Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727910
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727910/1
Visie op wind- en zonne-energie gemeente Wijchen - Op weg naar 2035
Geldend van 03-12-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 02-07-2024
Intitulé
Visie op wind- en zonne-energie gemeente Wijchen - Op weg naar 20351. Inleiding
1.1 Aanleiding
Klimaatverandering en opwarming van de aarde hebben schadelijke gevolgen voor mens en milieu. Om dit tegen te gaan, is in 2015 het klimaatakkoord van Parijs gesloten. Hiermee committeerden bijna alle landen zich om de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot 1,5 graden Celsius boven het pre-industriële niveau.
Om koers te houden op het behalen van de doelen van het Parijse klimaatakkoord heeft Nederland zich ten doel gesteld om in 2030 een CO2-emissiereductie van 55% te realiseren ten opzichte van 1990. Daarnaast gaat het Nationale Klimaatakkoord uit van 100% duurzaam opgewekte energie in 2050.
Ook Wijchen pakt haar verantwoordelijkheid. De gemeente zet stevige stappen op het gebied van klimaat, energie en duurzaamheid en blijft dit de komende jaren doen met realistische doelen volgens het landelijke tempo. Dit is vastgelegd in een aantal beleidsnotities:
-
In het Strategisch Kompas bevestigde de gemeenteraad de ambitie voor de overstap naar duurzame energiebronnen, zoals zonnepanelen op daken en windmolens op plaatsen waar dit kan.
- -
Op 22 april 2021 stelde de Wijchense gemeenteraad de regionale energiestrategie (RES 1.0) vast. In de RES is afgesproken om als regio 1,62 TWh duurzame energie op te wekken in 2030.
- -
Ook koos de gemeenteraad van Wijchen voor het opstellen van een Lokale Energie Strategie (LES).
- -
Op 1 februari 2024 besloot de raad tot het opstellen van de wind en zonnevisie.
De scheve verhouding tussen zonne-energie (89%) en windenergie (11%) in de RES is niet bevorderlijk voor de oplossing van het netcongestieprobleem, waar grote delen van Nederland mee kampen. Inwoners en bedrijven van de gemeente Wijchen merken dit. Een te eenzijdig aanbod van zonne-energie zorgt voor een grote piek in het elektriciteitsnet midden op de dag als de zon schijnt, waardoor het net snel vol zit. Als de zon ondergaat is het aanbod van energie juist te laag. Ook in de winter, wanneer we extra veel energie nodig hebben om onze huizen te verwarmen, leveren zonnepanelen weinig op. Het elektriciteitsnet moet dus meer in balans komen.
Daarom is in de regio en met de provincie afgesproken om de verhouding tussen zonne- en windenergie te verbeteren bij de doorontwikkeling van de RES 1.0, door binnen de regio te zoeken naar nieuwe gebieden voor windenergie. Dit is gebeurd door een planMER onderzoek (een regionale milieustudie) dat in juni van 2023 is afgerond en door de commissie MER positief is beoordeeld. Uit dit onderzoek blijkt dat er in 8 van de 16 RES-gemeenten mogelijkheden liggen voor windprojecten, waaronder in de gemeente Wijchen. De regio heeft deze gemeenten gevraagd om te bepalen waar windenergie opgewekt kan worden.
In één van deze gebieden, nabij de A50, bestaan concrete plannen voor een windpark en is bij de provincie een inpassingsverzoek gedaan. De provincie is bevoegd gezag voor windenergieprojecten van 5 tot 100 MW, oftewel windparken van meer dan één windmolen. De verwachting is dat de provincie het verzoek honoreert, tenzij de gemeente Wijchen de provincie weet te overtuigen met een visie waarin goede alternatieven worden aangeboden. Een visie waarin we een duidelijk tijdspad schetsen naar principemedewerking aan een windpark dat volgens de gemeente Wijchen het best past. Door deze visie pakt de gemeente de regie op grootschalige opwekprojecten en worden richtlijnen bepaald.
Met de ‘Visie op wind- en zonne-energie gemeente Wijchen: Op weg naar 2035’ geeft de gemeente hier gehoor aan. De visie weegt zoekgebieden af, schetst de kaders en gaat in op richtlijnen voor ontwikkelingen op het vlak van opwek voor wind- en zonne-energie. De visie schetst een duidelijk tijdspad van het verdere proces naar principemedewerking aan het (na Windpark Bijsterhuizen) tweede windpark in de gemeente Wijchen. De visie actualiseert de ‘Visie op zonne-energie, gemeenten Druten & Wijchen’ en vervangt de ‘Gedragscode Windenergie Wijchen’.
1.2 Doelstelling (Lokale Energie Strategie)
Wereldwijd is afgesproken om klimaatverandering tegen te gaan en de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad. Het Klimaatakkoord uit 2019 is daar de Nederlandse uitwerking van. Ook de gemeente Wijchen staat aan de lat om haar deel bij te dragen aan de vermindering van de CO2 uitstoot.
De gemeenteraad van de gemeente Wijchen koos voor een Lokale Energie Strategie (LES) waarin zij inzet op een ambitieuze en realistische vermindering van CO2-uitstoot in sectoren waar de gemeente de meeste invloed op heeft. Dit betekent dat de gemeente naast bestaand beleid zich proactief opstelt en kansen benut.
De gemeente Wijchen volgt de landelijke doelstelling van 55% reductie van CO2- uitstoot in 2030 ten opzichte van 1990. Daarnaast heeft de gemeente als doel om uiteindelijk volledig energieneutraal te zijn (2050). Dit betekent dat alle energie die in de gemeente wordt gebruikt, duurzaam opgewekt wordt binnen de gemeentegrenzen. In de gemeente Wijchen gaat het concreet om 1.185 TJ per jaar aan hernieuwbare energie in 2050. Bij de berekening van deze hoeveelheid energie zijn de volgende projecten in de pijplijn meegenomen:
- •
Bijdrage Wijchen in RES-bod 1.0: grootschalige duurzame opwekprojecten zonnepark Bankhoef, zonnepark Kampbroek en windpark Bijsterhuizen
- •
Plannen voor een warmtenet
Daarnaast is rekening gehouden met groei van het aantal inwoners en bedrijven.
Voor de periode tot 2030 zijn de duurzame opwekprojecten van de gemeente Wijchen meegenomen in het bod RES 1.0. Echter, binnen de RES-regio is afgesproken dat de verhouding zon en wind in het RES-bod verbeterd moet worden, door het toevoegen van windprojecten. Conform de LES moet de gemeente voor eigen behoefte in 2050 1.185 TJ per jaar aan hernieuwbare energie opwekken. Met een tweede windpark naast Bijsterhuizen zet de gemeente Wijchen een grote stap voorwaarts bij de invulling van deze doelstelling.
In deze Visie op wind- en zonne-energie selecteert de gemeente Wijchen gebieden die kansrijk zijn voor de opwek van windenergie en schetst een proces naar principemedewerking aan een windenergieproject in één van deze gebieden. Het gaat daarbij dus niet meer om de vraag of, maar om de vraag waar wij medewerking verlenen aan een tweede windpark.
Hoofdstuk 5 schetst een helder proces van hoe we dit door middel van een aanbestedingsprocedure doen. Voorafgaand aan het opstellen van de tenderleidraad formuleert de gemeente Wijchen een specifieke opgave voor wind- en zonne-energie. Wij kiezen voor hierbij voor een periode van 5 jaar. Onderstaand kader geeft een indicatie van de opgave.
Gezien de lange looptijd van de ontwikkeling van wind- en zonneparken is het van belang het proces na vaststelling van de visie te starten. Realisatie van het beoogde opwekinitiatief vindt plaats in de periode 2030-2035.
Hoe bepaalt de gemeente Wijchen haar opgave voor grootschalige duurzame opwek? De opgave op basis van de LES-doelstelling voor 2050, 1.185 TJ per jaar, rekenen we toe naar de hierboven genoemde periode van 5 jaren. Gezien de LES moet de gemeente Wijchen na 2030 gedurende 20 jaar 1185 TJ/20= 59,25 TJ per jaar of 16,45 GWh hernieuwbare energie per jaar realiseren. Voor een periode van 5 jaren is dat circa 80 GWh. De aanname is dat dat dit met 5 grote windturbines of met 2-3 grote windturbines, een zonnepark van 20 ha en een evenredige opgave van zon op daken kan worden ingevuld. Omdat we bezig zijn met het in balans brengen van het aanbod wind- en zonne-energie en we momenteel kampen met een overschot aan zonne-energie, is de opwek van windenergie leidend. Toch moeten we ons ook realiseren dat zonne-energie een belangrijke rol zal blijven spelen in de energietransitie. Zonnepanelen worden steeds beter en er is veel ontwikkeling op het gebied van energieopslag in batterijen. Bovendien ligt de ontwikkeling van zonneparken minder gevoelig dan de ontwikkeling van windenergieprojecten. In paragraaf 2.3.1 werken we verder uit hoe we omgaan met zonne-energie. De opgave duurzame opwek voor de periode 2030-2035 wordt verder uitgewerkt en gespecificeerd in de tenderleidraad, waarbij we ook de volgende punten in acht nemen:
|
1.3 Reikwijdte
Deze visie op wind- en zonne-energie heeft betrekking op:
- -
Grootschalige grond- of watergebonden zonneparken
- -
Grootschalige windturbines
Daarnaast bevat deze visie een drietal kaders, waarvoor andere uitgangspunten gelden dan voor grootschalige opwekprojecten. Het gaat om deze kaders:
- -
Kader zonnepanelen windschermen programma Opwek van Energie op Rijksvastgoed (OER)
- -
Kader Kleine windmolens bij agrarische bedrijven c.q. erfmolens
- -
Kader Pilot windwokkels/mini windturbines binnenstedelijk
De gemeente Wijchen geeft momenteel planologische medewerking aan windpark Bijsterhuizen. Binnen de looptijd van de Visie op wind- en zonne-energie wil de gemeente Wijchen medewerking verlenen aan maximaal één windpark erbij.
Gezien de lange looptijd van grootschalige duurzame opwektrajecten en conform het proces dat wij schetsen in hoofdstuk 5 is het aannemelijk dat deze gerealiseerd wordt in de periode 2030-2035. Deze beleidsvisie heeft daarom een looptijd tot 2035. In 2030 herijken wij deze visie met als doel om de koers voor de periode 2035-2045 te bepalen.
2. Kaders
2.1 Landelijke kaders windenergie
Landelijk geldende kaders voor windparken ten aanzien van geluid, slagschaduw en veiligheid waren voorheen opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer. De Raad van State heeft op 30 juni 2021 uitgesproken dat de normen vanuit het Activiteitenbesluit niet gehanteerd mogen worden voor een clustering van minimaal drie windturbines. Door het wegvallen van landelijke milieunormen moeten initiatieven voor windprojecten van drie of meer turbines momenteel getoetst worden aan lokaal op te stellen normen. Deze situatie blijft in stand tot het Rijk nieuwe landelijke milieunormen heeft vastgesteld.
Op 12 oktober 2023 heeft het ministerie van I&W concept ontwerp milieunormen voor windturbines gepubliceerd. Deze worden ter consultatie en ter parlementaire behandeling voorgelegd, waardoor ze nog kunnen wijzigen. Naar verwachting worden de nieuwe landelijke normen in de loop van 2024 vastgesteld.
Landelijke Gedragscode windenergie
Een brede coalitie van wind-, bewoners-, natuur en milieuorganisaties heeft de richtlijnen voor het plaatsen van windturbines op het land vernieuwd. Dit staat in de Gedragscode Acceptatie & Participatie Windenergie op Land (bijlage 1). Uitgangspunt van de gedragscode is om alle belanghebbenden in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken in de planvorming, zodat zij volwaardig kunnen meepraten over onder andere zichtbare veranderingen in het landschap en hun participatie. De gedragscode helpt om iedereen die belang heeft op zorgvuldige manier te betrekken , alle belangen af te wegen en samen tot oplossingen te komen.
In gemeente Wijchen is afgelopen najaar de Wijchense vertaling van de gedragscode geëvalueerd. Hieruit zijn aandachtspunten gekomen die meegenomen worden in de visie.
2.2 Provinciale en regionale kaders
Zonneladder
In december 2023 hebben het Rijk, Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Unie van Waterschappen en Netbeheer Nederland besloten dat zonne-energie in landbouwgebied lager in de voorkeursvolgorde op de zonneladder komt te staan. De overheden hebben in het bestuursakkoord afgesproken te gaan sturen langs de volgende vier treden voor de opwek van zonne-energie zoals al opgenomen in de NOVI voorkeursvolgorde zon:
Trede 1: Zonnepanelen op daken en gevels
Trede 2: Onbenutte terreinen in bebouwd gebied
Trede 3: Onbenutte terreinen in landelijk gebied
Trede 4: Landbouw- en natuurgronden
De afspraak is gemaakt om trede 1 t/m 3 van de zonne-ladder te stimuleren en zo slim mogelijk te combineren met ruimtelijke en maatschappelijke opgaven. Het nakomen van de RES-afspraken blijft daarbij het uitgangspunt. Er zijn uitzonderingen mogelijk voor zonne-energie op landbouwgrond (trede 4): a) de slimme combinatie van een zonnepark met een agrarische functie (agri-PV), b) gronden in transitie of die minder geschikt zijn voor landbouwgrond, en c) als het een oplossing biedt voor netcongestie dan wel bijdraagt aan efficiënter gebruik van het elektriciteitsnetwerk. Provincie Gelderland werkt aan het vastleggen van deze regels in haar Omgevingsverordening.
RES 1.0 Arnhem-Nijmegen en provinciaal windbeleid
In Regio Arnhem Nijmegen is afgesproken om 1,62 TWh bij te dragen aan de landelijke ambitie van 35 TWh opwekking via zonnevelden, grootschalig zon op dak en windturbines. In regionale zoekgebieden is ruimte voor zon- of windprojecten. Of en waar die precies komen is nog niet bepaald. In de RES1.0 zijn wel richtinggevende ruimtelijke afspraken gemaakt, om te voorkomen dat windturbines en zonnevelden op allerlei plekken in het landschap in onze regio komen. Deze afspraken zorgen ervoor dat er aandacht is voor mogelijke overlast voor inwoners en behoud van de natuur.
De provincie werkt samen met de RES-regio’s aan het actualiseren van haar omgevingsbeleid, zodat dit omgevingsbeleid beter aansluit bij de energiestrategieën die de energieregio’s gemaakt hebben. Nu is het provinciaal windbeleid nog vrij ruim. Op veel plekken kan een energiecoöperatie of een energiebedrijf met een plan komen. Dat is niet wat de provincie wil. De provincie wil meer duidelijkheid over de plekken waar windparken en zonnevelden komen, in afstemming met de regio’s. De gebieden die de gemeentes aanwijzen, worden opgenomen in de provinciale omgevingsverordening en daarmee bepalend.
2.3 Gemeentelijke kaders
Ook in verschillende beleidsstukken van Gemeente Wijchen staan kaders voor deze visie. In de Lokale Energiestrategie zijn afspraken gemaakt over de energietransitie richting 2050. In het Landschapsontwikkelingsplan is vastgelegd hoe bij nieuwe plannen naar het landschap gekeken moet worden. In het parapluplan Cultuurhistorie Wijchen wordt beschreven waar waardevolle cultuurhistorische elementen te vinden zijn, en hoe de gemeente plannen in deze gebieden toetst. In beleidsplan Natuur en Biodiversiteit heeft de gemeente de ambitie opgenomen om biodiversiteit en het groenblauw netwerk te versterken. Deze kaders zijn geïntegreerd in deze visie. Bij de daadwerkelijke uitwerking van een initiatief volgt altijd een verdieping op deze kaders.
2.3.1 Herijking Visie op zonne-energie en richtlijnen voor zonne-energie
De gemeente Wijchen heeft in 2020 haar “Visie op zonne-energie” vastgesteld. Eerder had de gemeente zich al de ambitie gesteld om minimaal 30 hectare netto aan zonneparken te realiseren (dit is 1,2% van het grondgebied van de gemeente). In de “Visie op zonne-energie” is vastgelegd deze te evalueren wanneer de ambitie van 30 hectare netto bereikt is. Inmiddels zijn Zonnepark Bankhoef (netto 18 ha) en Zonnepark Kampbroek (netto 9 ha) vergund waardoor het moment van evaluatie dichtbij is. Hiernaast zijn er in de relatief korte periode sinds het vaststellen van de visie in 2020 een aantal belangrijke ontwikkelingen geweest. In het kader van deze ontwikkelingen werpen we opnieuw een blik op onze visie uit 2020, en herijken deze waar nodig. Zoals destijds afgesproken blijft de “Visie op zonne-energie” tot 2030 gelden, met een aantal aanpassingen om recente ontwikkelingen mee te nemen in het beleid.
Belangrijke ontwikkelingen tussen 2020 en 2024
Recente ontwikkelingen die van invloed zijn op de Wijchense visie op zonne-energie:
- -
Het Rijk en de Provincie hebben het beleid ten aanzien van de zonneladder aangescherpt. Het grootste verschil met de Wijchense zonneladder uit 2020 is dat het onderdeel op de ladder “Grondgebonden zonnepanelen in het buitengebied” op onze ladder uit 2020 als “ja, mits...” beoordeeld werden, waar deze in de nieuwe provinciale ladder als “nee, tenzij” beoordeeld worden.
- -
Netcongestie is in de afgelopen jaren een steeds nijpender probleem geworden waardoor het aansluiten van zonneparken problematisch is. Het stroomnet in Gelderland zit tot 2030 ‘op slot’ waardoor tot die tijd geen nieuwe grootverbruikers, waaronder zonneparken, worden aangesloten.
- -
Binnen de RES-regio is bij de herijking van het RES 1.0 geconcludeerd dat de verhouding tussen wind en zonne-energie niet in balans is. Deze balans moet idealiter naar 50%/50%. Dit betekent dat er meer windenergie opgewekt moet worden.
In paragraaf 4.3 gaan we in op richtlijnen voor zonne-energie.
