Handboek Leidingen de Ronde Venen 2024

Geldend van 04-12-2024 t/m heden

Intitulé

Handboek Leidingen de Ronde Venen 2024

Het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen,

besluit het Handboek Leidingen de Ronde Venen 2024 vast te stellen en het handboek Leidingen De Ronde Venen 2011 in te trekken.

HANDBOEK LEIDINGEN

INLEIDING

Het Handboek Leidingen, in het vervolg kortweg Handboek genoemd, is gekoppeld aan artikel 4 van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur (AVOI) De Ronde Venen 2024 (hierna verordening genoemd). Doel van het Handboek is het stellen van nadere regels voor de uitvoering van de verordening alsmede het zorgen voor een veilige ligging en ordening van de ondergrondse infrastructuur. Hiertoe worden in het verlengde van de verordening nadere eisen gesteld aan de gegevens die moeten worden verstrekt bij aanvragen van een vergunning c.q. instemming en worden nadere voorwaarden gesteld bij het uitvoeren van werken in het openbare beheergebied van gemeente De Ronde Venen.

Het Handboek is van toepassing op alle leidingen, zowel buisleidingen als kabels.

Binnen de gemeentegrens van De Ronde Venen zijn medewerkers van de afdeling Beheer Openbare Ruimte (BOR) gemandateerd om namens het college vergunning/ instemming te verlenen aan overheidsinstanties, bedrijven of particulieren die leidingen in de openbare ruimte wensen. Deze vergunningverlening is het instrument om het gebruik van de ondergrond te ordenen en om zorg te dragen voor de veiligheid.

1 BEGRIPPEN EN VERWIJZINGEN

1.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn alle begrippen opgenomen die gebruikt worden in het Handboek en niet als zodanig zijn gedefinieerd in de verordening of andere wetgeving. Voor zover het een begrip betreft dat een nadere definitie behoeft en slechts eenmalig in het Handboek wordt genoemd, wordt deze bij het betreffende begrip beschreven.

In het handboek wordt verwezen naar normen en richtlijnen. Er is een beknopte omschrijving weergegeven van de belangrijkste normen en richtlijnen.

1.2 Begrippen

BOR

De afdeling Beheer Openbare Ruimte die de feitelijke vergunning- c.q. instemmingverlening namens het College verzorgt.

Boring

Het maken van een holle ruimte in de grond, om een leiding doorheen te trekken, zonder daarbij de omringende grondslag te verwijderen.

Buisleiding

Holle buis voor het doorstromen van gassen, vloeistoffen of capsules, bestemd om hetzij een gas, een vloeistof of vaste stof te transporteren, hetzij een vloeistof als intermediair te gebruiken voor het transport van warmte of een opgelost of verpulverd product.

Calamiteit

Een incident met voor de omgeving mogelijke grote gevolgen, die niet zelfstandig kunnen worden afgewikkeld en waarbij gecoördineerde inzet van hulpverleningsorganisaties en diensten van verschillende disciplines is vereist om de gevolgen te beperken.

Dagmaat

De vrije ruimte tussen leidingen.

Distributieleiding

Een leiding die een product brengt van de transportleiding naar de huisaansluiting.

Huisaansluiting

De kortste verbinding tussen een distributieleiding en een perceel/ pand.

Installatie

Inrichtingen en faciliteiten voor de winning, productie, (chemische) behandeling, opslag of afname van de te vervoeren producten.

Instemmingsbesluit

Schriftelijk besluit van het college zoals bedoeld in artikel 5.4 van de Telecommunicatiewet.

Leidingenstrook

Een strook grond die primair bestemd is voor het leggen van leidingen en zonodig is uitgevoerd met collectieve voorzieningen zoals kunstwerken.

Ligginggegevens

Gegevens over de werkelijke plaats van een leiding, zoals deze op het moment van vaststelling visueel waarneembaar en controleerbaar zijn.

Mantelbuis

Beschermbuis om een leiding.

Product

Voortbrengsel van de natuur, van arbeid of nijverheid, of een chemisch proces.

Storing

Onvoorzien voorval, waarbij een leiding geheel of gedeeltelijk niet meer kan voldoen aan de functie waarvoor deze bedoeld is.

Transportleiding

Een leiding, niet zijnde een distributieleiding, die dient voor het transporteren van producten van een producent naar een afnamepunt, van waaruit producten verder, na een eventuele bewerking, kunnen worden gedistribueerd naar de consument.

Uitgiftepeil

Dit is het oorspronkelijk vastgestelde peil van de openbare weg ten opzichte van N.A.P. Het bestaande maaiveld/ straatpeil kan hiervan afwijken.

Vergunning

Schriftelijke toestemming c.q. instemming voor de aanleg, het houden, het onderhoud, de exploitatie en het verwijderen van één of meer leidingen, waaronder begrepen een netwerk van leidingen. In dit Handboek wordt hierna met vergunning ook bedoeld instemming.

Waterstaatswerk

In dit Handboek wordt onder een waterstaatswerk het volgende verstaan:

  • -

    Primaire waterkering;

  • -

    Boezemwaterkering;

  • -

    Secundaire waterkering;

  • -

    Rijksweg;

  • -

    Provinciale weg;

  • -

    Weg niet in beheer bij gemeente De Ronde Venen.

1.3 Verwijzingen

In dit handboek wordt op diverse onderdelen verwezen naar onder meer normen en richtlijnen. Hieronder is een beknopte omschrijving weergegeven van de belangrijkste normen en richtlijnen.

CROW

CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Organisatie ontwikkelt, verspreidt en beheert praktisch toepasbare kennis voor beleidsvoorbereiding, planning, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud. Dit gebeurt in samenwerking met alle belanghebbende partijen, waaronder Rijk, provincies, gemeenten, adviesbureaus, uitvoerende bouwbedrijven in de grond-, water- en wegenbouw, toeleveranciers en vervoerorganisaties.

NEN

Nederlands Normalisatie instituut.

Het Nederlandse centrum van normalisatie helpt bedrijven en andere partijen om onderling heldere en toepasbare afspraken te maken. NEN draagt bij aan veiligheid, gezondheid, milieu en innovatie.

Bedrijfsleven en andere partijen maken in normcommissies zelf afspraken over producten en werkwijzen. NEN bemiddelt in het afwegen van de verschillende belangen en zorgt voor neutrale procesbegeleiding. NEN biedt direct toegang tot Europese (NEN-EN) en mondiale normalisatieplatforms.

NPR

Nederlandse Praktijk Richtlijnen

De NPR geeft toelichting op en aanwijzingen voor het verantwoord gebruik van de NEN- en NEN-EN normen.

RAW

De RAW-systematiek, beheerd en onderhouden door CROW, is een algemeen gebruikte standaard voor bestekken in de grond-, water- en wegenbouw (GWW). Bij de meeste werken in de GWW wordt de RAW-systematiek gevolgd.

WIBON

De Wet Informatie-uitwisseling Bovengrondse- en Ondergrondse Netten (WIBON) heeft tot doel gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen te voorkomen. Hiertoe zijn netbeheerders verplicht om de geografische gegevens van hun belangen te registreren en te delen met grondroerders die hierom vragen.

2 TRACÉBEPALING

2.1 Tracéverloop

Bij de tracébepaling van leidingen zijn twee of drie aspecten van belang:

  • -

    De horizontale ligging;

  • -

    De verticale ligging;

  • -

    De onderlinge afstand tussen de kabels en leidingen in de ondergrond.

Het doel van deze liggingen is: een optimaal gebruik van de openbare ruimte, een ongestoorde exploitatie van leidingen, alsmede het optimaliseren van de veiligheid.

2.1.1 Horizontale ligging

In het trottoir, bij een standaard trottoirbreedte van 1,80 meter zonder bomen en gerekend vanaf erfgrens/ gevel, worden de distributieleidingen als volgt ingedeeld:

Kabeltelevisie + telecom

tussen 0,20 en 0,60 meter

Water

tussen 0,60 en 1,10 meter

Elektra (LS/MS) + O.V.

tussen 1,10 en 1,55 meter

Riolering (Regenwater)

in parkeervak, of naast vuilwaterriool in hart van de weg

Riolering (Vuilwater)

in het hart van de weg

Zie bijlage ook 7.2, waarin bovenstaande in een standaardprofiel staat verwerkt.

Met nadruk wordt erop gewezen dat bovengenoemd basisprincipe moet worden nagestreefd.

In bijzondere gevallen kan de vergunningverlener een andere indeling toestaan of bepalen.

Bestaande situaties kunnen afwijkend zijn van het voorstaande profiel. Deze worden, in afwijking van het voorstaande profiel, geaccepteerd tot een wijziging van dit profiel, bijvoorbeeld door een reconstructie, kan plaatsvinden.

2.1.2 Verticale ligging

Uitgangspunten bij verticale ligging:

  • -

    Distributieleidingen liggen ondieper dan transportleidingen;

  • -

    Vrijverval leidingen hebben voorrang boven drukleidingen;

  • -

    Bij kruisingen van leidingen met andere leidingen bedraagt de tussenruimte (verticale dagmaat) ten minste 0,20 meter.

De verticale ligging die gehanteerd wordt is weergegeven in bijlage 7.1.

2.1.3 Aanvullende eisen voor verticale ligging

Bij boringen/ persingen, in welke vorm ook, is de diepteligging afhankelijk van de situatie ter plaatse. De verticale dagmaat ten opzichte van de te kruisen leidingen bedraagt tenminste 0,50 meter, waarbij de te boren/ persen leiding onder de bestaande leiding dient te worden gevoerd. Genoemde minimale verticale dagmaat dient aantoonbaar te worden gegarandeerd om afwijkingen tijdens de uitvoering op te vangen.

Bij het kruisen van sloten/ open watergangen dient een minimale gronddekking van 1,00 meter ten opzichte van de ontwerpdiepte van de bodem van de watergang te worden aangehouden. Indien de aanwezige bodem van de watergang lager ligt dan de ontwerpdiepte dient een gronddekking van 1,00 meter ten opzichte van de aanwezige bodem te worden aangehouden.

2.1.4 Ligging nabij andere objecten

Objecten die kunnen worden beïnvloed door de tracering en aanleg van leidingen dan wel objecten die de tracering van leidingen kunnen beïnvloeden, dienen vooraf te worden geïdentificeerd. Objecten kunnen o.a. zijn: langsliggende dan wel kruisende wegen, waterlopen, voetpaden, kademuren, viaducten, naastliggende leidingen, bomen en gebouwen.

2.1.5 Ketenprincipe

In een tracé kunnen secties voorkomen waarvoor door derden toestemming(en) en/of instemming(en) en/of vergunning(en) moet worden verleend. Deze secties kunnen onder meer zijn: kruisingen van rijks-, provinciale- en waterschap wegen, kruisingen van waterwegen, kruisingen van primaire- en secundaire waterkeringen of kruisingen van particuliere eigendommen. De gemeente zal, in sommige situaties, pas overgaan tot behandeling van de aanvraag graaftoestemming als deze compleet is, wat in ieder geval inhoudt dat door alle betreffende derde belanghebbenden schriftelijk toestemming(en) en/of instemming(en) en/of vergunning(en) is verleend.

