Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder, over de Verordening op de raadscommissies Den Helder 2024

Geldend van 03-12-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder, over de Verordening op de raadscommissies Den Helder 2024

De raad van de gemeente Den Helder;

gelezen het raadsvoorstel nummer 0000141704 van het presidium van Den Helder van 6 mei 2024;

gelet op artikel 82, eerste lid van de Gemeentewet;

kennis genomen hebbende van de voorbereidende commissievergadering Bestuur en Middelen op 14 oktober 2024;

besluit;

de volgende verordening vast te stellen.

Verordening op de raadscommissies Den Helder 2024

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • -

    commissie of raadscommissie: de commissie Maatschappelijke ontwikkeling, de commissie Bestuur en Middelen; de commissie Stadsontwikkeling en -beheer;

  • -

    commissiegriffier: griffier van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • -

    commissielid: lid van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • -

    commissievoorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • -

    griffier: griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • -

    wet: Gemeentewet.

Artikel 2 Instelling raadscommissies

  • 1. De raad stelt de volgende raadscommissies in:

    • a.

      commissie Maatschappelijke ontwikkeling;

    • b.

      commissie Bestuur en Middelen;

    • c.

      commissie Stadsontwikkeling en -beheer.

  • 2. De raadscommissie Maatschappelijke ontwikkeling adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • welzijn;

    • sociale zekerheid;

    • volksgezondheid;

    • wijkgericht werken;

    • onderwijs (inclusief volwasseneneducatie);

    • kinderopvang;

    • sport- en jeugdzaken;

    • cultuur.

  • 3. De raadscommissie Bestuur en Middelen adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • algemeen bestuurlijke zaken en bestuurlijke vernieuwing;

    • openbare orde en (integrale) veiligheid (Brandweer- Politiezaken);

    • personeel en organisatie;

    • communicatie;

    • onderzoek en statistiek;

    • juridische zaken;

    • financiën (inclusief Grondzaken);

    • economische zaken;

    • werkgelegenheid;

    • toerisme;

    • evenementen.

  • 4. De raadscommissie Stadsontwikkeling en -beheer adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • ruimtelijke ontwikkeling;

    • stedelijke vernieuwing;

    • volkshuisvesting;

    • verkeer;

    • stadsbeheer;

    • milieu;

    • energiezaken.

  • 5. Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp in de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, behandeld. Een onderwerp zal in die raadscommissie integraal worden behandeld, zowel het kader van beleid als de inzet van middelen.

Artikel 3 Taken

Een raadscommissie:

  • a.

    brengt advies uit aan de raad over die onderwerpen waarop haar werkzaamheden betrekking hebben;

  • b.

    kan advies uitbrengen aan de raad over andere onderwerpen dan bedoeld onder a;

  • c.

    voert overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval de door hen verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de onderwerpen bedoeld onder a.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1. Een raadscommissie bestaat uit maximaal twee zetels per fractie.

  • 2. Alle raadsleden zijn met ingang van hun benoeming in de gemeenteraad lid van alle raadscommissies. De overige leden voor deze zetels worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd.

  • 3. Een lid kan zowel raadslid als niet-raadslid zijn. De artikelen 10, 11, 12, 13, 14 en 15 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie.

  • 4. Een fractie kan alleen niet-raadsleden voordragen tot commissielid, als zij bij de laatstgehouden raadsverkiezingen verkiesbaar zijn geweest en geplaatst op de kandidatenlijst van die fractie waarvoor ze in de commissie zitting nemen.

  • Een fractie die sinds de laatste raadsverkiezingen twee jaar in de raad vertegenwoordigd is, mag echter ook personen als commissielid voordragen die bij deze verkiezingen niet op enige kandidatenlijst verkiesbaar zijn geweest.

  • 5. Een fractie mag maximaal vijf niet-raadsleden als commissielid voordragen.

  • 6. Een afgesplitste fractie van één raadslid mag maximaal twee commissieleden voordragen; een afgesplitste fractie van twee raadsleden mag maximaal één commissielid voordragen; een fractie van drie of meer afgesplitste raadsleden mag géén commissieleden voordragen. Deze voorgedragen commissieleden moeten, in afwijking van het vierde lid, verkiesbaar zijn geweest en geplaatst op dezelfde kandidatenlijst als waar de afgesplitste raadsleden op waren geplaatst.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1. Voor het voorzitterschap van de raadscommissies wordt een poule gevormd van zes personen, door de raad uit zijn midden te benoemen.

  • 2. Om de affiniteit met een raadscommissie te bevorderen worden vanuit de poule aan elk van de raadscommissies twee vaste personen gekoppeld die zoveel mogelijk om en om het voorzitterschap van de desbetreffende raadscommissie voor hun rekening nemen.

  • 3. De voorzitter is geen lid van de raadscommissie.