3. Uitgangspunten
3.1 Toelichting op het proces
De voorliggende visie is opgesteld op basis van informatie vanuit verschillende bronnen. De kaders vanuit wetgeving en beleid zoals in hoofdstuk 2 zijn beschreven, vormen samen met het milieuonderzoek dat voor de groene metropoolregio is uitgevoerd de basis van deze visie (par 3.2). Door middel van gesprekken en bijeenkomsten is de mening van bewoners, bedrijven en stakeholders over wind- en zonne-energie gevraagd (par 3.3). Deze raadpleging heeft plaatsgevonden in het teken van deze visie, maar ook op eerdere momenten rondom de evaluatie van de gedragscode en de evaluatie van de zonne-visie.
De verzamelde informatie is gebruikt om de Wijchense milieukaart aan te scherpen, waarbij al een aantal gebieden afgevallen zijn. Vervolgens zijn de voorkeuren en wensen die uit de raadpleging naar voren zijn gekomen zijn getoetst op haalbaarheid, en op een onafhankelijke manier in een Multicriteria Analyse (MCA) met elkaar gewogen.
3.2 Uitgangspunten voor Wijchen
De voorliggende visie vindt haar basis in de wetgeving voor de kwaliteit van de leefomgeving. Gemeente Wijchen hanteert de normen voor veiligheid en gezondheid zoals het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) deze voorschrijft. Om rekening te houden met het milieu, hanteert de gemeente als basis de resultaten van het milieuonderzoek van de energieregio GMR. Zo ondervindt het milieu geen overmatige hinder van wind- of zonne-energie. De resultaten van het milieuonderzoek zijn geactualiseerd op nieuwe ontwikkelingen en aangevuld met lokale milieu informatie; zo zijn de Wijchense milieukaarten (afbeeldingen 4.3 en 4.4, bijlage 2) tot stand gekomen. Daarnaast is in de visie de mening van inwoners, bedrijven en stakeholders meegenomen.
3.3 Resultaten raadpleging
Deze visie is opgesteld op basis van input vanuit bewoners, bedrijven en stakeholders. In de raadpleging is, conform het geamendeerde besluit van de gemeenteraad van 1 februari 2024, gezocht naar criteria voor ten minste zeven thema’s: goede ruimtelijke ordening (onder de Omgevingswet wordt dit een evenwichtige toedeling van functies aan locaties genoemd), toekomstvastheid, leefomgeving, belastbaarheid van het gebied voor omwonenden, natuur, landschappelijke inpassing en financiële participatie van direct aanwonenden. Deze criteria vinden direct of indirect via de MCA een plaats in deze visie. Uit de raadpleging is gebleken dat bewoners leefbaarheid en belastbaarheid het belangrijkst vinden. Daarnaast roepen ze op om natuur en landschap niet te vergeten. Bewoners moeten geïnformeerd worden en betrokken blijven bij initiatieven. Bedrijven en stakeholders benadrukken het belang van duurzame energie. Lokale afname van energie kan helpen bij problemen met netcongestie. Een samenvatting van de raadpleging is te vinden in bijlage 2.
4. Selectie van gebieden en uitgangspunten voor windparken en zonnevelden
De gemeente Wijchen streeft ernaar dat bij de opwek van duurzame energie de lusten en lasten eerlijk verdeeld worden, de leefbaarheid zo min mogelijk wordt aangetast en de opgewekte energie zoveel mogelijk in de gemeente zelf gebruikt wordt.
In dit hoofdstuk wordt allereerst geschetst in welke gebieden de gemeente de opwekking van grootschalige duurzame energie kansrijk en passend acht (paragraaf 4.1) waarna in paragrafen 4.3 en 4.4 uitgangspunten worden geformuleerd voor grootschalige duurzame energie initiatieven.
4.1 Verkenning gebieden
Vanuit de Wijchense milieukaart komen verschillende gebieden in aanmerking voor wind- en zonne-energie. Deze gebieden hebben minder belemmeringen, en minder effecten op het milieu dan andere gebieden. Met behulp van een MCA (zie bijlage 2) zijn deze gebieden met elkaar vergeleken. In de MCA is als gevolg van het geamendeerde besluit van de gemeenteraad van Wijchen op 30 mei 2024 gebruik gemaakt van de Criteriaset 1: opwek bij gebruik en infrastructuur, met toepassing van het amendement, dat een zware wegingsfactor toekende aan de belastbaarheid van gebieden.
Hieruit volgt een beoordeling in de categorieën ‘kansrijk’, ‘minder kansrijk’ en ‘niet kansrijk’.
De gebieden die onderzocht zijn voor wind- en zonne-energie zijn hetzelfde. Deze gebieden zijn opgenomen op de kaart hieronder.
Overzicht van de gebieden die onderzocht zijn (zie ook: Afbeelding 5.2, bijlage 2)
Uit de MCA komt dat gebieden 2, 4 en 6 kansrijk zijn voor de opwek van grootschalige wind- en zonne-energie. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de beoordeling van alle gebieden. In hoofdstuk 5 worden aanbevelingen gedaan voor nader onderzoek om de gebieden zo kansrijk mogelijk in te richten.
4.2 Uitgangspunten participatie wind- en zonne-energie
De gemeente Wijchen vindt het belangrijk dat binnen grootschalige energieprojecten ruimschoots aandacht is voor zowel procesparticipatie als financiële participatie. Deze onderwerpen nemen we mee in de tenderleidraad (zie hoofdstuk 5). In de volgende paragrafen gaan verder in op proces- en financiële participatie.
4.2.1 Gedragscode Acceptatie & Participatie Windenergie op Land
Ontwikkelaars van toekomstige windenergieprojecten handelen conform de Gedragscode Acceptatie & Participatie Windenergie op Land (conform het advies uit de evaluatie Gedragscode Windenergie in Wijchen). Deze gedragscode beschrijft richtlijnen ten aanzien van onder andere:
- -
Het toepassen van de code
- -
Communicatie
- -
Procesparticipatie
- -
Financiële participatie en lokaal eigendom
Ten aanzien van het punt Financiële participatie en lokaal eigendom wordt in de volgende paragraaf een nadere toelichting gegeven.
4.2.2 Financiële participatie en lokaal eigendom
Financiële participatie heeft in praktijk de volgende vormen:
- -
Financiële deelneming
-
Omwonenden nemen risicodragend deel aan een project, bijvoorbeeld door aandelen, certificaten of obligaties
- -
Omgevingsfonds
-
Een deel van de opbrengsten komt ten goede aan maatschappelijke doelen in de buurt, zoals een sportclub of wijkvereniging
- -
Omwonendenregeling
-
Direct omwonenden ontvangen voordeel, bijvoorbeeld in de vorm van verduurzaming van hun woning of korting op groene stroom
- -
Gesocialiseerde grondvergoedingen
-
Bewoners en grondeigenaren van een zoekgebied bepalen gezamenlijk hoe grondvergoedingen voor de windmolens verdeeld worden. Op deze manier ontstaat een verdeelsleutel, die sociale onrust in een zoekgebied kan verkleinen.
De gemeente Wijchen streeft naar lokaal eigendom, aangevuld met de bovenstaande vormen van financiële participatie.
Lokaal eigendom
Lokaal eigendom gaat over meedoen en zeggenschap voor de lokale omgeving, de verdeling tussen de lusten en de lasten en de verdeling van de revenuen van zonneparken en windmolens. Lokaal Eigendom is daarmee een aanpak die bijdraagt aan de maatschappelijke acceptatie voor de realisatie van zonneparken en windmolens.
Lokaal eigendom betekent ook investeren en (financiële) risico’s lopen. Overigens is het niet zo dat dit betekent dat inwoners de totale ontwikkelkosten moeten opbrengen. In de praktijk betekent het vaak dat een inwonercollectief 5 tot 20% van de totale ontwikkelkosten zelf moet investeren en als eigen vermogen moet inbrengen, De rest wordt, net als bij commerciële ontwikkelaars, door externen (veelal banken) gefinancierd. Uiteraard neemt externe financiering het ondernemersrisico voor het inwonercollectief niet weg.
Conform het landelijke klimaatakkoord hanteert de gemeente Wijchen een richtlijn van minimaal 50% (idealiter 75%) lokaal eigendom van windmolens en zonneparken. Lokale eigenaren kunnen ook lokale bedrijven (+5 jaar gevestigd in de gemeente) zijn, maar een zo’n groot mogelijk aandeel lokaal eigendom bij inwoners weegt de gemeente Wijchen positief mee. In de fase na vaststelling van deze visie stellen we een kader op met uitgangspunten voor Lokaal Eigendom en financiële participatie.
4.2.3 Aanvullende uitgangspunten
In het traject naar de Visie op wind- en zonne-energie werden inwonersbijeenkomsten georganiseerd, een digitale raadpleging verricht en werd met stakeholders gesproken om criteria op te halen. Maar ook andere suggesties, wensen en zorgen werden met de gemeente gedeeld. Om zoveel mogelijk rekening te houden met deze wensen en zorgen hanteert de gemeente Wijchen bepaalt de gemeente Wijchen uitgangspunten naast de landelijke normen, provinciale beperkingen of ruimtelijke restricties. In de tenderleidraad (zie hoofdstuk 5) nemen wij de manier waarop deze aanvullende uitgangspunten worden toegepast mee in de beoordeling. De aanvullende uitgangspunten zijn opgenomen in bijlage 2.
4.3 Richtlijnen zonne-energie
Als gevolg van ontwikkelingen op het vlak van zonne-energie, zoals beschreven in paragraaf 2.3.1, scherpen we de Wijchense “Visie op zonne-energie” op twee punten aan:
Aanpassingen van de Wijchense Visie op zonne-energie
De Wijchense zonneladder wordt aangepast zodat deze overeenkomt met nieuw provinciaal beleid. Bij de zonneladder scherpen we de trede “Grondgebonden zonnepanelen in het buitengebied” aan van een “ja, mits...” naar een “nee, tenzij”.
Hiermee kan grootschalige zon in het buitengebied alleen nog gerealiseerd worden als er aan een van de volgende uitzonderingsgronden voldaan wordt:
- ○
Projecten met multifunctioneel ruimtegebruik van natuur- en landbouwgrond met substantiële agrarische functie in de vorm van Agri-PV;
- ○
Projecten op landbouwgronden die op basis van bestuurlijk bindende afspraken in transitie zijn;
- ○
Projecten die betekenisvol bijdragen aan het verminderen van netcongestie of het vergroten van een efficiënt netwerk.
- ○
Projecten die niet op natuur- en landbouwgrond gerealiseerd worden.
De zonneladder uit de NOVI maakt een onderscheid tussen “landbouw- en Natuurgronden”(nee, tenzij) en “onbenutte terreinen”(ja, mits) in landelijk gebied, dit past niet direct in onze Wijchense ladder. Om te voorkomen dat we strenger beleid gaan voeren dan de provincie is de 4e uitzonderingsregel toegevoegd, welke dit verschil recht zet.
Concreet komt de aangepaste zonneladder er als volgt uit te zien:
Door deze aanpassing voldoen we ook in de toekomst aan provinciaal beleid, wat boven gemeentelijk beleid gaat.
Nieuwe initiatieven
Omdat het RES 1.0 bod van de gemeente Wijchen compleet is, en er vanuit de regio en de netbeheerders een duidelijke vraag is om meer balans in de opwek van duurzame energie te brengen, verwachten wij dat er weinig mogelijkheden voor grootschalige zon op land zijn tot 2030. Om deze redenen neemt de gemeente Wijchen de komende periode geen nieuw initiatief tot de realisatie van grootschalige zonneparken.
Het is ontwikkelaars altijd vrij zelf een principeverzoek voor een zonnepark in te dienen. Een dergelijk initiatief zal beoordeeld worden op basis van de nieuwe zonneladder zoals omschreven in dit document. Een nieuw zonnepark zal afbreuk doen aan onze doelstelling op korte termijn meer balans te krijgen in de opwek van wind en zon. Daarom zal ieder nieuw initiatief hiernaast duidelijk moeten aantonen een meerwaarde te vervullen voor de omgeving, ondanks diens impact op het elektriciteitsnet. Hierbij kan gedacht worden aan congestie verzachtende oplossingen (waarbij juist ruimte op het elektriciteitsnet vrij komt) zoals een combinatie met batterij opslag, levering voor direct gebruik door bedrijven of bewoners of aanvullend op een windpark.
Kader kleine windmolens bij agrarische bedrijven c.q. erfmolens Kleine windturbines geplaatst op het erf, kunnen bij agrarische bedrijven bijdragen aan de verduurzaming van hun bedrijf. Het tijdelijk omgevingsplan (bestemmingsplan Buitengebied Wijchen) maakt het al mogelijk om kleine windmolens te realiseren tot een tiphoogte van 20 meter. Vanwege de gemiddelde windsnelheid in Wijchen zouden de windturbines om voldoende economisch rendabel te zijn een hogere tiphoogte moeten hebben dan de 20 meter die op dit moment is toegestaan. Het college is daarom van plan onder voorwaarden medewerking te verlenen aan het plaatsen van kleine windturbines op erven bij agrarische bedrijven met een tiphoogte van maximaal 35 meter. Deze randvoorwaarden beschrijven we hieronder.
|
Kader pilot windwokkels/mini windturbines (verder: windwokkels) binnenstedelijk Windwokkels in de gebouwde omgeving zijn vanwege de windsnelheid op lage hoogte doorgaans economisch niet rendabel. Toch zijn er inwoners die onafhankelijk van energiebedrijven willen zijn en daarom de wens hebben om een windwokkel te installeren. Weegt deze wens op tegen eventuele overlast voor omwonenden? Hoe ervaren eigenaar en omgeving de windwokkel? Om haar standpunt te bepalen start de gemeente Wijchen een pilot voor windwokkels bij bedrijven op bedrijventerreinen. De volgende criteria zijn van toepassing op het plaatsen van windwokkels wanneer een initiatief niet is toegestaan binnen het omgevingsplan en er een omgevingsvergunning aangevraagd dient te worden:
Wij roepen geïnteresseerde bedrijven op zich te melden. In overleg met deze bedrijven en de businesscase die zij presenteren, bepalen wij het maximaal aantal windwokkels dat we toestaan en de looptijd van de pilot. Vervolgens monitoren wij de effecten en bepalen we of/en hoe de pilot een vervolg krijgt. |
Kader Zonnepanelen windschermen OER Het programma Opwek van Energie op Rijksvastgoed (OER) is een samenwerking tussen Rijkswaterstaat, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en het Rijksvastgoedbedrijf, in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het programma verkent waar en hoe met steun van de omgeving grootschalig energie kan worden opgewekt op Rijksgronden. Het programma treft de voorbereidingen voor daadwerkelijke realisatie van energieprojecten door ontwikkelaars. Doel van programma OER is om de uitvoering van de Regionale Energie Strategieën (RES) te ondersteunen en meters te maken om de klimaatdoelen te halen. De gemeente Wijchen spant zich in om de plannen voor de verbreding van de A50 mee te nemen in het OER-programma en zonnepanelen op de geluidsschermen van de A50 te realiseren. |
5. Rol van de gemeente
In deze visie worden keuzes gemaakt ten aanzien van zoekgebieden en richtlijnen bepaald voor duurzame opwekprojecten. In het vervolg van het proces naar de ontwikkeling van wind- en zonne-energie kan de gemeente Wijchen op verschillende manieren haar rol pakken:
Een kaderstellende / toetsende rol |
Toetsingskader
|
Een maatschappelijke tender uitschrijven |
Uitnodigingskader c.q. toetsingsleidraad
|
Zelf ontwikkelen |
Actief grondbeleid en het oprichten van een energiebedrijf nodig
|
De gemeente Wijchen is van mening dat een kaderstellende/toetsende rol onvoldoende regie geeft. Het zelf ontwikkelen achten we op dit moment niet mogelijk.
De gemeente Wijchen kiest ervoor om een maatschappelijke tender uit te schrijven voor de drie kansrijke gebieden (2, 4, en 6), om de volgende redenen:
- •
Gemeente Wijchen pakt hiermee de regie en laat duidelijk zien aan de provincie dat er een keuze wordt gemaakt voor een gebied dat de gemeente Wijchen zelf het best vindt voor de ontwikkeling van een energieproject.
- •
De gemeente kan de locatie van andere grote ruimtelijke ontwikkelingen meewegen.
- •
De gemeente kan een projectvoorstel selecteren en beoordelen op basis van een selectieleidraad, die de gemeente opstelt op basis van deze visie en aanvullende onderzoeken. Aan de hand van de selectieleidraad streven we naar het beste plan. De selectieleidraad legt de spelregels vast en er staan wensen in waarmee initiatieven hun score in de procedure kunnen verhogen.
5.1 Vervolgonderzoek
Met de Visie op wind- en zonne-energie, zet de gemeente Wijchen een belangrijke stap in de Wijchense energietransitie. De gemeenteraad legt de basis voor een gebiedskeuze voor grootschalige opwek, geeft richtlijnen en bepaalt haar rol door te kiezen voor een maatschappelijke tender en schetst het vervolgproces. Daarmee neemt de gemeente Wijchen de regie.
Ten aanzien van het bovenstaande zijn de volgende vervolgonderzoeken nodig:
- •
Opstellen en vaststellen van het uitvoeringsprogramma LES
- •
Vervolgonderzoeken naar de kansrijke gebieden
- •
Onderzoek naar actuele zwaar belastende ruimtelijke ontwikkelingen
5.1.1 Opstellen en vaststellen van het uitvoeringsprogramma LES
Het uitvoeringsprogramma van de LES is een belangrijke onderlegger voor de opgave voor grootschalige opwek voor de periode 2030-2035 en een doorkijk voor de periode daarna.
De huidige LES doelstelling bevat een energiedoelstelling voor 2050. Deze wordt verder gespecificeerd naar periodieke doelstellingen. In paragraaf 1.2 is een grofmazige indicatie gegeven voor opgave voor 2030-2035, maar deze indicatie verdient aanvullend onderzoek. De volgende vragen worden meegenomen: Hoe staat het met andere ontwikkelingen in de energietransitie van de gemeente Wijchen? Zijn er ontwikkelingen in de afstemming binnen de RES-regio en provincie? Zijn er technische ontwikkelingen die van invloed zijn op de energietransitie? Wat zegt het landelijke beleid om de doelstelling voor duurzame opwek/energieneutraliteit van 2050 te halen?