2.2 Eisen

2.2.1 Algemene eisen

  • 1. Handholes en andere onderdelen van telecomnetwerken worden geplaatst in het toegewezen tracé. Indien onverhoopt geen plaats in het tracé kan worden gevonden dan wordt een andere locatie vastgesteld met zo min mogelijk verstoring van aanwezige andere leidingen. De gronddekking van handholes bedraagt ten minste 0,30 meter.

  • 2. Bij het indelen van leidingen in de nabijheid van bomen wordt de afstand tussen hart leiding en hart stamvoet bepaald door de uiteindelijk te bereiken omvang van de boom. In dit kader worden drie groepen onderscheiden: bomen van de eerste grootte en die van tweede en derde grootte.

    Bij de afstand tussen hart buis en hart stamvoet van een boom wordt als minimale eis gesteld:

    • Boom 1e grootte*: 2,00 meter;

    • Boom 2e grootte*: 1,50 meter;

    • Boom 3e grootte*: 1,00 meter.

    * Bomen van eerste grootte worden hoger dan 12 meter. Bomen van tweede grootte worden 6 tot 12 meter hoog. Bomen van derde grootte blijven lager dan 6 meter.

    Moet worden afgeweken van deze minimale eis, dan dient overleg gepleegd te worden met BOR en wordt bezien of en onder welke bijzondere voorwaarden vergunning kan worden verleend.

  • 3. Boven de leidingen mogen geen diepwortelende beplantingen worden aangebracht tenzij dit van gemeentewege noodzakelijk c.q. wenselijk wordt geacht. In dat geval zal de gemeente in overleg treden met de betreffende leidingexploitant(en).

  • 4. Er worden geen obstakels boven leidingen geplaatst. Indien geen andere oplossing mogelijk is, dan kan in overleg met de betreffende leidingexploitant(en) onder voorwaarden en/ of voorzieningen alsnog tot plaatsing boven leidingen worden overgegaan.

  • 5. Huisaansluitingen worden zoveel mogelijk haaks op het distributienet aangelegd om geen beslag te leggen op de ruimte voor distributieleidingen.

  • 6. De aanvrager is verplicht om in zijn werkvoorbereiding te inventariseren welke netbeheerders belangen hebben in het beoogde tracé, deze te informeren over de voorgenomen (graaf)werkzaamheden en gegevens over de aard en ligging van die belangen op te vragen. In ieder geval zal er een oriëntatiemelding moeten worden gedaan bij het Kadaster, sectie KLIC.

  • 7. De aanvrager moet zich overtuigen van de plaats van alle reeds in het werk gelegen kabels en leidingen. Hiertoe moeten in het beoogde tracé proefsleuven worden gegraven. De locaties voor de proefsleuven dienen samen met de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen bepaald te worden.

  • 8. Van de gemaakte proefsleuven en de maatvoeringen van de daarin aangetroffen kabels en leidingen houdt de aanvrager een actuele registratie bij, die op eerste aanzeggen aan de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen wordt overhandigd. Indien afwijkingen van het vigerende standaard dwarsprofiel, dan wel het door gemeente aangewezen standaard tracé, worden geconstateerd zal de vergunningverlener in overleg met de aanvrager een nieuw beoogd tracé aanwijzen.

  • 9. De aanvrager is bij het maken van proefsleuven gehouden de AVOI, het handboek kabels en leidingen en WIBON bepalingen stipt na te leven.

  • 10. Bij de tracé bepaling dienen aanwezige mantelbuizen ten behoeve van het kruisen van bestaande infrastructuur benut te worden, tenzij dit technisch niet mogelijk blijkt.

2.2.2 Bijzondere eisen

Rijzen van bestaande leidingen:

  • 1.

    Het rijzen van leidingen zal zo veel mogelijk in combinatie met straatophoging worden uitgevoerd.

  • 2.

    Bij straatophogingen moeten leidingen, niet zijnde transportleidingen, op kosten van de leidingexploitant worden gerezen, als deze > 0,40 meter verzakt zijn ten opzichte van het uitgiftepeil.

  • 3.

    Indien leidingen gerezen worden dienen huisaansluitingen te worden gecontroleerd of deze eveneens moeten worden gerezen.

Aanleg van nieuwe leidingen:

  • 1.

    Indien reeds leidingen van dezelfde discipline/ leidingexploitant/ beheerder aanwezig zijn, zullen nieuwe leidingen op dezelfde diepte gelegd moeten worden als de bestaande, teneinde een “wand” in de ondergrond te voorkomen. Indien de bestaande leidingen te diep liggen ( > 0,40 meter ten opzichte van het uitgiftepeil) moeten deze worden gerezen.

  • 2.

    In verzakte straten worden nieuwe leidingen volgens het legschema leidingen (zie bijlage 7.1) ten opzichte van het bestaande straatpeil gelegd.

Schade:

Indien blijkt dat de zetting aan een gevel zodanig is dat verwacht kan worden dat de huisaansluiting dreigt te beschadigen of af te breken dan is de leidingexploitant/ beheerder verplicht hiernaar onderzoek te doen en zonodig maatregelen te nemen.

Over- en onderbouwing van de openbare ruimte:

  • 1.

    Indien leidingen onder een overbouwing worden gesitueerd, dan dient de hoogte van de overbouwing ten opzichte van het ter plaatse vastgestelde uitgiftepeil minimaal 2,50 meter te bedragen, dit in verband met de benodigde werkruimte voor mechanisch en ander materieel.

  • 2.

    Bij toepassing van koppelbalken dient de bovenkant van de koppelbalken ten minste 2.00 meter onder het ter plaatse vastgestelde uitgiftepeil te worden aangebracht. De ruimte tussen de koppelbalken moet worden voorzien van een gewapende betonplaat waarboven de leidingen een veilige ligging verkrijgen.

  • 3.

    Indien leidingen boven een onderbouwing worden gesitueerd, dan dient de diepte van de onderbouwing ten opzichte van het ter plaatse vastgestelde uitgiftepeil ten minste 2,00 meter te bedragen, in verband met benodigde gronddekking voor leidingen.

  • 4.

    Tijdelijk aan te brengen voorzieningen in de openbare ruimte dienen de goedkeuring te hebben van BOR. Deze tijdelijke voorzieningen, zoals damwanden, heipalen, etc. dienen na voltooiing van de werkzaamheden te worden verwijderd. Mocht dit om welke reden dan ook niet mogelijk zijn, dan kan alleen door BOR besloten worden deze voorzieningen tot een nader te bepalen maat onder het maaiveld te verwijderen.

  • In de regel is deze maat minimaal 2,50 meter.

Huisaansluitingen riolering (rioolaansluitingen):

Rioolaansluitingen voor gemengde afvoer, vuilwaterafvoer of regenwaterafvoer dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig het vigerende ‘Leidraad inrichting openbare ruimte’ van gemeente De Ronde Venen. Hierbij geldt dat:

  • -

    het koppelen van particuliere rioolaansluitingen in de openbare ruimte niet is toegestaan;

  • -

    er in uitzonderlijke gevallen, in overleg met BOR, ertoe kan worden overgegaan tot het koppelen van rioolaansluitingen op een zogenaamde koppelleiding;

  • -

    deze koppelleiding in het kader van de verordening gezien wordt als een particuliere leiding;

  • -

    voor deze koppelleiding te allen tijde een vergunning dient te worden aangevraagd en op naam te worden gesteld van één rechtspersoon.

Voorbereide (huis)aansluitingen

Er kan sprake zijn van voorbereide (huis)aansluitingen, waarbij de voor de (huis)aansluitingen bedoelde buis, kabel of leiding, tijdelijk, al op de volledig benodigde lengte vanaf de hoofdleiding tot aan de klantaansluiting moet worden opgeborgen in de openbare grond (voornamelijk bij CAI-, FTTH- en datanetten). In die gevallen moet deze voorbereiding zo strak mogelijk opgerold en gebundeld, evenwijdig aan de erfgrens en op de profieldiepte worden weggezet tegen de erfgrens van het perceel waar de voorziening voor bedoeld is. Het hiervoor eventueel benodigde tracé en/of de wegkruisingen moeten tegelijk met de aanleg van de hoofdsleuf worden aangebracht.

Bovengrondse voorzieningen behorend bij kabel- /leidingnet

  • 1.

    De exacte plaats van bovengrondse voorzieningen behorend bij een kabel-/leidingnet, waaronder kabelkasten, verdeelkasten, onderstations en andere kasten moet altijd in overleg met gemeente worden vastgesteld.

  • 2.

    De gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen moet minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de plaatsing door de netbeheerder of uitvoerder op de hoogte worden gebracht om eventueel aanwezig te kunnen zijn bij de plaatsing ervan.

3 AANLEG (OF UITVOERINGSVOORSCHRIFTEN)

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft aan hoe gehandeld moet worden bij de uitvoering van werken in de openbare ruimte van gemeente De Ronde Venen. Het doel is om te zorgen voor een veilige ligging van de ondergrondse infrastructuur door het stellen van uitvoeringsvoorschriften bij alle werken in het openbare beheergebied van gemeente De Ronde Venen.

In een Veiligheids-, Gezondheids- en Milieuplan moeten de eisen en maatregelen ten behoeve van de bescherming van de gezondheid en veiligheid van het publiek, betrokken personeel en het milieu zijn aangegeven. De eisen uit de relevante wet- en regelgeving, normen en vergunningen, identificatie van potentiële risico’s en gevaren met bijbehorende maatregelen en noodprocedures moeten in het plan zijn beschreven.

De uitvoering van het werk moet worden begeleid door competent toezichthoudend personeel van de leidingexploitant. De uitvoerders van het werk moeten over alle vereiste kwalificaties beschikken.

Hinder voor eigenaren en/ of gebruikers van de betrokken percelen en schade aan goederen of gewassen moeten zoveel mogelijk worden beperkt.

3.1.1 Contactpersoon leidingexploitant

De bereikbaarheid van de, namens de leidingexploitant, aan te spreken verantwoordelijke op het werk dient voor de duur van het werk gewaarborgd te zijn. De naam van deze persoon moet bij alle betrokken partijen bekend zijn.

Deze persoon heeft tot taak te controleren en te verifiëren dat de constructiewerkzaamheden worden uitgevoerd volgens de tekeningen en de gemaakte afspraken, alsmede dat de uitvoering geschiedt overeenkomstig het gestelde in de vergunning. Hij dient medewerking te verlenen aan gemeentelijke en andere toezichthouders.