  • 4. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

  • 1. De zittingsperiode van een commissielid en -voorzitter eindigt in ieder geval met het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2. Het lidmaatschap van een commissielid eindigt als niet meer wordt voldaan aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen.

  • 3. De raad kan een commissielid ontslaan op voorstel van de fractie die het lid voor benoeming heeft voorgedragen.

  • 4. De raad kan haar commissievoorzitter ontslaan.

  • 5. Een commissielid en -voorzitter kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6. Het lidmaatschap van commissieleden, benoemd op voordracht van een fractie die niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt van rechtswege.

Artikel 7 De commissiegriffier

  • 1. De griffier wijst ter ondersteuning van iedere raadscommissie een medewerker van de griffie aan als commissiegriffier.

  • 2. De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe door de raad aangewezen medewerker van de griffie.

  • 4. Een commissiegriffier kan op uitnodiging van de commissievoorzitter aan beraadslagingen in vergaderingen deelnemen.

Hoofdstuk 2 Vergaderingen

Paragraaf 1 Voorbereiding

Artikel 8 Vergaderfrequentie

  • 1. In de regel vinden de vergaderingen van de raadscommissies plaats op de maandagen.

  • 2. Indien de maandag van de vergadering een feestdag betreft wordt er op de daaropvolgende dinsdag vergaderd.

  • 3. De vergaderingen van de raadscommissies vangen aan om 19.30 uur en vinden plaats in het stadhuis.

  • 4. Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 5. In de schoolvakanties wordt niet vergaderd.

  • 6. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de agendacommissie.

Artikel 9 Agendacommissie

  • 1. Er is een agendacommissie.

  • 2. De samenstelling, taken en bevoegdheden van de agendacommissie zijn geregeld in de Verordening op de agendacommissie Den Helder 2018.

Artikel 10 Oproep en agenda

  • 1. De commissievoorzitter zendt ten minste veertien dagen voor een vergadering de commissieleden een schriftelijke oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de commissievoorzitter na het verzenden van een schriftelijke oproep een aanvullende agenda opstellen. Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering, wordt deze met de daarbij behorende stukken aan de leden gezonden.

  • 3. Op de stukken, bedoeld in het eerste en tweede lid, is artikel 11, derde lid, van toepassing.

  • 4. De agenda wordt bij aanvang van een vergadering door de raadscommissie vastgesteld.

  • 5. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep op het stadhuis bij de raadsgriffie ter inzage gelegd en kunnen op verzoek worden ingezien. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raadscommissie en zo mogelijk door middel van openbare kennisgeving.

  • 2. Elektronisch beschikbare stukken worden op de website van de gemeente geplaatst.

  • 3. Informatie van de raadscommissie of aan de raadscommissie verstrekte informatie waaromtrent op grond van hoofdstuk Va, van de wet geheimhouding is opgelegd, blijft in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier.

Artikel 12 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging in het huis-aan-huisblad en door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de openbare kennisgeving uitsluitend langs elektronische weg plaatsvinden.

Paragraaf 2 Vergadering

Artikel 13 Presentielijst

  • 1. De commissiegriffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van vergaderingen.

  • 2. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen commissieleden de presentielijst, die aan het einde van elke vergadering door de commissievoorzitter en de commissiegriffier door ondertekening wordt vastgesteld.

  • 3. Een commissielid, niet zijnde raadslid, ontvangt voor het bijwonen van commissievergaderingen op een vergaderdag éénmaal de daarvoor geldende vergoeding. Een geschorste commissievergadering die wordt voortgezet op een andere vergaderdag wordt hiermee gelijkgesteld.

Artikel 14 Opening vergadering en quorum

  • 1. Een vergadering wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende fracties tegenwoordig is.

  • 2. Als op grond van het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de commissievoorzitter opnieuw een vergadering op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3. Op een vergadering als bedoeld in het tweede lid is het eerste lid niet van toepassing. Een raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, als blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende fracties tegenwoordig is.

Artikel 15 Verslag

  • 1. De commissiegriffier draagt zorg voor het laten tekenen van een presentielijst, de verslaglegging in beeld en geluid en de besluitenlijst van de vergadering.

  • 2. De verslaglegging van de vergaderingen worden via het internet ter beschikking gesteld.

Artikel 16 Advies

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter of er een advies aan de raad wordt uitgebracht.

  • 3. Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4. In het advies worden desgewenst de standpunten van alle fracties opgenomen.

  • 5. In het advies wordt gemotiveerd aangegeven of een onderwerp als hamerpunt of bespreekpunt op de raadsagenda komt, waarbij de bespreekpunten concreet worden opgenomen in het advies.

Artikel 17 Stemmen in commissies

  • 1. In een vergadering vinden geen stemmingen plaats, met uitzondering van stemmingen over geheimhouding en met betrekking tot orde.

