatie van de cliënt is toegenomen.

Nakomen afspraken

De afspraken uit de plannen worden uitgevoerd / nagekomen.

Afwijkingen van het plan worden gemotiveerd toegelicht en besproken met de cliënt en zijn/haar sociale netwerk.

Begeleiding

 

24 uurs zorg

24 uurs zorg/begeleiding is gewaarborgd.

Ondersteuningsaanbod

Het ondersteuningsaanbod van de zorgaanbieder is gericht op vergroten van de zelfredzaamheid en participatie van de cliënten.

Uitstroom

Er wordt gewerkt richting de uitstroom van de cliënten (bijv. richting een vervolgtraject).

Indien van toepassing is er sprake van afschaling van begeleiding.

Multidisciplinair team

De inbreng van een multidisciplinaire team (indien van toepassing) is zichtbaar in het ondersteuningsplan.

Afstemming wonen, werken, activiteiten

De afstemming tussen dagbesteding, werk en wonen, is zichtbaar in het ondersteuningsplan (1 cliënt, 1 plan).

 

Categorie 2

Veiligheid

Wettelijke kwaliteitseis

De voorziening is veilig (Wmo 2015, art. 3.1, tweede lid sub a.)

Wijze van vaststelling

In het kader van de geboden voorziening wordt de veiligheid van de cliënt gewaarborgd.

Onderwerp kwaliteitseis

Omschrijving kwaliteitseis

Protocollen

De organisatie heeft werkinstructies en handelingsprotocollen

De instructies en protocollen zijn actueel.

Agressieprotocol

De organisatie kent een agressieprotocol.

Het personeel is geschoold in het omgaan met agressie.

Medicatieprotocol

De organisatie kent een medicatieprotocol.

Protocol drang- en dwangmaatregelen

De organisatie kent een protocol drang- en dwangmaatregelen.

Medicatie

 

Medicatie op naam.

Alle medicatie staat op naam van cliënten. Geen voorraden zonder naam, m.u.v. een werkvoorraad die voldoet aan de ‘handreiking werkvoorraad geneesmiddelen’.

Actueel medicatieoverzicht / toedienlijst

Voor iedere cliënt is een actueel medicatieoverzicht (toedienlijst of deellijst) aanwezig.

In het ondersteuningsplan van de cliënt is dit medicatieoverzicht (zonder doseringen) opgenomen, met vermelding van reden van gebruik.

Zorgvuldig bewaren medicatie

Medicatie wordt onder de goede condities bewaard en is niet toegankelijk voor onbevoegden.

Hieraan is alleen voldaan als onderstaande elementen aanwezig zijn:

in de koelkast gescheiden van voedingsmiddelen;

in een afgesloten medicijnkast;

opiaten in afgesloten kast/kist gescheiden van de overige medicatie;

sleutelbeheer is adequaat geregeld;

houdbaarheidsdata zijn actueel.

Aftekenlijst

Elk medicijn dat wordt toegediend wordt op datum en tijdstip afgetekend op een aftekenlijst.

Controle op toediening

Bij toediening van medicatie die niet in een GDS-verpakking zit (=baxter) en waarbij sprake is van aantoonbaar risico in geval van verkeerde dosering vindt aantoonbaar controle plaats door een tweede, bekwame persoon.

Overigen

 

Gebruik verdovende middelen, alcohol e.d.

De organisatie heeft afspraken gemaakt over het gebruik van alcohol en verdovende middelen.

Risico-inventarisatie

 

Risico-inventarisatie aanwezig

Het ondersteuningsplan bevat een risico-inventarisatie op die onderwerpen die voor de cliënt van toepassing zijn.

Preventie risico’s

De risico-inventarisatie leidt tot concrete begeleidingsafspraken ter preventie van genoemde risico’s.

Eigen verantwoordelijkheid besproken

Eventuele veiligheidsrisico’s en de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt zijn besproken met cliënt en zijn/haar sociale netwerk.

Afwijkingen gemotiveerd

Als wordt afgeweken van de risico-inventarisatie wordt dit gemotiveerd en besproken met de cliënt en zijn haar sociale netwerk.

Gebouw

 

Ontruiming

De organisatie kent een brandveiligheids- en ontruimingsplan.

Oefening ontruiming

Periodiek wordt ontruiming geoefend.

Reinheid en onderhoud

Het gebouw en de inventaris zijn schoon en onderhouden.

Grensoverschrijdend gedrag

 

Beleid grensoverschrijdend gedrag

Medewerkers zijn bekend met het beleid en de visie rondom vriendschap, intimiteit, seksualiteit en seksueel grensoverschrijdend gedrag, preventie van seksueel misbruik en het melden van seksueel misbruik.

Omgaan met intimiteit

Medewerkers kunnen aantonen dat zij aandacht besteden aan vriendschap, intimiteit, seksualiteit en het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Medewerkers zijn geïnstrueerd over en in staat tot het hanteren van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

 

Categorie 3.

Samenwerking en afstemming

Wettelijke kwaliteitseis

De voorziening is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en andere vormen van zorg of hulp (Wmo 2015 art. 3.1, tweede lid sub b).

Wijze van vaststelling

Afspraken over de benodigde zorg / ondersteuning, alsmede over de afstemming met andere partijen, waaronder overdracht, zijn vastgelegd in het ondersteuningsdossier en zijn bekend bij de cliënt en zijn sociale netwerk.

Onderwerp kwaliteitseis

Omschrijving kwaliteitseis

Integrale ondersteuning

Bij samenwerking met andere hulp- en zorgverleners wordt vastgelegd wat de aard is van de relatie, waaronder begrepen rol, verantwoordelijkheden, taken, beslissingsbevoegdheden en contactgegevens.

Afstemming met overige hulp—en zorgverleners

Met andere hulp- en zorgverleners (huisartsen, wijkverpleging e.d.) vindt afstemming en de noodzakelijke gegevensuitwisseling plaats.

De afspraken zijn terug te vinden in het dossier van de cliënt.

Bij mogelijke decompensatie onderneemt de begeleider actie richting behandelaar/ huisarts.

Afspraken met andere hulp- en zorgverleners

De met andere hulp- en zorgverleners gemaakte afspraken worden regelmatig besproken met de cliënt en zijn/haar sociale netwerk en worden zo nodig bijgesteld.

Een plan een regisseur

Bij meervoudige, complexe problematiek is gemeente Ede regisseur op het proces en coördineert de samenwerking vanuit het gedachtegoed ‘één gezin, één plan, één regisseur’.

De zorgaanbieder voert regie op de inhoudelijke uitvoering van het begeleidingsplan. De zorgaanbieder informeert de gemeente tijdig wanneer de door de gemeente gestelde doelen/resultaten niet binnen de gestelde termijn realiseerbaar blijken.

Overdracht

Wanneer een cliënt instroomt vanuit een andere zorgaanbieder, dan wel uitstroomt naar een andere zorgaanbieder, spannen de zorgaanbieders zich in om de cliënt zorgvuldig over te dragen.

Categorie 4.

Kwaliteit van personeel en organisatie

Wettelijke kwaliteitseis

De voorziening wordt verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid o.b.v. de professionele standaard (Wmo 2015, art. 3.1., tweede lid sub c.)

Wijze van vaststelling

De zorgaanbieder neemt bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en handelt daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hem geldende professionele standaard.

Onderwerp kwaliteitseis

Omschrijving kwaliteitseis

Kwaliteitsmanagementsysteem

Er is een kwaliteitsmanagementsysteem in gebruik. De documenten in het systeem zijn actueel en zijn voorzien van een datum/versienummer. Processen worden structureel volgens een aanwezig plan geëvalueerd.

Kwaliteitskeurmerk

De zorgaanbieder heeft een kwaliteitskeurmerk afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie (RvA) aangewezen instelling dat in ieder geval betrekking heeft op zorg, maatschappelijke en/of vergelijkbare dienstverlening.

Of een geldig instellingsgerelateerde kwaliteitsverklaring volgens het Kwaliteitsinstituut van het Zorginstituut Nederland en Nictiz.

Als het keurmerk wordt ingetrokken en/of niet wordt verlengd geeft de zorgaanbieder dit ten allen tijde onverwijld door aan de gemeente.

Klachten en KTO

De zorgaanbieder kan kwaliteitsverbeteringen op basis van signalen van cliënten (zoals klachten) en van cliënt- en medewerkerstevredenheidsonderzoeken) inzichtelijk maken.