De voertaal op het werk is Nederlands. Graaftoestemminghouder moet ervoor zorgdragen dat de sleutelfunctionarissen in zijn projectorganisatie, dan wel van zijn grondroerder deze taal voldoende beheersen. Op de werklocatie dient tijdens de werkzaamheden minimaal één persoon aanwezig te zijn die de Nederlandse taal goed beheerst.

3.1.2 Beheertoezicht

BOR ziet toe op o.a.:

  • -

    De aanwezigheid op het werk van de graafbon;

  • -

    De naleving van de vergunningvoorwaarden;

  • -

    De naleving van de afspraken met bedrijven, bewoners, politie e.d.;

  • -

    De bereikbaarheid van de woonomgeving;

  • -

    De verdichting van de sleuf;

  • -

    De kwaliteit van het herstel van de sleuf inclusief de verharding;

  • -

    Het voorkomen van schade aan verharding/ groen binnen de invloedssfeer van het werk;

  • -

    De veiligheid/ wegafzetting, etc.

3.1.3 Inlichten van leidingexploitanten

De leidingexploitant informeert uiterlijk 8 weken voor de start van de uitvoering schriftelijk alle leidingexploitanten over de voorgenomen werkzaamheden. Hij geeft gelegenheid tot reacties waarbij de leidingexploitanten zelf toetsen of de voorgestelde maatregelen voldoende zijn voor een ongestoorde exploitatie van hun leidingen. Zonodig stellen zij de maatregelen bij. Minimaal moet worden meegezonden een (voorlopig) werkplan en een tekening waarop de locatie en de aard van de werken duidelijk zijn aangegeven.

3.1.4 Startvergadering

Afhankelijk van de aard en omvang van de werkzaamheden kan BOR besluiten tot het houden van een startvergadering.

De leidingexploitant belegt minimaal 14 dagen voor de start van de uitvoering deze startvergadering. In dit overleg presenteert de leidingexploitant samen met zijn ingenieursbureau en zijn aannemer alle noodzakelijke plannen, waarbij alle betrokken leidingexploitanten c.q. beheerders en de betreffende gemeentelijke beheerders aanwezig zijn. Het doel van dit overleg is de belanghebbenden (meestal de naastliggende leidingexploitanten) te informeren over de voorgenomen werkzaamheden c.q. werkmethoden. De belanghebbenden kunnen dan aanvullende voorwaarden stellen. Deze voorwaarden dienen door de leidingexploitant alsnog, wanneer deze aanvullende voorwaarden redelijkerwijs ertoe bijdragen dat schade wordt voorkomen aan de eigendommen van de belanghebbenden, te worden meegenomen in het werkplan. Van de startvergadering wordt een verslag gemaakt door de leidingexploitant of diens vertegenwoordiger dat alle betrokkenen minimaal 2 werkdagen voor de start van de uitvoering moeten hebben ontvangen.

Minimaal 5 werkdagen voor de start van de uitvoering meldt de leidingexploitant het voorgenomen werk aan bij BOR door middel van de ‘Graafbon’.

3.1.5 Inlichten bewoners en bedrijven

De graaftoestemminghouder informeert ten minste 7 dagen voor aanvang van de werkzaamheden schriftelijk bewoners en bedrijven langs het tracé c.q. nabij het werk over de start en inhoud van de werkzaamheden, voor zover voor hen van belang. Hiervan dient een afschrift aan de vergunningverlener te worden verstrekt.

In geval van integrale werkzaamheden met andere leidingexploitanten en/ of gemeentelijke werkzaamheden aan de weg/ plantsoen geeft de directie van het werk aan hoe de integrale communicatie van het totaal aan werkzaamheden dient plaats te vinden.

3.1.6 Werktijden

Uitgegaan wordt van de normale werktijd van 07.00 uur tot 17.00 uur op maandag tot en met vrijdag. De tijd gedurende welke zal worden (over)gewerkt en die afwijkt van hetgeen is overeengekomen, behoeft de goedkeuring van gemeente De Ronde Venen alsmede van alle betrokken leidingexploitanten en eventuele andere belanghebbenden.

Het is niet toegestaan om op zaterdagen, zondagen alsmede nationale feestdagen opbreek- , graaf-, kabel-, aanvulling-, verdichting-, en/of bestratingswerkzaamheden uit hoofde van regulier werk in de openbare ruimte te verrichten, tenzij in de graaftoestemming expliciet anders is aangegeven.

In winkelstraten en op evenementenpleinen mogen geen opbrekingen zijn of worden uitgevoerd gedurende de door de gemeente in het kader van het omgevingsplan, namens het college vergunde evenementen, inclusief de opbouw- en afbreekperiode. Hieronder vallen onder andere:

  • -

    De periode tussen de Kerstdagen en Nieuwjaarsdag

  • -

    Koningsdag;

  • -

    De wekelijkse markten;

  • -

    Lokale evenementendagen.

3.1.7 Werkplan

Veertien dagen voordat met de uitvoering van het werk wordt aangevangen, dient de vergunninghouder te beschikken over een definitief werkplan.

Daarin is vermeld:

  • -

    De naam van de leidingexploitant alsmede de naam, het adres en het telefoonnummer (ook buiten kantooruren) van zijn vertegenwoordiger en/ of gemachtigde voor de duur van het werk;

  • -

    De namen van de aannemer(s) en de onderaannemer(s);

  • -

    De werken die door de aannemer(s) en die welke door de onderaannemer(s) verricht zullen worden;

  • -

    Het tijdstip (dag en uur) van de aanvang van het werk;

  • -

    De tijdsduur van het gehele werk;

  • -

    Een tijdschema, waarin duidelijk wordt aangegeven op welke wijze, in welke volgorde, met welk materieel en met welke hulpmiddelen het werk zal worden uitgevoerd, gerelateerd aan de tijdsduur, benodigd voor de uitvoering van elk onderdeel;

  • -

    De te treffen tijdelijke voorzieningen die nodig zijn voor een goede en veilige uitvoering van het werk;

  • -

    De werkterreinen;

  • -

    De tijdelijke verkeersmaatregelen;

  • -

    De doorgang en/ of bereikbaarheid van nooddiensten;

  • -

    Het communicatietraject.

Het werkplan dient op aanvraag van de vergunningverlener te worden verstrekt.

3.2 Verkeersmaatregelen

  • 1.

    De graaftoestemminghouder moet tenminste 4 weken voor de aanvang van het werk overleggen met BOR over de te treffen verkeersmaatregelen. De aanwijzingen van BOR aan de graaftoestemminghouder zijn daarbij bindend voor het tijdstip waarop de werkzaamheden op de openbare weg moeten worden uitgevoerd.

  • 2.

    In geval van doodlopende straten of woonerven moet graaftoestemminghouder er zorg voor dragen, middels tijdelijke verkeersmaatregelen en/of aan te brengen tijdelijke voorzieningen (bijvoorbeeld rijplatenbanen, tijdelijke waterkruisingen en doorsteken door groenstroken), dat de bereikbaarheid per auto van aanliggende woningen en bedrijven tijdens de uitvoering van de (graaf)werkzaamheden zoveel mogelijk en de bereikbaarheid voor hulpdiensten altijd is gegarandeerd. Het aanbrengen, opruimen en weer in oorspronkelijke staat brengen van de openbare ruimte geschiedt door en voor rekening van de graaftoestemminghouder.

  • 3.

    Te zake van het gestelde in lid 2, stelt aanvrager een gedetailleerde verkeers-, werk- en tijdplanning op die onderdeel uitmaakt van de (deel)aanvraag graaftoestemming. Gemeente kan verlangen dat separaat nog meer verkeersplanningen worden vervaardigd.

  • 4.

    De toe te passen verkeersmaatregel(en) moet(en) voldoen aan de richtlijnen CROW publicatie 96B. De afzettingen dienen 24 uur per dag, 7 dagen per week te worden onderhouden. Onmiddellijk na het gereedkomen van de werkzaamheden moet(en) de toegepaste verkeersmaatregel(en) worden verwijderd.

  • 5.

    Indien de gemeente het noodzakelijk acht, met name bij afsluiten van belangrijke verkeerswegen, kan graaftoestemminghouder worden verplicht zoveel mogelijk ´s nachts of in de avonduren de (graaf)werkzaamheden uit te voeren. Dit zal indien vooraf bekend bij graaftoestemming schriftelijk worden medegedeeld.

  • 6.

    De noodzakelijke verkeersvoorzieningen ter plaatse van de uit te voeren werken moeten in overleg met de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen, door de graaftoestemminghouder worden verzorgd. De kosten van de maatregelen komen ten laste van de graaftoestemminghouder. Een overzicht van de voorgenomen voorzieningen en maatregelen moet ten minste drie weken voor aanvang van de (graaf)werkzaamheden door de grondroerder bij de gemeente worden ingediend, tenzij anders is overeengekomen.

  • 7.

    Als de door graaftoestemminghouder uit te voeren (graaf)werkzaamheden begeleid moeten worden door (een) tijdelijke verkeersregelinstallatie(s) (VRI), dan moet de graaftoestemminghouder dit drie weken van tevoren melden bij de vergunningverlener. Binnen vijf werkdagen na aanlevering zal door de gemeente het worden beoordeeld. Eventuele opmerkingen zullen door de aannemer verwerkt moeten worden alvorens de tijdelijke VRI in gebruik te nemen. Incidenteel kan het voorkomen dat, voor een tijdelijke VRI in gebruik kan worden genomen, het noodzakelijk is dat de gemeente eerst een tijdelijk verkeersbesluit vaststelt.

  • 8.

    Verkeersvoorzieningen die tijdelijk geen dienstdoen, moeten door graaftoestemminghouder direct verwijderd, dan wel afgedekt worden tot het tijdstip dat deze weer nodig zijn. Het afvoeren van deze voorzieningen moet op een zodanig zorgvuldige wijze gebeuren dat er geen beschadigingen optreden aan gemeentelijke en particuliere eigendommen.

  • 9.

    Indien de tijdelijke verkeersvoorzieningen in een verharding aangebracht moeten worden, moet het te verwijderen verhardingsmateriaal door en voor rekening van graaftoestemminghouder worden afgevoerd en na verwijderen van de verkeersvoorziening weer terug aangebracht worden in de oorspronkelijke staat. Indien tijdelijke verkeersmaatregelen bevestigd zijn aan straatmeubilair zal bij beschadiging het straatmeubilair hersteld/vernieuwd moeten worden.

  • 10.

    Graaftoestemminghouder draagt zorg voor een regelmatige en voldoende controle op de instandhouding van verkeersborden, wegbebakening en -afzettingen, ook buiten de normale werktijden en moet zorgen voor het zo spoedig mogelijke herstel van in het ongerede geraakte verkeersvoorzieningen. Dit geldt ook voor de (eventueel) door de gemeente geplaatste verkeersvoorzieningen. Eventuele aanwijzingen door de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen, met betrekking tot verkeersmaatregelen, moeten direct worden opgevolgd.

  • 11.