  • 2. Indien sprake is van een stemming in de commissie heeft ieder aanwezig lid één stem.

Artikel 18 Aantal spreektermijnen

  • 1. Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2. Spreektermijnen worden door de commissievoorzitter afgesloten.

  • 3. Commissieleden voeren in een termijn niet meer dan éénmaal het woord over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Per agendapunt is er één woordvoerder per fractie. Dit geldt niet voor het doen van interrupties of voorstellen van orde.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel keer een commissielid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

  • 6. In de eerste termijn vinden geen interrupties plaats.

Artikel 19 Spreektijd

Voor de vergaderingen geldt geen spreektijd.

Artikel 20 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Een raadscommissie kan besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 21 Spreekrecht

  • 1. Na de opening van de vergadering, dan wel direct voorafgaand aan het agendapunt waarover wordt ingesproken, kunnen insprekers gezamenlijk gedurende maximaal vijftien minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk om 12.00 uur op de dag van de desbetreffende vergadering aan de commissiegriffier. De inspreker vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp, waarover het woord gevoerd wordt.

  • 4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan drie sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de deelnemers aan een commissievergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers van de vergadering.

  • 7. Een inspreker wordt in de gelegenheid gesteld voor een tweede termijn maximaal vijf minuten het woord te voeren, nadat de beraadslagingen in eerste termijn over het betreffende agendapunt zijn afgerond. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de insprekers als er meer dan drie insprekers zijn.

  • 8. De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 21a Technische vragen

  • 1. Technische vragen worden uiterlijk vijf werkdagen voor de betreffende commissievergadering ingediend bij de raadsgriffie.

  • 2. De beantwoording van de technische vragen dient uiterlijk op de laatste werkdag voor de commissievergadering vóór 12.00 uur plaats te vinden.

Artikel 21b Spoedeisende mededeling door college van burgemeester en wethouders

  • 1. Een spoedeisende mededeling dient kort en bondig te zijn.

  • 2. Een spoedeisende mededeling wordt gedaan na het laatste agendapunt voorafgaand aan de sluiting. Op voorstel van de voorzitter kan de commissie besluiten dat de spoedeisende mededeling wordt gedaan op een eerder moment in de vergadering.

  • 3. Een spoedeisende mededeling wordt door het college van burgemeester en wethouders schriftelijk bevestigd met een raadsinformatiebrief.

  • 4. Vragen en opmerkingen naar aanleiding van de spoedeisende mededeling zijn niet mogelijk.

Artikel 22 Actuele vragen

  • 1. Vragen dienen actueel te zijn en dienen kort en bondig geformuleerd te worden.

  • 2. Het commissielid dat de vragen wil stellen, meldt dit onder vermelding van het onderwerp en betreffende raadscommissie, uiterlijk op de dag van vergadering voor 12.00 uur bij de raadsgriffie.

  • 3. De actuele vragen worden in de betreffende raadscommissie behandeld als eerste (inhoudelijke) agendapunt na het vaststellen van de agenda. Op voorstel van de voorzitter kan de commissie besluiten dat de vragen worden behandeld op een later moment in de vergadering.

  • 4. De actuele vragenronde duurt niet langer dan tien minuten.

Artikel 23 Agenderingsverzoek derden

  • 1. Ingezetenen en belanghebbenden kunnen een verzoek tot agendering van een onderwerp in een commissievergadering indienen.

  • 2. Het onderwerp als bedoeld in het eerste lid voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      het onderwerp behoort tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur;

    • b.

      het onderwerp betreft niet een aangelegenheid die onderdeel is van een beroeps- of bezwaarprocedure;

    • c.

      het onderwerp betreft geen gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    • d.

      het onderwerp betreft niet een recent door het college van burgemeester en wethouders afgewezen verzoek.

  • 3. Een agenderingsverzoek als bedoeld in het eerste lid wordt tenminste drie weken voorafgaand aan de beoogde commissievergadering ingediend bij de griffier.

  • 4. De griffier legt het agenderingsverzoek zo spoedig mogelijk met een advies voor aan de agendacommissie.

  • 5. De griffier brengt het agenderingsverzoek ter informatie of ter voorbereiding onder de aandacht van het college van burgemeester en wethouders.

  • 6. De agendacommissie toetst het verzoek aan de voorwaarden genoemd onder lid 1 en lid 2 en beoordeeld of de beoogde vergadering voldoende ruimte biedt voor agendering. Als de beoogde commissievergadering onvoldoende ruimte biedt, biedt de agendacommissie een alternatief aan voor een spoedige behandeling van het onderwerp.

  • 7. De portefeuillehouder of diens vervanger is aanwezig bij de behandeling van het onderwerp in de commissievergadering.

  • 8. De commissievoorzitter doet in de vergadering aan de commissie een voorstel voor de behandeling van het onderwerp.