Continuïteit

De zorgaanbieder borgt de continuïteit van ondersteuning aan de cliënt. Hieronder wordt ten minste verstaan het continueren van de ondersteuning bij (tijdelijke) uitval van medewerkers en het stellen van dringende vragen buiten kantoortijden of gedurende de afwezigheid van de eerstverantwoordelijke medewerker. Cliënt is hierover geïnformeerd.

Personeel

 

Governance

De zorgaanbieder voldoet aan alle aspecten zoals omschreven in de Governancecode Zorg.

Kennis m.b.t. cliënt

De medewerkers zijn op de hoogte van de persoonlijke omstandigheden en levensgeschiedenis van de cliënt.

Inzet vrijwilligers

De zorgaanbieder heeft beleid t.a.v. verantwoorde inzet van vrijwilligers.

Duidelijke taakverdeling

De verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden is duidelijk voor de medewerker(s).

Bekwaamheid

Medewerkers van de aanbieder dienen aantoonbaar te beschikken over een afgeronde opleiding die overeenkomt met de gestelde eisen bij de aan de cliënt toegekende voorziening 1 .

Als de beroepskracht nog het nodige moet leren in de praktijk of opleiding, kennis, vaardigheden zijn verouderd, is begeleiding en coaching geborgd totdat diegene vakbekwaam is.

VOG

Zorgaanbieders met een rechtsvorm hebben een verklaring omtrent gedrag voor rechtspersonen (VOG RP) die past bij de betreffende rechtsvorm en die maximaal drie jaar oud is.

Zorgaanbieders zonder rechtsvorm en alle medewerkers en vrijwilligers hebben een verklaring omtrent gedrag voor natuurlijke personen (VOG NP) die past bij de functie, die maximaal drie jaar oud is en minimaal getoetst is op:

  • Het verlenen van diensten (nr. 41);

  • Het verlenen van diensten in de persoonlijke leefomgeving (nr. 43);

  • Belast zijn met de zorg voor (hulpbehoevende) personen, zoals ouderen en gehandicapten (nr. 85); of

  • Gezondheidszorg en welzijn van mens en dier (nr. 45).

  • Indien van toepassing: (Gezins)voogd bij voogdij-instellingen, reclasseringswerker, raadsonderzoeker en maatschappelijk werker/family supervisor, probation officer, child welfare investigator, social worker (nr. 75).

Vergewisplicht

De zorgaanbieder vergewist zich ervan dat de wijze waarop zorgverleners die zorg verlenen aan zijn cliënten, in het verleden hebben gefunctioneerd, niet in de weg staat aan het inzetten van de zorgverleners bij het verlenen van zorg en legt in beleid vast hoe hij dit vormgeeft. De vergewisplicht omvat minimaal een controle op echtheid van de VOG en het diploma die alle medewerkers en vrijwilligers overleggen.

Deskundigheidsbevordering

 

Bijscholing

De zorgaanbieder biedt de beroepskrachten minimaal (bij)scholing die past bij de functie, achtergrond, taken, werkzaamheden en verantwoordelijkheden van de medewerker.

 

Categorie 5

Rechten van de cliënt

Wettelijke kwaliteitseis

De voorziening wordt verstrekt met respect en in acht neming van de rechten van de cliënt (Wmo 2015, art. 3.1, tweede lid sub d.)

Wijze van vaststelling

De bejegening door de beroepskracht van de cliënt is passend en correct.

Onderwerp kwaliteitseis

Omschrijving kwaliteitseis

Cliënt

De cliënt wordt met respect bejegend.

Cliëntparticipatie

 

Website

De zorgaanbieder heeft op de eigen website op zorgvuldige en begrijpelijke wijze informatie kenbaar gemaakt die relevant is voor het aanbod van ondersteuning en de wijze van uitvoering van de ondersteuning.

Rechten en plichten

Cliënten worden geïnformeerd over hun rechten en plichten.

Lotgenotencontact

De cliënt wordt gewezen op het bestaan van patiëntenverenigingen en lotgenotencontactgroepen.

Medezeggenschap

De zorgaanbieder heeft beleid t.a.v. cliëntparticipatie/ medezeggenschap.

De zorgaanbieder reflecteert op dit beleid, evalueert dit en stelt het zo nodig bij.

Deelname aan medezeggenschap

De cliënt kan desgewenst participeren in een cliëntenraad of vergelijkbaar platform. Een cliëntenraad is een structurele vertegenwoordiging die de gemeenteschappelijke belangen van cliënten behartigt, waardoor de ondersteuning in goed overleg met elkaar wordt ingevuld, cliënten inspraak hebben in beslissingen die de cliënten kunnen raken en de stem van de cliënten daarbij laten horen. Rollen, taken en bevoegdheden van de cliëntenraad zijn in beleid vastgelegd.

Privacy

 
 

De zorgaanbieder heeft beleid hoe het omgaat met de privacy van cliënten en past dit beleid tijdens de ondersteuning toe.

Uitwisseling gegevens

Er wordt zorgvuldig omgegaan met de uitwisseling van (persoons)gegevens.

Melden incidenten / klachten

 

VIM of MIK

Er is een intern meldingssysteem voor incidenten, fouten en bijna fouten.

Melden, registreren, analyse, verbeteractie en terugkoppelen aan melder en team is geregeld.

Er is sprake van een lerende organisatie.

VIM of MIK commissie

Een onafhankelijk deskundige behandelt incidentmeldingen en brengt verbetervoorstellen uit.

Nazorg

Nazorg bij incidenten is geregeld.

Klachtenregeling

De zorgaanbieder hanteert een klachtenregeling voor de afhandeling van klachten van de cliënt over gedragingen van de zorgaanbieder jegens de cliënt.

De zorgaanbieder beschikt over een onafhankelijke klachtenfunctionaris of klachtencommissie voor de afhandeling van klachten.

De klachtenregeling is door de zorgaanbieder schriftelijk vastgelegd, gepubliceerd op de website van de zorgaanbieder en bekend bij /gemakkelijk te vinden voor de cliënt.

Calamiteitenmelding en/of geweldsincidenten

De zorgaanbieder heeft een calamiteitenprotocol en meldt een calamiteit of andere gebeurtenis binnen drie werkdagen bij de toezichthoudend ambtenaar Wmo en volgt bij de melding en afhandeling het protocol ‘toezicht calamiteiten’2 . Minimaal één persoon van de onderzoekscommissie is onafhankelijk.

Opschorten of beëindigen ondersteuning

De zorgaanbieder hanteert een protocol voor het eenzijdig opschorten of beëindigen van de ondersteuning. Dit protocol is een uitwerking van de werkwijze zoals gesteld in de handleiding3

voortijdige beëindigen van ambulante ondersteuning, beschermd wonen of maatschappelijk opvang

Toelichting Verordening Maatschappelijke ondersteuning Ede 2020

Algemeen

Deze verordening brengt de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in de praktijk. De gemeente is verantwoordelijk voor de organisatie en het budget van hulp en ondersteuning. De gemeente kijkt eerst wat u zelf kunt, eventueel met hulp van uw vrienden en familie. Als er meer hulp nodig is, geven wij een algemene voorziening, of een maatwerkvoorziening. Een algemene voorziening is voor iedere inwoner van de gemeente beschikbaar. Bijvoorbeeld een maaltijdservice, boodschappenservicedienst of activiteiten in een buurthuis. Een maatwerkvoorziening is hulp voor u persoonlijk, wanneer algemene voorzieningen niet voldoende zijn. Bijvoorbeeld individuele begeleiding, een vervoersvoorziening of een aanpassing aan uw huis. Met behulp van de voorziening kunt u beter voor uzelf zorgen en makkelijker meedoen met het dagelijks leven.

Voordat de gemeente bepaalt of u een voorziening krijgt, onderzoeken wij zorgvuldig welke hulp u nodig heeft. We willen precies weten waar u behoefte aan heeft en welke resultaten u wilt behalen. We kijken wat u zelf kunt doen om beter mee te komen met de maatschappij. Misschien kunt u hulp vragen aan vrienden en familie. Misschien kunt u vrijwilligerswerk gaan doen. We kijken ook of u al andere hulp krijgt die niet onder de Wmo 2015 valt. In deze verordening staat hoe we dit onderzoeken. U heeft namelijk recht op een zorgvuldige procedure. U heeft zelf ook invloed op deze procedure. We gaan ervan uit dat we dankzij deze procedure de juiste beslissing zullen nemen; u krijgt ondersteuning als u die nodig heeft.