    De verkeersmaatregelen en voorzieningen mogen maximaal 72 uur voor aanvang van de (graaf)werkzaamheden, buiten functie (afgedraaid), worden aangebracht. Het in functie brengen (omdraaien) mag pas twee uur voorafgaand aan de aanvang van de (graaf)werkzaamheden gebeuren. Na afloop van de (graaf)werkzaamheden moeten de verkeersvoorzieningen, direct zodra de situatie dit toelaat, weer buiten functie worden gesteld (afgedraaid). Indien de (graaf)werkzaamheden worden onderbroken en de situatie laat dit toe dan moeten de verkeersvoorzieningen buiten functie worden gesteld gedurende het staken van de (graaf)werkzaamheden. Twee uur voor de hernieuwde opstart van het werk moeten de verkeersvoorzieningen weer in functie worden gesteld. De vooraankondiging bij een volledige afsluiting dient 10 werkdagen van tevoren te worden geplaatst

  • 12.

    Tijdelijke bebording mag niet aangebracht worden aan bestaande verticale elementen en lichtmasten.

  • 13.

    De aannemer of onderaannemer die verkeersvoorzieningen opzet en/of verwijdert, moet in het bezit zijn van een KOMO-procescertificaat op basis van de BRL-9101 conform het KIWA Reglement voor Procescertificatie.

  • 14.

    De aannemer of onderaannemer die verkeersregelaar(s) levert, moet in het bezit zijn van een geldig certificaat volgens de vigerende wettelijke verplichtingen. De verkeersregelaars moeten individueel gecertificeerd zijn.

  • 15.

    Graaftoestemminghouder draagt zorg voor de bereikbaarheid van woningen, winkels en openbare gebouwen en dergelijke voor (mindervalide) voetgangers en (brom)fietsers. In overleg met de betrokkenen kan de gemeente aan de mate van bereikbaarheid nader inhoud geven.

  • 16.

    Graaftoestemminghouder houdt het gemotoriseerde bestemmingsverkeer naar woningen, winkels, bedrijven, bouwwerken, landerijen en dergelijke, in overleg met de betrokkenen, zoveel mogelijk in stand. Indien met de betrokkenen geen overeenstemming kan worden bereikt over de beperking van de bereikbaarheid, verzoekt de grondroerder tijdig bemiddeling van de gemeente.

  • 17.

    Bouwmaterialen moeten goed afgeschermd worden, zodat derden daartoe geen toegang hebben.

  • 18.

    De stallingsplaats van haspel-, vracht-, directie-, materiaalwagens en dergelijke moet in overleg met de gemeente worden bepaald. Hiervoor moet in het kader van de omgevingsvergunning door de grondroerder vergunning worden verkregen.

3.3 Voorbereiding aanleg

Voor de aanvang van de werkzaamheden moeten het goedgekeurde veiligheids-, gezondheids- en milieuplan beschikbaar en de benodigde vergunningen op het werk aanwezig zijn.

Voor het onttrekken en lozen van grondwater t.b.v. het droogleggen van de sleuf dienen de vereiste vergunningen op het werk aanwezig te zijn.

De beheerders c.q. exploitanten van bestaande leidingen in en nabij het tracé moeten worden geïnformeerd betreffende de voorgenomen werkzaamheden. Hiertoe dient onder andere tijdig een KLIC-melding te worden gedaan.

3.4 Start uitvoering

Voordat met de uitvoering van de werkzaamheden wordt begonnen dient de graaftoestemminghouder erop toe te zien, dat het uitvoerend en bedienend personeel de nodige instructies worden gegeven ter voorkoming van schade aan leidingen.

3.5 Betreden van leidingenstroken

Het is verboden zich met materialen en materieel die niet voor de uitvoering van het werk nodig zijn in de leidingenstroken te bevinden. Bij transport van materiaal en materieel over de leidingenstroken alsmede het tijdelijk opslaan van uitkomende grond kan door de beheerders/ exploitanten van de reeds aanwezige leidingen en/ of BOR worden verlangd, dat de nodige (tijdelijke) voorzieningen worden getroffen.

3.6 Transport en opslag

3.6.1 Tracé en werkterrein

De graaftoestemminghouder verstrekt BOR schriftelijke informatie over tracé en werkterrein ten behoeve van de door BOR te verstrekken bouwplaatsvergunning. In paragraaf 7.4 staan de standaard voorschriften voor een bouwplaatsvergunning genoemd.

3.6.2 Beschermende maatregelen

Milieu:

Verontreiniging van het milieu moet worden voorkomen. Indien deze toch ontstaat moeten omvang en tijdsduur worden beperkt tot een minimum. Verontreinigingen moeten worden opgeruimd in overleg met het bevoegd gezag. Voor de procedure met betrekking tot de afhandeling van het bovenstaande wordt verwezen naar paragraaf 4.8.5.

Werkterrein:

Voor de inrichting van het werkterrein in openbaar gebied dient op grond van het omgevingsplan een vergunning te worden aangevraagd. Het werkterrein dient te voldoen aan het gestelde in de ‘Voorschriften ’. Deze is opgenomen in paragraaf 7.4.

3.7 Werken nabij objecten en infrastructuur

3.7.1 Werken in nabijheid van objecten

Tijdelijke maatregelen en veiligheidsvoorzieningen, die nodig zijn om de objecten tijdens de bouw te beschermen, moeten worden vastgelegd in het werkplan. Betrokken eigenaren, beheerders of instanties moeten daarover worden geïnformeerd en in de gelegenheid worden gesteld te reageren.

Bij (grote) te verwachten zettingen dienen belendingen, die door de aanleg zouden kunnen worden beïnvloed, aan een “0-waarde-onderzoek” (vastleggen van de situatie op de contractdatum) te worden onderworpen en gemonitord. Per geval dienen alarmgrenzen en criteria te worden afgesproken en vastgelegd tussen de betrokken partijen.

3.7.2 Werken in de nabijheid van leidingen

Voordat de aannemer start met graafwerkzaamheden dienen de naastliggende en kruisende leidingen te worden gelokaliseerd. Indien te lokaliseren leidingen niet worden aangetroffen, dan dient in overleg te worden getreden met de betreffende leidingexploitant.

In overleg met de betrokken leidingexploitanten kan worden bepaald waar en tot hoever machinaal mag worden gegraven. Met inachtneming van het voorgaande kan in het algemeen worden gesteld dat behoudens uitzonderingen tot een afstand van 0,50 meter van de aanwezige leidingen machinaal mag worden gegraven. De wijze van ontgraven die wordt toegepast, dient beschadigingen van naastliggende leidingen uit te sluiten.

Sonderingen, grondboringen, bronneringen en graafwerkzaamheden dienen zo te worden uitgevoerd dat geen schade optreedt.

3.7.2.1 Bescherming leidingen

Bij het vrijgraven van een leiding dient deze, volgens aanwijzing van de leidingexploitant, te worden beschermd tegen weersinvloeden en beschadigingen, bijvoorbeeld door middel van:

  • -

    Niet doorlatende folie tegen zonlicht;

  • -

    Isolatie tegen vorst;

  • -

    Latten tegen mechanische beschadiging;

  • -

    Een combinatie van bovengenoemde mogelijkheden;

  • -

    Voorzieningen ten behoeve van een deugdelijke ondersteuning ter voorkoming van doorbuiging en/ of zijdelingse uitwijking.

3.8 Open ontgraving

3.8.1 Algemeen

Bij een open ontgraving wordt de leiding direct in een droge, gegraven sleuf gelegd.

De graafwerkzaamheden moeten zo worden uitgevoerd dat beschadiging van in de grond aanwezige leidingen en overige objecten wordt voorkomen.

Schade aan aanwezige (diep-)drainagesystemen of irrigatiesystemen moet worden voorkomen of direct adequaat worden hersteld na de uitvoering.

3.8.2 Verharding opnemen

Bij het uitnemen van tegels dienen de tegels te worden gestapeld. Uitgenomen bestratingsmateriaal dient altijd binnen de afzettingen te worden opgeslagen.

Bij het zagen van asfalt dient de zaagsnede de lengte te hebben van hele steenmaten. Dit om bij het dichtblokken geen opvulling te hebben met kleine stukken.

3.8.3 Graven sleuf

Bij het graven van de sleuf gelden de volgende eisen:

  • -

    Er mag niet dieper worden ontgraven dan het niveau dat is aangegeven voor de onderkant van de leiding in verband met optredende klink van de geroerde grond;

  • -

    Bij machinaal ontgraven is het niet toegestaan een tandenbak te gebruiken;

  • -

    Het is niet toegestaan leidingen aan te prikken met een scherp/puntig voorwerp;

  • -

    De wijze van ontgraven die wordt toegepast dient beschadigingen van naastliggende leidingen uit te sluiten. Het is verboden machinaal te graven binnen een straal van 0,50 meter vanaf de uitwendige diameter van de leiding(en) of mantelbuis (-buizen);

  • -

    Het talud dient te zijn aangepast aan de sleufdiepte, de eventuele bemaling en de grondsoort, zodat de sleufwanden niet kunnen instorten en/of uitzakken. Zo nodig dient de sleufwand met aan te brengen schotten te worden gestut;

  • -

    De sleufbodem dient dusdanig uitgevoerd te worden dat de leiding wordt aangelegd

  • -

    zoals in het ontwerp is voorzien. Het kan nodig zijn om grondverbetering, zoals een zandlaag, onder de leiding aan te brengen;

  • -

    De sleuf dient te worden vrijgehouden van voorwerpen die de leiding zouden kunnen beschadigen. Grind, stenen en/of andere harde materialen nabij de definitieve plaats van de leiding dienen te worden verwijderd en afgevoerd.

3.8.4 Opslag uitgegraven grond

De hoogte van de opslag van de uitkomende grond in de leidingenstroken mag nooit > 1,00 meter boven het maaiveld bedragen.

Uitgegraven grond moet zo worden opgeslagen dat bij het latere aanvullen van de sleuf de oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel zoveel mogelijk wordt herkregen.

Indien er in een te graven sleuf meerdere lagen grondsoorten zijn te herkennen, dienen deze apart te worden ontgraven. Indien er geen verschillende grondsoorten in de sleuf aanwezig zijn, dient de boven- grond apart gehouden te worden van de ondergrond. Bij ontgravingen < 1,00 meter diep betekent dit dat de bovenste halve meter ook weer teruggezet dient te worden in de bovenste halve meter. Bij ontgravingen > 1,00 meter diep, dient de grond dieper dan 1,00 meter ook weer teruggezet te worden op de betreffende diepte.

Gronddepots mogen niet boven een bestaande ondergrondse leiding worden geprojecteerd.

Indien dit toch nodig is, moet in overleg met de leidingexploitant worden nagegaan of het mogelijk is en welke bijzondere voorzieningen moeten worden getroffen.