  • 9. De indiener van het verzoek voert in de commissievergadering het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend.

  • 10. De griffier draagt zorg voor de communicatie met de indiener.

Artikel 24 Handhaving orde en schorsing

  • 1. De commissievoorzitter handhaaft de orde in de vergadering.

  • 2. Hij roept sprekers tot de orde als deze zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sprekers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Sprekers die hieraan geen gevolg geven kunnen door hem het woord ontnomen worden over het aanhangige onderwerp.

  • 3. Hij kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, als na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

  • 4. Hij kan de raadscommissie voorstellen aan een commissielid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het commissielid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de commissievoorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het commissielid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 25 Voorstellen van orde

De commissievoorzitter en commissieleden kunnen tijdens een vergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raadscommissie beslist hier terstond over.

Paragraaf 3 Besloten vergaderingen

Artikel 26 Toepassing verordening op besloten vergaderingen

Op besloten vergaderingen is deze verordening van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 27 Verslag besloten vergadering

  • 1. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt.

  • 2. Conceptverslagen van besloten vergaderingen worden niet verspreid, maar uitsluitend voor de commissieleden ter inzage gelegd bij de commissiegriffier.

  • 3. Deze verslagen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een besluit over het al dan niet opheffen van de geheimhouding op het verslag.

  • 4. De vastgestelde verslagen worden door de commissievoorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 28 Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de wet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

Paragraaf 4 Toehoorders en pers

Artikel 29 Toehoorders en pers

  • 1. Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare vergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.

  • 2. Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

  • 3. De commissievoorzitter is bevoegd, wanneer de orde in de vergadering op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 4. Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

Artikel 30 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare vergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de commissievoorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 31 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de commissievoorzitter.

Artikel 32 Intrekken oude verordening

De Verordening op de raadscommissies Den Helder 2018, wordt ingetrokken op het moment dat deze verordening in werking treedt.

Artikel 32a Overgangsrecht

Het vierde lid van artikel 4 is niet van toepassing op commissieleden die voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn benoemd en enkel voor de duur van die benoeming.

Artikel 33 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de raadscommissies Den Helder 2024.

Ondertekening

Aldus besloten in de raadvergadering van 25 november 2024.

voorzitter,

J.A. de Boer MSc.

griffier,

mr. drs. M. Huisman

Toelichting bij de Verordening op de raadscommissies Den Helder 2024

Artikelsgewijs

Artikel 3 Taken

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet (hierna wet). De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. Wat betreft de invulling van de taken van de raadscommissies zijn ruwweg twee modellen te onderscheiden. In het eerste model is een raadscommissie vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening en vindt het politieke debat plaats in de raad, in het tweede vindt het politieke debat plaats in een raadscommissie en geschiedt de besluitvorming door de raad.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

De raadscommissie bepaalt evenals de raad haar eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. In artikel 3 van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Den Helder 2024 is om dit te coördineren een agendacommissie ingericht. Deze commissie is verantwoordelijk voor de inhoudelijke afstemming van raads- en commissievergaderingen. De samenstelling, taken en bevoegdheden zijn geregeld in de Verordening op de agendacommissie Den Helder 2018. Veelal zal het echter wel zo zijn dat een onderwerp eerst in een raadscommissie wordt besproken.

Tegenwoordig komen varianten van vergaderen voor die geen vaste samenstelling hebben. Te denken valt aan vergaderingen in sessies en vergadertafel. De wettelijke bepalingen omtrent de raadscommissies zijn, ondanks het feit dat er niet gesproken kan worden van een vaste samenstelling, op deze varianten van vergaderen van toepassing. Indien vergaderingen in het teken staan van de voorbereiding van besluitvorming van de raad en het overleg met het college of de burgemeester, is er sprake van een raadscommissie. Dergelijke voorbereiding van de besluitvorming van de raad is exclusief voorbehouden aan de raadscommissies en kan niet worden opgedragen aan overige commissies. Er dient bij deze varianten van vergaderen dus rekening gehouden te worden met alle vereisten die voor een raadscommissie gelden zoals een evenwichtige vertegenwoordiging (artikel 82, derde lid, van de wet).

Artikel 4 Samenstelling

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de wet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid van dit artikel voor dat een raadscommissie bestaat uit een minimum en maximum aantal leden per fractie. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad.

Behalve de raadsleden, die qualitate qua lid zijn van de raadscommissies, worden commissieleden door de raad benoemd, op voordracht van de fracties (tweede lid). Dit houdt in dat het aan de fracties zelf is om te bepalen wie de betreffende fractie vertegenwoordigen in de verschillende commissies. Het is enkel mogelijk – overeenkomstig het derde lid zelfs verplicht - de benoeming van een voorgedragen lid te weigeren als het een ‘burgerlid’ betreft dat niet voldoet aan de vereisten (zie verder de toelichting op het derde lid).