Als u het niet eens bent met de beslissing van de gemeente kunt u bezwaar maken. U krijgt bijvoorbeeld geen maatwerkvoorziening terwijl u denkt dat u die wel nodig heeft, of u vindt dat u niet genoeg heeft aan de maatwerkvoorziening die we u geven. Misschien meent u dat u recht heeft op beschermd wonen, maar oordeelt de gemeente anders. Als het bezwaar wordt afgewezen, kunt u ook nog in beroep gaan. De rechter onderzoekt dan of de gemeente zich aan alle regels heeft gehouden. De rechter bekijkt of de gemeente uw persoonlijke omstandigheden goed heeft onderzocht. De rechter bekijkt ook of de ondersteuning u genoeg helpt om goed voor uzelf te zorgen, of om mee te doen met het dagelijks leven. Het is de bedoeling dat u zo lang mogelijk in uw eigen woning kunt blijven. In de Wmo 2015 staat dat de gemeente veel bevoegdheid heeft. In de praktijk laten wij de beslissingen meestal over aan deskundigen, ambtenaren of zorgaanbieders. In de Algemene wet bestuursrecht staat namelijk dat de gemeente de bevoegdheid mag overdragen aan eigen personeel, of aan andere deskundigen. Als in deze verordening ‘gemeente’ staat, kan dat dus ook ‘deskundige’ betekenen.

In de Wmo 2015 staat dat de gemeente verplicht is om een beleidsplan te schrijven over maatschappelijke ondersteuning. In de Wmo 2015 staat ook dat de gemeente regels moet opstellen over hoe we de maatschappelijke ondersteuning uitvoeren. Die regels staan in deze verordening. Volgens de Wmo 2015 moet de gemeente in ieder geval regels opstellen over de volgende onderwerpen:

  • Hoe bepalen we of u een maatwerkvoorziening krijgt?

  • Hoe bepalen we de hoogte van een persoonsgebonden budget (pgb)?

  • Welke eisen stellen we aan de kwaliteit van voorzieningen en ondersteuners?

  • Voor welke voorzieningen is een klachtenprocedure nodig?

  • Bij welke voorzieningen mogen cliënten meepraten over belangrijke besluiten van de aanbieder?

  • Hoe berekenen wij de prijs van een maatwerkvoorziening?

  • Hoe waarderen we mantelzorgers elk jaar?

  • Hoe zorgt de gemeente dat er geen misbruik gemaakt wordt van de Wmo 2015, de maatwerkvoorzieningen of het pgb?

  • Hoe zorgt de gemeente voor een goede prijs-kwaliteitsverhouding van voorzieningen als andere organisaties die verlenen? Hierbij letten we op de deskundigheid van de beroepskrachten en hun arbeidsvoorwaarden.

De gemeente mag ook regels opstellen over de volgende onderwerpen:

  • Moet u een eigen bijdrage betalen voor een voorziening? Voor inwonersondersteuning mogen wij geen eigen bijdrage vragen.

  • Hoe hoog is de eigen bijdrage? De hoogte van de eigen bijdrage kan verschillen per voorziening. Dit geldt ook als u de voorziening zelf inkoopt met het pgb.

  • Wie bepaalt hoe hoog de eigen bijdrage is voor de opvang? Wie zorgt ervoor dat u die eigen bijdrage betaalt?

  • Krijgen mensen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen extra geld? Soms heeft u hogere kosten door uw beperking. Het extra geld is bedoeld om beter voor uzelf te zorgen en makkelijker mee te doen met het dagelijks leven.

  • Mag u met uw pgb ondersteuning inkopen bij vrienden of familie? Welke regels gelden er dan?

Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan. In de Wmo 2015 staat dat gemeenten verplicht zijn een beleidsplan vast te stellen. In het beleidsplan staat hoe we maatschappelijke ondersteuning aanpakken.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

Algemeen gebruikelijke voorziening

Een algemeen gebruikelijke voorziening is bijvoorbeeld een elektrische fiets.

Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is bijvoorbeeld hulp van uw partner. Dit staat niet uitgelegd in deze verordening, maar wel in de wet.

Andere voorziening

Een andere voorziening kan ook een andere wettelijke voorziening zijn, bijvoorbeeld een vervoersvoorziening via het Uwv.

Niet-professional

Als de ondersteuning wordt geboden door familie of vrienden dan beschouwen wij dat als niet-professionele hulpverlening, ook al voldoet de hulpverlener aan de kwaliteitseisen. De persoonlijke relatie staat voorop.

De lijst met begripsbepalingen is niet zo lang, omdat veel begrippen al in de Wmo 2015 worden uitgelegd. Ook in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan bepalingen die belangrijk zijn voor deze verordening, zoals ‘aanvraag’ en ‘beschikking’.

Artikel 2 Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning

Dit artikel zorgt ervoor dat wij de melding van uw hulpvraag zorgvuldig behandelen. Volgens de wet zijn gemeenten verplicht hier regels over op te stellen. Wij moeten in ieder geval bepalen hoe u een maatwerkvoorziening krijgt voor beschermd wonen of opvang, of om beter voor uzelf te zorgen of makkelijker mee te doen met de maatschappij.

Wanneer er bij de gemeente een melding binnenkomt dat iemand maatschappelijke ondersteuning nodig heeft, moeten wij die melding eerst onderzoeken. Dat staat zo in de wet. In de wet staat ook wie deze melding mag doen. De maatschappelijke ondersteuning kan pas officieel worden aangevraagd nadat wij de melding hebben onderzocht. Als wij het onderzoek niet binnen 6 weken uitvoeren, geldt dit niet. Ook staat er in de wet hoe de melding moet worden gedaan. De melding is vormvrij. Dat betekent dat u de hulpvraag schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch bij de gemeente kunt melden. In de Awb staat dat u een bericht elektronisch (bijvoorbeeld per email) kunt verzenden als de gemeente heeft aangegeven dat dat kan.

In het eerste lid van artikel 2 van deze verordening staat dat de melding ‘door of namens de cliënt’ kan worden gedaan. Dat betekent dat de cliënt zelf de melding kan doen, of een vertegenwoordiger, mantelzorger, partner, familielid, buurman, vriend, kennis of collega. Als de hulpvraag over iets anders gaat, bijvoorbeeld over de Zorgverzekeringswet, schuldhulpverlening, de Participatiewet of de Leerplichtwet, verwijzen wij de cliënt door naar een andere afdeling.

U krijgt een bewijs dat wij uw melding goed hebben ontvangen; de ontvangstbevestiging. Volgens de wet zijn wij verplicht deze ontvangstbevestiging schriftelijk te doen. Een melding die via email binnenkomt moeten wij ook bevestigen. Dat staat in de Awb. Deze ontvangstbevestiging mogen wij ook per email sturen. Als u de melding mondeling of telefonisch doet, kunnen wij ook afspreken om de ontvangstbevestiging te mailen.

Het onderzoek naar de melding mag maximaal 6 weken duren. Daarom is de ontvangstbevestiging zo belangrijk. U kunt daarmee bewijzen wanneer u de melding precies heeft gedaan.

Artikel 3 Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

Dit artikel zorgt ervoor dat het onderzoek zorgvuldig verloopt. Volgens de wet zijn gemeenten verplicht hier regels over op te stellen.

In het derde lid staat op een rijtje wat we allemaal onderzoeken. Dat moet volgens de wet. Het woord ‘maatwerkgesprek’ staat niet letterlijk in de wet. In de wet staat: “een onderzoek in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger”. De Tweede Kamer heeft bij behandeling van de Wmo 2015 aangegeven dat persoonlijk contact na een melding meestal nodig is. Tijdens een persoonlijk gesprek krijgen we een goed beeld van de cliënt en zijn omstandigheden. Daarom staat in het eerste lid dat we het onderzoek samen met de cliënt doen. De gemeente mag zelf weten hoe we het onderzoek doen.

Als het kan, voeren we het maatwerkgesprek bij de cliënt thuis. Vooral als woningaanpassingen nodig zijn is het belangrijk om de thuissituatie goed te bekijken. Wij kunnen dan geschikte oplossingen vinden.