3.8.5 Bodemverontreiniging

Voor werkzaamheden in de bodem is de Omgevingswet onverkort van toepassing. Dit betekent onder andere dat de graaftoestemminghouder verplicht is verontreinigingen direct te melden.

Bij de Milieudienst Noord-West Utrecht kan de bedoelde melding worden gedaan. Tevens dient de graaftoestemminghouder de toezichthoudende ambtenaar van de aangetroffen bodemverontreiniging en/ of obstakels onverwijld in kennis te stellen. Voor het verwijderen van de bodemverontreiniging en/ of obstakels is goedkeuring nodig van genoemde instantie.

Het verkrijgen van deze toestemming en het verwijderen en afvoeren zijn geheel voor rekening van de graaftoestemminghouder.

Informatie over de bodemkwaliteit kan worden ingewonnen bij de Milieudienst.

Bij de aanvraag van de graaftoestemming, dient de aanvrager zelf onderzoek te verrichten naar (eventueel) verdachte locaties.

Graaftoestemminghouder zal zelf alle benodigde maatregelen treffen om werkzaamheden uit te (kunnen) voeren op of nabij (eventueel) verdachte locaties.

Door de gemeente worden op eigen initiatief geen bodemonderzoeken verricht bij het aanleggen van kabels en leidingen door nutsbedrijven.

De kosten gemoeid met de uitvoering van het Arbeidsomstandighedenbesluit komen voor rekening van graaftoestemminghouder.

3.9 Aanvullen/ herstel van de sleuf/ bouwput

3.9.1 Algemene eisen

Vóór het aanvullen van de sleuf of de bouwput moet(en) de leidingexploitant(en) van de vrijgegraven naastliggende en/ of kruisende leidingen altijd in de gelegenheid worden gesteld om zijn/ hun leiding(en) te inspecteren.

Al het te gebruiken materiaal dient van dezelfde kwaliteit/ soort te zijn als de door de gemeente gebruikelijk toe te passen materialen.

Het uitgegraven materiaal moet, vrij van stenen en dergelijke, met zorg in de juiste volgorde worden ingebracht om de oorspronkelijke profielopbouw zoveel mogelijk te herstellen. De sleuf moet, ter bescherming van de leiding en bekleding, tot een hoogte van 0,30 meter boven de bovenkant van de leiding met grond vrij van grove en harde bestanddelen worden opgevuld. Deze eerste aanvullaag moet van een zodanige kwaliteit zijn en zo worden aangebracht, dat de leiding aan alle zijden over de gehele lengte een gelijkmatige en stevige ondersteuning krijgt.

3.9.2 Verdichten sleuf

De aanvulling dient te worden uitgevoerd in lagen van maximaal 0,30 meter, waarbij elke laag moet worden verdicht. De sleuf dient na verdichting te voldoen aan de hieraan gestelde eisen conform de RAW. De graaftoestemminghouder dient de verdichtingswaarden op verzoek aan BOR te overleggen.

Deze verdichtingseis geldt onverkort, ook indien er tijdens de werkzaamheden puin in de grond wordt aangetroffen en/ of de grondsamenstelling een goede verdichting onmogelijk maakt. Het is dan aan de graaftoestemminghouder om op zijn kosten maatregelen te treffen om een juiste verdichting te bereiken.

3.9.3 Herstel verhardingen

Uitgangspunten:

  • -

    De wegverharding moet door de graaftoestemminghouder en/of grondroerder in minimaal dezelfde staat worden teruggebracht als aanwezig voordat de ontgraving werd uitgevoerd. Uitzondering hierop zijn situaties waarbij in gezamenlijke, schriftelijk vastgelegde vooropname van het tracé met de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen nadere afspraken zijn gemaakt

  • -

    De graaftoestemminghouder hoeft geen betere kwaliteit te leveren dan aanwezig voordat de ontgraving werd uitgevoerd. Behoudens de normale degeneratie als gevolg van werken aan bestaande verharding hoeft de gemeente daarentegen geen verslechtering te accepteren;

  • -

    In het proces van het verlenen van vergunning kunnen aparte specifieke afspraken gemaakt worden over bijzondere omstandigheden, c.q. afwijkende voorwaarden of werkzaamheden;

  • -

    Alle materialen en elementen dienen in de oorspronkelijke staat en onbeschadigd te worden opgeleverd. De graaftoestemminghouder dient bij beschadiging zelf te zorgen voor herstel en te zorgen voor vervangend materiaal;

  • -

    Al het te gebruiken (bestratings-)materiaal dient van dezelfde soort, vorm, kleur en minimaal dezelfde kwaliteit te zijn als het oorspronkelijk aanwezige materiaal.

  • -

    Het straatwerk dient onder hetzelfde profiel en verband te worden hersteld als voor de werkzaamheden aanwezig was.

Te stellen algemene eisen bij uitvoering en oplevering van de werkzaamheden:

Voor alle werkzaamheden geldt:

  • -

    Herstellen van bestrating dient binnen 24 uur na afloop van de werkzaamheden te geschieden;

  • -

    De oplevering van bestratingswerk mag gefaseerd in logische eenheden geschieden;

  • -

    Dwarssleuven in trottoir, fietspad en/ of rijweg dienen aan het eind van elke werkdag en direct na afloop van de werkzaamheden te worden afgewerkt, in overeenstemming met de gemeente kan hiervan worden afgeweken;

  • -

    Bij de oplevering mag geen puin, grond, zand en/ of afval van de werkzaamheden op het werk voorkomen;

  • -

    Alle verharding dient tijdens weekenden en feestdagen gesloten te zijn. Er mag in weekenden en tijdens feestdagen geen puin en/ of afval op het werk aanwezig zijn;

  • -

    Kapotte bestratingsmaterialen dient de graaftoestemminghouder altijd te vervangen;

  • -

    Indien de graaftoestemminghouder beschadigde materialen op het werk aantreft, niet zijnde bestratingsmaterialen, dan dient hij dat voor de aanvang van de werkzaamheden aan BOR te melden. BOR dient minimaal 4 uur de gelegenheid te hebben de juistheid van de melding te controleren.

Eisen t.a.v. verdichting van de sleuf bij gefundeerde verharding:

  • -

    De ondergrond van de fundering dient na verdichting te voldoen aan de hieraan gestelde eisen conform de RAW;

  • -

    De funderingslaag van de gefundeerde verharding dient hersteld en verdicht te zijn volgens de hieraan gestelde eisen conform de RAW;

  • -

    Deze verdichtingseis geldt onverkort, ook indien er tijdens de werkzaamheden puin in de grond wordt aangetroffen en/ of de grondsamenstelling een goede verdichting onmogelijk maakt, maar ook als het aanwezige funderingsmateriaal niet meer opnieuw goed te verdichten is. Het is dan aan de graaftoestemminghouder om op zijn kosten maatregelen te treffen om de juiste verdichting te verkrijgen.

Eisen t.a.v. vlakligging van de verharding:

  • -

    Alle terug aangebrachte elementen dienen onderling en ten opzichte van de ongeroerde elementen even hoog te zijn bestraat;

  • -

    Binnen het terug aangebrachte straatwerk mogen geen oneffenheden voorkomen;

  • -

    Het straatwerk dient onder hetzelfde profiel en verband te worden bestraat als voor de werkzaamheden aanwezig was;

  • -

    Uitgevoerd straatwerk dient te zijn afgetrild en te zijn ingeveegd met onvervuild zand (brekerzand voor klinkers, straatzand voor tegelwerk) op een dusdanige wijze dat er geen verplaatsing tussen de elementen kan optreden

Eisen t.a.v. hergebruikte bestratingmaterialen:

  • -

    De teruggeplaatste elementen mogen niet gebroken en/ of beschadigd zijn;

  • -

    De teruggeplaatste elementen dienen volgens gebruiksvoorschriften/ gebruiksdoel te zijn geplaatst;

  • -

    Inboet van bestratingmateriaal dient van dezelfde kwaliteit te zijn als het oorspronkelijk gebruikte materiaal.

Eisen ten aanzien van het tijdelijk dichtstraten van een asfaltverharding:

  • -

    De sleuf dient te worden bestraat met standaard betonstenen in halfsteens verband;

  • -

    De bovenzijde van de stenen dient, bij de zaagsnede, gelijk te liggen met het ingezaagde asfalt en tonrond te worden aangebracht;

  • -

    De stenen dienen vlak ten opzichte van elkaar te worden gestraat.

3.9.4 Herstel groen

Algemeen:

  • -

    De graaftoestemminghouder hoeft geen betere kwaliteit te leveren dan aanwezig voor de ontgraving werd uitgevoerd. Behoudens de normale degeneratie als gevolg van werken aan bestaand groen hoeft de gemeente daarentegen geen verslechtering te accepteren;

  • -

    In het proces van vergunningverlening kunnen aparte specifieke afspraken gemaakt worden over bijzondere omstandigheden, c.q. afwijkende voorwaarden of werkzaamheden;

  • -

    Alle materialen en elementen dienen in de oorspronkelijke staat en onbeschadigd te worden opgeleverd;

  • -

    De graaftoestemminghouder dient bij beschadiging zelf te zorgen voor herstel en te zorgen voor vervangend materiaal, of anderszins op aanwijzing van de toezichthouder;

  • -

    Al het te gebruiken materiaal dient van dezelfde soort, van vergelijkbare omvang en minimaal van eenzelfde kwaliteit te zijn als het oorspronkelijk aanwezige materiaal.

Eisen aan de hoogteligging van de grond:

  • -

    De grond dient op zodanige wijze te zijn afgewerkt dat er na klink sprake is van een vlakke aansluiting op de ongeroerde grond. Reservering voor klink mag maximaal 10 cm bedragen.

Eisen aan beplanting:

  • -

    Te handhaven struiken en vaste planten die in het kabel- of leidingtracé van een te graven sleuf voorkomen ruim uitsteken, gescheiden houden van te ontgraven grond en tegen uitdroging beschermen (RAW). De planten dienen binnen 24 uur na verwijderen te zijn terug geplant. Planten die langer dan 24 uur uit de grond zijn geweest en geen water hebben gehad, kunnen als verloren worden beschouwd en dienen te worden vervangen.

Eisen aan gazon:

  • -

    Gazon dient, nadat de juiste hoogteligging van de grond is bereikt, te worden ingezaaid met zgn. grasmengsel ‘Populair’ (1 kg/are).

Eisen aan berm:

  • -

    Bermen dienen, nadat de juiste hoogteligging van de grond is bereikt, te worden ingezaaid met zgn. grasmengsel B3 (1 kg/are).

Eisen t.a.v. bomen:

  • -

    Werkzaamheden aan of bij bomen worden zoveel mogelijk vermeden. Is dit toch onvermijdelijk, dan wordt hierover altijd eerst overleg met BOR gevoerd;

  • -

    Uitvoeringseisen ten aanzien van werken aan en rond bomen worden gegeven in de RAW;

  • -

    Voor de gang van zaken m.b.t. schade aan bomen of houtopstanden welke vooraf is te voorzien zijn nadere bepalingen genoemd in paragraaf 4.10.2 onder ‘Schade bij groenwerkzaamheden;’.