Uit het derde lid volgt dat de leden van een raadscommissie geen raadslid hoeven te zijn. Wel zijn het de fracties die de leden voordragen.

De niet-raadsleden moeten - in verband met de kenbaarheid en kiezerslegitimiteit - wel tijdens de laatstgehouden raadsverkiezingen verkiesbaar zijn geweest, en wel geplaatst op de kandidatenlijst van die fractie waarvoor ze in de commissie zitting nemen. Hiermee wordt gewaarborgd dat commissieleden ook daadwerkelijk voor die fractie in de commissie plaatsnemen waarvoor zij ook op de kandidatenlijst hebben gestaan.

Deze voorwaarde vervalt echter zodra een fractie twee jaar in de raad vertegenwoordigd is. Zitting hebben in een raadscommissie en deelnemen aan een commissievergadering kan een leerschool zijn voor aankomend raadsleden. Uiteraard is dat niet het primaire doel van een raadscommissie, echter niet-raadsleden kunnen onmiskenbaar op deze wijze ervaring opdoen in de politieke arena en met het politieke debat. Daarnaast wordt het zo voor geïnteresseerde nieuwe leden interessanter om gedurende de raadsperiode politiek actief te worden. Als ze moeten wachten tot na de volgende verkiezingen voordat ze zich daadwerkelijk nuttig kunnen maken, bestaat het gevaar dat men afhaakt. Dat is zeker in de huidige tijd, waarin het voor veel partijen lastig is om goede gekwalificeerde kandidaten te vinden, een ongewenste situatie. Potentiële kandidaat-raadsleden dienen daarom de mogelijkheid te krijgen om in de loop van de raadsperiode in een raadscommissie te worden benoemd. In verband met de kenbaarheid en kiezerslegitimiteit zal de voorwaarde dat een commissielid op de kandidatenlijst heeft gestaan wel de eerste 2 jaar dat een fractie actief is in de raad van toepassing zijn. Echter na een zekere tijd spelen deze waarden steeds minder een rol en gaat het belang om nieuwkomers, die pas na de verkiezingen zich hebben aangesloten bij een politieke partij, een kans te bieden commissielid te worden, zwaarder wegen.

Op grond van het derde lid moeten commissieleden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13, 14 en 15 van de wet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 van de wet mogen vervullen. Om te beoordelen of wordt voldaan aan de eisen van de, ligt het voor de hand om gebruik te maken van een geloofsbrievenonderzoek. Het verdient aanbeveling dit onderzoek uit te laten voeren door de commissie die voor raadsleden en wethouders het op basis van artikel V 4 van de Kieswet verplichte geloofsbrievenonderzoek uitvoert. De vereisten die onderzocht moeten worden zijn immers gelijk. Dit onderzoek (alleen naar de niet-raadsleden) gaat vooraf aan het raadsbesluit waarmee de commissieleden benoemd worden.

Om er voor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie is ervoor gekozen dat de commissies flexibel kunnen worden bemenst. De leden per commissie staan niet vast. Een ieder die aan de criteria voldoet en als lid is benoemd, kan zitting nemen in een commissie naar keuze, met de restrictie dat per commissie maximaal twee zetels per fractie kunnen worden ingevuld.

Artikel 5 Voorzitter

Op grond van artikel 82, vierde lid, van de wet kan enkel een raadslid als voorzitter van een raadscommissie benoemd worden.

In het eerste lid is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies door de raad te laten benoemen. Het staat de raad echter vrij om te bepalen dat een raadscommissie de (plaatsvervangende) voorzitter benoemt. Gelet op de belangrijke functie die de raadscommissies ten opzichte van de raad vervult, ligt het wel in de rede dat de raad de (plaatsvervangende) voorzitters benoemt. Ook kan er voor gekozen worden om de voorzitters te laten benoemen door de raad en de plaatsvervangend voorzitters door de raadscommissies. Met het oog op de vergaderfrequentie en de daarmee gepaard gaande agendadruk is ervoor gekozen te komen tot een poule van 6 voorzitters. Deze zullen flexibel worden ingezet om de commissies voor te zitten.

Op basis van het derde lid, is de voorzitter (en de plaatsvervangend voorzitter) geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie. Een andere keuze is echter ook denkbaar, de wet verzet zich er niet tegen dat de (plaatsvervangend) voorzitter tevens lid van een raadscommissie is.

Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid).

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

De zittingsperiode van de leden en de voorzitter is even lang als de zittingsperiode van raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

Het lidmaatschap van een raadscommissie eindigt eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zesde lid).

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen ontslaan (derde lid). Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, lid 6, recht op een eigen lid.