In onderdeel b van het derde lid staat dat we ook bespreken welk resultaat u van de ondersteuning verwacht. Dit is belangrijk. Volgens de Tweede Kamer bepaalt de cliënt of de maatschappelijke ondersteuning heeft geholpen of niet. De Wmo 2015 wil vooral bereiken dat de cliënt zelf het gevoel heeft dat hij beter voor zichzelf kan zorgen en makkelijker kan meedoen met het dagelijks leven.

Voor een zorgvuldig onderzoek zijn de volgende stappen van belang:

Stap 1 - inventariseer de hulpvraag

Als u bij de gemeente een melding doet van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning moeten wij allereerst vaststellen wat de hulpvraag is.

Stap 2 - breng de onderliggende problematiek in kaart

Vervolgens stellen wij vast welke problemen u ondervindt bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, of het zich kunnen handhaven in de samenleving.

Stap 3 - stel de aard en de omvang van de noodzakelijke hulp vast

Als de problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, bepalen wij welke ondersteuning nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving.

Stap 4 - kijk wat de eigen mogelijkheden zijn

Vervolgens onderzoeken wij of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden.

Stap 5 - stel vast welke voorziening nog moet worden ingezet

Als de eigen mogelijkheden ontoereikend zijn, verlenen wij een maatwerkvoorziening.

U mag een persoonlijk plan maken voor de maatschappelijke ondersteuning. U kunt daarbij ook hulp inschakelen. De gemeente is volgens de wet verplicht rekening te houden met dit persoonlijke plan. Dit staat in het vierde lid.

In het zesde lid staat dat er geen maatwerkgesprek komt als dat niet nodig is. Soms is een cliënt bijvoorbeeld al bekend bij de gemeente en heeft hij een eenvoudige ‘vervolgvraag’.

Artikel 4 Verslag

Wij schrijven een verslag van het persoonlijke gesprek, zodat de procedure en de dossiervorming zorgvuldig verlopen. Dit staat zo in de wet. Hoe dat verslag er precies uitziet, is niet bepaald. We nemen de praktijk van de Wmo als voorbeeld. Het verslag is het plan van aanpak.

Volgens de Tweede Kamer moet de gemeente de cliënt de resultaten van het onderzoek geven. Met die resultaten kunt u een maatwerkvoorziening aanvragen. Dat moet schriftelijk. Als alles duidelijk op papier staat kunnen wij makkelijker een juiste beslissing nemen. Dat zorgt voor een heldere communicatie.

De inhoud van het verslag hangt natuurlijk af van de uitkomsten van het onderzoek. Als een cliënt bijvoorbeeld tevreden is en er geen maatwerkvoorziening nodig is, kan het verslag kort blijven. Als het onderzoek ingewikkelder is, zal het verslag ook uitgebreider worden. Als u een persoonlijk plan heeft gemaakt, komt dit ook in het verslag.

Soms krijgt u het verslag meteen mee, maar meestal moeten wij het eerst nog uitwerken of nog wat uitzoeken. Dit kan een paar dagen duren. Daarom staat er in het tweede lid dat u het rapport binnen 10 werkdagen na het onderzoek krijgt.

Artikel 5 Eigen kracht en gebruikelijke hulp

Een uitgangspunt van onze samenleving is dat mensen in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor hun leven en dus ook voor hun zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving. Dit is ook opgenomen in de wet. Als u zich met een hulpvraag meldt bij de gemeente, bekijken wij allereerst in hoeverre u zelf in staat bent in uw behoefte te voorzien. Onder eigen kracht verstaan wij dat wat binnen het vermogen van de cliënt ligt om zelf tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie of tot een oplossing voor zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang te komen. Als u zelf in staat bent om een oplossing te vinden voor uw hulpvraag, dan is ondersteuning van de gemeente niet nodig. Hierbij onderzoeken wij ook of het sociaal netwerk een rol moet of kan spelen in het bieden van ondersteuning. Van huisgenoten (partner, ouders, inwonende kinderen, andere huisgenoten) die een gezamenlijk huishouden voeren, verwachten wij dat zij een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van de hulpvrager en dat van het huishouden met zich meebrengt. Kunt u een oplossing vinden door een beroep te doen op een andere wettelijke regeling, dan valt dit ook onder de eigen kracht.

Artikel 6 Onderzoek naar draagkracht en draaglast

Om vast te kunnen stellen u en/of uw partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten in staat zijn om de hulpvraag op te lossen, beoordelen wij de draagkracht en draaglast. In dit artikel staan de factoren die wij hierbij betrekken. Voor de draagkracht kijken wij naar de capaciteiten en mogelijkheden van u en uw huisgenoten en versterkende omgevingsfactoren (bijvoorbeeld: werk, huis, familie, vrienden, buren). Voor de draaglast kijken we naar de intensiteit van de ondersteuning. Als huisgenoten niet beschikbaar zijn om de benodigde hulp te kunnen bieden, hebben zij een inspanningsverplichting om binnen hun mogelijkheden belemmeringen in de beschikbaarheid weg te nemen. Als er geen evenwicht is tussen de draagkracht en draaglast kan er overbelasting ontstaan. In dat geval onderzoeken wij of de overbelasting ontstaat door de hulpvraag of eventuele externe factoren (denk aan werk, vrijetijdsbesteding, etc). In dit laatste geval verwachten wij van huisgenoten dat zij er alles aan doen om een oplossing te vinden. Zo nodig kan tijdelijk ondersteuning worden geboden.

Artikel 7 Aanbod van algemene voorzieningen

Wij vinden het belangrijk dat voor iedereen duidelijk is wat het gemeentelijke aanbod aan algemene voorzieningen is. Deze zijn zonder onderzoek toegankelijk voor iedereen waarvoor ze bedoeld zijn. U kunt bijvoorbeeld gebruik maken van gratis, onafhankelijke inwonersondersteuning. Als u contact opneemt met ons, dan wijzen we u op deze mogelijkheid. In de folder die u ontvangt van ons, vindt u hier meer informatie over.

Arikel 8 Bijdrage in de kosten

Voor het gebruik van algemene voorzieningen hoeft u geen eigen bijdrage te betalen.

Artikel 9 Aanvraag

Ook dit artikel zorgt ervoor dat wij uw hulpvraag zorgvuldig behandelen. Volgens de wet zijn gemeenten verplicht hier regels over op te stellen. Wij moeten in ieder geval bepalen hoe u een maatwerkvoorziening krijgt voor beschermd wonen of opvang, of om beter voor uzelf te zorgen of makkelijker mee te doen met de maatschappij. In de wet staat ook dat wij na de aanvraag binnen twee weken een beslissing moeten nemen. In de Awb staan regels voor de aanvraag. Wij volgen die regels. De Awb zegt dat u een aanvraag schriftelijk moet indienen bij het college, behalve als de wet bepaalt dat het anders moet. U mag uw aanvraag ook via email versturen.

In lid 1 staat dat u zelf de aanvraag moet doen. U mag ook iemand machtigen om de aanvraag voor u te doen, of een vertegenwoordiger sturen. In artikel 1 van Wmo 2015 staat beschreven wat een vertegenwoordiger precies is. De regels voor de aanvraag zijn strenger dan voor de melding. Een melding kan bijvoorbeeld door een buurman gedaan worden, maar de aanvraag niet. Met een aanvraag vraagt u officieel om een beslissing volgens de wet. Daarom is een machtiging of een vertegenwoordiger verplicht.

Artikel 10 Advisering

De gemeente moet uw aanvraag zorgvuldig beoordelen. Als het nodig is vragen wij advies aan iemand die deskundig is. Als dat de enige manier is om uw aanvraag zorgvuldig te beoordelen, zou je zelfs kunnen zeggen dat het verplicht is.

Als wij advies vragen is het belangrijk om duidelijk op te schrijven wat we precies willen weten. Dan is het voor de cliënt en de adviseur helder wat er onderzocht moet worden.

In de wet staat dat u verplicht bent mee te werken aan het onderzoek van de adviseur, als de gemeente dat nodig heeft om uw aanvraag goed te beoordelen.

Artikel 11 Inhoud van de beschikking (onze beslissing)

De wet gaat ervan uit dat u een maatwerkvoorziening ‘in natura’ krijgt. Dat betekent dat de gemeente de voorziening voor u inkoopt. De betaling loopt dus niet via u. U kunt wel een persoonsgebonden budget (pgb) krijgen als u dat liever wilt. U krijgt alleen een pgb als u aan bepaalde voorwaarden voldoet. Deze voorwaarden staan in de wet en in de verordening.