5.1.2 Vervolgonderzoeken gebieden
De gebieden die vanuit de MCA als kansrijk gecategoriseerd zijn, kennen alsnog verschillende effecten. Voor gebieden 2, 4 en 6 worden in onderstaande alinea’s aanbevelingen gedaan voor aanvullend vervolgonderzoek, buiten de gangbare of vanuit Wijchens beleid gewenste onderzoeken voor cultuurhistorie, landschappelijke inpassing en biodiversiteit. Ook zijn nog onderzoeken omtrent het laagvlieggebied van Defensie nodig.
Gebied 2
Bij de ontwikkeling van gebied 2 moet rekening gehouden worden met de cultuurhistorische waarden in de nabije omgeving. Deze waarden kunnen aangetast worden.
Ondanks dat het kommenlandschap vanuit landschappelijk oogpunt geschikt wordt genoemd voor windenergie, wordt dit vanuit cultuurhistorisch perspectief anders bekeken. De kommenontginning tussen Bergharen en Batenburg is relatief goed bewaard gebleven, waardoor dit gebied met hoge waarde is aangeduid op de cultuurhistorische waardenkaart1. Het gebied is niet aangetast door grootschalige ontwikkelingen als infrastructuur en wijziging van de verkaveling; de landschapsstructuur uit het verleden is nog zichtbaar. Openheid is een belangrijk kenmerk van dit gebied. Onderzoek naar opstellingsvarianten kan de impact op zichtlijnen die vanwege de openheid van belang zijn verminderen. Daarnaast moet in een landschappelijk inpassingsplan rekening gehouden worden met de landschapselementen die behouden moeten blijven. Van de kansrijke gebieden ligt gebied 2 het verst verwijderd van ‘gebruik en infrastructuur’ waarop de gekozen criteriaset 1 zich richt.
Gebied 4
Bij de ontwikkeling van gebied 4 moet rekening gehouden worden met effecten op natuur. Het gebied ligt in de directe nabijheid van NNN-gebieden met beheertype ‘zoete plas’ (de Woeziksche Leigraaf), en ‘vochtig bos’, maar ook in het gebied waar sprake is van het ontwikkelen van nieuwe natuur. In de beleidsplannen rondom de ecologische hoofdstructuur en het groen blauw netwerk wordt de Woeziksche Leigraaf en directe omgeving aangemerkt als belangrijke structuur voor amfibieën2. Voor het geschikt maken van het leefgebied als ecologische structuur is verdichting met groen nodig, door bijvoorbeeld de aanleg van natuurvriendelijke oevers. De aanleg van een windpark kan door bemaling voor tijdelijke verdroging van deze natuurgebieden zorgen. Dit kan met een maatregel als bronbemaling verminderd worden. Windparken en zonnevelden hebben, als deze in de nabije omgeving in gebruik zijn, weinig effect op zoetwaterecologie en amfibieën. De realisatie van deze doelen van de groene ontwikkelingszone wordt hiermee niet sterk beïnvloed, en kan mogelijk als meekoppelkans meegenomen worden in de planvorming.
Gebied 6
Bij de ontwikkeling van gebied 6 moet rekening gehouden worden met de belastbaarheid van het gebied. De aanwezige infrastructuur veroorzaakt in de huidige situatie reeds belasting. Door deze belasting staat de leefbaarheid in het gebied onder druk. Investeren in leefbaarheid met een omgevingsfonds dat zich hierop richt, en het tegengaan van overlast door windmolens of zonnevelden kan hier een rol in spelen. Daarnaast liggen de beschermde stadsgezichten van Ravenstein en Batenburg binnen 1,8 km van deze locatie. Onderzoek naar zichtlijnen die van belang zijn voor deze cultuurhistorische waarden kan ondersteunen in het vormgeven van een opstelling die deze stadsgezichten minimaal aantast.
5.1.3 Onderzoek naar actuele zwaar belastende ruimtelijke ontwikkelingen
Bij het bepalen van de definitieve gebiedskeuze worden zwaar belastende ruimtelijke ontwikkelingen meegewogen. Zo is de gemeenteraad geïnformeerd over de plannen die TenneT heeft voor een hoogspanningsstation van circa 26 hectare in de gemeente Wijchen. Hoewel we weten dat TenneT zoekt in de buurt van de reeds aanwezige hoogspanningsleiding vanaf de A50 verder naar het westen, is de plek waar het hoogspanningsstation komt niet bekend. Omdat de komst van het hoogspanningsstation ruimtelijk impact heeft, moet het meegenomen worden in het traject voor het bepalen van zoekgebieden voor wind- en zonne-energie.
We hopen eind 2024 meer duidelijkheid te krijgen over de definitieve locatie van het hoogspanningsstation en de gevolgen hiervan op de zoekgebieden.
Overigens beschouwt de gemeente Wijchen de komst van het hoogspanningsstation als een Wijchense bijdrage aan een stabieler elektriciteitsnet en daarmee aan de energietransitie. De gemeente Wijchen is in gesprek met betrokken provincies, Tennet, EZK en de RES regio op welke manier dit hoogspanningsstation verder gewaardeerd kan worden. Wij zien het hoogspanningsstation en windenergie als communicerende vaten die beiden voor de gemeente Wijchen en de regio meewegen in de energiedoelstellingen voor de langere termijn.
5.2 Proces/tijdlijn van de visie
Gezien de lange looptijd van grootschalige duurzame opwekprojecten heeft deze beleidsvisie een looptijd tot 2035. In 2030 herijken wij deze visie met als doel om de koers voor de periode 2035-2045 te bepalen.
Het een en ander laten wij zien in de onderstaande tijdlijn:
Gezien de lange looptijd van grootschalige duurzame opwektrajecten heeft deze beleidsvisie heeft een looptijd tot 2035. In 2030 herijken wij deze visie met als doel om de koers voor de periode 2035-2045 te bepalen.
5.3 Proces voor nieuwe initiatieven
Alle nieuwe (en daarmee bedoelen we nog niet formeel ingediende initiatieven) windinitiatieven binnen de kansrijke zoekgebieden houden we aan en verwijzen we naar de uit te schrijven tender. Windinitiatieven buiten de zoekgebieden wijzen we af met verwijzing naar deze visie.
Voor zonne-initiatieven geldt dat het ontwikkelaars vrij is een principeverzoek in te dienen. Een dergelijk initiatief moet passen in deze visie en wordt onder meer beoordeeld op basis van de nieuwe zonneladder, zoals omschreven in dit document.
Omdat we op korte termijn meer balans in de opwek van wind en zon proberen te krijgen, moet ieder nieuw initiatief aantonen meerwaarde te vervullen voor de omgeving ondanks impact op het elektriciteitsnet. Hierbij kan gedacht worden aan congestie verzachtende oplossingen (waarbij juist ruimte op het elektriciteitsnet vrij komt) zoals een combinatie met batterij opslag of aan levering voor direct gebruik door bedrijven of bewoners. Als het zonne-initiatief onderdeel uitmaakt van een windinitiatief verwijzen we naar de uit te schrijven tender, zie de eerste alinea van deze paragraaf.
Ondertekening
Bijlage 1 Gedragscode Acceptatie & Participatie Windenergie op Land
De gedragscode tot nu toe
Elk ruimtelijk project in Nederland heeft te maken met belanghebbenden; van direct omwonenden tot de lokale natuurverenigingen, van de gemeente tot de landeigenaar. Dat geldt ook voor windprojecten op land. Al sinds de ontwikkeling van de eerste windparken is participatie en acceptatie een belangrijke stap in het proces. In het Energieakkoord uit 2013, dat mede door de NWEA en diverse milieuorganisaties is onderschreven, wordt de wenselijkheid van een aanpak voor het behouden en vergroten van acceptatie beschreven. De eerste versie van de Gedragscode is in juni 2014 opgesteld door de NWEA, Natuur & Milieu, Greenpeace en De Natuur en Milieufederaties. Daarnaast zijn de ministeries van Economische Zaken en Infrastructuur & Milieu, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de NLVOW en andere maatschappelijke groeperingen geconsulteerd. In oktober 2015 hebben Milieudefensie en Ode Decentraal (inmiddels Energie Samen) de Gedragscode ook ondertekend. De Gedragscode is volgens afspraak na een jaar gezamenlijk geëvalueerd en op basis van de aanbevelingen aangepast. In 2020 is de Gedragscode naar aanleiding van de Green Deal Participatie3 en de afspraken uit het Klimaatakkoord opnieuw herzien en aangepast en tevens ondertekend door de NLVOW.
Doel Gedragscode
Om de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs te behalen en de opwarming van de aarde te beperken maken we in Nederland een omslag naar een duurzame energievoorziening. Dit doel is onder meer uitgangspunt van het Energieakkoord voor Duurzame Groei (september 2013)4 dat onder coördinatie van de Sociaal Economische Raad (SER) tot stand is gekomen. Onderdeel daarvan is de afspraak om 6.000 megawatt (MW) wind op land te realiseren in 2020. In het Klimaatakkoord uit 2019 is vastgelegd dat windenergie een substantieel onderdeel uitmaakt van de doelstelling van 35 Terawattuur (TWh) hernieuwbare energie op land in 20305.
De grote opgave voor grootschalige hernieuwbare energieproductie, waaronder windenergie, gaat gepaard met merkbare en zichtbare veranderingen in het landschap. Die kunnen tot zorgen leiden in de omgeving van de projecten en ook breder in de samenleving. Voor het nakomen van de energie- en klimaatdoelstellingen, en dus de realisatie van projecten, is het belangrijk dat de omgeving op de juiste wijze wordt betrokken. Als naar belanghebbenden tijdig is geluisterd, zij inbreng hebben kunnen geven in het proces, en in het project rekening is gehouden met hun belangen en de door hen ervaren gevolgen, dan zal de omgeving de komst van het project makkelijker accepteren.
Met deze Gedragscode werken de ondertekenaars aan een structurele inbreng van belangen en betrokkenheid van alle belanghebbenden. Als windprojecten conform de uitgangspunten van deze Gedragscode worden opgepakt kan dit leiden tot acceptatie. De Gedragscode committeert de NWEA-leden aan een aantal basisprincipes van het betrekken van de omgeving voor structurele acceptatie en participatie. Samengevat beschrijft de Gedragscode hoe de initiatiefnemers de omgeving betrekt bij een windproject. Daarnaast beschrijft de Gedragscode hoe de ondertekenende natuur- en milieuorganisaties, Energie Samen en de NLVOW helpen om = de omgeving rondom windprojecten te betrekken.
Ondertekenaars van de Gedragscode hebben verschillende achtergronden en kijken ook verschillend aan tegen windenergie. Dit betekent dat zij niet per se positief hoeven te zijn over elk windproject omdat dit afhangt van de achtergrond van de ondertekenaars en/ of het project. De ondertekenaars vinden elkaar in het belang van een goed en zorgvuldig proces en zijn daarop aanspreekbaar.
Elk windenergieproject is anders: wat betreft omvang, wie het bevoegd gezag is, wat de kenmerken van het gebied zijn etc. Ook de initiatiefnemer én de omgeving (omwonenden, agrariërs, bedrijven, natuur- en landschapsgroepen, energiecoöperaties etc.) zijn nergens hetzelfde. Dat betekent dat elk project voor windenergie maatwerk is. Het doel bij alle projecten is dat de omgeving volwaardig kan meepraten over het project en alle belangen serieus worden meegewogen. Door de diverse (en soms tegenstrijdige) belangen is het, net als bij elk ander ruimtelijk project, helaas nooit mogelijk iedereen 100% tevreden te stellen. Het gaat om een optimaal evenwicht tussen alle belangen en de wil om samen tot oplossingen te komen. Door te werken aan een sfeer van onderling vertrouwen kan kennis worden gedeeld, kunnen verschillen worden overbrugd of geaccepteerd en kunnen afspraken over proces- en financiële participatie worden gemaakt.
Gezamenlijke opdracht
De ondertekenende partijen zetten zich gezamenlijk in om alle belanghebbenden zo goed mogelijk te betrekken bij de totstandkoming van een windproject op basis van gelijkwaardigheid. Bij het tot stand komen van windprojecten spelen overheden een zeer belangrijke rol. Zij zijn verantwoordelijk voor de planologische procedure en het daarbij betrekken van de omgeving. Alleen als alle partijen deze gezamenlijke verantwoordelijkheid nemen en goed samenwerken kan het proces van een windproject op een goede manier worden ingevuld. De ondertekenaars roepen daarom gemeenten, provincies en de rijksoverheid op om initiatiefnemers voor projecten te vragen om aan de hand van deze Gedragscode aan de slag te gaan maar ook om goed naar hun eigen rol, verantwoordelijkheid en mogelijkheden te kijken en om op reguliere basis nauw samen te werken met zowel initiatiefnemers als met alle andere belanghebbenden.
Definities en begrippen
Omgeving |
De fysieke omgeving van een windproject, dan wel de ‘omgevingsbelangen’ c.q. de belanghebbenden rondom een specifiek windproject. De precieze omvang van de omgeving is moeilijk vast te stellen, maar voor omwonenden wordt als vuistregel uitgegaan van afstand van de door de Raad van State gehanteerde norm van tien maal de tiphoogte6. Voor natuurbelangen kan de impact op soorten verder reiken. |
Omgevingsplan |
Het omgevingsplan bevat alle regels over de fysieke leefomgeving die de gemeente stelt binnen haar grondgebied. Per gemeente is er één omgevingsplan. 7 |
Omwonende |
Diegene die in zijn woon- en leefomgeving een gevolg ondervindt van de komst van het windpark. Wie als omwonenden worden aangemerkt is maatwerk per project. Een specifieke groep is de direct omwonenden, zij die geluid en/of slagschaduw kunnen ervaren. |
Belanghebbende |
Diegene die in de omgeving van een (potentieel) windproject woont en/ of organisaties die in de omgeving van een (potentieel) windproject een ander rechtstreeks aantoonbaar belang hebben. |
Acceptatie |
Er is sprake van acceptatie als de belanghebbenden in de omgeving van het windproject op relatief korte termijn na realisatie geen grote verstorende beleving ervaren van het windproject en tevreden zijn over het gevoerde proces en de gemaakte afspraken waaronder financiële participatie. Dit betekent niet dat belanghebbenden positief over het windproject hoeven te zijn. Vanwege de complexiteit van lokale initiatieven en (de emoties van) betrokken belanghebbenden is een generieke ondergrens van acceptatie niet vast te stellen. |
Initiatiefnemer |
Een partij (of samenwerking van partijen) die het initiatief heeft genomen – al dan niet op uitnodiging van het bevoegd gezag – om een windproject te ontwikkelen. |
Participatie |
Het betrekken van en op basis van gelijkwaardigheid in overleg gaan met belanghebbenden over de locatiekeuze, ontwikkeling, bouw en exploitatie van een windproject. |
Financiële participatie |
Investeren in en/ of voordeel ervaren van de opbrengsten van een initiatief of project. |
Participatieplan |
Het plan waarin voor de verschillende projectfasen (locatiekeuze, ontwikkeling, bouw en exploitatie) wordt vastgelegd wie op welke wijze belanghebbend is en op welke wijze deze verschillende partijen worden betrokken bij het project. |
Bovenwettelijk |
Alle maatregelen/ bijdragen etc die niet volgen uit wettelijke bepalingen, maar overeen zijn gekomen tussen initiatiefnemers en overheden en/ of de omgeving. De ervaring van de waarde van deze maatregelen kan verschillen. Achterliggende idee is dat deze maatregelen worden genomen om participatie en acceptatie te bevorderen. |
1. Toepassing van de code
1.1 Projecten waarop Gedragscode van toepassing is
De Gedragscode is niet alleen de richtlijn waaraan ondertekenaars zich dienen te houden, het is ook een weergave van de huidige praktijk waarin initiatiefnemers de uitgangspunten elke keer proberen toe te passen en waar mogelijk de toepassing proberen te verbeteren. Voor alle lopende windprojecten geldt dat waar reeds bindende afspraken inzake acceptatie en participatie zijn gemaakt met het bevoegd gezag en/of de omgeving geen eerder gemaakte stappen opnieuw hoeven te worden doorlopen op basis van de Gedragscode. Wel wordt gestreefd naar het zo goed mogelijk toepassen van (de intentie van) de Gedragscode in de nog uit te voeren processtappen.
1.2 Moment dat de Gedragscode voor een specifiek project van toepassing is
Uitgangspunt is dat de omgeving zo vroeg mogelijk geïnformeerd en actief betrokken wordt. Een project kan op zeer verschillende manieren tot stand komen maar in beginsel zijn er twee werkwijzen te onderscheiden:
- 1.
Het bevoegd gezag heeft zelf een gebied aangewezen waarin een windproject mag worden ontwikkeld. Het is de taak van die overheid om bij de bepaling van dat gebied de omgeving te informeren c.q. mee te nemen in dat besluit. Wanneer een initiatiefnemer het besluit neemt om op dit aangewezen gebied een windproject te ontwikkelen, dan zorgt deze initiatiefnemer dat de omgeving zo snel mogelijk geïnformeerd en betrokken wordt.
- 2.
De initiatiefnemer(s) wil(len) een windproject ontwikkelen in een gebied dat nog niet is aangewezen door het bevoegd gezag. Dit biedt kansen om e.e.a. in te richten naar de maatstaven van de gebiedsgerichte aanpak (zie III.2). De initiatiefnemer neemt dan eerst contact op met de overheid, als die overheid de mogelijkheid wil bekijken of er een project gerealiseerd kan worden dan moet de initiatiefnemer in overleg met die overheid, zo snel mogelijk de omgeving betrekken. Hierbij heeft het sterk de voorkeur dat de overheid samen met de initiatiefnemer op basis van gelijkwaardigheid zorgdraagt voor goede procesparticipatie waarbij gebruik wordt gemaakt van elkaars kennis, kunde en netwerk.
De Gedragscode geldt voor de ondertekenaars. Overheden hebben deze code niet ondertekend. In de beleidsfase is het bevoegd gezag leidend. Deze beleidsfase start bijvoorbeeld met lokale of regionale duurzame energieambities, de nationale en provinciale wind-op-land ambities en/ of de regionale energiestrategieën (RES). De ondertekenaars van de Gedragscode roepen het betreffende bevoegd gezag dan ook op om vanaf het begin in overleg te treden met de omgeving en werk te maken van procesparticipatie. Dat kan situaties voorkomen waarin een locatie voor een windproject al grotendeels door de overheid is bepaald voordat een initiatiefnemer in beeld komt of de omgeving betrokken is. De initiatiefnemer heeft dan weinig ruimte meer om in overleg met de omgeving de planvorming nog eventueel aan te passen8.