Artikel 8 Vergaderfrequentie

Veelal zullen de vergaderingen van de raadscommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen. Indien een raadscommissie een hoorzitting zal willen houden, kan de voorzitter gebruik maken van het zesde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de agendacommissie.

Artikel 9 Agendacommissie

De agendacommissie vervult een belangrijke (coördinerende) rol bij de agendering van zaken in de raadscommissies (en in de raad). De samenstelling, taken en bevoegdheden van de agendacommissie zijn geregeld in de Verordening op de agendacommissie Den Helder 2018.

Artikel 10 Oproep en agenda

Het eerste lid stelt verplicht dat de commissievoorzitter een vastgesteld aantal dagen vóór een vergadering de leden van zijn raadscommissie een schriftelijke oproep, waarin de vergadering wordt aangekondigd, en de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken stuurt (eerste lid). Uiteraard is het mogelijk, indien de raad dit wenst de oproep en stukken niet per post maar elektronisch te versturen. De oproep vermeldt de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

In het eerste lid gaat het om een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om ruim voor de commissievergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteiten. In een dergelijke situatie kan de commissievoorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen (tweede lid).

Als omtrent stukken geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze de commissieleden op verzoek inzage (derde lid juncto artikel 11, derde lid). Van geheimhouding wordt melding gemaakt op de stukken.

Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het vierde en vijfde lid.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

Geïnteresseerden moeten de mogelijkheid hebben om stukken in te zien. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep op het stadhuis bij de raadsgriffie ter inzage gelegd en kunnen op verzoek worden ingezien (eerste lid). Naast de fysieke terinzagelegging op het stadhuis bij de raadsgriffie, zullen de stukken doorgaans op elektronische wijze worden aangeboden (tweede lid). Dit gaat bijvoorbeeld via een digitaal raadsinformatiesysteem of door plaatsing op de gemeentesite.

De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Daarom worden stukken die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de commissievergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage gelegd voor raadsleden en commissieleden (derde lid).

Artikel 12 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 82, vijfde lid, van de wet en vastgelegd op welke wijze commissievergaderingen worden aangekondigd. Indien de kennisgeving uitsluitend elektronisch plaatsvindt, dan dient er een grondslag te zijn. In het tweede lid wordt deze grondslag gecreëerd om ook in spoedeisende gevallen een openbare kennisgeving uit te kunnen doen gaan.

Artikel 13 Presentielijst

De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen van de niet-raadsleden die lid zijn van de raadscommissie te kunnen vaststellen.

Artikel 14 Opening vergadering en quorum

Artikel 20 van de wet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de wet. Dit artikel voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende fracties aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd (eerste lid).

Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet bereikt is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter de datum en het tijdstip van de nieuwe vergadering bepaalt, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zitten, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen (tweede lid). Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

Artikel 16 Advies

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist.

Door gebruik van het woord beslissen in het tweede lid kan de suggestie gewekt worden dat in de commissievergadering ook ‘echte’ Awb-besluiten kunnen worden genomen. Dit is echter niet het geval. Een raadscommissie neemt geen beslissingen maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Alleen in de raadsvergadering kunnen besluiten worden genomen. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies.

Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, worden de standpunten van alle fracties in het advies opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

Er dienen heldere argumenten te zijn om een voorstel als bespreekpunt voor de raad te agenderen. De voorzitter dient duidelijk samen te vatten welke debatonderwerpen er resteren voor behandeling in de raad. Als een enkele fractie agendering als bespreekpunt wenst, dient te worden overwogen om het voorstel toch als hamerpunt te agenderen voor de raad, waarbij deze fractie dan een stemverklaring kan afleggen. Als het advies van de commissie luidt dat het voorstel niet besluitrijp is dan wordt het voorstel eveneens als bespreekpunt geagendeerd zodat de raad daarover kan besluiten.

Artikel 17 Stemmen in commissies

Op 9 april 2008 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een brief verstuurd over het systeem van gewogen stemmen in de raadscommissie. Hierin wordt aangegeven dat de wet er aan in de weg staat in de raadscommissies een systeem van gewogen stemmen te hanteren. Gewogen stemming zou slechts mogelijk zijn indien dit door de wetgever uitdrukkelijk zou zijn geregeld. Dat is nu niet het geval. Een commissielid kan dan ook niet stemmen namens afwezige leden van zijn fractie. In de raadscommissie geldt het principe “one man, one vote’.

Artikel 18 Aantal spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten (tweede lid). Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raadscommissie van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan zij daartoe uitdrukkelijk besluiten (eerste lid).

Daarnaast is er voor de orde van de vergadering voor gekozen per agendapunt één woordvoerder per fractie toe te staan. Dit geldt niet voor het doen van interrupties of voorstellen van orde (vierde lid).