Met ‘beoogde resultaat’ bedoelen we bijvoorbeeld ‘mobiliteit’ en niet ‘een scootmobiel’.

Met ‘duur’ bedoelen we ook de technische levensduur van een voorziening, maar alleen als die ertoe doet.

Het vierde lid gaat over de eigen bijdrage. Als u een eigen bijdrage moet betalen vermelden wij dat in de beschikking. De eigen bijdrage loopt via het CAK. Als u bezwaar wilt maken tegen de eigen bijdrage, moet u bij het CAK zijn. Het CAK neemt ook de eigen bijdrage in ontvangst.

Artikel 12 Criteria voor een maatwerkvoorziening

Gemeenten zijn verplicht regels op te stellen over hoe wij bepalen of u een maatwerkvoorziening krijgt voor beschermd wonen of opvang, of om beter voor uzelf te zorgen of makkelijker mee te doen met de maatschappij. De Tweede Kamer heeft aangegeven dat het belangrijk is om elk geval apart te bekijken. Elke gemeente maakt haar eigen regels, omdat de behoeften van de bewoners per gemeente verschillen. Ook heeft elke gemeente met andere omstandigheden te maken. Niet elke algemene voorziening is in elke gemeente verkrijgbaar. Daarom staat in de verordening geen verplichte lijst met maatwerkvoorzieningen. Wij moeten wel precies beschrijven wanneer iemand een maatwerkvoorziening krijgt. De regels hiervoor moeten geschikt en praktisch zijn. In dit artikel werken wij deze regels uit.

Lid 4: In de wet staat dat mensen zich in alle gemeenten in Nederland kunnen melden voor beschermd wonen of opvang. De gemeenten hebben afgesproken hoe zij beoordelen of de melder in aanmerking komt voor beschermd wonen of opvang. Hierbij kijken wij vooral naar de kans van slagen om snel weer uit het beschermd wonen of opvang te komen. Als deze kans groter is in een andere gemeente omdat daar bijvoorbeeld familie of vrienden wonen, dan spreken wij met deze gemeente af dat zij de melder overnemen. In de beleidsregels staat hoe wij dat beoordelen.

Lid 5: Als meerdere voorzieningen een passende oplossing bieden voor de ondersteuningsvraag, vergoeden wij de goedkoopste voorziening. Soms gaat een duurdere voorziening langer mee dan een goedkopere voorziening. De duurdere voorziening is dan uiteindelijk goedkoper. We gaan voor een verantwoord kwaliteitsniveau, maar niet meer dan dat.

Artikel 13 Vervanging van bestaande voorzieningen

U kunt een vergoeding aanvragen voor een hulpmiddel of roerende woonvoorziening dat is afgeschreven, kapot of kwijt is. Als het hulpmiddel kapot of kwijt is door uw eigen schuld, kunnen wij de aanvraag weigeren. Als het niet uw eigen schuld is, kunnen wij de aanvraag goedkeuren. U bent zelf verantwoordelijk voor een goede verzekering.

Artikel 14 Algemene weigeringsgronden

In het verleden zijn er verschillende rechtszaken geweest over afgewezen aanvragen voor maatschappelijke ondersteuning. Daaruit is gebleken dat het belangrijk is om duidelijk in de verordening te zetten welke redenen er gelden om een aanvraag te weigeren, de afwijzingsgronden. Als deze afwijzingsgronden niet duidelijk zijn vastgelegd, zijn ze niet geldig in de rechtbank. Het is ook niet goed voor de rechtszekerheid van de cliënt. Als wij van tevoren niet duidelijk zijn over onze afwijzingsgronden, weet u niet waar u aan toe bent.

Lid 1 onder b: Als u zelf keuzes maakt die ervoor zorgen dat u minder goed voor uzelf kunt zorgen en minder makkelijk met de maatschappij mee kunt doen, hoeft de gemeente dat niet te vergoeden. Als u bijvoorbeeld een ziekte of beperking heeft die steeds erger zal worden, moet u daar rekening mee houden. Stel dat u besluit uw badkamer te verbouwen, maar u houdt er geen rekening mee dat u door uw ziekte binnenkort waarschijnlijk in een rolstoel belandt, dan vergoeden wij later de aanpassing van uw badkamer niet. Ook als u in deze situatie een nieuw huis koopt dat niet geschikt is voor uw beperking, vergoeden wij de aanpassingen niet. Deze aanvraag voor een maatwerkvoorziening had u kunnen voorkomen door rekening te houden met uw beperking.

Lid 1 onder c. We gaan ervan uit dat u een voorziening langere tijd nodig heeft. Dit geldt niet voor dienstverlening. Als u bijvoorbeeld ziek bent, of u komt net terug uit het ziekenhuis, kunt u huishoudelijke ondersteuning aanvragen.

Lid 1 onder d. Het moet wel de moeite waard zijn om kosten te maken. Hele oude dingen worden niet meer opgelapt. Een auto van 20 jaar oud krijgt bijvoorbeeld geen aanpassingen meer.

Lid 1 onder e. Als u al jarenlang een bepaalde voorziening gebruikte voordat u een beperking kreeg en u vraagt na het optreden van de beperking een soortgelijke voorziening aan, krijgt u daarvoor geen vergoeding. In dit geval brengt de beperking geen extra kosten met zich mee; u had de voorziening namelijk al.

Lid 1 onder g en h. U mag een voorziening pas aanschaffen nadat de gemeente uw aanvraag officieel heeft goedgekeurd. Anders hebben wij geen invloed op de keuze voor de best passende oplossingsrichting. Wij kunnen uw aanvraag weigeren. We voorkomen hiermee dat we een voorziening vergoeden die niet de beste prijs-kwaliteitsverhouding heeft.

Artikel 15, 16 en 17 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening woning, criterium primaat van verhuizen en weigeringsgronden woonvoorzieningen

Artikel 16

Als een woonvoorziening meer dan € 7000,00 kost, is het soms voordeliger om naar een aangepaste woning te verhuizen of naar een woning die goedkoper aangepast kan worden. Wij willen het gemeenschapsgeld zo goed mogelijk besteden. Er moet wel binnen niet al te lange tijd een geschikte woning beschikbaar zijn. Wij maken een belangenafweging tussen het aanpassen van de huidige woning of het verhuizen naar een andere woning. Als wij vinden dat u beter naar een andere woning kunt verhuizen, dan krijgt u een tegemoetkoming voor het verhuizen en de inrichting.

Artikel 17 onder b.

Als u verhuist van een geschikte woning naar een ongeschikte woning, zonder belangrijke reden, weigeren wij uw aanvraag voor een woonvoorziening. U moet namelijk zelf rekening houden met uw beperking en met de voorzieningen die u nodig heeft. Als u een belangrijke reden heeft om te verhuizen geldt dit niet. Als u bijvoorbeeld verhuist om te gaan samenwonen, trouwen, of voor een baan, kunt u wel een woonvoorziening aanvragen.

Artikel 17 onder d. De gemeente is van mening dat een woonvoorziening geen geschikte oplossing is voor een hotel/pension, trekkerswoonwagen, klooster, een tweede woning, vakantiewoning, recreatiewoning of kamerverhuur. U woont daar meestal maar kort.

Artikel 17 onder e, f en i.

Deze afwijzingsgronden gaan over algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen. In artikel 13 is - onder meer - aangegeven dat een maatwerkvoorziening niet wordt afgegeven als de voorziening algemeen gebruikelijk is. In artikel 1 staat uitgelegd wat algemeen gebruikelijk is.

Een cliënt van een serviceflat of seniorencomplex mag verwachten dat deze woning de mogelijkheid biedt om daar als oudere op passende wijze te kunnen wonen. Het mag dan ook als algemeen gebruikelijk worden beschouwd dat cliënten van een serviceflat kunnen beschikken over een lift en dat in de gemeenschappelijke ruimten de nodige voorzieningen (zoals een elektrische deuropener) aanwezig zijn. Deze voorzieningen zijn - in elk geval op termijn - voor bijna alle bewoners noodzakelijk. In een serviceflat of seniorencomplex is niet de gemeente op grond van de Wmo 2015, maar de woningeigenaar verantwoordelijk deze voorzieningen te bieden.

De gemeente zal in elke specifieke situatie beoordelen of de woonvoorziening als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt.

Artikel 17 onder h.