1.3 Vervanging/ opschaling oude turbines
Indien een windproject wordt vervangen door een nieuw windproject (repowering) is sprake van een ontwikkeltraject van een initiatiefnemer. Dit geldt als een nieuw project waarop de Gedragscode dus van toepassing is.
2. Communicatie
2.1 Belang communicatie
Een goede en vooral open communicatie met betrokkenen in de omgeving is tijdens alle fases van de planvorming van wezenlijk belang. Initiatiefnemer(s), overheden, natuur- en milieuorganisaties en de NLVOW hebben daarin elk hun rol en lokale belang.
2.2 Algemene informatie
Algemene informatie over windenergie wordt via de rijksoverheid, NWEA, Energie Samen, de NLVOW en de natuur- en milieuorganisaties beschikbaar gesteld. Te denken valt aan (onderzoeks)informatie en opgedane ervaring over geluid, slagschaduw, gezondheid, woningwaarde, windturbine-technologie, landschap en natuur. Deze informatie wordt door de initiatiefnemers en bevoegd gezag gebruikt om de omwonenden te informeren.
2.3 Beleidscommunicatie
Het bevoegd gezag is primair verantwoordelijk voor de communicatie over haar duurzame energiebeleid, de verantwoording over de plaats en rol van windenergie in dat beleid (nut en noodzaak) en de uitleg en de verantwoording voor de locatiekeuze voor windenergie. Desgevraagd ondersteunen de natuur- en milieuorganisaties en de initiatiefnemer(s) in de dialoog bij projecten de communicatie over nut en noodzaak van de energietransitie.
2.4 Procescommunicatie
Het bevoegd gezag is primair verantwoordelijk voor de communicatie rondom de ruimtelijke procedures. Deze communicatie gebeurt in samenspraak met de initiatiefnemer. Dit wordt bij voorkeur vastgelegd in het participatieplan.
2.5 Projectcommunicatie
De initiatiefnemer(s) zijn primair verantwoordelijk voor de communicatie rondom het project. Initiatiefnemers communiceren proactief met belanghebbenden over de voortgang van het project, beslismomenten en gemaakte keuzes. Wat betreft de nut en noodzaak van de energietransitie en het grotere maatschappelijke belang van het project, werken partijen samen om dit voor het voetlicht te brengen. Waar mogelijk leveren natuur- en milieuorganisaties een bijdrage aan deze communicatie.
Initiatiefnemers informeren het bevoegd gezag als het gaat om optimale invulling van hun doelstellingen ten aanzien van windenergie en leveren informatie over het windproject en windenergie in het algemeen ten behoeve van de procescommunicatie.
3. Procesparticipatie
3.1 Participatieplan
Uitgangspunten participatieplan
In een zo vroeg mogelijk stadium en uiterlijk voorafgaand aan het ruimtelijke ordeningsproces wordt door de initiatiefnemers of het bevoegd gezag een participatieplan9 opgesteld. In beide gevallen is er sprake van wederzijdse afstemming én accordering door de betrokken overheid. Het participatieplan wordt opgesteld in samenspraak met belanghebbenden, zoals omwonenden, natuur- en milieuorganisaties etc. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de participatiewaaier die is opgenomen in het Klimaatakkoord10 en het Kader voor het vormgeven van participatie bij duurzame energieprojecten die als onderdeel van de Green Deal Participatie van de omgeving bij duurzame energieprojecten is opgesteld11.
Afspraken gemaakt in het participatieplan zullen onvoorwaardelijk worden overgenomen indien – op welk moment dan ook – het eigendom van het windproject wordt overgedragen aan een andere partij dan degene die het participatieplan heeft ondertekend.
Inbreng omgeving bij opstellen participatieplan
Het participatieplan heeft tot doel om afspraken over het proces vast te leggen. Uitgangspunt is dat alle belanghebbenden op gelijkwaardige wijze meewerken aan het opstellen hiervan. De gesprekken met en tussen hen leveren informatie op voor keuzes ten aanzien van participatieniveau, betrokkenheid en financiële participatie. De omvang en inhoud van het participatieplan is afhankelijk van het project en de uitkomsten van de gesprekken met de omwonenden en andere belanghebbenden.
3.2 Gebiedsgerichte aanpak
Om een windproject te kunnen ontwikkelen is een geschikte locatie een absolute voorwaarde. Regelmatig ontstaan lastige situaties omdat grondeigenaren er belang bij hebben dat een windproject op hun grond wordt ontwikkeld. Dit kan tot conflicten leiden en verkleint de mogelijkheid om een windproject, in overleg met de omgeving, op de beste manier in te passen. Initiatiefnemers binnen het plangebied van een windproject dienen zoveel mogelijk samen te werken en alle grondeigenaren actief te betrekken. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gesocialiseerde grondcontracten. Uitgangspunt is dat iedereen in een plangebied kan meedoen ongeacht de uiteindelijke locatie. De ondertekenaars roepen de overheden op om met hun beleid bij te dragen aan bovenstaande uitgangspunten.
In sommige situaties worden windprojecten relatief dicht in de buurt van elkaar ontwikkeld. Dit kan leiden tot belangentegenstellingen. De intentie is om in het geval van lokaal of regionaal conflicterende projecten in samenhang naar oplossingen te zoeken.
3.3 Innovatie
Regelmatig worden er nieuwe technieken ontwikkeld waarmee negatieve effecten voor de omgeving kunnen worden verminderd. Initiatiefnemers van nieuwe én bestaande projecten streven ernaar om in overleg met de omgeving en het bevoegd gezag deze verbeteringen waar mogelijk toe te passen. Daarbij wordt zowel rekening gehouden met de vermindering van negatieve effecten als de kosten.
3.4 Natuur en landschap
Windprojecten moeten voldoen aan de Wet natuurbescherming12. Doel is negatieve effecten van een windproject op natuurgebieden en effecten op de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten, met name vogels en vleermuizen, zoveel mogelijk te voorkomen. Op het moment van ondertekening van de gewijzigde Gedragscode is er een proces gaande omtrent windenergie en natuur: de Natuurinclusieve energietransitie. Uitgangspunt in dit proces is dat de windsector haar verantwoordelijkheid neemt door speciale aandacht te besteden aan die vogel- en vleermuissoorten waarvan de staat van instandhouding in het geding is én waar de windsector een substantieel effect op heeft. NWEA en de Natuur en Milieufederaties zijn deelnemer aan dit proces. Afspraken die uit dit proces volgen worden vanzelfsprekend nageleefd.
Om de invloed van windenergie zo klein mogelijk te houden wordt bij windprojecten gestreefd naar zuinig en meervoudig ruimtegebruik. Voorbeeld is het combineren van wind- en zonneprojecten. Verder wordt zo goed mogelijk aangesloten bij de gebiedsspecifieke landschappelijke kwaliteit. Voor het vaststellen en vertalen daarvan kan een RVO-handreiking worden benut13.
Daarnaast wordt waar redelijkerwijs mogelijk waarde toegevoegd aan natuur en landschap door goede inpassing en extra natuurelementen te creëren (bijvoorbeeld met gewassen, wandelroutes, groene stroken, insectenparken, watergangen), inclusief een goed beheerplan. Hierbij kan een recente checklist worden benut als belangrijke inspiratiebron14. De financiering van deze elementen valt, voor zover het buiten de voorschriften uit de vergunning valt, in beginsel onder de richtlijnen voor financiële participatie (paragraaf 4).
3.5 Procesparticipatie
De initiatiefnemer is – veelal volgend op door de overheid gezette stappen in het ruimtelijke ordeningsproces – verantwoordelijk voor het betrekken van de omgeving in het hele projectproces (ontwikkeling, bouw en exploitatie). De ondertekenaars van deze gedragscode committeren zich aan het aangaan van een dialoog met de omgeving en leggen de onderdelen van deze dialoog vast in een participatieplan. In het participatieplan wordt concreet beschreven hoe deze procesparticipatie vorm krijgt. Het participatieplan behandelt in ieder geval de volgende punten:
- •
Reguliere afstemming en overleg met (direct) omwonenden, buurtverenigingen en dorpsraden, energiecoöperaties, natuur- en landschapsorganisaties; bijvoorbeeld door het (mede-)opzetten van een klankbord- of adviesgroep van belanghebbenden15;
- •
Het organiseren en faciliteren van discussie- en informatiebijeenkomsten met en voor de omgeving;
- •
Duidelijke communicatie over op welke momenten de omgeving betrokken wordt en met welke frequentie. De initiatiefnemer geeft in overleg met de vergunningverlenende overheid - in het participatieplan én gedurende het proces - steeds duidelijk aan welke mogelijkheden er (nog) zijn voor aanpassingen in de planvorming;
- •
Het inrichten van een goed en transparant systeem voor het behandelen van vragen en klachten, zowel tijdens de bouw als tijdens de exploitatie.
Voor een aantal van bovenstaande acties geldt dat dit in overleg met bevoegd gezag tot stand moet komen. Daarnaast kan het voorkomen dat een gebied aan één of meerdere zaken geen behoefte heeft.
Er is al veel ervaring opgedaan en opgetekend met name door de ondertekende partijen van deze gedragscode. Deze ervaring over opzet van het proces en het betrekken van belanghebbenden gebruiken we zoveel mogelijk.
De formele ruimtelijke procedure is onderdeel van dit projectproces16. Het bevoegd gezag is hier primair verantwoordelijk voor (zie ook 3.2). De initiatiefnemer dient parallel aan deze ruimtelijke procedure het participatieplan ter kennisname in bij het bevoegd gezag en speelt een actieve rol bij het verstrekken van informatie over het proces en over belangrijke inspraak- en beslismomenten.
De omgeving van een (toekomstig) windproject heeft in de praktijk vaak minder expertise over de ontwikkeling van windparken dan de initiatiefnemers. Dit kan het lastig maken om op een gelijkwaardige wijze met elkaar in overleg te gaan. Er zijn verschillende mogelijkheden om te zorgen voor meer balans. Zo is het mogelijk dat de omgeving indien gewenst kan worden ondersteund door deskundigen die door haar gekozen zijn en/of dat het proces wordt begeleid door een onafhankelijke voorzitter. De verantwoordelijkheid om dat te organiseren ligt bij de overheid. De ondertekenaars vragen de overheid om dit in overleg met alle partijen mogelijk te maken.
Tijdens de dialoog met de omgeving gaat het zowel om het inventariseren van (mogelijke) wensen met de intentie om hier in overleg aan tegemoet te komen (zoals o.a. over het vast te stellen voorkeursalternatief), als het benutten van kennis en het bespreekbaar maken van vragen (over bijvoorbeeld zicht, geluid, slagschaduw en ecologische effecten). Ook andere (mogelijk financiële) gevolgen voor (direct) omwonenden worden besproken en geïnventariseerd; uitgangspunt daarbij zijn de wettelijke regelingen en daarin genoemde vormen van compensatie zoals planschade17.
Bij de definitieve vergunningsaanvraag rapporteert de initiatiefnemer aan de belanghebbenden en het bevoegd gezag over de vraag hoe de procedure is verlopen en wat met de geïnventariseerde wensen mogelijk was en gedaan is.
4. Financiële participatie
Voor versterking van acceptatie en participatie stellen initiatiefnemers een bovenwettelijk bedrag beschikbaar. Voor de besteding wordt mede uitgegaan van de uitkomsten van een dialoog met de omgeving, zoals die ook zijn vertaald in een participatieplan. Elke windproject is maatwerk en de financiële bijdrage kan per project verschillen. Als indicatie van de financiële ruimte voor deze bijdrage wordt een richtbedrag van 0,40 tot 0,50 euro/MWh aangehouden.
Initiatiefnemers in de windsector hebben verschillende vormen van financiële participatie ontwikkeld. Een overzicht van de verschillende voorbeelden is opgenomen in de participatiewaaier18. De initiatiefnemer bepaalt samen met de omgeving welke vormen van participatie het meest geschikt zijn voor een specifiek project. Uitgangspunt is om direct omwonenden meer te laten meeprofiteren dan mensen die verder weg wonen.
Afspraken over het bovenwettelijk bedrag staan los van de manier waarop het eigendom van het project is geregeld. In beginsel geldt deze bijdrage voor de gehele looptijd van de exploitatie. In bepaalde gevallen, zoals het aflopen van subsidies, kan deze bijdrage in overleg met de omgeving worden herzien.
4.1 Lokaal Eigendom
In het Klimaatakkoord is de volgende afspraak opgenomen: “Om de projecten voor de bouw en exploitatie van hernieuwbaar op land in de energietransitie te laten slagen, gaan in gebieden met mogelijkheden en ambities voor hernieuwbare opwekking, de omgeving en marktpartijen gelijkwaardig samenwerken in de ontwikkeling, bouw en exploitatie. Dit vertaalt zich in een evenwichtige eigendomsverdeling in een gebied waarbij gestreefd wordt naar 50% eigendom van de productie van de lokale omgeving (burgers en bedrijven). Het streven naar de eigendomsverhouding is een algemeen streven voor 2030. Er is lokaal ruimte om hier vanwege lokale project-gerelateerde redenen van af te wijken.” 19
Doel van deze afspraak is het bevorderen van acceptatie. Initiatiefnemer(s) spannen zich in om alle partijen die mogelijk lokaal eigendom willen op gelijkwaardige manier te betrekken. Uitgangspunt is dat iedereen die lokaal mede-eigenaar wil worden, hiertoe ook de mogelijkheid krijgt. Dit gebeurt op basis van gelijkwaardigheid, inclusief risico’s, tijdsinvestering en opbrengsten.
Lokaal eigendom is een vorm van financiële participatie en opgenomen in de participatiewaaier. Tegelijk staat het streven naar 50% lokaal eigendom los van de afspraak om ook andere belanghebbenden in de omgeving via een vorm van financiële participatie te betrekken.20
5. Rol en verantwoordelijkheid ondertekenaars
NWEA
- •
Brengt de Gedragscode onder de aandacht van haar leden en verspreidt goede voorbeelden
- •
Treedt in overleg met de andere ondertekenaars en andere spelers met als doel de Gedragscode zo breed mogelijk geaccepteerd en geïmplementeerd te krijgen
- •
Ziet toe op naleving van de Gedragscode en spreekt zo nodig leden aan
Natuur- en milieuorganisaties
- •
Brengen de Gedragscode onder de aandacht - in het algemeen en binnen hun betrokkenheid bij projecten - en verspreiden goede voorbeelden
- •
Ondersteunen hun leden, partners en achterban en werken met hen samen om, in samenwerking met andere initiatiefnemers, invulling te geven aan de participatie in en acceptatie van windprojecten
- •
Komen hierbij concreet op voor de belangen van duurzame energieopwekking, natuur en landschap, leefomgeving en mede-eigenaarschap
Energie Samen
- •
Brengt de Gedragscode onder de aandacht bij haar leden (energiecoöperaties) en geeft uitleg hoe zij hier concreet invulling aan kunnen geven
- •
Ondersteunt haar leden om in samenwerking met andere initiatiefnemers invulling te geven aan de participatie in en acceptatie van windprojecten met name in de vorm van mede-eigenaarschap
NLVOW
- •
Brengt door middel van het medeondertekenen van de Gedragscode de belangen van de omwonenden in het proces in met het doel deze te beschermen en te borgen
- •
Brengt de Gedragscode onder de aandacht bij haar achterban en verspreidt goede voorbeelden
- •
Treedt in overleg met de andere ondertekenaars en andere spelers met als doel de Gedragscode zo breed mogelijk geaccepteerd en geïmplementeerd te krijgen
- •
Ondersteunt omwonenden van (toekomstige) windprojecten zodat zij zo goed mogelijk hun belangen kunnen inbrengen en behartigen
- •
Stimuleert en ondersteunt de direct omwonenden om als belanghebbende op een constructieve manier te participeren in het proces
6. Naleving
Indien een belanghebbende van een windproject meent dat de Gedragscode niet correct wordt nageleefd dan kan een melding worden gemaakt of een klacht worden ingediend:
- 1.
Een belanghebbende dient een klacht over het niet-naleven van de code in bij het betreffende lid (één van de betreffende leden) van NWEA.
- 2.
Het betreffende lid krijgt de mogelijkheid om op deze melding of klacht te reageren en samen met de indiener een oplossing te vinden.
- 3.
Indien de melding of klacht door het betreffende lid volgens de indiener niet naar tevredenheid wordt afgehandeld kan hij/zij de klacht doorzetten naar één van de ondertekenaars van deze Gedragscode.
- 4.
Indien de ondertekenaars gezamenlijk tot de conclusie komen dat de gedragscode op één of meerdere punten niet is nageleefd dient klacht in behandeling genomen te worden en treedt de directie van NWEA in overleg met de indiener en het betreffende lid met als doel de klacht af te handelen middels bemiddeling.
- 5.
Indien bemiddeling onverhoopt onsuccesvol blijkt dan kan een klacht doorgezet worden naar een onafhankelijke klachtencommissie, die wordt samengesteld door alle ondertekenaars van de Gedragscode.
- 6.
Indien de klacht gegrond wordt verklaard door de onafhankelijke klachtencommissie besluit het Bestuur van NWEA over een eventuele sanctie. De uitkomst inclusief onderbouwing van de behandeling van de klacht wordt in overleg tussen de NWEA en de andere ondertekenaars gepubliceerd op de website van NWEA en de andere ondertekenaars.
7. Overige punten
7.1 Maatwerk
Elk windproject is uniek. Locatie, initiatiefnemers, betrokkenen in de omgeving en omstandigheden verschillen per project. Per project wordt bekeken hoe en op welke wijze de belangen van de omgeving van een windproject het best geborgd kunnen worden.