  • -

    Ook als ten gevolge van de werkzaamheden onvoorzien een boom zoveel schade oploopt dat deze gerooid moet worden, dient, indien dit volgens de APV vereist is, achteraf alsnog een kapvergunning te worden aangevraagd.

  • -

    Herplant van bomen wordt door de gemeente uitgevoerd, op kosten van de graaftoestemminghouder.

3.10 Overige uitvoeringsaspecten

3.10.1 Veiligheid

Algemeen:

Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving ten aanzien van veiligheid en arbeidsomstandigheden. De op dit gebied van kracht zijnde voorschriften moeten op het werk beschikbaar zijn.

Naleving veiligheidsvoorschriften:

Het personeel dat bij de werkzaamheden is betrokken moet zijn geïnstrueerd met betrekking tot de op de bouwplaats geldende wetten en regels ten aanzien van veiligheid en arbeidsomstandigheden. Leidinggevend personeel moet erop toezien dat de van toepassing zijnde voorschriften worden nageleefd.

Veiligheids- en Gezondheidsplan (V&G plan):

Voor de aanvang van de werkzaamheden moet een V&G plan zijn opgesteld door de graaftoestemminghouder. Hierin moet minimaal het volgende zijn opgenomen:

  • -

    De van kracht zijnde veiligheidsvoorschriften;

  • -

    Milieuvoorschriften;

  • -

    De wijze waarop de instructie en voorlichting van het personeel wordt geregeld;

  • -

    De wijze waarop het toezicht is geregeld;

  • -

    De wijze waarop verontreiniging van het milieu wordt voorkomen respectievelijk beheerst;

  • -

    Een risico-inventarisatie en -evaluatie met betrekking tot de uit te voeren werkzaamheden;

  • -

    De wijze waarop de afhandeling van calamiteiten en ongevallen wordt geregeld.

Het bij de uitvoering van de werkzaamheden betrokken personeel moet op de hoogte zijn van de inhoud van het V&G plan en moet dit naleven.

Bereikbaarheid belendende gebouwen:

De bereikbaarheid van woningen, openbare gebouwen en dergelijke voor (mindervalide) voetgangers dient te worden gewaarborgd. In overleg met de betrokkenen en BOR kan aan de aard en mate van bereikbaarheid nader inhoud worden gegeven.

Indien de beperking van de bereikbaarheid tot gevolg heeft dat de hulpdiensten objecten niet voldoende kunnen naderen of dat de bevoorrading van winkels of bedrijven anders dan normaal moet worden geregeld, dan is vooraf overleg met de belanghebbenden en BOR noodzakelijk.

Eisen door derden:

Bij werkzaamheden op of in de nabijheid van eigendommen en installaties van derden moet vooraf overleg plaatsvinden over eventueel te nemen specifieke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen.

Deze maatregelen moeten tevens worden verwerkt in het veiligheidsplan.

Overig:

De gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen controleert vanuit de publieke taakstelling van de gemeente of het werk veilig wordt uitgevoerd en is bevoegd om, bij onveilige situaties, correctieve maatregelen af te dwingen.

3.10.2 Schade

Algemeen:

Schade aan gemeentelijke of andere eigendommen dient te worden vermeden. Mochten toch beschadigingen optreden dan dient de graaftoestemminghouder deze direct te melden aan BOR en aan de eigenaar van het beschadigde object.

Het herstel van de schade vindt plaats in overleg en voor rekening van de veroorzaker.

Uitgangspunt bij het herstel van de (voorziene) schade als gevolg van de werkzaamheden is dat de graaftoestemminghouder de situatie in oorspronkelijke staat herstelt. Daarop zijn ook de vergunningvoorwaarden en uitvoeringsvoorschriften gericht.

Omdat bij straatwerk al op voorhand bekend is dat er, ook bij goed herstel van de verharding, toch sprake is van een kwaliteitsachteruitgang wordt er na het herstel, een schadevergoeding (voor onderhoud, degeneratie en beheer) in rekening gebracht. (zie ook bijlage 7.3 ‘Schaderegeling Ingravingen De Ronde Venen (SIDRV)’).

Echter, niet alle schades die de gemeente als gevolg van leidingwerkzaamheden lijdt kunnen door de vastgestelde schadetarieven worden gedekt. Dit is het geval bij:

  • 1.

    Schade bij groenwerkzaamheden;

  • 2.

    Schade die ontstaat buiten de sleuf;

  • 3.

    "Verborgen gebreken".

Schade bij groenwerkzaamheden:

Dit is aan de orde in de volgende situaties:

  • -

    Werkzaamheden waarbij de overlevingskans van de aanwezige beplanting gering is;

  • -

    Werkzaamheden waarbij dicht in de buurt van bomen moet worden gewerkt;

  • -

    Aantasting (ecologische) kwaliteit groeiplaats.

In deze gevallen zullen al vóór het verstrekken van de vergunning specifieke afspraken worden vastgelegd. Afhankelijk van de omvang van het werk kan in de voorwaarden “het 1e jaar onderhoud groen” en “inboet beplanting na het 1e groeiseizoen” worden voorgeschreven.

De schade aan bomen wordt vastgesteld op basis van de richtlijnen NVTB (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen).

De graaftoestemminghouder zal in de gelegenheid worden gesteld om, met uitzondering van het herplanten van bomen, zélf al de werkzaamheden te verrichten. In dergelijke situaties zal daarom de kwaliteit van de uit te voeren herstelwerkzaamheden van te voren goed omschreven worden. De graaftoestemminghouder kan ook aan de gemeente vragen om de werkzaamheden, op zijn kosten, uit te voeren. Dat gebeurt dan op zakelijke basis, na een proces van offreren en opdrachtverlening.

Schade welke ontstaat buiten de sleuf:

Als gevolg van werkzaamheden kan er ook schade ontstaan buiten de sleuf (aan materialen, lantaarnpalen, verkeerslichten, geparkeerde auto’s, e.d.). Voor zover het gemeentelijke eigendommen betreft zal de gemeente deze schade verhalen op de leidingexploitant.

Afhankelijk van de specifieke situatie kan het wenselijk zijn dat er voorafgaand aan de werkzaamheden een, gezamenlijke, schouw en vastlegging plaatsvindt.

Ontstane schades zullen zoveel mogelijk door BOR samen met veroorzaker worden vastgelegd, in een schaderapport en op foto.

“Verborgen gebreken”:

Het kan voorkomen dat er, na oplevering en goedkeuring van hersteld straatwerk, sprake is van verzakking welke buitenproportioneel is en daarmee gevaar oplevert voor de weggebruiker. In dergelijke gevallen zal de graaftoestemminghouder in staat gesteld worden de verharding, opnieuw, te herstellen. Als grenswaarde voor “buiten proportioneel” wordt aangehouden een dwarsonvlakheid van 30 mm of meer, of van 15 mm of meer over een lengte van 16 m1 per 100 m1, welke zich binnen één jaar na het eerste herstel voordoet. Daaraan wordt toegevoegd dat slechts die schade in ogenschouw wordt genomen welke het gevolg is van de uitgevoerde werkzaamheden. De situatie een jaar na herstraten hoeft ook nooit beter te zijn dan de situatie voor de werkzaamheden. In geval van twijfel kunnen hierover, uitsluitend voor aanvang van het werk, op initiatief van de graaftoestemminghouder, met de toezichthouder afspraken worden gemaakt.

3.10.3 Sancties

Indien blijkt dat personeel van de graaftoestemminghouder zich niet houdt aan de gemaakte afspraken of indien zich tijdens de uitvoering onregelmatigheden voordoen, kan van de graaftoestemminghouder worden geëist dit personeel de toegang tot het werk te ontzeggen.

Indien de graaftoestemminghouder gemaakte afspraken negeert kan de gemeente de graaftoestemminghouder een schriftelijke waarschuwing geven en/ of zonodig wordt het werk stilgelegd zonder dat aanspraak op schadevergoeding mogelijk is. Ook kunnen er financiële sancties worden opgelegd.

De gemeente is bevoegd de (graaf)werkzaamheden direct stil te leggen, zonder vergoeding van kosten, indien:

  • -

    Er wordt gewerkt zonder graaftoestemming;

  • -

    Er wordt gewerkt zonder voorafgaande aanmelding, met uitzondering van calamiteiten;

  • -

    De voorschriften zoals vermeld in de graaftoestemming niet worden nageleefd en/of afgeweken wordt van de overeengekomen uitvoeringsperiode;

  • -

    Er wordt afgeweken van de tijdstippen zoals aangegeven in dit handboek, tenzij anders overeengekomen;

  • -

    Er wordt gewerkt tijdens een periode waarin een opbreekverbod van kracht is;

  • -

    Uitvoerend personeel zich onbehoorlijk, kwetsend en/of overlast gevend gedraagt;

  • -

    Er onacceptabele verkeershinder en/of gevaarzetting voor het publiek ontstaat;

  • -

    Aanwijzingen en geboden die door vertegenwoordigers van de gemeente worden gegeven niet onmiddellijk worden opgevolgd.

3.10.4 Oplevering

Oplevering werkzaamheden:

  • 1.

    Direct na het definitief herstellen van de ondergrondse- en bovengrondse openbare ruimte moeten de graaftoestemminghouder en/of grondroerder dit melden aan de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen. Deze zal op het betreffende werk een opleveringsbeproeving (schouw) uitvoeren.

  • 2.

    Eventuele, bij deze opleveringsbeproeving geconstateerde tekortkomingen zullen door de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen worden genoteerd in een proces verbaal van opneming. Dit proces verbaal wordt aan graaftoestemminghouder en/of grondroerder gestuurd.

  • 3.

    De in het proces verbaal van opneming aangegeven tekortkomingen moeten binnen veertien kalenderdagen door graaftoestemminghouder en/of grondroerder worden hersteld. Zodra het herstel is voltooid, moeten graaftoestemminghouder en/of grondroerder het herstel gereed melden bij de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen. Deze zal op het betreffende herstel een hernieuwde opleveringsbeproeving (schouw) uitvoeren.

  • 4.

    Als bij de opleveringsbeproeving geen tekortkomingen (meer) zijn geconstateerd, zal door de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen het proces verbaal van oplevering worden opgesteld. Dit proces verbaal wordt aan graaftoestemminghouder en/of grondroerder gestuurd.

  • 5.

    Na de acceptatie van de herstelde openbare ruimte zijn graaftoestemminghouder en/of grondroerder gedurende een onderhoudstermijn van twaalf maanden, gerekend na het moment van de ondertekening van het proces verbaal van oplevering door de gemeente, verantwoordelijk voor het in stand houden van de hoedanigheid en kwaliteit van de geaccepteerde herstelde ondergrond en verharding.

  • 6.