Deze afwijzingsgrond is bedoeld voor situaties waarin gebruikte materialen of de slechte staat van onderhoud aan de woning voor problemen zorgen. Hierin heeft u een eigen verantwoordelijkheid. Denk bijvoorbeeld aan de constructie van een houten vloer in de woning.

Artikel 18 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening sociaal vervoer

Met ‘lokaal verplaatsen’ bedoelen we een afstand van 15 tot 25 kilometer rondom uw woning. Collectief vervoer heeft altijd de voorkeur. U krijgt alleen een andere vervoersvoorziening als er geen collectief vervoer is, of als dit niet geschikt is voor u.

Artikel 19 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening dagbesteding en begeleiding

De gemeente kan een maatwerkvoorziening afgeven voor deelname aan activiteiten op dagactiviteitencentra. Dagactiviteiten hebben als doel om cliënten met beperkingen mee te laten doen met de maatschappij. Zij zijn gericht op het bieden van (dag)structuur in de besteding van de dag. De activiteiten worden in groepsverband aangeboden door professionals. De maatwerkvoorziening dagbesteding kan bedoeld zijn om cliënten te helpen een vorm van werk te kunnen doen. De cliënt kan ook in aanmerking komen voor het vervoer van huis naar de locatie waar de dagactiviteiten wordt geboden en weer terug. In het derde lid staat wat de voorwaarden zijn.

Naast de dagbesteding kan de cliënt ook in aanmerking komen voor (individuele) begeleiding. De gemeente stelt tijdens het onderzoek vast wat het meest passend is.

Artikel 20 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening respijtzorg

Respijtzorg wil zegen: zorg waardoor de mantelzorger tijdelijk ontlast wordt van zijn taak. Nadat de gemeente heeft vastgesteld dat de mantelzorger ontlast moet of wil worden, geldt een specifiek criterium om in aanmerking te komen voor deze maatwerkvoorziening. De cliënt heeft door het (tijdelijk/deels) wegvallen van de mantelzorger ondersteuning nodig waarbij hij altijd in de gaten moet worden gehouden. Is dat niet nodig, dan zou bijvoorbeeld dagbesteding (groepsverband), eventueel gecombineerd met begeleiding (individueel) en zorg vanuit de Zorgverzekeringswet uitkomst kunnen bieden. Hierbij onderzoeken wij wel of bij een blijvende behoefte aan toezicht het aanvragen van een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) aan de orde is. Daarnaast kan een cliënt in aanmerking komen voor Eerstelijns Verblijf uit de Zorgverzekeringswet als er een wakend oog nodig is vanwege medische instabiliteit of als in de thuissituatie geen veilig en verantwoorde zorg kan worden geboden. De gemeente hoeft bij aanspraak op Wlz-zorg of Eerstelijns Verblijf geen ondersteuning te bieden.

Artikel 21 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening beschermd wonen en beschermd thuis

De gemeente geeft een voorziening voor beschermd wonen af als de cliënt een beschermende woonomgeving (inclusief noodzakelijk verblijf) nodig heeft. Dit is nodig als gevolg van psychisch en psychosociaal functioneren of een psychiatrisch ziektebeeld. Daarnaast is het zo dat individuele begeleiding geen passende oplossing kan bieden. Beschermd wonen is gericht op personen die zich (nog) niet kunnen handhaven in de samenleving en daarom noodzakelijk in een accommodatie van een instelling moeten verblijven. Dat kan nodig zijn omdat de cliënt er (nog) niet in slaagt om zelfstandig te wonen zonder 24 uur per dag toezicht of tenminste een groot deel van een etmaal. Als de cliënt een behandeling krijgt of kan krijgen, moet hij deze eerst doorlopen. Ook verlangt de gemeente dat de cliënt gemotiveerd aan een herstel- of ontwikkeltraject meewerkt.

Net als bij beschermd wonen heeft de cliënt bij beschermd thuis complexe psycho-sociale problematiek. De cliënt kan in tegenstelling tot cliënten in beschermd wonen zijn hulpvraag doorgaans uitstellen, maar moet wel terug kunnen vallen op ondersteuning op ongeplande momenten op basis van bereikbaarheid en/of beschikbaarheid. Bij beschermd wonen woont de cliënt in een accommodatie van een instelling en betaalt géén huur. Bij beschermd thuis betaalt de cliënt wel huur. Het wonen en de zorg zijn gescheiden.

Artikel 22 Regels voor het pgb

Volgens de wet kan de gemeente een pgb geven. Als u aan alle wettelijke voorwaarden voor het pgb voldoet, zijn wij zelfs verplicht die te geven. U krijgt alleen een pgb als u goed uitlegt waarom u een pgb wilt. Als u uw wens goed kunt uitleggen, weten wij zeker dat het uw eigen beslissing is om een pgb aan te vragen.

In de wet staat dat de gemeente verplicht is om regels te maken over de manier waarop we de hoogte van uw pgb bepalen. Het bedrag dat u krijgt moet in ieder geval hoog genoeg zijn om passende ondersteuning te kunnen inkopen.

Lid 1.

Wij baseren het pgb op uw persoonlijk budgetplan. In uw budgetplan beschrijft u hoe u het pgb gaat besteden. Het budgetplan helpt u goed na te denken over uw zorgvraag. U moet uw zorgvraag uitwerken en invullen. Met het budgetplan kunt u na verloop van tijd nagaan of u uw doelen bereikt en of de zorg goed genoeg is. Wij verwachten dat het budgetplan helpt om uw zorg voordelig in te kopen. We gebruiken het plan om te kijken wat de zorg u oplevert. Op deze manier meten we de kwaliteit en doeltreffendheid van de maatschappelijke ondersteuning.

Als een pgb duurder is dan een maatwerkvoorziening in natura, kunnen wij de aanvraag weigeren. Dat betekent niet dat u helemaal geen pgb krijgt. U krijgt het bedrag van een maatwerkvoorziening en mag het verschil zelf bijbetalen. De gemeente krijgt soms korting bij het inkopen van maatwerkvoorzieningen. De zorg in natura is dan goedkoper dan een pgb. Bij vervoer of opvang is dat bijvoorbeeld zo.

Een pgb is gemiddeld genomen goedkoper dan zorg in natura. Zzp’ers hoeven bijvoorbeeld geen groot kantoorgebouw te betalen. Dat scheelt in de prijs.

In deze verordening staat dat een pgb maximaal even hoog is als de prijs van een maatwerkvoorziening die de gemeente in een vergelijkbare situatie zou inkopen.

Lid 4.

Om belangenverstrengeling te voorkomen mag degene die de pgb taken op zich neemt, niet ook de zorgverlener zijn. Dit geldt niet voor familieleden zoals partner, ouders, schoonouders, kinderen, schoonzoons, schoondochters en broers, zussen, kleinkinderen, opa's, oma's, schoonzussen, zwagers, stiefzussen, stiefbroers. Wij bekijken in dat geval of de combinatie van pgb-taken en zorgverlening passend is.

Artikel 23 Tarief pgb

Volgens de toelichting op de Wmo 2015 mag de gemeente bepalen dat het pgb niet hoger is dan een bepaald percentage van de kosten van zorg in natura. De hoogte van het pgb kan daardoor verschillen. Wij kunnen verschillende tarieven toepassen voor verschillende soorten hulp en ondersteuning. Wij mogen bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning door vrienden of familie, door professionele hulpverleners en minder professionele hulpverleners zoals werkstudenten of zzp’ers zonder diploma’s. Volgens de wet moet het pgb wel hoog genoeg zijn om noodzakelijke ondersteuning van goede kwaliteit in te kopen.

Als wij hulp of ondersteuning toekennen bepalen wij de hoogte van het pgb op basis van de dan geldende tarieven. De hoogte van het pgb geldt gedurende de looptijd van de hulp of ondersteuning.

  • Het pgb voor professionals is 90% van het ZIN-tarief. ZIN staat voor ‘zorg in natura’. Het ZIN-tarief is het goedkoopst passende bedrag waarvoor een professional de benodigde hulp kan leveren. Dit bedrag hebben we van tevoren afgesproken met de zorgverlener. 90% van het ZIN-tarief is genoeg om twee redenen:

    • o

      Iemand die zorg levert via een pgb heeft meestal lagere kosten, bijvoorbeeld voor huisvesting of administratie.

    • o

      Voor reguliere zorgaanbieders is in het ZIN-tarief rekening gehouden met de tijd voor het beoordelen en aanvragen van verlengingen van ondersteuning. Voor zorg via een pgb doet de gemeente dit zelf.