7.2 Voorkoming stapeling
De verschillende financiële bijdragen/ participatievormen die de initiatiefnemer levert aan de omgeving worden integraal in ogenschouw genomen om stapeling van deze bijdragen te beperken, zoals ook in het Energieakkoord staat verwoord. Deze Gedragscode beschrijft de bovenwettelijke financiële bijdragen/ participatievormen in zijn totaliteit en vervalt (op onderdelen) als overheden zelf aanvullende, bovenwettelijke participatie- of compensatie-eisen stellen zoals extra verplichte bijdragen aan landschapsfondsen of door de overheid verplichte vormen van financiële participatie. De ondertekenaars hebben een voorkeur voor varianten die zijn overeengekomen tussen initiatiefnemer en omgeving en/ of varianten die de relatie tussen project en de omgeving bevestigen.
7.3 Goede voorbeelden
Voorbeelden van participatietrajecten, -processen en -vormen die aangedragen worden door initiatiefnemers van windparken worden door de ondertekenaars verzameld en gepubliceerd op https://www.klimaatakkoord.nl/participatie/handreiking-participatie-duurzame-energie.
Utrecht, ? 2020
Stichting De Natuur- en Milieufederaties
Annie van de Pas,
netwerkdirecteur
NWEA
Hans Timmers,
voorzitter
Greenpeace Nederland
Joris Thijssen,
directeur
Stichting Natuur & Milieu
Tjerk Wagenaar,
directeur
Energie Samen
Siward Zomer,
directeur
Vereniging Milieudefensie
Donald Pols,
directeur
Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines
Bijlage 2 Multicriteria-analyse
1 INTRODUCTIE
1.1Aanleiding en doel
De energietransitie is in volle gang. Om de doelen van het Klimaatakkoord te halen heeft Nederland met Europa afgesproken om in 2030 minimaal 55 % minder broeikasgassen uit te stoten. Dit wordt onder andere bereikt met energiebesparing, zonnepanelen en windmolens. Het laaghangende fruit is voor een groot deel geplukt waardoor de verduurzaming van de energievoorziening steeds uitdagender wordt. Daar komt bij dat het elektriciteitsnet vol raakt wat het aansluiten van extra zonnepanelen bemoeilijkt.
Dit wordt ook gemerkt in Wijchen. De duurzame energieopwekking bestaat nu nog voor het overgrote deel uit zonne-energie op daken en zonnepark Kampbroek. Daarnaast zijn er plannen voor zonnepark Bankhoef en Windpark Bijsterhuizen. Zonne-energie zorgt echter voor een grote piek in het elektriciteitsnet midden op de dag als de zon schijnt, waardoor het net snel vol zit. Wijchen heeft nu samen met de andere gemeenten in de regio het verzoek gekregen van de RES-regio om te kijken of de verhouding tussen zonne-energie en windenergie verbeterd kan worden. Daarom onderzoekt Wijchen de mogelijkheden voor duurzame energie in de gemeente in de gebieden die als mogelijk geschikt uit een regionaal plan-MER onderzoek zijn gekomen.
Vanwege een inpassingsplan voor het windpark A50, in een van die mogelijk geschikte gebieden, waarover de provincie bevoegd gezag is en op moet reageren, is de urgentie groot. Wijchen heeft tot de zomer om met beleid te komen, daarna zal de provincie gaan beslissen over het inpassingsverzoek.
Wijchen wil de regie zelf in handen houden en daarom een visie opstellen. Deze visie, met de naam ‘Visie op wind- en zonne-energie gemeente Wijchen: Op weg naar 2035’, beschrijft waar wind- en zonne-energie passend is, aan welke voorwaarden initiatiefnemers van grootschalige zonne- en windenergieprojecten moeten voldoen en welke rol de gemeente neemt bij wind- en zonneparken.
Het voorliggende rapport is een bijlage bij deze visie. In dit rapport worden gebieden die vanuit milieu geschikt zijn voor wind- en zonne-energie met elkaar vergeleken. Deze vergelijking is gedaan met een multicriteria-analyse (MCA). Dit is een manier om objectief gebieden te onderzoeken en te wegen aan de hand van criteria. De uitkomst van deze MCA is een gewogen beoordeling van verschillende gebieden voor windenergie en zonne-energie.
1.2Proces
In de afgelopen maanden is uitgezocht wat inwoners en belanghebbende organisaties belangrijk vinden (stap 1 van afbeelding 1.1). De gemeenteraad heeft op basis van deze raadpleging besloten welke criteria als input voor de MCA gebruikt worden (stap 2). In dit document leest u de aanpak en resultaten van de MCA. Dit is input voor de visie. In afbeelding 1.1 is het proces richting de visie visueel weergegeven.
Afbeelding 1.1 Overzicht van de processtappen
2KADER GEMEENTELIJK BELEID
Allereerst is binnen de gemeentelijke werkorganisatie onderzocht welke voorwaarden de huidige beleids- en visiestukken van de gemeente al stellen aan wind- en zonne-energie. Deze vormen een belangrijk kader voor de ontwikkeling van wind- en zonne-energie in de gemeente.
2.1Duurzame energie
Lokale Energiestrategie (LES)
De Lokale Energiestrategie (LES) Wijchen is een update van het Energieplan Samen duurzaam naar Wijchen uit 2018. Deze update was nodig vanwege nieuwe nationale en internationale doelen (herziening Klimaatwet, Europese Green Deal) en problemen rondom netcongestie. Wijchen volgt het landelijke doel van 55 % CO2-reductie in 2030 ten opzichte van het niveau in 1990, en CO2-neutraal in 2050. De LES dient als een routekaart om deze doelen te bereiken. Het beschrijft een gemeente-specifiek verhaal en beschrijft hoe de gemeente om zal gaan met ontwikkelingen die op haar afkomen. Hierbij wordt inzicht geboden in de huidige situatie, de mogelijke routes en een voorkeursroute om de CO2-doelstellingen te behalen.
Uit de analyse van de huidige situatie blijkt dat Wijchen nog niet veel CO2-reductie heeft bereikt ten opzichte van het niveau in 1990. De huidige afspraken en ontwikkelingen zijn niet genoeg om de doelen voor 2030 en 2050 te behalen. Om die doelen te behalen is duurzame energie nodig. Het gat tussen de huidige afspraken en energieneutraliteit in 2050 in Wijchen is naar schatting 1.185 TJ per jaar. Dit gat kan de gemeente dichten met de opwek van zonne-energie en windenergie. De gemeente kan de problemen op het gebied van netcongestie verminderen door in te zetten op een goede combinatie van zonne- en windenergie.
De gemeente sluit voor haar toekomstige duurzame energieplannen aan bij landelijk beleid, waaronder de landelijke normen voor geluid en veiligheid. Deze normen zijn onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek en beschermen de leefomgeving tegen ongewenste effecten. Daarnaast vindt de gemeente het belangrijk om milieu volwaardig mee te nemen in haar visie. Hiervoor gebruikt de gemeente het onafhankelijke regionale plan-MER dat namens de Groene Metropoolregio (GMR) Arnhem-Nijmegen in 2023 is uitgevoerd in het kader van de RES.
Gedragscode windenergie
In de afgelopen periode is de Gedragscode Windenergie Wijchen geëvalueerd. In deze evaluatie is gesproken over het opnemen van de belangrijkste pijlers uit de gedragscode als onderdeel van de Visie op wind- en zonne-energie gemeente Wijchen: Op weg naar 2035. Daarnaast wordt benoemd dat duurzame energie opgenomen moet worden in het participatiebeleid van de gemeente en dat de landelijke gedragscode voor windenergie mogelijk passend is. Specifiek voor de beleidsvisie duurzame opwekking wordt vanuit de evaluatie geadviseerd:
- -
neem regels op voor participatie. Denk hierbij aan:
- •
het opnemen van duidelijke kaders over bijvoorbeeld een doelstelling;
- •
het meenemen van een zo breed mogelijke groep inwoners;
- •
streef naar acceptatie waarbij bewoners het belang van duurzame energie zien en dit af kunnen wegen tegen de effecten;
- •
de omarming van de gedragscode door omwonenden;
- •
- -
beschrijf de rol die de gemeente wil vervullen in duurzame energieprojecten:
- •
voorkom grondspeculatie met bijvoorbeeld de Wet Voorkeursrecht of gesocialiseerde grondvergoeding;
- •
ontwikkel zelf parken of voer een maatschappelijke tender uit;
- •
denk na over hoe communicatie vormgegeven moet worden;
- •
- -
beschrijf de gewenste samenwerking met de provincie in de visie:
- •
beschrijf de gewenste rolverdeling tussen gemeente en provincie;
- •
denk na hoe omgegaan wordt met het maatwerk dat de concept landelijke AMvB mogelijk maakt;
- •
denk na over hoe de gemeente om wil gaan met de provinciale windladder;
- •
- -
beschrijf de inspanningsverplichting rondom financiële participatie:
- •
wie kan er participeren?
- •
welke maatschappelijke doelen kunnen bereikt worden?
- •
in welke mate kan men participeren?
- •
- -
borg de belangen van natuur en landschap, kijk hierbij naar wat landelijke organisaties zoals de Natuur en Milieufederatie en NedZero adviseren.
Zonnevisie
In 2020 hebben gemeenten Wijchen en Druten een Beleidsvisie voor zonne-energie opgesteld. In deze visie wordt beschreven welke gebieden onder welke voorwaarden in aanmerking kunnen komen voor zonnepanelen of een zonneveld. Hierin is het grondgebied van de gemeente in vijf klassen verdeeld:
- 1
gebouwgebonden zonnepanelen op daken en gevels mag;
- 2
grond- of watergebonden zonnepanelen binnen stedelijk gebied mag, hiervoor is beperkte landschappelijke inpassing nodig;
- 3
grond- of watergebonden zonnepanelen nabij bestaand stedelijk gebied mag niet, behalve als er door bewoners initiatief wordt genomen. Dit bewijst dat het geaccepteerd wordt door de nabije omgeving;
- 4
grond- of watergebonden zonnepanelen in het buitengebied mag, behalve als ze niet passen bij de schaal en de maat van het landschapstype of afbreuk doen aan omgevingskenmerken;
- 5
grond- of watergebonden zonnepanelen nabij de rivierduinen mag niet, behalve als er specifieke omstandigheden zijn.
Binnen de klassen is ruimte voor maatwerk.
Landelijke aanscherping zonneladder In december 2023 hebben het Rijk, Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Unie van Waterschappen en Netbeheer Nederland besloten dat zonne-energie in landbouwgebied lager in de voorkeursvolgorde komt te staan. De overheden hebben in het bestuursakkoord afgesproken te gaan sturen langs de volgende vier treden voor de opwek van zonne-energie zoals al opgenomen in de NOVI voorkeursvolgorde zon: Trede 1: Zonnepanelen op daken en gevels Trede 2: Onbenutte terreinen in bebouwd gebied Trede 3: Onbenutte terreinen in landelijk gebied Trede 4: Landbouw- en natuurgronden De afspraak is gemaakt om daarbij trede 1 tot en met 3 van de zonne-ladder te stimuleren en zo slim mogelijk te combineren met ruimtelijke en maatschappelijke opgaven. Het nakomen van de RES-afspraken blijft daarbij het uitgangspunt. Er zijn uitzonderingen mogelijk voor zonne-energie op landbouwgrond (trede 4): a) de slimme combinatie van een zonnepark met een agrarische functie (agri-PV), b) gronden in transitie of die minder geschikt zijn voor landbouwgrond, en c) als het een oplossing biedt voor netcongestie dan wel bijdraagt aan efficiënter gebruik van het elektriciteitsnetwerk. Provincie Gelderland werkt aan het vastleggen van deze regels in haar Omgevingsverordening. Dit heeft ook consequenties voor de zonnevisie van gemeenten Wijchen en Druten: de voorwaarden voor klasse 4 van de zonnevisie zijn aangescherpt. |
2.2Cultuurhistorie
‘Samen in verscheidenheid’ is de beleidsnota cultuurhistorie voor de gemeenten Beuningen, Wijchen, Heumen en Druten. Het doel van de nota is het versterken van de positie van cultuurhistorie binnen ruimtelijke ordening, toeristisch-recreatief beleid en erfgoededucatie.
Een groot deel van de gemeente Wijchen is aangewezen als cultuurhistorisch waardevol. Voor een ruimtelijke ontwikkeling is het verplicht om onderzoek te doen naar de cultuurhistorische waarden van een gebied, en hoe de ontwikkeling deze beïnvloed. Deze onderzoeken worden beoordeeld door ambtenaren en experts.
2.3Landschap en natuur
Beleidsplan Natuur en Biodiversiteit gemeente Wijchen (2020)
In 2020 heeft de gemeente Wijchen een Beleidsplan Natuur en Biodiversiteit laten opstellen. In het plan wordt beschreven hoe de gemeente om wil gaan met dit thema, wat de gemeente wil bereiken, waarom de gemeente zich hiervoor inzet en hoe dat vormgegeven gaat worden. Het beleidsplan stelt vijf speerpunten op. Deze zijn:
- 1
transitie naar ecologisch beheer;
- 2
biodiversiteit als integraal duurzaamheidsthema;
- 3
natuurlijke bestrijding overlastgevende soorten;
- 4
versterken groenblauw netwerk;
- 5
stimuleren van initiatieven en samenwerking.
Vooral speerpunt 2 is relevant voor het ontwikkelen van wind- en zonne-energie. Er liggen namelijk kansen in het combineren van biodiversiteit en zonne-energie, als er bij de aanleg van een zonnepark rekening wordt gehouden met doorlating van licht en regenwater en ecologisch beheer van het terrein. In de gemeentelijke zonnevisie is opgenomen dat landschappelijke inpassing verplicht is en dat door het aanleggen van natuur- en landschapselementen een ecologische meerwaarde verkregen moet worden.
Landschapsontwikkelingsplan Beuningen, Druten en Wijchen (2006)
In samenwerking met gemeenten Druten en Beuningen heeft de gemeente Wijchen onderzoek gedaan naar belangrijke karakteristieken van het landschap. Hierin is onderzocht hoe het huidige landschap in elkaar zit, en waar het landschap nog versterkt moet worden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de rivierduinen, oude oeverwallen, het kommenlandschap en de uiterwaarden.
In de landschapsvisie die op basis van dit onderzoek is opgesteld zijn landschappelijke randvoorwaarden opgenomen voor de ontwikkeling van windmolens:
- -
windenergie is belangrijk, maar heeft ook veel invloed op het landschap;
- -
windmolens moeten bijdragen aan de landschapsstructuur en identiteit van het landschapstype. Uitgangspunt hierbij is dat windmolens niet passen in kleinschalige landschappen;
- -
met het plaatsen van windmolens ontstaat er een nieuwe laag in het landschap. Als deze laag aansluit bij belangrijke richtingen in het gebied is dit het minst verstorend en vormt ze van veraf een markante lijn. Windmolens in een rij van west naar oost kunnen in dit rivierengebied de lengterichting van het landschap benadrukken. Dit is het meest geschikt in het grootschalige kommenlandschap;
- -
de locatiekeuze moet ook regionaal passen;
- -
met een beeldkwaliteitsstudie moeten ruimtelijke effecten worden onderzocht.
2.4Gebruik door Defensie
Defensie heeft twee gebieden binnen de gemeente die gebruikt worden door Defensie. In deze gebieden moet getoetst worden of een plan niet belemmerend werkt voor het gebruik.
Laagvliegroute VO
In het westen van de gemeente loopt een laagvliegroute voor training. Deze laagvliegroute wordt zo’n 20 uur per jaar gebruikt. Deze route is uitgezet aan de hand van punten met een buffer eromheen.
Laagvlieggebied GLV9
Dit laagvlieggebied, eveneens aan de westkant van de gemeente, wordt gebruikt door Defensie om te oefenen met laagvliegen. Defensie verwacht dat het aantal helikopterbewegingen in de laagvlieggebieden structureel toeneemt en heeft daarom de behoefte dat de juridisch-planologische status van deze gebieden beter geborgd is.
In het onderzoeksvoorstel voor het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie benoemt Defensie concreet dat Laagvlieggebied Maas-Waal qua omvang een geschikt gebied is voor laagvliegen, mits er niet een groot deel afvalt door onder andere windmolens. Dit wil Defensie bereiken door een strenger juridisch-planologisch regime voor ruimtelijke ontwikkelingen.
In het regionale plan-MER is beschreven dat de hoogtebeperkingen in de wet nog niet zo duidelijk zijn geformuleerd dat er verwacht wordt dat er een nee, tenzij principe van toepassing is. Het nieuwe milieuonderzoek van Defensie en de aanwijzing van Defensie als nationaal belang maakt dat in de visie uitgegaan wordt van een nee, tenzij principe voor het laagvlieggebied. Over de laagvliegroute VO wordt in het onderzoeksvoorstel niet gesproken. Dit gebied blijft in de ja, mits categorie vallen.
Afbeelding 2.1 Overzichtskaart van het laagvlieggebied GLV9 Maas en Waal en laagvliegvliegroute VO
2.5Autonome ontwikkelingen
Sinds 2020 werkt de gemeente aan plannen voor de uitbreiding van bedrijventerrein Bijsterhuizen. Eind 2023 is een concept ontwerp-omgevingsplan opgesteld, waar nader onderzoek naar gedaan wordt. Rond dit bedrijventerrein wordt gewerkt aan Windpark Bijsterhuizen met drie windmolens. Het bestemmingsplan voor dit Windpark wordt naar verwachting eind 2024 door de gemeenteraad vastgesteld.
Daarnaast bouwt gemeente Wijchen ook 3.000 woningen. Dit gebeurt grootschalig met de plannen Huurlingsedam, Tussen Kasteel en Wijchens Meer, Wijchen West, Kraanvogel, Kerkenweide en Balgoij-West.
Deze ontwikkelingen worden gezien als autonome ontwikkeling en de gebieden worden niet meer onderzocht als mogelijk geschikt gebied voor wind- of zonne-energie.
3RESULTATEN RAADPLEGING
Uitgangspunt voor de raadpleging van bewoners, bedrijven en overige stakeholders is amendement 1, horende bij de openbare raadsvergadering van 1 februari 2024. Hiermee is opdracht gegeven om naar criteria te zoeken voor ten minste zeven thema’s: goede ruimtelijke ordening (onder de Omgevingswet wordt dit een evenwichtige toedeling van functies aan locaties genoemd), toekomstvastheid, leefomgeving, belastbaarheid van het gebied voor omwonenden, natuur, landschappelijke inpassing en financiële participatie van direct aanwonenden. Deze thema’s zijn voorgelegd aan bewoners, bedrijven en professionele stakeholders. Een interpretatie van de thema’s en een verslag van de raadpleging is opgenomen in bijlage I van de Notitie Besluitvorming criteriasets en weging.