    De graaftoestemminghouder en/of grondroerder nodigen de gemeente tijdig, doch tenminste veertien dagen voor afloop van een onderhoudstermijn, uit om een gezamenlijke finale opleveringsopname uit te voeren.

  • 7.

    Eventuele, tijdens de onderhoudstermijn door de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen geconstateerde gebreken zullen door de gemeente schriftelijk worden gemeld aan de graaftoestemminghouder en/of grondroerder. De aangegeven gebreken moeten binnen vijf werkdagen door graaftoestemminghouder en/of grondroerder worden hersteld. Zodra het herstel is voltooid moeten graaftoestemminghouder en/of grondroerder het herstel gereed melden bij de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen.

  • 8.

    Indien de graaftoestemminghouder en/of grondroerder bij herstel (als bedoeld onder 3 of 7) in gebreke blijven, zal de graaftoestemmingverlener de herstelwerkzaamheden laten uitvoeren door een derde partij. Alle hieraan verbonden kosten worden bij de graaftoestemminghouder in rekening gebracht.

Oplevering werkterrein:

Zo spoedig mogelijk na het voltooien van de werkzaamheden moet het werkterrein worden ontruimd, een en ander overeenkomstig het gestelde in de bouwplaatsvergunning. Al het materieel, hulpmiddelen en overgebleven materialen moeten worden afgevoerd. De werkstrook moet in de oorspronkelijke staat worden hersteld.

Indien van toepassing moet de drainage van het cultuurland vóór de eindbewerking worden hersteld.

4 BEDRIJFSVOERING EN BEDRIJFSBEËINDIGING

4.1 Algemeen

Krachtens algemene wetgeving en de verordening is een leidingexploitant verplicht zorg te dragen voor een goede staat van onderhoud van de leiding.

Voor de uitvoering daarvan moet een preventiebeleid worden gevoerd in de vorm van een managementsysteem, verder beheersysteem genoemd.

Het beheersysteem geldt voor de gehele bedrijfsvoeringperiode tot en met het buiten bedrijf stellen van de leiding. Uitgangspunten zijn:

  • -

    De leiding dient duurzaam economisch, veilig en minimaal volgens de vigerende eisen in bedrijf te zijn;

  • -

    De conditie dient bewaakt te worden;

  • -

    Het onderhoud dient op de juiste wijze te worden verricht;

  • -

    In noodgevallen dient de schade voor mens, milieu en goederen tot een minimum beperkt te worden;

  • -

    De directe omgeving van de leiding dient bewaakt te worden.

Bij de uitvoering en het beheer van leidingen met toebehoren moet, naarmate de vereiste veiligheid toeneemt, ook de controle en inspectie toenemen om ervoor te zorgen dat de vereiste veiligheid is verzekerd en blijft gewaarborgd.

De leidingexploitant moet op verzoek de onderhoud- en inspectierapporten van zijn leiding presenteren.

4.2 Kabels

Voor kabels dienen onder andere de volgende zaken een onderdeel van het beheersysteem te zijn:

  • -

    Analyse van de storingen in het net;

  • -

    Onderzoek naar de ligginggegevens van het net in relatie tot de vaste punten in de aansluiting van percelen.

4.3 Buisleidingen

Voor distributienetten van gas, water en elektriciteit dienen de volgende zaken een onderdeel van het beheersysteem zijn:

  • -

    Analyse van de storingen in het net;

  • -

    Metingen kathodische bescherming van stalen leidingen;

  • -

    Inspectie van het net op het vrijkomen van gas;

  • -

    Onderzoek naar de ligginggegevens van het net in relatie tot de vaste punten in de aansluiting van percelen. Dit in relatie tot het zettinggedrag van het gebied.

Voor gasleidingen wordt tevens verwezen naar het gestelde in NEN 7244-1, hoofdstuk 13.

Voor waterleidingen kan ook verwezen worden naar de richtlijn Vewin (gebaseerd op NEN-EN 805:2000), hoofdstuk 14 en bijlage B.

Ook voor rioolleidingen zal een beheersysteem moeten worden opgesteld dat vergelijkbaar is met het systeem in NEN 3650-1:2003 of de eerder genoemde richtlijn van de Vewin.

4.4 Bedrijfsbeëindiging

Voor het verwijderen van leidingsystemen of leidingen is het gestelde in de verordening van toepassing.

Uitgangspunt hierbij is dat bij het vervangen van een leiding, de buiten bedrijf gestelde leiding verwijderd moet worden. Dit geldt eveneens voor leidingen die niet worden vervangen maar permanent buiten gebruik worden gesteld.

Er kunnen zich situaties voordoen waarbij het verwijderen van niet meer in gebruik zijnde leidingsystemen of leidingen niet direct wenselijk is. Hiervoor dient altijd toestemming verkregen te worden van het College. In dat geval kunnen nadere eisen gesteld worden aan het tijdelijk handhaven van deze leidingsystemen of leidingen.

Deze eisen kunnen zijn:

  • -

    Blijvende registratie van niet meer in gebruik zijnde leidingensystemen of leidingen in het beheersysteem van de leidingexploitant;

  • -

    Inschatting van risico’s bij beëindiging en het nemen van de nodige risico beperkende maatregelen of activiteiten;

  • -

    Leidingsystemen of leidingen die voor langere tijd buiten bedrijf worden gesteld, moeten worden ontkoppeld, productvrij gemaakt, afgedicht en geconditioneerd. Het beheersysteem blijft van toepassing ten behoeve van de bewaking van de leiding en het archiveren van ligging- en leidinggegevens;

  • -

    Uit leidingsystemen of leidingen die permanent worden verlaten moeten restproducten worden verwijderd en op passende wijze worden afgevoerd;

  • -

    Verwijdering als de gelegenheid zich voordoet, bijvoorbeeld in combinatie met wegonderhoud of aanleg van nieuwe leidingen in of direct naast het tracé.

5 VERGUNNINGPROCEDURE

5.1 Algemeen

Dit hoofdstuk behandelt de vergunningprocedure voor de aanleg, het houden, het onderhoud, de exploitatie en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimte en in of op kunstwerken en een eventueel daaraan voorafgaande overlegfase.

In de meeste gevallen zal alleen de vergunningprocedure van toepassing zijn. Dit houdt in dat de vergunningaanvraag direct in behandeling kan worden genomen omdat alle zaken door de aanvrager tevoren zijn verwerkt in een definitief ontwerp en de aanvraag correct is ingediend.

De doorlooptijd voor deze procedure is maximaal 8 weken na binnenkomst van de volledige aanvraag bij de gemeente.

5.2 Vergunningprocedure

Bij de vergunningprocedure kunnen de volgende fasen worden onderkend:

  • 1.

    Aanvraagfase:

    • -

      De vergunningaanvraag wordt digitaal aangevraagd door in te loggen op de site https://drv.graafvergunning.nl/. Hier kunt u kiezen welke aanvraagprocedure er wordt opgestart. De mogelijkheden zijn een vergunning/instemming, een melding (huisaansluitingen < 25 meter of uitplaatsingen van < 3 m3 grond en objecten), een calamiteit of een graafbon op een vergunning.

    • Bij de aanvraag dienen de volgende gegevens in ieder geval te worden verstrekt:

      • a.

        contactgegevens en contactpersoon van de vergunninghouder;

      • b.

        contactgegevens van de uitvoerende partij;

      • c.

        contactgegevens van de uitvoerder;

      • d.

        als het een aanvraag is voor het verrichten van werkzaamheden voor of namens een netbeheerder de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de gemachtigde en een schriftelijke machtiging bij de eerste aanvraag van enig kalenderjaar;

      • e.

        het adres van de graaflocatie(s);

      • f.

        omschrijving van de werkzaamheden;

      • g.

        de lengte en breedte van de sleuf of montagegat(en), aard van de sleufbedekking die wordt opengebroken;

      • h.

        de datum van aanvang en beëindiging van de werkzaamheden;

      • i.

        een digitale werktekening met hierop getekend de kabel en/of leiding, omschrijving van de werkzaamheden, straatnaam, huisnummer, te gebruiken materialen, afmetingen, soort sleufbedekking, benodigde wegafzettingen;

      • j.

        bij wegafzettingen (geheel/gedeeltelijk) waarbij er minder dan 3,5 meter rijbaan overblijft, dient een verkeersplan te worden ingediend met hierop de verkeersafzetting en eventueel een omleidingsroute;

      • k.

        voor wegafzettingen, zoals bedoeld in lid 1 onderdeel j., kan via de website van gemeente De Ronde Venen, een aanvraag verkeersmaatregelen voor werkzaamheden aan de weg worden aangevraagd;

      • l.

        gedetailleerde uitvoeringsplanning van de werkzaamheden met hierop minimaal aangegeven, aanvangsdatum, niet te werken dagen, werktijden, type werkzaamheden, werkindeling, werkvolgorde, tracé volgorde, opleveringsdatum;

      • m.

        boorplannen inclusief benodigde tekeningen en eventueel berekeningen;

      • n.

        vereiste vergunning(en), ontheffing(en) of toestemming(en) op grond van overige wetgeving, alsmede informatie over de afstemming met andere gedoogplichtige, grondeigenaren en/of beheerders van openbare gronden;

      • o.

        in geval van spoedeisende werkzaamheden dienen tevens te worden verstrekt: de aanduiding van de spoedeisende aard van de werkzaamheden.

  • 2.

    Verleningfase:

    • -

      BOR neemt de aanvraag in behandeling en overlegt met de betreffende beheerders;

    • -

      BOR bespreekt de aanvraag met en stemt de aanvraag af op de voorwaarden van genoemde instanties;

    • -

      Na akkoord van alle betrokken instanties gaat BOR over tot definitieve vergunningverlening;

    • -

      Als de genoemde instanties niet akkoord gaan, wordt de vergunning geweigerd;

    • -

      Indien gemeente De Ronde Venen op grond van publiekrecht daartoe is verplicht zal BOR in dat geval aangeven wat de bezwaren zijn tegen het ingediende verzoek en om een aangepaste aanvraag verzoeken.

  • 3.

    Uitvoering:

    • -

      Tijdens de uitvoering zal BOR toezien op de naleving van de vergunningvoorwaarden (beheertoezicht);

    • -

      BOR is voor de leidingexploitant het aanspreekpunt voor alle voorkomende zaken;

    • -

      Indien bij de uitvoering blijkt dat afgeweken moet worden van de vergunningvoorwaarden wordt contact opgenomen met BOR;

    • -

      BOR gaat, eventueel in overleg met de betrokken belanghebbenden, al dan niet akkoord met de wijziging en stelt eventueel aanvullende voorwaarden.

  • 4.

    Nazorg:

    • -

      BOR draagt zorg voor de archivering van de verleende vergunning.

6 NORMATIEVE BIJLAGEN

Hierna volgen de bijlagen waar in het Handboek naar wordt verwezen en verplichtend zijn.

  • 1.

    Legschema leidingen;

  • 2.