  • Het pgb bij huishoudelijke ondersteuning is voor professionals 70% van het ZIN-tarief. In 2024 is dat € 24,78 per uur. De rechter heeft bepaald dat we de cao van Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg als uitgangspunt kunnen gebruiken. In de cao VVT 2022-2024 staat dat het hoogste loon voor hulp bij het huishouden € 16,98 bruto per uur is (per 1 oktober 2024). Inclusief vakantietoeslag en tegenwaarde verlofuren is het CAO-loon €20,99 bruto per uur. Ons tarief ligt daar boven.

  • Als u met uw pgb ondersteuning inkoopt bij iemand die geen professional is, krijgt u een pgb-tarief dat gelijk is aan het hoogste CAO-loon voor de betreffende ondersteuning, vermeerderd met de vakantiebijslag en tegenwaarde van de verlofuren. Dit is gebaseerd op uitspraken van de Centrale Raad van Beroep.

  • Voor respijtzorg bij familieleden, vrienden of kennissen krijgen zij een tegemoetkoming van €30 per etmaal met een maximum van €141 per maand. Dit tarief is gebaseerd op landelijke regels waarin is opgenomen dat voor hulp uit het sociaal netwerk waarbij geen sprake is van een dienstbetrekking vanuit het pgb een tegemoetkoming met een maximum van €141 per maand kan worden toegekend. De Wet minimumloon is hierop niet van toepassing.

  • Het pgb voor Beschermd Wonen is 85% van het ZIN-tarief. U mag met een pgb geen kosten gerelateerd aan wonen betalen. Daarom is een pgb voor Beschermd Wonen 15% lager.

  • Het pgb voor woonvoorzieningen, hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen is gelijk aan het bedrag dat de gemeente betaalt aan een gecontracteerde leverancier van de voorziening, of gelijk aan een door de gemeente goedgekeurde offerte.

Artikel 24 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

In de wet staat dat de gemeente verplicht is om regels te maken over misbruik van de wet.

In het eerste tweede en vierde lid staat hetzelfde als in de wet. Door de wetteksten in deze verordening te zetten geven we een compleet beeld van de regels over misbruik van de wet en het voorkomen dat mensen een maatwerkvoorziening of een pgb krijgen als ze daar geen recht op hebben.

De gemeente heeft het recht om geld terug te vragen als u ten onrechte een pgb of maatwerkvoorziening heeft gekregen. In de wet staan hier regels over. Dit bedrag mogen wij met een dwangbevel terugeisen. We kunnen ook een maatwerkvoorziening, bijvoorbeeld een scootmobiel, terugvragen. Het is niet altijd mogelijk om de maatwerkvoorziening terug te krijgen, bijvoorbeeld als uw badkamer verbouwd is. In dat geval kunnen wij een geldbedrag voor deze voorziening terugvragen. In lid 4 staat daarom dat de gemeente voorzieningen mag terugvragen. In lid 6 en 8 staat dat als u in een ziekenhuis of instelling of in het buitenland verblijft, de gemeente na een periode opnieuw beoordeelt of u de maatwerkvoorziening nog nodig heeft. In lid 7 staat dat als u naar een Wlz-instelling gaat en nog tenminste 18 keer per jaar naar huis gaat, dan kan de gemeente de hulpmiddelen en/of een traplift laten staan. Dit maakt het u mogelijk om thuis te kunnen verblijven. Het gaat dan om hulpmiddelen en/of een traplift die de gemeente Ede heeft verstrekt voor een woning in gemeente Ede vóór uw verhuizing naar de Wlz-instelling. Het gaat hierbij niet om mobiliteitshulpmiddelen, zoals rolstoelen en aangepaste fietsen. Wij volgen hierin de landelijke afspraken over het thuis laten staan van Wmo-hulpmiddelen bij een verhuizing naar een Wlz-zorginstelling.

Artikel 25 Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s

Op grond van artikel 2.3.9 van de wet moet de gemeente periodiek onderzoeken of er aanleiding is om een besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening of toekenning van een pgb te heroverwegen. Soms bestaat er echter twijfel over de kwaliteit, doelmatigheid en/of rechtmatigheid van geleverde ondersteuning. Het onderzoek in het kader van artikel 2.3.9 van de wet biedt dan onvoldoende houvast om hier goed naar te kijken. Daarom is artikel 23 toegevoegd. Op grond van deze bepaling moet de gemeente in aanvulling op het onderzoek volgens artikel 2.3.9 van de wet ook periodiek, al dan niet steekproefsgewijs onderzoeken of de verstrekte maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s worden gebruikt, respectievelijk besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze zijn verstrekt, of de besteding op een rechtmatige manier gebeurt en of de geleverde ondersteuning van goede kwaliteit is. Een onderzoek kan zowel betrekking hebben op het handelen van een cliënt of pgb-houder, als op de ondersteuningsverlening door een zorgaanbieder. Het onderzoek kan onder meer bestaan uit: dossieronderzoek, bezoek aan de cliënt, bezoek aan de locatie waar de cliënt ondersteuning krijgt of gesprekken met de zorgaanbieder.

Artikel 26 Opschorting pgb

Met deze regeling legt de gemeente vast dat de gemeente in bepaalde gevallen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) kan verzoeken om de betaling van het pgb nog niet te doen (geheel of gedeeltelijk opschorten). Soms is (tijdelijke) opschorting van een betaling uit het pgb naar aanleiding van een declaratie beter dan beëindiging of weigering of zelfs intrekken of herzien van het pgb. Door het opschorten is er tijd voor herstelmaatregelen of verder onderzoek.

In het eerste lid staat wanneer de gemeente dit verzoek kan doen bij de SVB. De betaling van het pgb kan voor maximaal dertien weken worden opgeschort.

Het tweede lid is toegevoegd omdat het voor kan komen dat een cliënt tijdelijk geen gebruik van een pgb kan maken door (tijdelijke) opname in een instelling. In dat geval kan het praktischer zijn het pgb tijdelijk op te schorten. De gemeente stuurt de pgb-houder hierover een brief.

Artikel 27, 28 en 29 Regels voor een bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening, pgb, beschermd wonen en opvang

De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening mag niet meer zijn dan de kostprijs. In het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 staan regels over de eigen bijdrage. De regels over de eigen bijdrage in deze verordening moeten hierop aansluiten. Wij zijn wettelijk verplicht om de kostprijs van een maatwerkvoorziening vast te leggen.

Vanaf 1 januari 2020 betalen alle cliënten die gebruik maken van één of meer Wmo maatwerkvoorzieningen, met uitzondering van degenen die gebruik maken van beschermd wonen zorg in natura of maatschappelijke opvang, ongeacht inkomen en vermogen, een maximale bijdrage per maand.

In het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 staat een aantal categorie cliënten en voorzieningen waarvoor de maximale bijdrage niet geldt.

Cliënten die gebruik maken van beschermd wonen zorg in natura of maatschappelijke opvang blijven een eigen bijdrage betalen die afhankelijk is van het inkomen en vermogen. Voor maatschappelijke opvang gaat de eigen bijdrage in op de vijftiende dag na de start van de opvang. In de eerste twee weken onderzoekt de gemeente of de maatschappelijke opvang in gemeente Ede voor langere tijd nodig is en zo ja welke begeleiding hierbij nodig is. Voor de voorzieningen tijdelijk verblijf GGZ en tijdelijk verblijf overbrugging jeugd hoeft de cliënt geen eigen bijdrage te betalen.

Artikel 30 Bijdrage in de kosten regiotaxi

In dit artikel staat uitgelegd hoe we de bijdrage voor het reizen met de regiotaxi vaststellen. De feitelijke tarieven worden bepaald door het college van burgemeester en wethouders op grond van regionale afspraken en staan in de nadere regel.

Artikel 31 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

In de wet staat dat wij in ieder geval in de verordening moeten zetten welke eisen we stellen aan de kwaliteit van voorzieningen en de deskundigheid van professionals. Het Rijk legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van voorzieningen bij de gemeente en de zorgaanbieder. Wij moeten in de verordening bepalen welke kwaliteitseisen wij stellen aan zorgaanbieders van voorzieningen. Die eisen gaan ook over de deskundigheid van het personeel. Onze kwaliteitseisen zijn gebaseerd op de kwaliteitseisen die in de wet staan. In de wet staat dat een voorziening van goede kwaliteit moet zijn. Dat geeft ons de ruimte om samen met belangenorganisaties en zorgaanbieders kwaliteitseisen op te stellen.