Artikel 20 Deelname aan beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met de in artikel 22 van de wet geregelde immuniteit, dat in artikel 82, vijfde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders. Deze hebben op grond van artikel 21, gelezen in samenhang met artikel 82, vijfde lid, van de wet de mogelijkheid om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op grond van dit artikel kan bijvoorbeeld de secretaris uitgenodigd worden. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden.

Artikel 21 Spreekrecht

Het geven van spreekrecht is een manier om burgers meer te betrekken bij de besluitvorming van de raad. Ook (vertegenwoordigers van) instanties en adviesraden (bijvoorbeeld de Jongerenadviesraad, Adviesraad Sociaal Domein) kunnen inspreken.

Een inspreekmogelijkheid tijdens de raadsvergadering is doorgaans minder effectief (‘schijnspreekrecht’). Doordat de raadsvergadering het sluitstuk is van het besluitvormingsproces dat lang daarvoor is begonnen (ambtelijke organisatie, college, commissies) is er voor gekozen het spreekrecht daarom ook op te nemen in de Verordening op de raadscommissies. In deze fase zijn de fracties nog bezig hun mening te vormen.

In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de inspreker belanghebbende is, kan de inspreker een bezwaarschrift indienen. Ook kan een inspreker beroep instellen bij de rechtbank. Dit zijn formele procedures die zien op de rechtsbescherming van de inspreker. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen insprekers hierover geen uitlatingen doen. Vervolgens kunnen insprekers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:1 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat vóór het spreekrecht.

Het is mogelijk om het spreekrecht te beperken tot die onderwerpen die op de agenda van de raadscommissie staan. Het is een keuze van de raad of en hoe zij het spreekrecht wil vormgeven. In het geval de insprekers de mogelijkheid hebben om een burgerinitiatief in te dienen ligt het wellicht meer voor de hand om alleen spreekrecht toe te staan over geagendeerde onderwerpen. Burgers hebben immers het instrument van een initiatief om onderwerpen op de agenda te plaatsen. Indien er geen mogelijkheid is tot burgerinitiatief kan het spreekrecht het instrument van de inspreker zijn om aandacht te vragen voor een onderwerp. In dit geval ligt het voor de hand om dit instrument niet teveel in te perken.

Insprekers kunnen zich binnen een ‘redelijke termijn’ voor de vergadering melden bij de commissiegriffier. Procedureel is het handig om als ‘redelijke termijn’ uiterlijk om 12.00 uur op de dag van de desbetreffende vergadering uur aan te houden.

In het zevende lid is er voor gekozen een inspreker in de gelegenheid te stellen voor een tweede termijn maximaal vijf minuten het woord te geven. De inspreker heeft op die manier de mogelijkheid om te reageren. Dit geeft een actieve betrokkenheid van de inspreker en voorkomt dat er bij de inspreker een onbevredigend gevoel blijft hangen. Uiteraard is het de commissie die debatteert over de onderwerpen op de agenda, maar het is een goede zaak de betrokkenheid van de inspreker in deze te vergroten.

Artikel 21a Technische vragen

Via technische vragen kunnen raadsleden schriftelijk informatieve vragen stellen over voorstellen of onderwerpen die staan geagendeerd. Achterliggende gedachte hierbij is dat verduidelijkende of feitelijke vragen zoveel mogelijk voorafgaand aan de vergadering worden gesteld en beantwoord zodat de commissiebehandeling voornamelijk gaat over de politiek-inhoudelijke kant van het voorstel/onderwerp.

Het is niet altijd helder wat een ‘technische vraag’ of een ‘politieke vraag’ is. Over het algemeen gaan technische vragen over feiten of het verduidelijken van teksten opgenomen in de stukken. Technische vragen hebben niet of nauwelijks invloed op het politieke standpunt. Het zijn vragen die nodig zijn om een stuk beter te begrijpen en niet politiek relevant zijn. Technische vragen worden ambtelijk beantwoord. Politieke vragen dienen te worden gesteld aan en te worden beantwoord door de portefeuillehouder.

De technische vragen dienen vijf werkdagen voor de commissievergadering te worden ingediend. Bij een reguliere vergadercyclus houdt dit in dat de technische vragen uiterlijk vóór de maandag, een week voor de betreffende commissievergadering, ingediend dienen te worden. Beantwoording vindt dan plaats uiterlijk op de vrijdag vóór de betreffende commissievergadering voor 12.00 uur. Bij het niet tijdig indienen van de technische vragen bestaat de mogelijkheid dat de vragen niet, of niet tijdig, beantwoord worden.

Artikel 21b Spoedeisende mededeling door college van burgemeester en wethouders

Met dit artikel wordt de mogelijkheid geboden om spoedeisende actualiteiten te delen met de commissie. Het gaat hier om mededelingen (kort en bondig) die niet langer kunnen wachten. Het gaat hier zuiver en alleen om de mededeling; vragen en discussie naar aanleiding hiervan is niet mogelijk omdat het hier gaat om een niet geagendeerd agendapunt. Het betreft slechts een mededeling. De spoedeisende mededeling dient altijd schriftelijk gevolgd te worden door een raadsinformatiebrief van het college zodat iedereen kennis van de mededeling kan nemen.