    Standaard wegprofiel met basisindeling leidingen;

  • 3.

    Schaderegeling Ingravingen De Ronde Venen (SIDRV)

  • 4.

    Voorwaarden bouwplaatsvergunning

6.1 Legschema leidingen

Hierin wordt een overzicht gegeven van de verticale indeling van leidingen.

afbeelding binnen de regeling

6.2 Standaard wegprofiel met basisindeling leidingen

afbeelding binnen de regeling

6.3 Schaderegeling Ingravingen De Ronde Venen (SIDRV)

De SIDRV is gekoppeld aan artikel 12, tweede lid en artikel 19, tweede lid van de verordening.

De regeling is als volgt:

  • -

    Bij het verlenen van instemming c.q. vergunning voor kabel- en leidingwerkzaamheden wordt als voorwaarde gesteld dat ongefundeerde en gefundeerde elementenverharding, plantsoenen, bermen, gazons en leidingstroken, door de ingraver weer geheel moeten worden hersteld;

  • -

    Voor tegelverharding wordt een minimale breedte van 0,45 meter gehanteerd, voor klinkerverharing een minimale breedte van 0,30 meter.

  • -

    Voor de kosten voor “beheer”, “onderhoud na zetting”, “nader herstel” en “degeneratie” wordt een schadebedrag in rekening gebracht;

  • -

    De tarieven worden per m² gehanteerd. Deze worden niet geheel berekend conform de door de VNG aanbevolen systematiek (Leidraad Nutsbedrijven/ Richtlijn-tarieven graafwerkzaamheden). Hiervan wijkt de Gemeente af, omdat de grondslag van de openbare ruimte in De Ronde Venen niet overeenkomt met de Bodemkaart Nederland (de bodem is slapper, doordat de afgegraven Vinkeveense Plassen als zandgrond wordt meegerekend). Volgens de richtlijn zit De Ronde Venen in bodem categorie 2. Hiervan wordt afgeweken door bij de berekeningen standaard uit te gaan van bodem categorie 3.

    Deze tarieven worden jaarlijks door B&W vastgesteld;

  • -

    Bij ingraving in asfalt wordt, na verdichting van de sleuf en herstel van de fundering de sleuf tijdelijk dichtgestraat door de ingraver.

  • -

    De sleuf wordt door de gemeente hersteld in asfalt. De kosten daarvan worden op basis van m² en genormeerde tarieven bij de ingraver in rekening gebracht;

  • -

    Bij ingravingen in “bijzondere bestrating” kunnen nadere voorwaarden met betrekking tot de uitvoering opgelegd worden. Eventueel kunnen aan (onder)aannemers extra eisen gesteld worden. De Gemeente bepaalt wanneer er sprake is van “bijzondere bestrating”;

  • -

    Bij ingravingen in bermen, plantsoenen e.d. dient de ingraver ook het ‘groen’ weer te herstellen of hij laat dit doen door de gemeente. De werkelijke kosten worden dan in rekening gebracht. Dit houdt in het herstel van gazons, het herstel van gerooide struiken en vaste planten, etc.. Dit is seizoensgebonden werk. Houtgewassen kunnen tussen 1 november en 1 april worden aangebracht, gras kan worden ingezaaid van maart tot mei en in september;

  • -

    Het herstel van bestrating dient direct na afloop van de werkzaamheden te worden uitgevoerd. Tot het gereed komen van de herstelwerkzaamheden is de leidingeigenaar of zijn aannemer verplicht de wettelijk voorgeschreven afzettingen en bebording aanwezig te hebben en in stand te houden;

  • -

    Na gereedkomen van de werkzaamheden zal aan BOR moeten worden opgeleverd, waarbij getoetst wordt of aan de vergunningsvoorwaarden (en onderliggende uitvoeringsvoorschriften) is voldaan.

Met deze regeling wordt beoogd dat ingravers voor het gehele traject van uitvoering zelf verantwoording dragen. Met het betalen van de betreffende schadevergoeding hebben ingravers geen verdere kosten en verplichtingen meer.

6.4 Voorschriften inrichten tijdelijke bouwplaats

Voor de inrichting van het werkterrein in openbaar gebied dient op grond van artikel 3.1.1 van de Verordening Fysieke Leefomgeving De Ronde Venen een vergunning te worden aangevraagd.

6.4.1 Algemene voorschriften

  • 1.

    Aanwijzingen door het bevoegd gezag gegeven in verband met de bescherming van gemeentelijke eigendommen dan wel in belang van de vrijheid van het verkeer en / of de veiligheid op de weg, dienen onverwijld en stipt te worden opgevolgd.

  • 2.

    Als in strijd met deze toestemming en de bijbehorende algemene en bijzondere voorwaarden wordt gehandeld zullen onverwijld van gemeentewege, ten koste van de overtreder, de nodige maatregelen worden getroffen. Als de in deze door de gemeente aangegeven aanwijzingen niet binnen de gestelde termijn zijn opgevolgd, zal de in beslag genomen openbare ruimte worden beschouwd als grond welke zonder toestemming in gebruik is genomen. Het aanwezige zal dan door de gemeente en voor rekening van de toestemminghouder worden verwijderd. Eén en ander ingevolge artikel 125 van de Gemeentewet en de afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Voor aanvang van de werkzaamheden dienen de direct omwonenden en belanghebbenden door de toestemminghouder te worden geïnformeerd over de uit te voeren werkzaamheden (start en duur, aard, omvang, werktijden, contactpersoon etc.).

  • 4.

    De voorschriften, voorwaarden en eisen van deze toestemming gelden onverkort voor alle voor de toestemminghouder werkende en aan hem leverende partijen.

    De toestemminghouder draagt er zorg voor dat de genoemde partijen bekend zijn met de toestemming en het daarin gestelde.

  • 5.

    De toestemminghouder vrijwaart de gemeente van alle schadeaanspraken die derden tegenover de gemeente zouden kunnen doen gelden wegens de aanwezigheid van de krachtens deze toestemming geplaatste voorwerpen en / of uitgevoerde werken.

  • 6.

    In het belang van de bescherming van gemeentelijke eigendommen, de vrijheid van het verkeer en / of de verkeersveiligheid, is de toestemminghouder verplicht tot het aanbrengen van voorzieningen en het treffen van afdoende (verkeer) maatregelen e.e.a. conform de publicatie CROW 96B.

  • 7.

    Het is niet toegestaan om buiten de tijdelijke bouwplaats materieel te stallen en materialen op te slaan.

  • 8.

    De toestemminghouder dient er voor te zorgen dat afval, restanten van bouwmaterialen e.d. niet buiten de tijdelijke bouwplaats de openbare weg vervuilen. Zo nodig laat hij frequent de omgeving van de tijdelijke bouwplaats reinigen t.a.v. afval en restanten. Na afloop van de werkzaamheden wordt de plaats waar de tijdelijke bouwplaats heeft gestaan schoon opgeleverd.

  • 9.

    Deze toestemming vervalt, tenzij anders overeengekomen, als niet binnen 4 weken na dagtekening daarvan, met de werkzaamheden is begonnen.

  • 10.

    Burgemeester en wethouders van De Ronde Venen houden zich de bevoegdheid voor om de toestemming in te trekken.

  • 11.

    Op de toestemming zijn de strafbepalingen van toepassing genoemd in hoofdstuk 9 van de Verordening Fysieke Leefomgeving De Ronde Venen.

6.4.2 Bijzondere voorschriften

6.4.2.1 Bestrating, openbaar groen en straatmeubilair

  • 1. De tijdelijke bouwplaats mag geen schade veroorzaken aan de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of enig ander gemeente eigendom.

  • 2. Voorzienbare schade wordt vooraf gemeld en er worden sluitende afspraken gemaakt over het herstel van deze schade door of voor rekening van de toestemminghouder.

  • 3. Alle niet voorziene schade die door het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of enig ander gemeente eigendom mocht zijn toegebracht, zal vanwege de gemeente worden hersteld voor rekening van de toestemminghouder, die de kosten, dan wel heffing hierop, op eerste aanmaning zal moeten voldoen.

  • 4. Er mag niets aan hekken, bomen, of welke ander gemeente eigendom dan worden bevestigd zonder dat de gemeente daar schriftelijk toestemming voor gegeven.

  • 5. Bij het werken en / of inrichten van de tijdelijke bouwplaats en andere objecten nabij bomen dienen boom beschermende maatregelen te worden getroffen. Het is niet toegestaan om binnen de kroonprojectie van een boom materialen op te slaan c.q. met materieel te rijden. Bij het toepassen van hekken moeten deze minimaal 1,50 meter uit de stam worden geplaatst.

  • 6. Het is niet toegestaan om boomwortels door te halen.

  • 7. Bij schade aan een boom, ook verborgen schade die zich in een latere fase openbaart, is de toestemminghouder gehouden een schadebedrag te betalen, waarvan de hoogte wordt bepaald op basis van de richtlijnen van de NVTB.

  • 8. Direct na beëindiging van de werkzaamheden dient de openbare ruimte ten minste in de oorspronkelijke staat en tot genoegen van de gemeente te worden overgedragen.

6.4.2.2 Hulpdiensten

  • 1. De ongehinderde doorgang van hulpdiensten moet te allen tijde gewaarborgd zijn.

  • 2. Nooduitgangen en vluchtwegen dienen te allen tijde vrij te worden gehouden.

6.4.2.3 Ondergrondse infrastructuur

  • 1. Een ongestoorde ligging van de kabels en leidingen dient te zijn gewaarborgd.

  • 2. De toestemminghouder dient zich vooraf in kennis te stellen van de aanwezigheid en ligging van kabels en leidingen en welke eisen de betreffende eigenaar / beheerder met betrekking tot deze voorzieningen stelt.

  • 3. De toestemminghouder treft in overleg met de betreffende eigenaar / beheerder voorzieningen waarmee de bedrijfszekerheid en ongestoorde ligging van kabels en leidingen en daaraan gerelateerd objecten is gewaarborgd en schade wordt voorkomen.

  • 4. De toestemminghouder stelt de eigenaar / beheerder te allen tijde in staat alle door hem gewenste werkzaamheden aan de kabels en leidingen onbelemmerd uit te voeren.

  • 5. Buiten de tijdelijke bouwplaats mag zonder schriftelijke toestemming van de gemeente de grond niet geroerd worden c.q. mogen er geen ontgravingen plaatsvinden.

  • 6. Tijdelijke kabels en leidingen (bouwaansluitingen) dienen na afloop van de activiteiten verwijderd te worden. Indien na afloop van de activiteiten blijkt dat deze kabels en leidingen niet verwijderd zijn, zullen ze van gemeentewege voor uw rekening alsnog verwijderd worden.

Ondertekening

Mijdrecht, 22 oktober 2024

Burgemeester en wethouders van De Ronde Venen,

de secretaris,

Marco Vonk

de burgemeester,

Maarten Divendal