3.1Raadpleging bewoners
Tijdens twee bewonersavonden en met een vragenlijst is aan bewoners gevraagd wat zij belangrijk vinden bij het ontwikkelen van grootschalige zonne- en windenergie. De belangrijkste uitkomsten worden in deze paragraaf kort opgesomd.
Uitkomsten bewonersavonden
- -
bewoners spreken uit bezorgd te zijn over de impact die windmolens hebben op hun gezondheid en de leefomgeving. Effecten van geluid en slagschaduw worden benoemd;
- -
bewoners spreken uit bezorgd te zijn om de impact die windmolens hebben op het landschap en de natuur. Vanwege de kwetsbare status van de natuur in Nederland adviseren ze om natuurgebieden vooraf uit te sluiten. Ze vragen verder om het landschap goed mee te nemen. Er zijn veel beschermde landschapselementen aanwezig zoals de Eendenkooi en stads- en dorpsgezichten. Daarnaast heeft het landschap recreatieve waarde;
- -
efficiënt gebruik van ruimte is belangrijk voor bewoners. Energieopwekking moet bij voorkeur in de buurt van snelwegen en industrie. Wel vinden bewoners dat de opeenstapeling van overlast in overweging genomen moet worden;
- -
bewoners willen zo vroeg mogelijk geïnformeerd worden over een initiatief, en betrokken worden bij de behandeling van een initiatief.
Uitkomsten vragenlijst
- -
79 % van de vragenlijstinvullers ziet mogelijkheden voor windenergie in de gemeente Wijchen;
- -
73 % van de vragenlijstinvullers ziet mogelijkheden voor zonne-energie;
- -
bewoners zijn blij dat de gemeente voorwaarden onderzoekt, en roepen op om bij een project te kijken naar draagvlak in de omgeving;
- -
66 % van de vragenlijstinvullers geeft de voorkeur aan één project op één plek, zodat de overlast ook op één plaats blijft;
- -
66 % van de vragenlijstinvullers geeft de voorkeur aan een plek waar al veel geluid is, zoals bij industrie of wegen;
- -
56 % van de vragenlijstinvullers vindt wind- of zonne-energie het beste passen in het landschap bij snelwegen;
- -
57 % van de vragenlijstinvullers vindt wind- of zonne-energie het beste passen bij industrie;
- -
53 % van de vragenlijstinvullers vindt dat het geld dat verdiend wordt met de windmolens, moet worden uitgegeven aan de leefbaarheid in de gemeente;
- -
58 % en 61 % van de vragenlijstinvullers vindt het belangrijkst dat er afstand gehouden wordt tot woningen, en dat overlast wordt tegengegaan, maar geven tegelijkertijd aan dat natuur en landschap niet vergeten moet worden.
3.2Raadpleging bedrijven, ondernemers en professionele stakeholders
Bedrijven, ondernemers en professionele stakeholders21 is gevraagd wat zij belangrijk vinden bij een plan voor duurzame energie. In bijlage I is hier een volledig verslag van te vinden. Belangenorganisaties voor natuur en landschap zijn actief benaderd, maar hebben tot op heden nog geen input geleverd. De komende periode wordt geprobeerd nog wel input op te halen. De meest aangedragen punten zijn:
- -
de problemen op het elektriciteitsnet zijn belemmerend voor de werkzaamheden en ambities van bedrijven en ondernemers. Het is lastig voor een bedrijf uit te breiden, omdat een netaansluiting niet altijd mogelijk is. Daarnaast is het niet altijd mogelijk om energie van zonnepanelen terug te leveren waardoor investeringen niet uitkunnen;
- -
bedrijven, ondernemers en professionele stakeholders hebben interesse in lokale afname. Dit is de aanleg van een elektriciteitskabel direct naar een bedrijf dat veel energie gebruikt;
- -
grootverbruikers van energie belasten het elektriciteitsnet. Lokale afname door grootverbruikers zorgt ervoor dat capaciteit voor afname vrijkomt. Dit creëert mogelijk ruimte op het elektriciteitsnet voor woningbouw;
- -
bedrijven en ondernemers roepen op om te reflecteren op de Gedragscode. In het verleden werkte dit erg vertragend;
- -
bedrijven roepen op om de landelijke normen te hanteren;
- -
de koppeling van zon en wind wordt gezien als belangrijk;
- -
professionele stakeholders onderschrijven het belang van alternatieve oplossingen voor een netaansluiting. Door netcongestie is een ‘gewone’ netaansluiting niet altijd mogelijk;
- -
bedrijven, ondernemers en professionele stakeholders vinden draagvlak essentieel. Met financiële participatie kan mogelijk draagvlak vergroot worden. Bedrijven en ondernemers zien mogelijkheid om te investeren. Daarnaast kan draagvlak gecreëerd worden met voorwaarden over afstanden tot woningen en regels rondom slagschaduw en verlichting;
- -
zonnevelden zijn lastig aansluitbaar, en gebruiken ruimte inefficiënt.
4MILIEUKAART WIJCHEN
Startpunt van het onderzoek naar geschiktheid van gebieden is de uitkomst van het onafhankelijke plan-MER voor de RES-regio GMR Arnhem-Nijmegen. In dit milieuonderzoek is onderzocht welke gebieden ‘niet geschikt’, ‘minder geschikt’ en ‘geschikt’ zijn voor wind- en zonne-energie.
4.1Aanpassingen aan milieukaart vanuit regionaal plan-MER
Tijdens de bewonersavonden en in gesprekken met de ambtelijke organisatie zijn verschillende criteria naar voren gekomen die kunnen worden gebruikt om het in 2023 uitgevoerde regionale plan-MER aan te vullen met Wijchense milieu-informatie.
Daarnaast heeft de Commissie mer advies op het regionale plan-MER uitgebracht en aangegeven dat de effecten van wind en zon op het landschap en natuur in de regio nog onvoldoende gedetailleerd zijn onderzocht (Commissie mer, 2023. Kenmerk: 3679). De ingebrachte informatie uit de raadpleging is gebruikt om de regionale milieukaart aan te vullen met Wijchense informatie. De beoordeling van gebieden op deze kaart is samengevat in de termen ‘geschikt’, ‘minder geschikt’, en ‘niet geschikt’. De betekenis van deze termen is in tabel 4.1 uitgelegd.
Tabel 4.1 Tabel met uitleg van de termen ‘geschikt’, ‘minder geschikt’ en ‘niet geschikt’
Term |
Uitleg |
geschikt |
een windpark of zonneveld in dit gebied is vanuit milieu kansrijk om verder te verkennen. Er worden vanuit milieu beperkt negatieve effecten verwacht |
minder geschikt |
een windpark of zonneveld in dit gebied zal naar verwachting negatieve milieueffecten veroorzaken. Nader onderzoek moet laten zien of maatregelen genomen kunnen worden om effecten te verminderen en dit gebied geschikt te maken |
niet geschikt |
een windpark of zonneveld in dit gebied zal naar verwachting sterk negatieve milieueffecten veroorzaken. Maatregelen om effecten te verminderen zijn maar beperkt inzetbaar, deze gebieden zijn weinig kansrijk |
Uitsluiting van Gelders Natuurnetwerk
In het regionale plan-MER zijn niet alle gebieden van het Gelders Natuurnetwerk uitgesloten voor de opwek van duurzame energie. Voor een deel van het Gelders Natuurnetwerk heeft de provincie in haar omgevingsbeleid namelijk opgenomen dat hier geen windmolens kunnen komen, behalve onder strikte voorwaarden (minder geschikt). Voor sommige gebieden in het netwerk laat de provincie ruimte, omdat de natuurkwaliteit in die gebieden niet zo goed is en omdat ze in provinciale voorkeursgebieden voor duurzame energie liggen, zoals bijvoorbeeld langs snelwegen (geschikt). In de raadpleging is door bewoners en ambtenaren genoemd dat duurzame energie in Gelders Natuurnetwerk in Wijchen niet wenselijk is (zie paragraaf 2.3 en 3.1). Dit komt omdat er weinig natuurnetwerk is, en de kwaliteit verslechtert. Daarom is het belangrijk om het Gelders Natuurnetwerk te beschermen en wordt wind- en zonne-energie in het hier uitgesloten (niet geschikt, zie afbeelding 4.1). De Groene ontwikkelingszone wordt niet bij voorbaat uitgesloten.
Afbeelding 4.1 Overzichtskaart met Gelders Natuurnetwerk. Daarnaast is ook de Groene ontwikkelingszone opgenomen, dit gebied komt overeen met de Wijchense plannen voor de Ecologische Hoofdstructuur of het Groenblauwe netwerk
Omgang met laagvlieggebied
In paragraaf 2.4 is beschreven dat de activiteiten van Defensie in laagvlieggebied Maas en Waal naar verwachting intensiveren. De beoordeling van het effect van windenergie op het laagvlieggebied Maas en Waal wordt daarom aangepast naar minder geschikt (zie afbeelding 2.1). Voor zonne-energie wordt geen effect verwacht, dit gebied wordt niet uitgesloten.
Omgang met cultuurhistorie
Tijdens de bewonersavonden is aangegeven dat de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) een richtafstand van 1,8 km aanhoudt tot beschermde dorps- en stadsgezichten Wijchen, Leur en Batenburg (zie afbeelding 4.2). Het RCE adviseert om binnen dit gebied nader onderzoek uit te voeren naar effecten van windenergie op de cultuurhistorische waarde van een beschermd stads- of dorpsgezicht. Daarnaast is in gemeente Wijchen het Parapluplan Cultuurhistorie van kracht. In dit parapluplan is geïnventariseerd welke cultuurhistorische waarden in de gemeente beschermt moeten worden. Voor ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied waar het parapluplan geldt moet onderzoek plaatsvinden naar de effecten van duurzame energie op cultuurhistorische waarden. Deze twee aspecten zijn voor een regionale afweging niet in beeld gebracht, en worden daarom toegevoegd op de Wijchense kaart. De zone van 1,8 km rondom de beschermde dorps- en stadsgezichten krijgt de beoordeling ‘geschikt’, omdat met landschappelijke inpassing rekening gehouden kan worden met zichtlijnen en cultuurhistorische waarden. Bij concrete projecten dient dit onderzocht te worden.
Daarnaast is een zone van 753 m rondom het centrum van Eendenkooi Batenburg aangemerkt als afpalingsrecht. In deze zone mogen geen activiteiten plaatsvinden die de functie van de Eendenkooi Batenburg kunnen belemmeren. Deze zone, die deels buiten het Gelders Natuurnetwerk valt, wordt aangemerkt als ‘minder geschikt’. Het deel van de zone binnen het Gelders Natuurnetwerk is uitgesloten.
Afbeelding 4.2 Overzichtskaart cultuurhistorisch elementen
Aanpassing zonneladder
Voor zonne-energie zijn de aangescherpte landelijke regels rondom zonne-energie doorgevoerd in de Wijchense milieukaart. Zonne-energie in landbouw- en natuurgebied komt lager in de voorkeursvolgorde te staan (minder geschikt).
4.2Milieukaarten gemeente Wijchen
In onderstaande afbeeldingen 4.3 en 4.4 zijn de aanpassingen aan de regionale milieukaart doorgevoerd. Dit levert een milieukaart op die rekening houdt met de lokale situatie in Wijchen en de uitkomsten van de raadpleging.
Afbeelding 4.3 geeft weer welke gebieden geschikt en minder geschikt zijn voor windmolens. Het uitgangspunt is een ashoogte van 120 m. Bij grotere windmolens zal de ruimte die geschikt of minder geschikt is waarschijnlijk afnemen, omdat bijvoorbeeld een grotere afstand tot woningen nodig is om te voldoen aan de geluidsnormen. Om nu de maximale ruimte te kunnen onderzoeken wordt in de milieukaart daarom uitgegaan van windmolens met een ashoogte van 120 m, Op afbeelding 4.4 is te zien welke gebieden minder geschikt zijn voor zonnevelden. Sommige gebieden worden niet onderzocht en zijn daarom ook niet beoordeeld. Dit zijn gebieden waar gebouwen en infrastructuur aanwezig zijn. Fysiek is de ruimte al in gebruik, en vanuit wetgeving gelden hier regels voor de veiligheid. In deze gebieden kan hierdoor geen vergunning aangevraagd worden.
Voor zonne-energie zijn geen gebieden als geschikt aangemerkt. De aangescherpte zonneladder en problemen met netcongestie maken dat er meer onderzoek gedaan moet worden voordat de gebieden geschikt genoemd kunnen worden.
Afbeelding 4.3Wijchense milieukaart voor windenergie (gebaseerd op een windmolen met ashoogte van 120 m en tiphoogte van 180 m)
Afbeelding 4.4 Wijchense milieukaart voor zonne-energie
5MULTICRITERIA-ANALYSE
Bij het opstellen van de Visie op wind- en zonne-energie gemeente Wijchen: Op weg naar 2035 komen veel belangen kijken. Het is op de meeste plekken niet mogelijk om geen effecten te veroorzaken. Daarom is een afweging nodig tussen de verschillende belangen en effecten. Een multicriteria-analyse (MCA) is een manier om objectief gebieden te onderzoeken en te wegen aan de hand van verschillende criteria. De uitkomst is een gewogen beoordeling van verschillende zoekgebieden voor wind- en zonne-energie. In paragraaf 5.1 wordt globaal uitgelegd welke stappen doorlopen zijn voor de MCA. In paragrafen 5.2 tot en met 5.4 zijn deze stappen verder uitgewerkt.
Tabel 5.1 Woordenlijst
Woord |
Uitleg |
multicriteria-analyse (MCA) |
een methode die helpt om beslissingen te nemen. Verschillende criteria krijgen een weging en aan de hand hiervan worden alternatieven, in dit geval gebieden, gerangschikt |
criterium |
regel waar een gebied op beoordeeld wordt |
criteriaset |
verzameling van criteria. Gezamenlijk vormen de criteria de input voor de MCA |
weging |
het belang dat een criterium meekrijgt |
5.1Werkwijze MCA
In deze paragraaf wordt de werkwijze van de MCA op hoofdlijnen toegelicht. In afbeelding 5.1 is de werkwijze schematisch weergegeven. In de MCA worden gebieden onderzocht waar duurzame energie opgewekt kan worden. Het startpunt wordt gevormd door de gebieden die op de Wijchense milieukaart beoordeeld zijn als ‘minder geschikt’ (geel) en ‘geschikt’ (groen) (zie paragraaf 4.2).
In stap 1 wordt de Wijchense milieukaart verdeeld in zoekgebieden die zich concentreren in en om de groene vlekken (‘geschikt’). Paragraaf 5.2 gaat hier verder op in. De zoekgebieden zijn de kansrijke gebieden waar de MCA zich op richt. Ook gele gebieden (‘minder geschikt’) rondom de groene vlekken worden meegenomen. Door deze gebieden ook mee te nemen kan later een betere afweging gemaakt worden voor precieze locaties van wind- of zonne-energie. Dit kan echter alleen als de gebieden door maatregelen geschikt gemaakt worden. In het plaatje bij stap 1 (zie afbeelding 5.1) is deze stap indicatief weergegeven. De grijze gebieden (‘niet geschikt’) en gebieden die niet op de kaart zijn ingekleurd, worden niet onderzocht. In paragraaf 5.2 wordt op deze stap ingegaan.
In stap 2 van de MCA is per gebied berekend wat het effect is van de criteria. Dit zijn criteria die in de raadpleging zij genoemd en door de gemeenteraad zijn vastgesteld. Paragraaf 5.3 gaat hier verder op in. Dit effect is vertaald in een puntenscore, deze scores worden vermenigvuldigd met de weging (eveneens door de gemeenteraad vastgesteld) en vervolgens bij elkaar opgeteld (stap 3). Hiermee ontstaat een voorkeursvolgorde van gebieden (stap 4). De gebieden die hoog scoren, passen het beste bij de visie van de gemeente. Deze beoordeling en voorkeursvolgorde is opgenomen in paragraaf 5.4.
Afbeelding 5.1 Schematisch, indicatief overzicht van de MCA-stappen
5.2Stap 1: onderzochte gebieden
De gebieden die onderzocht zijn in de MCA zijn de groene vlekken (‘geschikt’) op de Wijchense milieukaart. Deze vlekken zijn soms klein en liggen geïsoleerd. Daarom zijn ze gebundeld in gebieden die een windpark of zonneveld kunnen vormen. Dit is gedaan met richtlijnen, om een navolgbare indeling te maken van gebieden.
Gebiedsindeling
De volgende richtlijnen zijn toegepast voor de gebiedsindeling voor windenergie:
- -
in de groene vlekken zijn windparken mogelijk. Windparken bestaan uit ten minste twee windmolens. Kleine vlekken kunnen hiervoor gecombineerd worden;
- -
windmolens die verder dan 1 km uit elkaar staan, hebben geen landschappelijke binding. Groene vlekken die meer dan 1 km uit elkaar liggen, maken geen onderdeel uit van hetzelfde gebied;
- -
windparken moeten in een geordend patroon kunnen worden neergezet. In de groene vlekken is een (gebogen) lijn- of clusteropstelling mogelijk;
- -
grote vlekken, of clusters met veel vlekken zijn gesplitst op locaties waar een grootschalig landschapselement de vlekken doorkruist. Een grootschalig landschapselement als een snelweg of rivier kan de binding tussen windmolens in een windpark verminderen, ondanks dat windmolens dichter dan 1 km van elkaar staan;
- -
de groene vlekken zijn geschikt en vormen het kerngebied. De gele vlekken zijn minder geschikt en vormen het randgebied. Het randgebied is afgebakend op 150 m rondom het kerngebied. Het randgebied kan alleen gebruikt worden als het geschikt gemaakt wordt. Hier zijn maatregelen voor nodig die nader bepaald worden.