Reguliere mededelingen zijn hier niet aan de orde, deze kunnen op ieder moment door het college met de raads- en commissieleden gedeeld worden via bijvoorbeeld de e-mail en/of een raadsinformatiebrief.

Artikel 23 Agenderingsverzoek derden

Onder belanghebbenden worden in dit geval ook ondernemers, instellingen en verenigingen in de gemeente verstaan. Het te bespreken onderwerp behoort tot de invloedsfeer van de raad, het college of de burgemeester. Het is niet de bedoeling dat de behandeling van een onderwerp in de commissievergadering een lopende juridische procedure doorkruist.

Een termijn van drie weken voor het indienen van het agenderingsverzoek wordt nodig geacht voor een tijdige bediening van de agendacommissie, de vakcommissies en eventuele voorbereidingen door het college. Het agenderingsverzoek dient te zijn ondertekend door de indiener en wordt met de stukken voor de commissievergadering openbaar gemaakt.

De griffier legt het agenderingsverzoek voor aan de agendacommissie voorzien van een advies. Als de beoogde commissievergadering onvoldoende mogelijkheden biedt voor agendering, wordt dit in het advies nader toegelicht en voorzien van een alternatieve datum. Het agenderingsverzoek wordt zo spoedig mogelijk onder de aandacht gebracht van het college. Hiermee wordt het college en dan met name de verantwoordelijke wethouder in de gelegenheid gesteld zich hierop desgewenst voor te bereiden of met een inhoudelijke bijdrage te komen. De agendacommissie beoordeelt of de conceptagenda van de beoogde commissievergadering voldoende ruimte biedt voor het ingediende agenderingsverzoek. Als dit niet het geval is, doet de agendacommissie een voorstel voor behandeling van het onderwerp. Uitgangspunt hierbij is een spoedige behandeling.

Het onderwerp wordt bij voorkeur als eerste bespreekpunt geagendeerd voor de commissievergadering. Bij vaststelling van de agenda doet de commissievoorzitter een behandelvoorstel aan de commissie. Het is daarbij aan de commissie of de indiener of anderen aan de beraadslagingen kunnen deelnemen (zie artikel 20).

De aanwezigheid van de betrokken portefeuillehouder(s) of diens vervanger(s) is gewenst voor het desgewenst geven van een reactie op het onderwerp of het beantwoorden van vragen vanuit de commissie.

Artikel 24 Handhaving orde en schorsing

Artikel 26 van de wet geeft aan dat de voorzitter bij de raadsvergadering bevoegd is om de orde in de vergadering te handhaven. Voor de commissievergaderingen ontbreekt een dergelijke bepaling, deze is daarom in dit artikel opgenomen. Ingevolge het eerste lid is de commissievoorzitter belast met de handhaving van de orde in de commissievergaderingen. Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, de vergadering sluiten (derde lid). In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd (vierde lid). Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 29 van deze verordening.

Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de wet bovendien dat artikel 22 van de wet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

Artikel 25 Voorstellen van orde

De commissievoorzitter en ieder lid hebben te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raadscommissie. Bij het staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid, van de wet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze of een voorstel over de (beperking van de) spreektijden van de leden en overige deelnemers aan de commissievergadering.

Artikel 26 Toepassing verordening op besloten vergaderingen

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de regelgeving zoals vermeld in hoofdstuk Va van de wet.

Artikel 27 Verslag besloten vergadering

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de wet is artikel 23 van de wet van overeenkomstige toepassing. Het vijfde lid van artikel 23 van de wet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het tweede lid dat het verslag van een besloten vergadering ter inzage ligt bij de commissiegriffier.

Artikel 28 Opheffing geheimhouding

Een raadscommissie kan geheimhouding op informatie leggen en die informatie tevens aan de raad verstrekken. De raad kan de geheimhouding opheffen van aan de raad verstrekte informatie (artikel 89, vierde lid, van de wet). Wel bestaat er een overlegverplichting, waarmee recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Artikel 29 Toehoorders en pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de wet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de wet, het derde lid voorziet hierin.

Artikel 30 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Wel dient rekening gehouden te worden met de privacy van insprekers of publiek. Raadsleden daarentegen hebben een publieke functie. Het is mogelijk om een aanwijzing te geven dat publiek slechts vanaf een bepaalde afstand in beeld mag worden gebracht. Ook kan een aanwijzing zijn dat burgers die inspreken niet gefilmd mogen worden, uiteraard in overleg met de insprekers. Mogelijk hebben zij geen probleem met beeldregistraties.