In het eerste lid staan een paar logische kwaliteitseisen. In de bijlage staan uitgebreide kwaliteitseisen. Lid drie beschrijft hoe we de kwaliteit controleren. Het cliëntervaringsonderzoek is wettelijk verplicht. Naast de controle van kwaliteit heeft de gemeente handhavingsbevoegdheden, zoals genoemd in artikel 24.

Artikel 32 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

In de wet staat dat een hulpverlener het altijd bij de gemeente moet melden als er tijdens de hulpverlening een ongeluk gebeurt, of als iemand geweld gebruikt. In de wet staat ook dat gemeente personen moet aanwijzen die controleren of iedereen zich aan de wettelijke regels houdt. Bovendien moet de gemeente regels opstellen over hoe ongelukken en geweld gemeld worden, hoe de gemeente die melding onderzoekt en hoe we daarvan leren om ongelukken en geweld in de toekomst te voorkomen.

Artikel 33 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

De gemeente laat de ondersteuning uitvoering door zorgaanbieders. De gemeente moet wel zelf de rechten en plichten van de cliënten vaststellen. Als de gemeente een voorziening aan anderen overlaat, moet ze regels maken die ervoor zorgen dat de hulp van goede kwaliteit is en niet te duur. We houden daarbij rekening met de deskundigheid van de beroepskrachten en hun arbeidsvoorwaarden. We willen niet alleen naar de prijs kijken. Daarom staan in dit artikel een paar andere zaken waar we rekening mee houden. Als we al deze zaken beoordelen, kunnen we beter bepalen wat een redelijke prijs is voor de ondersteuning. De zorgaanbieder moet bijvoorbeeld het personeel een loon betalen dat bij het opleidingsniveau past. Om dit te bepalen, moeten we weten wat er allemaal gedaan moet worden en welke arbeidsvoorwaarden daarbij passen. Hiermee zorgen we ervoor dat werknemers een eerlijk loon krijgen.

Artikel 34 Klachtregeling

In de Algemene wet bestuursrecht staat dat de gemeente verplicht is goed om te gaan met alle klachten over bestuursorganen (bijvoorbeeld gemeenteraad of college) of mensen die voor de gemeente werken.

Het eerste lid gaat over klachten over zorgaanbieders. Volgens de wet moeten wij in de verordening zetten welke voorzieningen een klachtenregeling nodig hebben. De zorgaanbieder is verplicht voor deze voorzieningen een klachtenregeling op te stellen. U kunt ontevreden zijn over een zorgaanbieder. U bent bijvoorbeeld niet tevreden met de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Misschien heeft u klachten over de deskundigheid van een medewerker, onbeschoft gedrag of slechte communicatie. U kunt met deze klachten bij de zorgaanbieder terecht. U moet erop kunnen vertrouwen dat de zorgaanbieder uw klachten snel behandelt.

Het tweede lid beschrijft hoe de gemeente ervoor kan zorgen dat de zorgaanbieders hun klachtenregeling goed op orde hebben.

Artikel 35 Medezeggenschap bij zorgaanbieders van maatschappelijke ondersteuning

Cliënten kunnen soms meepraten over belangrijke beslissingen van de zorgaanbieder. Volgens de wet moet de gemeente bepalen in welke gevallen medezeggenschap nodig is.

In het eerste lid staat dat zorgaanbieders verplicht zijn medezeggenschap te organiseren.

Het tweede lid beschrijft hoe de gemeente ervoor zorgt dat de zorgaanbieders de medezeggenschap goed op orde hebben.

Artikel 36 Mantelzorgwaardering

In de wet staat dat de gemeente in de verordening moet zetten hoe wij ieder jaar de mantelzorgers waarderen. Het gaat alleen om mantelzorgers van cliënten in de gemeente Ede. Volgens de wet is een cliënt iemand met een algemene voorziening, een maatwerkvoorziening of een pgb. U bent ook een cliënt als u een melding heeft gedaan voor maatschappelijke ondersteuning. We waarderen dus ook mantelzorgers van cliënten die wel een voorziening hebben aangevraagd, maar die niet hebben gekregen. De cliënt moet in de gemeente Ede wonen. De mantelzorger mag ook in een andere gemeente wonen.

Met ‘mantelzorg’ bedoelen we langdurige zorg. Dat betekent minstens 2 maanden lang 2 uur per week, of 1 maand lang 8 uur per week. Mantelzorg is onbetaald. De mantelzorger is geen professional, maar een vriend of familielid. De mantelzorger had al een sociale relatie met de cliënt, voordat er sprake was van zorg. Mantelzorg is meer dan je in gewone situaties van vrienden en familie kan verwachten. Mantelzorg is vrijwillig. Dat betekent dat de mantelzorger zelf wil zorgen en dat ook kan.

Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en kinderen elkaar geven. Als mensen samenleven, moeten ze er samen voor zorgen dat het huishouden goed loopt. Ze moeten elkaar dus altijd wel een beetje helpen.

Artikel 37 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

De gemeente kan mensen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen extra geld geven. In de wet staat dat gemeentes dat in de verordening kunnen zetten. Als u extra kosten heeft vanwege uw beperking, kunnen wij u een vergoeding geven waarmee u beter voor zichzelf kunt zorgen en makkelijker mee kunt doen in het dagelijks leven.

Artikel 38 Mediation

De gemeente kan mediation inzetten bij onenigheid over een maatwerkvoorziening. U kunt mediation aanvragen zodra de onenigheid ontstaat. Als u het bijvoorbeeld niet eens bent met de uitslag van het onderzoek, hoeft u niet te wachten op het officiële besluit over uw aanvraag. U mag nadat het besluit genomen is nog wel om mediation vragen. Tijdens de mediation kunnen wij samen besluiten de beslistermijn te verlengen. Dit kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Als u al een bezwaarschrift heeft ingediend, zetten wij die tijdens de mediation tijdelijk stil. Mediation is alleen bedoeld voor onenigheid over uw aanvraag. U heeft geen recht op mediation bij onenigheid over besluiten die de gemeente zonder aanvraag neemt. Deze besluiten gaan bijvoorbeeld over het stopzetten van een maatwerkvoorziening of pgb. Mediation kan dan wel op vrijwillige basis, maar het is niet altijd wenselijk. Als er bijvoorbeeld fraude is gepleegd, is een officiële procedure logischer.

Artikel 37 Hardheidclausule

Dit artikel spreekt voor zich. We leggen het niet verder uit.

Artikel 40 Intrekking oude verordening

Dit artikel spreekt voor zich. We leggen het niet verder uit.

Artikel 41 overgangsrecht

Lid 1. Als u nog een voorziening heeft volgens de oude regeling, geldt voor u een overgangsrecht. Dat betekent dat de oude regels nog steeds voor u gelden.

Lid 2. Als wij over uw aanvraag beslissen nadat de nieuwe verordening ingaat, gelden voor u de nieuwe regels. Dit geldt ook als u de maatschappelijke ondersteuning al had aangevraagd voordat de nieuwe verordening inging.

Lid 3. Als u een bezwaarschrift heeft ingediend volgens de oude verordening, gelden daarvoor de oude regels.

Artikel 42 Inwerkintreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich. We leggen het niet verder uit.


Noot
1

Voor de voorzieningen huishoudelijke ondersteuning, begeleiding, dagbesteding, beschermd wonen en beschermd thuis gelden de opleidingseisen zoals opgenomen in de contractafspraken. Specifiek voor de voorzieningen begeleiding, dagbesteding, beschermd wonen en beschermd thuis dienen de professionele hulpverleners te beschikken over een relevante zorgopleiding uit de volgende registers:

i. Hbo en Wo-opleidingen, de onderdelen gedrag en maatschappij, gezondheidszorg, uit het landelijke Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO);

ii. Mbo-opleidingen, opleidingsdomein 17 Zorg en welzijn, subgroep Verpleging en Verzorging, Maatschappelijke Zorg en Pedagogisch Werk en Associate degrees uit het Centraal Register Beroepsopleidingen (Crebo);

iii. het ervaringscertificaat als beschreven in het Register van het Nationaal Kenniscentrum EVC.

Deze opleidingseisen gelden ook voor professionele zorgaanbieders die met een pgb worden ingekocht.