De gebiedsindeling en inschatting van potentie is gebaseerd op windmolens met een tiphoogte van 180 m, met een gelijke onderlinge afstand van ten minste 420 m (3,5x rotordiameter). Als gerekend wordt met hogere windmolens (bijvoorbeeld tiphoogte 246 m, zoals in het plan-MER van de RES-regio) is minder ‘groene vlek’ beschikbaar. Deze windmolens wekken echter ook meer energie op, waardoor minder windmolens nodig zijn. Om nu de maximale ruimte te kunnen onderzoeken is daarom uitgegaan van windmolens met een ashoogte van 120 m,
Voor zonnevelden worden dezelfde gebieden gebruikt. Vanuit de raadpleging en landelijk beleid komt namelijk naar voren dat het wenselijk is om wind en zon te combineren.
Overzicht van gebieden
In afbeelding 5.2 is de gebiedsindeling op kaart opgenomen. In tabel 5.2 is een samenvatting opgenomen van de karakteristieken van de gebieden die onderzocht zijn. Gebieden 1, 5 en 7 hebben niet voldoende geschikt gebied (groene vlek) om een windpark te vormen. Deze gebieden komen alleen in aanmerking indien het randgebied geschikt gemaakt wordt22.
Afbeelding 5.2 Onderzochte gebieden
Tabel 5.2 Karakteristieken van de onderzochte gebieden
Gebied |
Gebiedsomschrijving |
Oppervlakte kerngebied voor windenergie (ha) |
Oppervlakte randgebied voor windenergie (ha) |
Aantal windmolens mogelijk in kerngebied |
Oppervlakte gebied voor zonne-energie (ha) |
gebied 1 |
gebied aan de rand van de gemeente tegen Druten aan, ten noorden van de Eendenkooi Batenburg, liggend aan de Nieuwe Wetering |
2,3 |
15,5 |
1 |
17,8 |
gebied 2 |
gebied ten noordoosten van Batenburg ten oosten van Eendenkooi Batenburg, liggend in het open kommengebied |
51,7 |
62,5 |
5 |
114,2 |
gebied 3 |
gebied tussen Hernen en Bergharen, ten oosten van de Stompendijk |
6,7 |
25,7 |
3 |
32,4 |
gebied 4 |
gebied ten oosten van Hernen en de A50, noordelijk van Wijchen. Gelegen rondom de Woeziksche Leigraaf |
22,6 |
57,1 |
4 |
79,7 |
gebied 5 |
gebied gelegen tussen Leur en de A50 |
3,7 |
16,4 |
1 |
20,1 |
gebied 6 |
gebied ten westen van de A50 tussen Lienden en Niftrik |
31,1 |
54,1 |
5 |
85,2 |
gebied 7 |
gebied ten westen van Wijchen gelegen aan de N845 |
1,9 |
10,1 |
1 |
12,0 |
gebied 8 |
gebied ten zuidoosten van Wijchen tegen de gemeentegrens van Heumen |
11,5 |
22,3 |
3 |
33,7 |
5.3Stap 2 en 3: gebruikte criteria en manier van beoordelen
Vanuit de gemeenteraad is meegegeven dat in de visie aandacht besteed moet worden aan goede ruimtelijke ordening, toekomstvastheid, belastbaarheid, leefomgeving, natuur en landschap en participatie. Deze onderwerpen komen zoveel mogelijk terug in de criteriasets. Sommige criteria, onderwerpen of voorwaarden die benoemd werden door bewoners, de gemeente, stakeholders of de gemeenteraad komen niet terug in de MCA. Dat komt omdat deze voorwaarden geen ruimtelijke component hebben. Deze voorwaarden, bijvoorbeeld over financiële participatie of betrokkenheid in het proces, worden toegevoegd in de visie.
De criteriaset die onderzocht is, is van toepassing op zonne-energie en windenergie. Vanuit de raadpleging (zie hoofdstuk 3) is geen duidelijk onderscheid naar voren gekomen in criteria voor windenergie ten opzichte van criteria voor zonne-energie. Wel worden soms andere afstanden aangehouden, doordat de beleving van het landschap door windenergie over een grotere afstand kan worden beïnvloed dan voor zonne-energie.
In tabel 5.3 is opgenomen welke ruimtelijke criteria als uitgangspunt voor de MCA gehanteerd worden (kolom ‘Criterium’, stap 2 uit het processchema in afbeelding 5.1). Ook geeft de tabel weer waarom deze criteria gebruikt worden (kolom ‘Argument’) en de weging of het belang dat aan de criteria gehecht worden (kolom ‘Weging’, stap 3 uit het processchema in afbeelding 5.1). De getallen die uit de criteria komen zijn niet direct met elkaar te vergelijken. Dit zijn bijvoorbeeld aantallen ruimtelijke ontwikkelingen (0-2), percentages (0-100) en aantallen woningen (0-10). Om deze getallen op een navolgbare manier bij elkaar op te tellen en met elkaar te kunnen wegen, zijn ze gecategoriseerd. De kolom ‘Manier van beoordelen’ geeft aan met welke methode de uitkomsten van de criteria onderling vergelijkbaar worden gemaakt.
De criteriaset en weging is door de gemeenteraad vastgesteld in een besluit op 30 mei 2024. De gemeenteraad heeft gekozen om criteriaset 1 aan te houden uit de Notitie Besluitvorming criteriasets en weging. Daarbij heeft de gemeenteraad met amendement 1 ingestemd die belastbaarheid in deze criteriaset zwaarder laat wegen. Met deze aanpassingen wil de gemeenteraad bereiken dat grote overlastgevers beter over de gehele gemeente verspreid worden. Met deze wijzigingen is de naamgeving van de criteriaset niet meer volledig passend bij de resultaten. De criteria die over belastbaarheid gaan zijn meer sturend gemaakt in de criteriaset. Hierdoor krijgen gebieden bij gebruik en infrastructuur minder accent. Gebieden waar nog weinig overlast is, en waar ook geen grote ontwikkelingen spelen krijgen meer accent.
Tabel 5.3 Criteriaset Belastbaarheid van het gebied
Weging |
Thema |
Criterium |
Argument |
Manier van beoordelen |
5 |
belastbaarheid van het gebied |
aantal grote ruimtelijke ontwikkelingen die gedurende geruime tijd (minimaal 2 maanden) overlast geven aan omwonende binnen 800 m |
vanuit de gemeente en bewoners bestaat de wens om te voorkomen dat er veel grote ontwikkelingen in korte tijd in één gebied plaatsvinden. Om dit te toetsen wordt een vuistregel van 800 m gehanteerd |
2+ : 0 punten 1: 2 punten 0: 4 punten |
5 |
belastbaarheid van het gebied |
percentage van het zoekgebied dat binnen 800 m ligt van een woonkern waar al bestaande overlast is van een snelweg, spoorlijn, laagvlieggebied of industrieterrein |
vanuit de gemeenteraad is gevraagd om bestaande overlastgevers mee te nemen in de beoordeling |
0-20 % : 4 punten 20-40 %: 3 punten 40-60 %: 2 punten 60-80 %: 1 punt 80-100 %: 0 punten |
3 |
leefomgeving, goede ruimtelijke ordening |
percentage zoekgebied binnen 400 m van industrie, spoor of snelweg |
bewoners geven aan dat er een koppeling moet zijn van windmolens en zonnevelden met al sterk verstoorde gebieden zoals industrie of snelweg. Dit past ook in het Landschapsontwikkelplan waarin eerder al zoekgebieden rondom snelwegen zijn aangewezen. Een beleefbare koppeling kan alleen op het moment dat de windmolens of zonnevelden direct aansluiten aan industrie of infrastructuur. Dit is vertaald naar een vuistregel van 400 m |
0-20 % : 0 punten 20-40 %: 1 punt 40-60 %: 2 punten 60-80 %: 3 punten 80-100 %: 4 punten |
3 |
participatie |
aantal grootverbruikers binnen 2 km |
bewoners geven aan dat de lusten en lasten van duurzame opwek bij grootverbruikers moeten vallen. Dit zijn bijvoorbeeld bedrijven die interesse kunnen hebben in lokale afname van stroom. Ondernemers geven aan interesse te hebben in lokale afname. Dit kan alleen als een grootverbruiker zich in de nabije omgeving van een windpark of zonneveld bevindt. Dit is vertaald naar een vuistregel van 2 km |
0 : 0 punten 1: 2 punten 2: 3 punten 3: 4 punten |
3 |
goede ruimtelijke ordening |
percentage zoekgebied dat voor zowel wind als zon geschikt is |
bewoners geven aan dat ze graag op één plek zowel zonne- als windenergie opgewekt willen zien. Op deze manier is de totale hinder lager. Daarnaast biedt het mogelijkheden voor cable pooling en efficiënter ruimtegebruik. Dit is ook benoemd in de raadpleging |
0-20 % : 0 punten 20-40 %: 1 punt 40-60 %: 2 punten 60-80 %: 3 punten 80-100 %: 4 punten |
3 |
leefomgeving |
aantal woningen binnen 45 dB geluidscontour (voor wind) of aantal woningen binnen 500 m (voor zon) per hectare zoekgebied |
in dit criteriaset wordt prioriteit gegeven aan gebieden die al sterk verstoord zijn. Dit betekent niet dat er geen rekening gehouden kan worden met woningen. Dit kan bijvoorbeeld door het kiezen van gebieden waar toch zo min mogelijk woningen aanwezig zijn binnen korte afstand. Voor bewoners is een maximaal geluidsniveau van 45 dB een belangrijke wens voor windenergie. Voor zonnevelden wordt een vuistregel van 500 m aangehouden |
7+ : 0 punten 5-7: 1 punt 3-5: 2 punten 1-3: 3 punten 0-1: 4 punten |
2 |
natuur |
percentage van het zoekgebied dat binnen 400 m van natuurgebied ligt |
bewoners zien graag dat de natuur zo min mogelijk verstoord wordt. Verstoring van natuur kan over grotere afstanden plaatsvinden. Hiervoor wordt een richtafstand van 400 m aangehouden |
0-20 % : 4 punten 20-40 %: 3 punten 40-60 %: 2 punten 60-80 %: 1 punt 80-100 %: 0 punten |
2 |
natuur |
percentage zoekgebied dat overlapt met een hoog of middelhoge score op de natuurpuntenkaart |
volgens bewoners en het Beleidsplan natuur en biodiversiteit moet er worden gelet op het effect van energieopwekking op biodiversiteit. Voor het beleidsplan is een natuurpuntenkaart voor de gemeente Wijchen ontwikkeld, waarin de mate van biodiversiteit in de gemeente getoond wordt. In gebieden met een hoge biodiversiteit is het effect van energieopwekking op soorten waarschijnlijk groter |
0-20 % : 4 punten 20-40 %: 3 punten 40-60 %: 2 punten 60-80 %: 1 punt 80-100 %: 0 punten |
2 |
landschap |
percentage zoekgebied dat is aangewezen als cultuurhistorisch waardevol gebied met een hoge waardering. |
de gemeente heeft een culturele waarderingskaart ontwikkeld die gebruikt wordt voor het toetsen van de impact van ontwikkelingen op cultuurhistorie. In een gebied met een hoge cultuurhistorische waardering is het effect van windmolens of zonnevelden op cultuurhistorische waarden waarschijnlijk groter |
0-20 % : 4 punten 20-40 %: 3 punten 40-60 %: 2 punten 60-80 %: 1 punt 80-100 %: 0 punten |
2 |
landschap |
percentage zoekgebied binnen open landschap, bij stedelijk of industrieel gebied of gebied langs infrastructuur |
in het Landschapsontwikkelingsplan van Wijchen wordt beschreven dat alleen in het grootschalige open landschap de schaal van het landschap passend is voor windmolens. Daarnaast is in een gebied met een hoog stedelijk of industrieel karakter of langs snelwegen de beleving van het landschap dermate aangetast dat hier minder grote effecten verwacht worden. Voor zonnevelden wordt hierbij aangesloten om een koppeling van zonne- en windenergie mogelijk te maken |
0-20 % : 0 punten 20-40 %: 1 punt 40-60 %: 2 punten 60-80 %: 3 punten 80-100 %: 4 punten |
1 |
natuur |
percentage zoekgebied dat is aangewezen als Groene ontwikkelingszone |
de Groene ontwikkelingszone, ecologische hoofdstructuur of het groenblauwe netwerk verbindt gebieden van het natuurnetwerk. Bewoners geven aan dat ze graag zien dat er geïnvesteerd wordt in ecologische verbindingen |
0-20 % : 4 punten 20-40 %: 3 punten 40-60 %: 2 punten 60-80 %: 1 punt 80-100 %: 0 punten |
1 |
leefbaarheid |
aantal meters fiets- of wandelroutes van waar het windpark of zonneveld dominant zichtbaar is, samen met het percentage zoekgebied dat een recreatieve waarde heeft |
bewoners geven aan dat de natuur en het buitengebied een belangrijke recreatieve functie hebben, en dat ze zorgen hebben dat dit kan worden verstoord |
Gemiddelde score van: 40 km+ : 1 punt 30-40 km: 2 punten 20-30 km: 3 punten en 0 % : 3 punten >0 %: 1 punt Voor zon: 6 km+ : 1 punt 3-6 km: 2 punten 0-3 km: 3 punten |
1 |
landschap |
aantal beschermde dorps- of stadsgezichten binnen 1,8 km |
bewoners maken zich zorgen over het zicht op beschermde dorps- of stadsgezichten. De 1,8 km is een RCE-norm die ook door bewoners en ambtenaren genoemd werd |
2+ : 0 punten 1: 2 punten 0: 4 punten |
5.4Stap 4: beoordeling per gebied
In tabel 5.4 zijn de samenvattende resultaten van de MCA weergegeven. Dit is stap 4 uit het processchema in afbeelding 5.1. Een tabel met de scores per criterium (resultaten stap 2 en 3) is opgenomen in bijlage I. De totaalscore in tabel 5.4 is een optelling van de individuele scores per criterium vermenigvuldigt met de weging (stap 2 en 3). In kolom ‘Gebiedsanalyse op basis van de criteria’ is beknopt omschreven welke criteria hoger of lager scoren. De totaalscores voor wind en zon zijn vertaald in een categorie ‘kansrijk’, ‘minder kansrijk’ en ‘niet kansrijk’.
Gebieden kunnen een score krijgen tussen de 0 en 132 punten. De categorisering is gebaseerd op de score voor wind: een score > 80 wordt als kansrijk gecategoriseerd. Een score tussen 70 en 80 als minder kansrijk. Een score minder dan 70 wordt als niet kansrijk gecategoriseerd. Gemiddeld hebben de gebieden een score van 80,1 voor windenergie, en een score van 79,8 voor zon.
Op basis van de categorisering in de MCA zijn de gebieden 2, 4 en 6 kansrijk voor de ontwikkeling van wind- en/of zonne-energie. Deze gebieden hebben potentie voor respectievelijk 5, 4 en 5 windmolens. De overige gebieden vallen af, omdat deze minder of niet kansrijk zijn.
Tabel 5.4 Beoordeling per onderzocht gebied
Gebied |
Score wind |
Score zon |
Categorie |
Gebiedsanalyse op basis van de criteria |
gebied 1 |
67 |
76 |
niet kansrijk |
gebied 1 ligt niet in de nabijheid van snelweg of industrie. Het ligt wel volledig in de directe nabijheid van natuurgebied en in gebied met cultuurhistorische waarde. Er zijn geen knooppuntenroutes, wandelroutes of recreatiegebieden in het gebied. Ook zijn er weinig omwonenden |
gebied 2 |
92,5 |
92,5 |
kansrijk |
gebied 2 ligt niet in de nabijheid van snelweg of industrie. Er zijn weinig omwonenden die overlast kunnen ervaren van duurzame energie, en van al bestaande overlastgevers. In het gebied zijn wel veel cultuurhistorische waarden aanwezig, maar weinig natuurwaarden |
gebied 3 |
77,5 |
75 |
minder kansrijk |
gebied 3 ligt niet in de nabijheid van snelweg of industrie, in het open kommenlandschap. Dit gebied scoort het minst goed op het criterium leefbaarheid: er zijn veel omwonenden die overlast kunnen ervaren. Daarnaast ligt het dicht bij de woonkern Hernen, die al overlast van de snelweg ervaart. Ook wordt een deel van het gebied gebruikt voor recreatie. Een relatief groot deel van het gebied ligt in de directe nabijheid van natuurgebied |
gebied 4 |
97 |
96 |
kansrijk |
gebied 4 ligt beperkt in de nabijheid van snelweg of industrie. Het ligt wel in de nabijheid van natuurgebied. Er zijn weinig omwonenden om rekening mee te houden. Hierdoor is er weinig huidige belasting. Op veel andere criteria scoort dit gebied gemiddeld |
gebied 5 |
75 |
70 |
minder kansrijk |
gebied 5 ligt volledig binnen 400 m van natuurgebied. Er zijn relatief meer omwonenden, en geen grootverbruikers in de nabije omgeving. Het gebied ligt wel voor een groot deel in de buurt van industrie of snelweg. In combinatie met omwonenden zorgt dit voor huidige belasting van het gebied |
gebied 6 |
84,5 |
84 |
kansrijk |
gebied 6 ligt bijna volledig in de directe omgeving van industrie en snelweg, in het geschikte open kommenlandschap. Het gebied kent in de toekomst mogelijk 2 grote ontwikkelingen. Het heeft relatief minder omwonenden dan andere gebieden, en relatief veel grootverbruikers binnen 2 km. In het gebied zijn weinig cultuurhistorische waarden te vinden, maar het gebied ligt wel binnen 1,8km van beschermde dorps- of stadsgezichten Batenburg en Ravenstein |
gebied 7 |
75 |
63 |
minder kansrijk |
gebied 7 ligt bijna volledig in de directe omgeving van snelwegen of industrie. Het heeft natuur- en cultuurhistorische waarden in de omgeving. Het gebied ligt naast het ontwikkelgebied van woonwijk Wijchen-West, hierdoor scoren de leefbaarheidscriteria laag. Vanuit landschap heeft dit gebied de voorkeur. Het ligt volledig in het open landschap |
gebied 8 |
72,5 |
81,5 |
minder kansrijk |
gebied 8 ligt niet in de buurt van snelweg of industrie. Het ligt bijna volledig binnen 400 m van natuurgebied. Hier is veel biodiversiteit te vinden. Vanuit natuur is dit gebied niet kansrijk. Er zijn weinig landschappelijke of cultuurhistorische waarden te vinden. Het gebied scoort gemiddeld op de leefbaarheidscriteria. Woonkern Nederasselt heeft een industriegebied op korte afstand, daardoor scoort dit gebied laag op huidige belasting van het gebied. Er zijn geen toekomstige ontwikkelingen in de nabije omgeving |
6CONCLUSIE
Op basis van de uitgevoerde multicriteria-analyse en de categorisering van de resultaten zijn gebieden 2, 4 en 6 kansrijk voor de ontwikkeling van wind- en/of zonne-energie. Deze gebieden hebben potentie voor respectievelijk 5, 4 en 5 windmolens in het geschikte gebied (groene vlekken), en passen het beste bij de visie die inwoners, raadsleden en andere betrokkenen gezamenlijk hebben voor een locatie voor wind- of zonne-energie.
Voor alle gebieden geldt dat de realisatie van een windpark of zonneveld tot effecten zal leiden. Om de negatieve effecten van een windpark of zonneveld te beperken kunnen maatregelen getroffen worden. In de Visie op wind- en zonne-energie Wijchen 2030 - 2035 worden hiervoor aanbevelingen gedaan.
Reflectie toepassing methode
Als uitgangspunt van de MCA-methode is een palet aan thema’s gebruikt, die in de raadpleging naar voren kwamen, en door de gemeenteraad zijn vastgesteld: criteria over leefbaarheid, belastbaarheid, natuur en landschap en cultuurhistorie zijn met elkaar gewogen. In deze weging is veel gewicht gelegd bij de belastbaarheid van de gebieden, en minder bij natuur en landschap. De resultaten geven objectief weer welke gebieden vanuit deze uitgangspunten het meest en minst kansrijk zijn voor de opwek van windenergie of zonne-energie.
Tegelijkertijd kent de methode beperkingen. De beoordeling van criteria kan door de tijd veranderen doordat nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden of de omgeving verandert. Een voorbeeld hiervan is het criterium rondom nieuwe ontwikkelingen. Doordat het gehele gebied nabij de 380 kV-hoogspanningsverbinding ten westen van de A50 is aangemerkt als zoekgebied voor de locatie van het nieuwe TenneT-station, kan dit criterium nog niet op een volwaardige manier meegenomen worden in de belangenafweging. Het opnieuw toepassen van de methode bij een herijking van de visie wordt daarom aanbevolen.
BIJLAGE: SCORETABELLEN MCA
Tabel I.1 Scoretabel windenergie
Gebied |
score Groene Ontwikkelingszone |
Score bij snelweg/industrie |
Score 400m natuurnetwerk |
Score woningen 45dB |
Score zoekgebied voor wind/zon |
Score beschermd stadsgezicht |
Score cultuurhistorisch waardevol gebied |
Score biodiversiteit |
Score grote planologische ontwikkelingen |
Score huidige overlast |
Score geschikt landschap |
Score grote verbruikers |
Score recreatie |
Totaal |
1 |
0 |
0 |
0 |
2 |
4 |
2 |
0 |
4 |
2 |
4 |
0 |
2 |
3 |
67 |
2 |
4 |
0 |
4 |
4 |
4 |
2 |
0 |
4 |
2 |
4 |
4 |
2 |
2,5 |
92,5 |
3 |
3 |
0 |
3 |
0 |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
0 |
4 |
2 |
2,5 |
77,5 |
4 |
1 |
0 |
0 |
3 |
4 |
2 |
3 |
4 |
4 |
4 |
4 |
3 |
2 |
97 |
5 |
0 |
4 |
0 |
2 |
4 |
2 |
2 |
4 |
4 |
0 |
4 |
0 |
3 |
75 |
6 |
4 |
4 |
4 |
3 |
4 |
0 |
4 |
2 |
0 |
1 |
4 |
4 |
2,5 |
84,5 |
7 |
0 |
4 |
3 |
0 |
4 |
2 |
4 |
4 |
2 |
0 |
4 |
2 |
3 |
75 |
8 |
0 |
0 |
0 |
3 |
4 |
4 |
4 |
1 |
4 |
0 |
3 |
3 |
2,5 |
72,5 |
Weging |
1 |
3 |
2 |
3 |
3 |
1 |
2 |
2 |
5 |
5 |
2 |
3 |
1 |
|
Tabel I.2 Scoretabel zonnevelden
Gebied |
score Groene Ontwikkelingszone |
Score bij snelweg/industrie |
Score 400m natuurnetwerk |
Score woningen 500m |
Score zoekgebied voor wind/zon |
Score beschermd stadsgezicht |
Score cultuurhistorisch waardevol gebied |
Score biodiversiteit |
Score grote planologische ontwikkelingen |
Score huidige overlast |
Score geschikt landschap |
Score grote verbruikers |
Score recreatie |
Totaal |
1 |
1 |
0 |
0 |
4 |
4 |
2 |
0 |
4 |
2 |
4 |
1 |
2 |
3 |
76 |
2 |
4 |
0 |
4 |
4 |
4 |
2 |
0 |
4 |
2 |
4 |
4 |
2 |
2,5 |
92,5 |
3 |
3 |
0 |
2 |
0 |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
0 |
4 |
2 |
2 |
75 |
4 |
2 |
0 |
0 |
4 |
4 |
2 |
3 |
4 |
4 |
3 |
4 |
3 |
2 |
96 |
5 |
0 |
3 |
0 |
3 |
4 |
2 |
3 |
4 |
2 |
1 |
3 |
0 |
3 |
70 |
6 |
4 |
4 |
4 |
3 |
4 |
0 |
4 |
2 |
0 |
1 |
4 |
4 |
2 |
84 |
7 |
0 |
4 |
2 |
0 |
4 |
2 |
4 |
4 |
0 |
0 |
4 |
2 |
3 |
63 |
8 |
1 |
0 |
0 |
4 |
4 |
4 |
4 |
1 |
4 |
1 |
3 |
3 |
2,5 |
81,5 |
Weging |
1 |
3 |
2 |
3 |
3 |
1 |
2 |
2 |
5 |
5 |
2 |
3 |
1 |
|
Bijlage 3 Aanvullende uitgangspunten
In het traject naar de Visie op wind- en zonne-energie Wijchen werden inwonersbijeenkomsten georganiseerd, een digitale raadpleging verricht en werd met stakeholders gesproken om criteria op te halen. Maar ook andere suggesties, wensen en zorgen werden met de gemeente gedeeld. Om zoveel mogelijk rekening te houden met deze wensen en zorgen hanteert de gemeente Wijchen onderstaande uitgangspunten naast de landelijke normen, provinciale beperkingen of ruimtelijke restricties. In de tenderleidraad (zie hoofdstuk 5 van de Visie op wind- en zonne-energie gemeente Wijchen: Op weg naar 2035) nemen wij de manier waarop deze aanvullende uitgangspunten worden toegepast mee in de beoordeling.
- 1.
Voorkomen en beperken van negatieve effecten
- -
Best beschikbare techniek (BBT)
De gemeente Wijchen wil dat initiatiefnemers de best beschikbare technieken kiezen om overlast te voorkomen en/of zo veel mogelijk te beperken. We wijzen initiatiefnemers op hun zorgplicht om de hinder van windmolens te minimaliseren.
- -
Reductie van geluidsniveaus bij windmolens
Voor de geluidbelasting op woningen of andere gevoelige objecten zijn wettelijke normen vastgelegd. Daarnaast wegen we mee hoe initiatiefnemers met de volgende zaken rekening houden:
- •
Laagfrequent geluid.
- •
De meest recente innovaties die het geproduceerde geluid kunnen verminderen en die zoveel mogelijk in het ontwerp worden toegepast. Denk aan het veranderen van de vorm van de wieken, het aanbrengen van structuren op de rotorbladen of het wijzigen van de bladhoek;
- •
De mogelijkheden om draaigegevens en geluidsproductiegegevens van windmolens online te delen;
- •
Bij een (dreigende) overschrijding van de geluidsnorm moeten de windmolens automatisch geregeld kunnen worden om daarmee het geluidsniveau te verlagen.
- •
Wanneer er sprake is van een tonaal geluid (zie hiervoor ook het gestelde in de ‘Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999’) een correctiefactor op de geluidssterkte toe te passen.
- •
- -
Beperking van slagschaduw en obstakelverlichting bij windmolens
- •
Bij wet is geregeld wanneer een windmolen van een automatische stilstandvoorziening voorzien moet zijn. Een automatische stilstandvoorziening moet ervoor zorgen dat de duur van de hinder door slagschaduw binnen de norm blijft.
- •
Initiatiefnemers nemen de herziene richtlijn, die het mogelijk maakt om de lichtintensiteit van de verlichting op windmolens aan te passen aan de weersomstandigheden (zoals dimmen van verlichting bij helder zicht) in acht. Verder wenst de gemeente Wijchen geen knipperende obstakelverlichting.
- •
Zodra het technisch en juridisch mogelijk is, vragen we initiatiefnemers zich in te spannen voor het uitsluitend inschakelen van de nachtelijke rode verlichting als een luchtvaartuig zich in de nabijheid bevindt.
- •
- -
Minimalisatie van de natuurimpact
- •
De gemeente Wijchen sluit expliciet de gebieden die onder het Gelders Natuurnetwerk vallen, uit.
- •
Een windpark kan in het mer proces te maken krijgen met aanvullende locatieafhankelijke maatregelen die worden gebaseerd op ecologisch onderzoek.
- •
Voor initiatiefnemers geldt een inspanningsverplichting om ecologische impact te reduceren.
- •
Initiatiefnemers tonen aan hoe het windpark een bijdrage levert aan de lokale natuurwaarde en biodiversiteit, bijvoorbeeld door natuurinclusief ontwerp. Initiatiefnemers verkennen en werken meekoppelkansen en meervoudig landgebruik uit.
- •
- -
Milieueffectrapportage
Het Activiteitenbesluit milieubeheer is van toepassing op de ‘exploitatie’ van windmolens. Voor de activiteit ‘bouwen’ moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd.
Daarbovenop is bij de herziening van het bestemmingsplan een integrale milieueffectrapportage (m.e.r.) vereist. De Commissie voor de milieueffectrapportage adviseert over de inhoud van milieueffectrapporten.
Gezien de complexiteit van een windplan of -project en de benodigde expertise kiezen we voor het doorlopen van de uitgebreide procedure. We laten de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) voorleggen aan de Commissie m.e.r. Dit is wettelijk niet verplicht, maar als gemeente Wijchen hechten wij waarde aan een deskundige advisering van een onafhankelijke instantie.
Ook toetst en beoordeelt de commissie of het uiteindelijke milieueffectrapport de benodigde en juiste informatie bevat. De gemeente kan de (milieu)gevolgen zo bij haar afwegingen betrekken.
- -
Aandacht voor gezondheid
De gemeente Wijchen houdt zich aan wet- en regelgeving van de rijksoverheid omtrent gezondheid, geluidshinder etc. Bij elk initiatief moeten de effecten van het initiatief op de gezondheid getoetst worden aan de dan geldende regelgeving. Ook moeten de effecten op de omwonenden onderzocht worden op basis van de dan actuele wetenschappelijke kennis over dit onderwerp.
- -
Uitgangspunt specifiek voor grootschalige zonnevelden: beperking van lichtschittering
We vragen initiatiefnemers om het toepassen van niet-reflecterende materialen of coatinglagen;
- -
- 2.
Synergie met het gebied
- -
Koppelkansen/localforlocal
In de afweging tussen projecten wegen de volgende punten positief mee:
- •
Projecten waarbinnen mogelijkheden onderzocht en, indien haalbaar, benut worden om een energievoorziening lokaal te organiseren volgens eigen spelregels, tegen een prijs die ze ook zelf (samen) in de hand hebben.
- •
Projecten waarbinnen slimme combinaties met andere ontwikkelingen onderzocht en, indien haalbaar, benut worden. Denk hierbij aan bijvoorbeeld mogelijkheden voor directe energielevering aan lokale industrieterreinen/bedrijven.
- •
Projecten waarbinnen cable pooling wordt toegepast, oftewel projecten waarin twee duurzame energie-installaties samen leiden tot een betere benutting van de beperkt beschikbare netcapaciteit. Op deze manier kunnen twee duurzame installaties die dicht bij elkaar staan, worden aangesloten op het elektriciteitsnet, zonder dat er een nieuwe aansluiting nodig is.
- •
- -
Gerichte maatregelen
We willen dat initiatiefnemers zich inspannen om:
- •
Met omwonenden (conform de landelijke gedragscode) overleggen welk(e) gebied(en) of groep(en) betrokken zou kunnen of moeten worden in het participatieproces.
- •
Mensen objectief te informeren over de mogelijke effecten van windmolens (waaronder niet-akoestische factoren), te zorgen voor een duidelijk aanspreekpunt en het opzetten van een transparant systeem voor het behandelen van vragen en klachten.
- •
Om hinder zoveel mogelijk te beperken willen we omwonenden de mogelijkheid bieden om het geluidsniveau in huis verder te verlagen (dan de norm) door het nemen van geluidsisolerende maatregelen. De uitvoering van deze maatregelen worden gefinancierd vanuit een omgevingsfonds dat gefinancierd wordt door het windmolenpark.
- •
- -
- 3.
Landschappelijk maatwerk
- -
Visuele hinder
Met betrekking tot de effecten van visuele hinder hanteert de gemeente Wijchen de volgende richtlijnen:
- •
De gemeente Wijchen kiest in een tender voor dat windenergieproject dat de opgave het best invult met zo min mogelijk visuele impact.
Lagere windmolens zijn op een grotere afstand minder zichtbaar, maar je hebt er meer van nodig om de opgave in te vullen. Ook wordt de businesscase slechter en het project minder aantrekkelijk voor lokaal eigendom. Qua geluid is er nauwelijks verschil tussen hogere of lagere windmolens.
- •
Een opstelling met windmolens bestaat uit ten minste 3 windmolens
De gemeente Wijchen voorkomt hiermee dat windmolens versnipperd in het landschap opgesteld staan.
- •
De opstelling van windmolens moet een eenheid vormen.
Een opstelling dient als eenheid te lezen zijn. De windmolens staan in een herkenbare opstelling die past bij het landschap. De windmolens hebben eenzelfde kleurstelling en verschijningsvorm, ze zijn uitgevoerd in hetzelfde windturbinetype met gelijke maten voor (as)hoogte en rotordiameter.
- •
- -
Ontwerp op maat
Een goede plaatsing van windmolens in het landschap is een lastige ontwerpopgave. Windmolens vormen een nieuwe laag in het landschap en transformeren de leefomgeving. Ze kunnen daarbij ook de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten behouden en/of versterken (RCE, 2018).
Ieder project vraagt een ontwerp op maat, passend bij de gebiedseigen karakteristieken van het landschap. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) biedt uitgangspunten om keuzes te maken en ontwerpstrategieën hoe het cultuurlandschap ingezet kan worden bij windenergie.
Opstellingen met windmolens dienen zoveel mogelijk aan te sluiten bij landschappelijke structuren. Een landschapsarchitect houdt rekening met:
- •
De ruimtelijke kenmerken van het landschap
- •
De maat, schaal en inrichting van het landschap
- •
De cultuurhistorische achtergrond van het landschap
- •
De beleving van de windmolens in het landschap
- •
-
Bij de keuze voor een windinitiatief weegt de gemeente Wijchen de manier waarop een gebiedsgerichte en integrale aanpak vanuit de RCE-uitgangspunten wordt toegepast, mee. De gebiedsgerichte en integrale aanpak wordt bij voorkeur uitgevoerd in een open planproces, op basis van de Wijchense participatieladder trede 3.
- -
3D-visualisaties
Het is belangrijk om te weten vanaf welke openbare gebieden de windmolens het meest zal worden ervaren. Het mogelijke windpark moet ontworpen worden vanuit het perspectief van de waarnemer. Een 3D-impressie van de te plaatsen windmolens maakt onderdeel uit van het participatieproces en de onderbouwing van een bepaalde keuze. Dit maakt de impact op zichtlijnen, de openheid en schaal van het landschap visueel.
- -
Opruimplicht
De eigenaren en/of exploitanten van een windpark zijn primair verantwoordelijk voor de exploitatie en het onderhoud, en ook voor een toekomstige ontmanteling. Zij ruimen de windmolens uiteindelijk op en hergebruiken of recyclen zo veel mogelijk materialen en grondstoffen.
- -
Grote ruimtelijke ontwikkelingen
De komst van een windmolenpark of zonneveld heeft een grote ruimtelijke impact op het gebied waar deze uiteindelijk gerealiseerd worden. Wanneer er plannen zijn voor meerdere zwaar belastende ruimtelijke ontwikkelingen in één gebied beraadt de gemeente Wijchen zich op de wenselijkheid hiervan en moet blijken in welke mate deze ontwikkelingen in samenhang passen in het gebied, met een acceptabele leefomgeving tot gevolg.
- -
Noot
1Raap, 2015. Samen in verscheidenheid; beleidsnota cultuurhistorie voor de gemeenten Beuningen, Wijchen, Heumen en Druten
Noot
2Gemeente Wijchen, 2020. Beleidsplan natuur en biodiversiteit; Gemeente Wijchen, 2004. Ecologische verbindingszone Heumen-Horssen - werk in uitvoering!
Noot
3https://www.greendeals.nl/green-deals/participatie-van-de-omgeving-bij-duurzame-energieprojecten
Noot
4https://www.rijksoverheid.nl/documenten/convenanten/2013/09/06/energieakkoord-voor-duurzame-groei
Noot
8Dit punt is goed beschreven in de Handleiding Participatieplan Windenergie op Land (2015): http://handleidingparticipatieplan.nl
Noot
20Zie ook de door alle partijen opgestelde Q&A: http://www.nvde.nl/wp-content/uploads/2020/04/20200430-QenA-participatie-def.pdf
Noot
22Gebieden die ‘geschikt’ zijn hebben minder milieu-impact dan gebieden die ‘minder geschikt’ zijn. Met maatregelen als het uitkopen van woningen (gebied 1 en 7), ontwerpen met het landschap of herstel van het landschap (gebied 5), of aanvullend onderzoek naar veiligheid (gebied 7) kunnen deze randgebieden geschikt gemaakt worden.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl