Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727858
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727858/1
Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning, Jeugdhulp en Leerlingenvervoer gemeente Winterswijk 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning, Jeugdhulp en Leerlingenvervoer gemeente Winterswijk 2025Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk; Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om beleidsregels te stellen voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de Verordening Sociaal Domein Winterswijk 2025, nader te noemen; de Verordening.
Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en het bepaalde artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit vast te stellen de Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning, Jeugdhulp en Leerlingenvervoer gemeente Winterswijk 2025
1. ALGEMEEN
1.1. Definities en begrippen
Een aantal voorkomende definities en begrippen worden in dit hoofdstuk uitgelegd.
- a.
Aanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert op grond van een besluit van de gemeente;
- b.
Algemene (vrij toegankelijke) voorziening ( i.h.k.v . de Jeugdwet): een voorziening die zonder beschikking van de gemeente toegankelijk is;
- c.
Backoffice: de jeugd- en/of Wmo-consulent(en) en de administratie- en facturatieafdeling van de gemeente Winterswijk m.b.t. zorg en welzijn;
- d.
Cliënt: een persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening in natura of pgb is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015. Betreft het een hulpvraag in het kader van de Jeugdwet, dan wordt onder cliënt verstaan: de jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) die aanspraak maakt op jeugdhulp, als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet
- e.
College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk
- f.
Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk;
- g.
Goedkoopst adequaat: de gemeente mag de voorziening inzetten die het goedkoopst is, als het doelmatig is;
- h.
Hulp-op-maat: een op de inwoner afgestemde voorziening;
- -
Als het gaat om een voorziening in het kader van de Wmo : een maatwerkvoorziening;
- -
Als het gaat om een voorziening in het kader van de Jeugdwet: een voorziening die op een jongere of zijn ouders is afgestemd als bedoeld in artikel 2.3 van de Jeugdwet;
- -
- i.
Hulpverlener: een hulpverlener is iedere professional in dienst of opdracht van een opdracht- of onderaannemer die contact heeft met cliënten en/of familie en/of naastbetrokkenen. Een hulpverlener heeft een opleiding die past bij de aard en problematiek van de cliënt.Inkoop documenten: Individuele voorzieningen Jeugdhulp en Maatwerkvoorzieningen Wmo: het Inkoopdocument Individuele voorzieningen Jeugdhulp, Maatwerkvoorzieningen Wmo (Acht Achterhoekse Gemeenten) en Huishoudelijke ondersteuning 2023 e.v. (Vijf Achterhoekse Gemeenten);
- j.
Inwoner: de persoon die zijn woonplaats heeft binnen de gemeente volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek (titel 3, Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft. Gaat het om:
- -
Wmo-hulp, dan betreft het de ingezetene van de gemeente als bedoeld in artikel 1.2.1 Wmo en de ingezetene van Nederland die zich bij de gemeente meldt voor maatschappelijke opvang of Wmo wonen;
- -
Jeugdhulp, dan betreft het de jeugdige die zijn woonplaats in de gemeente heeft op grond van artikel 1.1 Jeugdwet;
- -
- k.
Melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015;
- l.
Ondersteuningsplan: het ondersteuningsplan wordt samen met de inwoner opgesteld door de gemeente. Hierin staan de te bereiken resultaten, welke ondersteuning het betreft, de duur van de indicatie, de aanbieder en afspraken over evaluatie(momenten);
- m.
Pgb: persoonsgebonden budget;
- n.
Pgb-budgethouder: Iemand die een pgb ontvangt en zorg krijgt;
- o.
Pgb-plan: de “zorgbeschrijving persoonsgebonden budget Wmo en Jeugdwet” van de gemeente. In dit plan wordt aangegeven welke ondersteuning de inwoner wenst in te kopen, welke doelen de inwoner hiermee wil bereiken en op welke wijze aan de doelen wordt gewerkt;
- p.
Verordening: de Verordening sociaal domein Winterswijk 2025 en haar rechtsopvolger;
- q.
(Wettelijke) vertegenwoordiger: iedereen die, omdat hij benoemd is vanuit de wet, bevoegd is of door de inwoner is aangewezen om de belangen van die inwoner te behartigen;
- r.
Wet: de Wet Maatschappelijke ondersteuning 2015 of Jeugdwet, afhankelijk van de hulpvraag;
- s.
Wlz: Wet langdurige zorg;
- t.
Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- u.
ZIN: zorg in natura.
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening en de Algemene wet bestuursrecht.
1.1.1. Onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte
[Jeugdwet, Wmo]
Bij ontvangst van een melding zal eerst bekeken wordt onderzoek gedaan welke behoefte aan ondersteuning er is op het gebied van zelfredzaamheid en/of participatie. Hiervoor volgt de gemeente in principe de volgende stappen:
Stap 1: De gemeente stelt eerst vast wat de hulpvraag van de inwoner is.
Stap 2: De gemeente stelt hierna vast welke (on)mogelijkheden, problemen of beperkingen er precies zijn die van belang zijn voor het beoordelen van de hulpvraag.
Stap 3: De gemeente brengt in kaart welk effect/resultaat de inwoner wil bereiken.
Stap 4: De gemeente onderzoekt wat de inwoner zelf kan doen om het probleem op te lossen (eigen kracht), bijvoorbeeld met hulp van huisgenoten, met hulp van anderen uit het sociale netwerk of met hulp van andere organisaties.
Stap 5: De gemeente bepaalt welke aanvullende hulp de gemeente kan geven om het probleem op te lossen en het gewenste effect te bereiken.
1.1.2. Eigen kracht
[Jeugdwet, Wmo]
Voorafgaand aan een eventuele verstrekking van een hulp-op-maat vindt een onderzoek plaats. Hierbij wordt onderzocht of de inwoner in staat is zijn hulpvraag op te lossen door middel van eigen kracht, met inzet van zijn sociaal netwerk of algemene voorzieningen.
Met eigen kracht wordt bedoeld wat kan de inwoner zelf, dan wel met hulp van anderen. Als er voldoende probleemoplossend vermogen is in eigen kracht hoeft er geen hulp-op-maat te worden verstrekt.
1.1.3. Gebruikelijke hulp
[Jeugdwet, Wmo]
In de Wmo 2015 kennen we gebruikelijke hulp en niet gebruikelijke hulp. Alles wat iedereen normaal gesproken, volgens maatschappelijke normen en waarden, doet voor een ander is gebruikelijk.
Gebruikelijke hulp is de hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Voor de Jeugdwet worden met ouders ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld. Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die -ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze -één huishouden vormt met de inwoner die een hulpvraag heeft. Of er sprake van inwoning is, wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld.
Voor zover gebruikelijke hulp kan worden verwacht, hoeft het college geen hulp-op-maat toe te kennen. Ook als sprake is van niet gebruikelijke hulp is hulp-op-maat niet vanzelfsprekend, als dit de draagkracht niet te boven gaat.
Afwegingskaders dienen als uitgangspunt, maar elke individuele situatie moet los worden beoordeeld.
Afwegingskader gebruikelijke hulp bij een normaal ontwikkelingsprofiel
Het Rijk heeft in het kader van de voormalige AWBZ een richtlijn ontwikkeld voor gebruikelijke zorg voor ouders ten opzichte van hun kinderen. Om gebruikelijke en niet gebruikelijke zorg vast te kunnen stellen, wordt een omschrijving gevraagd van de zorgtaken en het aantal minuten die nodig zijn voor het uitvoeren van de zorgtaken. Deze informatie wordt vergeleken met de omschrijving van gebruikelijke zorg in de "richtlijnen gebruikelijke zorg" uit de “CIZ Indicatiewijzer, Versie: 7.1, juli 2014”. Ook kan de expertise van de Gedragswetenschapper Jeugd worden ingeschakeld.
Onderstaande tabel gaat uit van jeugdigen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen, die opgroeien in een veilige opvoedingssituatie.
Kinderen van 0 tot 3 jaar |
|
Kinderen van 3 tot 5 jaar |
|
Jeugdigen van 5 tot 12 jaar |
|
Jeugdigen van 12 tot 18 jaar |
|
Volwassenen van 18 tot 23 jaar |
Taken van huisgenoten van 18 tot 23 jaar. Van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Een 18-23-jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. De huishoudelijke taken voor een éénpersoonshuishouden zijn:
In de hierboven beschreven groepen valt gebruikelijke begeleiding onder gebruikelijke zorg. Onder gebruikelijke begeleiding valt:
|
Afwegingskader gebruikelijke hulp bij huishoudelijke taken
In principe is het hele huishouden verantwoordelijk voor de huishoudelijke taken. Elke huisgenoot draagt bij los van de relatie onderling. Wel wordt er rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot.
- •
Een volwassen huisgenoot van 21 jaar en ouder dient het huishouden in principe geheel over te nemen, ook naast een volledige baan;
- •
Een 18- tot 21-jarige wordt verondersteld een huishouden te kunnen voeren, ook naast een volledige baan of studie.
Voor minderjarige kinderen gelden de volgende uitgangspunten:
- •
Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding;
- •
Kinderen tussen de 5 en 12 jaar worden naar eigen mogelijkheden betrokken bij de lichte huishoudelijke taken als opruimen, tafeldekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen en kleding in de wasmand gooien;
- •
Kinderen vanaf 13 jaar kunnen naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, rommel opruimen, stofzuigen en bed verschonen.
Afwijken van gebruikelijke hulp
Er zijn uitzonderingen dat er toch een hulp-op-maat verstrekt moet worden door de gemeente ondanks de aanwezigheid van gebruikelijke hulp. Elke situatie dient los beoordeeld te worden.
Bij de volgende situaties kan er een uitzondering gemaakt worden:
- •
Een zeer korte bekende levensverwachting;
- •
Gezondheidsproblemen waardoor de te verwachte gebruikelijke hulp niet uitgevoerd kan worden;
- •
(Dreigende) overbelasting van echtgenoot, ouder, kind en/of andere volwassen huisgenoot;
- •
Niet uitstelbare hulp.
Elke situatie blijft natuurlijk maatwerk. In alle gevallen dient de afweging gemotiveerd te worden en verwoord in het ondersteuningsplan.
1.1.4. Algemeen gebruikelijke voorzieningen
[Wmo]
In artikel 2.3.5, derde lid van de Wmo 2015 is bepaald dat er geen hulp-op-maat verstrekt hoeft te worden als een algemeen gebruikelijke voorziening de hulpvraag van de inwoner kan oplossen.
Afwegingskader
Een dienst, hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatregel is algemeen gebruikelijk als deze:
- 1.
Niet specifiek bedoel is voor personen met een beperking;
- 2.
Daadwerkelijk beschikbaar is;
- 3.
Een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner tot zelfredzaamheid of participatie in staat is;
- 4.
Financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.
- -
Niet specifiek bedoeld voor personen met een beperking:
Er moet worden beoordeeld of op basis van maatschappelijke normen kan worden gezegd dat iedereen over de ‘voorziening’ kan beschikken ongeacht de beperkingen.
- -
Daadwerkelijk beschikbaar:
Er moet feitelijk worden beoordeeld of de ‘voorziening’ daadwerkelijk beschikbaar is voor de specifieke inwoner.
- -
Een passende bijdrage:
Dit is onderdeel van het onderzoek wat altijd plaats vindt na de melding van de inwoner. De ‘voorziening’ moet een passende bijdrage leveren zodat er een situatie ontstaat waarbij de inwoner in staat is tot zelfredzaamheid of participatie.
- -
Financieel draagbaar
Sinds de uitspraak van de CRvB in 2019 hoeft niet beoordeel te worden of de specifieke inwoner de kosten kan dragen, maar of iemand met een minimuminkomen de kosten kan dragen.
Om te beoordelen of de ‘voorziening’ financieel draagbaar is kan de volgende berekening toegepast worden: Bijstandsnorm x 5% x 36 maanden = de maximaal te dragen kosten.
Hier wordt uitgegaan dat iemand binnen een termijn van 36 maanden de kosten kan betalen bij een aflossing van 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Uitzonderingen op de beoordelingscriteria
Als de beperking van de inwoner plotseling ontstaat waardoor er in één keer veel ‘voorzieningen’ aangeschaft moeten worden moet gekeken worden naar de totaal kosten van de aanschaf.
Voorzieningen kunnen op zichzelf algemeen gebruikelijk zijn. Per geval moet echter een beoordeling plaatsvinden. Relevant is de vraag of een zaak, die op zichzelf als algemeen gebruikelijk te beschouwen is, ook voor de aanvrager algemeen gebruikelijk is. Dit kan bijvoorbeeld niet zo zijn als:
- -
Gelijktijdig meerdere algemeen gebruikelijke zaken moeten worden aangeschaft;
-
Door de beperking zoveel meerkosten ontstaan, dat iemands besteedbaar inkomen onder de voor hem geldende bijstandsnorm ligt.
Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen:
Er is geen complete lijst beschikbaar, dit zijn voorbeelden:
- -
Wasdroger, wasmachine;
- -
Vaatwasser;
- -
Kreuk en strijkvrije kleding;
- -
Drempels verwijderen cq. drempelhulpen plaatsen in de woning;
- -
Spoelföhn installatie toilet;
- -
Tandem (inclusief een ouder-kind tandem);
- -
Fiets met lage instap, ligfiets;
- -
Fiets met elektrische ondersteuning1;
- -
Bakfiets, fietskar, aanhangfiets;
- -
Rollator/krukken, looprekken, loophulpen met 3 of 4 poten;
- -
Driewieler, buggy, commode, box tot 4 jaar;
- -
Personenauto en de gebruikskosten die daaraan verbonden zijn;
- -
Autoaccessoires: airconditioning, stuurbekrachtiging, elektrisch bedienbare ruiten, trekhaak;
- -
Autorijlessen, autoverzekering;
- -
Eenhendelmengkranen, thermostatische kranen;
- -
(Inductie)kookplaat;
- -
Verhoogd toilet of toiletverhoger, tweede toilet;
- -
Renovatie van badkamer en keuken;
- -
Antislipvloer/coating;
- -
Wandbeugels;
- -
Zonwering (inclusief elektrische bediening);
- -
Ophogen tuin/bestrating bij verzakking;
1.1.5. Algemene Voorzieningen
[Wmo]
De definitie van een algemene voorziening in de Wmo 2015 luidt: een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie, of op opvang;
Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen voorzieningen in de markt, waarmee de gemeente geen bemoeienis heeft en voorzieningen die geheel of gedeeltelijk door de gemeente worden bekostigd. Deze voorzieningen zijn voorliggend aan de hulp-op-maat. Dit betekent dat als de hulpvraag opgelost kan worden door inzet van een algemene voorziening de gemeente geen hulp-op-maat verstrekt.
De landelijke eigen bijdrageregeling is niet van toepassing op algemene voorzieningen. De gebruiker betaalt of de marktprijs of een al dan niet kostendekkend tarief waar het een door de gemeente gesubsidieerde voorziening betreft.
De zin ”zonder voorafgaand onderzoek toegankelijk” moet wel in de context worden bekeken. Het betekent in dit verband dat de gemeente voor deze voorziening geen beschikking afgeeft. De voorziening in kwestie zal wel een toegangstoets doen of iemand tot de doelgroep van de voorziening behoort. Bijvoorbeeld: om gebruik te maken van een passantenverblijf zal de inwoner moeten aantonen dat hij dakloos is.
1.1.6. Voorliggende voorzieningen
[Wmo]
Een voorliggende voorziening is een aanbod van diensten of activiteiten waar eerst een beroep op kan worden gedaan alvorens een hulp-op-maat wordt overwogen. Dit kan bijvoorbeeld zijn op basis van verzekering of een andere wet. Algemene voorzieningen zijn hier een onderdeel van.
Als er een voorliggende voorziening passend is om de hulpvraag van de inwoner op te lossen hoeft de gemeente geen hulp-op-maat te verstrekken.
Wet landurige zorg (Wlz)
Bij het onderzoek door de gemeente moet beoordeeld worden of iemand in aanmerking komt voor een indicatie vanuit de Wlz of daarover al beschikt. Als dit zo is, kan Wmo hulp-op-maat op basis van artikel 2.3.5, lid 6 Wmo worden geweigerd.
Een uitzondering hierop zijn hulpmiddelen en woningaanpassingen voor thuiswonende Wlz-cliënten. Er is geen noodzaak om een woningaanpassing of hulmiddel te verstrekken als de hulpvraag opgelost kan worden met inzet van zorg uit de Wlz-indicatie.
Het is goed om recht op Wlz eerst te onderzoeken om onnodig onderzoek vanuit de gemeente te voorkomen. Als inwoner weigert mee te werken aan het onderzoek kan hulp-op-maat vanuit de Wmo geweigerd worden. Een cliëntondersteuner kan inwoner helpen bij het aanvragen van een Wlz-indicatie.
Zorgverzekeringswet (Zvw)
De zorgverzekeringswet is voorliggend op de Wmo. Er moet daarom onderzocht worden of er een mogelijkheid is om de hulpvraag op te lossen vanuit de Zvw. Een voorbeeld hiervan is behandeling. Als de behandeling invloed heeft op de hulpvraag kan hulp-op-maat vanuit de Wmo geweigerd worden. Pas als iemand uitbehandeld is kan dan gekeken worden of de hulpvraag nog aanwezig is en of er nog hulp-op-maat nodig is. We verliezen bij deze afweging het belang van de inwoner niet uit het oog.
Regresrecht
Wanneer een inwoner slachtoffer is van een ongeluk waarbij een andere partij aansprakelijk is voor de letselschade en een beroep doet op Wmo-voorzieningen, dan zal de gemeente de kosten hiervoor in kaart brengen voor de inwoner. De inwoner wordt dan geacht om de kosten voor de Wmo-voorzieningen mee te nemen bij het verhalen van de letselschade bij de aansprakelijke partij. Wanneer dit niet mogelijk is zijn de kosten van de Wmo-voorzieningen voor de gemeente. De gemeente zal dan onderzoeken of en welke verhaalmogelijkheden er zijn.
Jeugdgezondheidszorg
In de Wet publieke gezondheid is het basispakket jeugdgezondheidszorg vastgesteld. De jeugdgezondheidszorg heeft o.a. als taak het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding over thema’s die betrekking hebben op opvoeden en opgroeien.
Onderwijs
Vanuit de Wet passend onderwijs is het onderwijs ervoor verantwoordelijk om alle leerlingen een goede onderwijsplek te bieden. Ook voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. De scholen in de gemeente zijn verenigd in samenwerkingsverbanden waar afspraken zijn gemaakt over (basis) ondersteuning voor jeugdigen.
Leerlingen die speciale of intensieve begeleiding nodig hebben kunnen naar het speciaal onderwijs. Als toezicht en begeleiding van een kind meer vraagt dan van school en ouders kan worden verwacht, kan hulp-op-maat ingezet worden.
Kinderopvang
Kinderen die extra ondersteuning nodig hebben, kunnen ook terecht op een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of bij een gastouder. Dit is geregeld in de Wet op de kinderopvang. Leidsters leren omgaan met een kind met een beperking wordt gerekend tot de gebruikelijke hulp van ouders. Alleen in uitzonderlijke situaties als een kind extra begeleiding nodig heeft die niet door leidsters kan worden geboden en niet van ouders kan worden verwacht, kan hulp-op-maat worden ingezet.
1.1.7. Mantelzorg en niet gebruikelijke hulp
[Wmo]
Mantelzorg wordt in de Wmo 2015 gedefinieerd als “hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zvw die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van hulpverlenend beroep”. Mantelzorg overstijgt gewoonlijk de gebruikelijke zorg en wordt boven gebruikelijke zorg genoemd.
In de Wmo 2015 blijft mantelzorg in principe vrijwillig. Wel heeft de gemeente vanuit de Wmo
2015 de opdracht om eerst na te gaan of het probleem van de inwoner met inzet van eigen netwerk kan worden opgelost. Dat zou kunnen inhouden dat met het eigen sociaal netwerk of de mantelzorger wordt afgesproken dat deze boven gebruikelijke zorg levert. Bij deze afweging dient de gemeente de belangen en de draagkracht van de mantelzorger mee te wegen.
Inzet van respijtzorgvoorzieningen kan de draagkracht van de mantelzorger versterken. (Respijtzorg biedt mantelzorgers de mogelijkheid hun zorgtaken even helemaal aan een ander over te laten. De bedoeling is dat de mantelzorger even vrijaf van de zorg heeft). Een mantelzorger heeft onder de Wmo 2015 geen eigenstandig recht op een hulp-op-maat. De hulp-op-maat wordt altijd toegekend aan degene met de beperking. Wel krijgt de gemeenten de opdracht de mantelzorger(s) te betrekken bij het gesprek en na te gaan of zij behoefte hebben aan ondersteuning vanuit algemene voorzieningen.
1.2. Sociaal-Medisch advies
[Wmo]
Uit jurisprudentie van de CRvB blijkt inmiddels ook dat de sociaal-medische noodzaak in de ogen van de Raad aanwezig moet zijn om hulp-op-maat te verstrekken. Dit heeft tot gevolg dat een sociaal-medisch advies van een onafhankelijk sociaal-medisch adviseur van cruciaal belang kan zijn. Onder de Wmo en de Jeugdwet kan ook een advies van een anders deskundige dan een medicus noodzakelijk zijn, dit hangt af van de hulpvraag.
Waar het altijd om gaat is dat, waar nodig, deskundigheid wordt ingeschakeld om op zorgvuldige wijze en dus op basis van voldoende en adequate gegevens, te kunnen besluiten. Het uitgangspunt is daarbij dat de adviseur onafhankelijk is en er is dan geen sprake van een cliënt/patiëntrelatie.
Advies kan bijvoorbeeld worden gevraagd bij een inwoner die nog niet eerder een aanvraag heeft ingediend, dus niet bekend is bij de gemeente. Het belang van een medisch advies in een dergelijke situatie is dat er voor de gemeente een uitgangssituatie geschapen wordt, waarin (medisch) geobjectiveerd is vastgesteld wat er met de inwoner (medisch) aan de hand is, welke problemen ervaren worden en wat de prognose is.
Daarnaast kan een advies voor de consulent zinvol zijn om te beoordelen wat de grondslag voor de aanvraag is en voor het in kaart brengen van de behandel- en ontwikkelingsmogelijkheden van de inwoner.
Het verstrekken van voorzieningen zonder een objectieve bepaling van de huidige (uitgangs-)situatie brengt het risico met zich mee dat in situaties waarbij vanuit medisch oogpunt beter geen verstrekking plaats had kunnen vinden, bijvoorbeeld omdat verstrekking van een voorziening anti-revaliderend werkt, of zelfs afhankelijk maakt, toch voorzieningen worden verstrekt. Voorzieningen kunnen dan –goed onderbouwd- worden geweigerd (zie bijvoorbeeld de uitspraak LJN BH1077). Een kostenafweging kan ook reden zijn om (medisch) advies te vragen. Het kan dan gaan om een aanschafbedrag van een voorziening en/of een geschat bedrag dat de gemeente denkt per jaar kwijt te zijn aan bijvoorbeeld hulp bij het huishouden of begeleiding. Daarnaast wordt de medisch adviseur om een advies gevraagd als te verwachten is dat een aanvraag om medische reden zal worden afgewezen. Tot slot kan de gemeente aanleiding zien om medisch advies te vragen bij bijvoorbeeld een progressief ziektebeeld, maar zeker ook bij medisch moeilijk te objectiveren aandoeningen. Per situatie zal dit beoordeeld worden. Bij twijfel wordt altijd een medisch advies gevraagd.
De gemeente beoordeelt het medisch advies en neemt dit advies mee in de beoordeling van de melding. Wanneer een inwoner zelf een medisch advies, bijvoorbeeld als second opinion, wil aanvragen, kan hij dit via de eigen zorgverzekering doen. Dit advies wordt dan tevens meegenomen in het onderzoek.
2. HULP-OP-MAAT
2.1. Algemeen
[Jeugdwet, Wmo]
Als ‘hulp op maat’ nodig is, is de inzet het vergroten van de zelfredzaamheid van de inwoner en dat alle kinderen en jongeren gezond, kansrijk en veilig kunnen opgroeien. Het uitgangspunt is wat de inwoner en het netwerk van de inwoner nog wél kunnen. Of hoe de inwoner geholpen kan worden dingen ánders te organiseren, waardoor weer meer mogelijk wordt voor de inwoner.
De gemeente vindt het belangrijk dat de zorgaanbieder doet wat nodig is om de inwoner te helpen. Al dan niet met hulp van het eigen netwerk en een clientondersteuner bepaalt de inwoner wat hij wil bereiken (het resultaat) en de aanbieder krijgt de ruimte om een passend ondersteuningstraject te bieden. De gemeente heeft de regie (en besluit) over de inzet van de ondersteuning. Zij legt dit vast in het ondersteuningsplan.
De zorgaanbieder verbindt zich aan het behalen van een resultaat voor de inwoner en kan daarbij zelf, met de inwoner, bepalen hoe dit resultaat het beste gerealiseerd kan worden. Dit legt de zorgaanbieder vast in het zorgplan. Dit plan sluit aan op de behoefte en eigen mogelijkheden van de inwoner en zijn/haar omgeving. Tussentijds en aan het eind van het ondersteuningstraject evalueren de inwoner, de gemeente en de zorgaanbieder de zorg en of het resultaat is bereikt. Worden de resultaten en effecten behaald? Is de inwoner tevreden? Middels deze evaluaties ontstaat meer contact tussen de inwoner en zorgaanbieder en de gemeente.
2.2. Ondersteuning Wmo
[Wmo]
Wmo integrale ondersteuning, Wmo wonen en Wmo logeren.
Als ‘hulp op maat’ nodig is, is de inzet het vergroten van de zelfredzaamheid van de inwoner. Het uitgangspunt is wat de inwoner en het netwerk van de inwoner nog wél kunnen. Of hoe de inwoner geholpen kan worden dingen ánders te organiseren, waardoor weer meer mogelijk wordt voor de inwoner.
De gemeente vindt het belangrijk dat de zorgaanbieder doet wat nodig is om de inwoner te helpen. Al dan niet met hulp van het eigen netwerk en een clientondersteuner bepaalt de inwoner wat hij wil bereiken (het resultaat) en de aanbieder krijgt de ruimte om een passend ondersteuningstraject te bieden. De gemeente heeft de regie (en besluit) over de inzet van de ondersteuning. Zij legt dit vast in het ondersteuningsplan.
De zorgaanbieder verbindt zich aan het behalen van een resultaat voor de inwoner en kan daarbij zelf, met de inwoner, bepalen hoe dit resultaat het beste gerealiseerd kan worden. Dit legt de zorgaanbieder vast in het zorgplan. Dit plan sluit aan op de behoefte en eigen mogelijkheden van de inwoner en zijn/haar omgeving. Tussentijds en aan het eind van het ondersteuningstraject evalueren de inwoner, gemeente en de zorgaanbieder de zorg en of het resultaat is bereikt.
Worden de resultaten en effecten behaald? Is de inwoner tevreden? Middels deze evaluaties ontstaat meer contact tussen de inwoner en zorgaanbieder en gemeente.
2.2.1. Algemene doelstellingen dienstverlening Wmo;
- •
Iedere inwoner heeft een passende daginvulling, die aansluit bij zijn/haar eigen talenten en capaciteiten;
- •
De ondersteuning sluit aan op de behoeften en leefwereld van de inwoner;
- •
De ondersteuning is zoveel mogelijk gericht op behoud en ontwikkelen van de regie op het eigen leven;
- •
De ondersteuning is zo licht en kort als mogelijk, zo zwaar en lang als nodig;
- •
Inwoners zijn tevreden over de ontvangen zorg en ondersteuning. Inwoners ervaren:
- ○
Een verbetering van hun dagelijks functioneren en kwaliteit van leven;
- ○
Meer controle over het proces van ondersteuning/zorg;
- ○
Een goede samenwerking tussen hulpverleners en maatschappelijke partners;
- ○
Gelijkwaardig contact met de hulpverlener.
- ○
Het onderdeel dienstverlening Wmo bestaat uit de volgende segmenten:
- -
Wmo Integrale Ondersteuning,
- -
Wmo Wonen (hulp bij (zelfstandig)) wonen
- -
Wmo Logeren
Daarnaast kent elk segment nog sub-segmenten.
Segment |
Sub-segment |
Sub-segment |
Sub-segment |
Wmo Integrale Ondersteuning |
Ondersteuning |
Persoonlijke Verzorging |
|
Wmo Wonen |
Beschermd Wonen |
Beschut Wonen |
Beschermd Thuis |
Wmo Logeren |
|
|
|
2.2.2. Dienstverlening segment Wmo integrale ondersteuning
Wmo Integrale Ondersteuning is gericht op de ondersteuning van personen vanaf 18 jaar met een beperking of met (chronische) psychische of psychosociale problemen. De ondersteuning vindt zoveel mogelijk plaats in de eigen leefomgeving van de inwoner. Voorliggende voorzieningen en ondersteuning in de sociale basis zijn voor deze inwoner niet voldoende passend.
Wmo Integrale Ondersteuning is gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner. Deze dienstverlening wordt ingezet om bijvoorbeeld praktische vaardigheden te stimuleren die nodig zijn in het dagelijks leven. Maar ook om de eigen regie en zelfredzaamheid van de inwoner te vergroten en de inwoner maatschappelijk te laten participeren.
De verschillende vormen van Wmo Integrale Ondersteuning zijn bedoeld om de eigen kracht en mogelijkheden van de inwoner te vergroten. Onder dit segment valt een waaier van ondersteuning, begeleiding, methodieken en in te zetten interventies. Afhankelijk van de ondersteuningsbehoefte vindt de ondersteuning individueel of groepsgewijs plaats.
Het segment Wmo Integrale Ondersteuning kent twee sub-segmenten:
- -
Ondersteuning
- -
Persoonlijke verzorging
2.2.2.1. Sub-segment Ondersteuning
Is gericht op herstel, verbeteren, ontwikkelen, stabiliseren en/of compenseren van de zelfredzaamheid en het welbevinden en/of de kwaliteit van leven. Persoonlijke verzorging valt hier niet onder. De ondersteuning kan gericht zijn op door-, uitstroom, stabilisatie of voorkomen van achteruitgang. De ondersteuningsbehoefte, complexiteit van de problematiek en benodigde intensiteit van de ondersteuning verschilt per inwoner. Hieraan kan somatische, psychogeriatrische, psychosociale, psychiatrische problematiek ten grondslag liggen en/of kan sprake zijn van een lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke beperking.
Nadere beschrijving sub-segment Wmo Ondersteuning:
- •
Aard dienstverlening: De zorgaanbieder zet de ondersteuning in om de inwoner te ondersteunen bij de praktische vaardigheden die hij/zij nodig heeft in het dagelijks leven. Of om deze vaardigheden te stimuleren. Ook wordt de ondersteuning ingezet om de eigen regie en zelfredzaamheid van de inwoner te vergroten en om maatschappelijk te participeren. Afhankelijk van de behoefte en noodzaak is de ondersteuning individueel en/of in groepsverband. Wat niet onder het sub-segment Ondersteuning valt, is onder andere de vrij toegankelijke ondersteuning. Bijvoorbeeld begeleiding bij vrijetijdsactiviteiten en mantelzorgondersteuning.
- •
Doel: Er moet een concreet en haalbaar ondersteuningsdoel zijn, waardoor duurzame verbetering in het functioneren wordt bereikt/verwacht. Of waardoor achteruitgang wordt voorkomen.
- •
Ontwikkelvermogen: Door de inzet van de ondersteuning blijft de situatie van de inwoner stabiel of wordt achteruitgang voorkomen of beperkt. Is de inwoner nog leerbaar en heeft hij/zij ontwikkelvermogen, dan wordt daarop ingezet.
- •
Op- en afschalen: Verandert de situatie van de inwoner (al dan niet door de inzet van de ondersteuning) en is daardoor meer of minder intensieve ondersteuning noodzakelijk, dan zorgt de zorgaanbieder voor een warme overdracht naar de juiste ondersteuning. Dit kan een andere voorziening zijn bij een andere aanbieder. Bijvoorbeeld in geval van een zwaardere ondersteuningsvraag. Het kan ook een voorziening zijn in de sociale basis. Dit laatste is met name het geval bij een minder zware en/of stabiele ondersteuningsvraag.
- •
Beschikbaarheid: De zorgaanbieder zet de ondersteuning binnen twee weken in.
2.2.2.2. Sub-segment Persoonlijke Verzorging
Richt zich op het ondersteunen bij en overnemen van Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) op het gebied van persoonlijke verzorging. De dienstverlening is gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid op dit gebied. Dit sub-segment richt zich op het aanleren, oefenen, verbeteren en bestendigen van vaardigheden en gedrag rondom persoonlijke hygiëne en lichamelijke basiszorg. Het uitgangspunt is het vergroten van de zelfredzaamheid van de inwoner. De inzet is in principe eindig. Indien mogelijk, wordt erop ingezet dat de inwoner in de toekomst (weer) zelfstandig of met inzet van het sociaal netwerk de taken kan uitvoeren. Persoonlijke Verzorging kan ook bestaan uit advies, instructie en voorlichting aan de inwoner. Hiertoe behoort desgevraagd ook het adviseren van informele verzorgers van de inwoner. Het kan gaan om inwoners met verschillende problematieken. Zoals psychogeriatrische, psychosociale, psychiatrische, lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke problematiek. De intensiteit van de ondersteuning verschilt per inwoner.
De aard van de ondersteuningsbehoefte ligt nadrukkelijk niet op een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico hierop. De gemeenten zijn alleen verantwoordelijk voor het gedeelte van persoonlijke verzorging dat niet onder voorliggende wet- en regelgeving valt, zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw) of Wet Langdurige Zorg (Wlz).
Nadere beschrijving sub-segment Wmo Persoonlijke Verzorging:
- •
Aard dienstverlening: Persoonlijke Verzorging richt zich op het inslijten en/of aanleren van Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), persoonlijke hygiëne en lichamelijke basiszorg.
- •
Doel: Persoonlijke Verzorging is gericht op het aanleren, oefenen en bestendigen van vaardigheden en gedrag. Zodat de inwoner deze taken (weer) zelfstandig of met behulp van zijn/haar omgeving kan uitvoeren.
- •
Ontwikkelvermogen: De inwoner is (beperkt) leerbaar.
- •
Op- en afschalen: Bij verbetering is de inwoner in staat om samen met zijn/haar omgeving de beperkingen te hanteren zonder inzet van Persoonlijke Verzorging. Bij verslechtering kan in samenspraak met de wijkverpleging worden beoordeeld of er sprake is van zorg waarop de Zvw of Wlz van toepassing is.
- •
Beschikbaarheid: De zorgaanbieder zet de Persoonlijke Verzorging binnen twee weken in.
- •
Duur inzet: De duur van de ondersteuning wordt bepaald aan de hand van het opgestelde plan van aanpak. De duur is gelijk aan de duur van de afgegeven indicatie voor Wmo Ondersteuning, Wmo Beschermd Thuis, Wmo Beschut Wonen of Wmo Beschermd Wonen.
2.2.3. Dienstverlening segment Wmo Wonen (hulp bij (zelfstandig) wonen)
Een inwoner behoort tot de doelgroep van Wmo Wonen wanneer deze 18 jaar of ouder is en problemen ervaart op één of meerdere levensgebieden, bijvoorbeeld bij het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine. Inwoners zijn bij het voorkomen en/of oplossen van problemen en het nemen van besluiten afhankelijk van anderen. De inwoner kan zijn zorgvraag niet (uit)stellen. Hierdoor heeft de inwoner 24-uurs toezicht of bereikbaarheid van een professionele organisatie nodig.
Bij Wmo Wonen is er bijvoorbeeld sprake van onderstaande problematieken (al dan niet meervoudig of een combinatie hiervan):
- •
Psychiatrische stoornissen, conform DSM V;
- •
Psychische problemen (kenmerk kan zijn: hechtingsproblemen, trauma, suïcidaliteit, fluctuerende zorgbehoefte vanwege psychische problematiek);
- •
Verslaving;
- •
Achterstand in de functieontwikkeling/ licht verstandelijke beperking;
- •
Psychosociale problematiek (denk aan gezondheidsproblemen, crimineel gedrag, zorgmijding, huiselijk geweld, kindermishandeling en verwaarlozing, financiële problemen).
In het segment Wmo Wonen richt de dienstverlening zich op:
- •
Creëren van een gezonde en veilige woonomgeving;
- •
Stimuleren van inwoner om deel te nemen aan sociale activiteiten;
- •
Ondersteunen van inwoner bij het omgaan met financiën. Indien vermogensbeheer tijdelijk noodzakelijk is, wordt dit door een onafhankelijke derde uitgevoerd;
- •
Waar mogelijk activeren van inwoner om bij te dragen en kwaliteiten in te zetten voor de samenleving, buurt (of buurtgenoten), woonplek (of medebewoners) of voor anderen;
- •
Ondersteunen van de inwoner bij persoonlijke hygiëne;
- •
Ondersteunen van de inwoner bij het vinden van een passende, stimulerende daginvulling. Deze is bij voorkeur dicht bij de woonplek, zodat de inwoner hier zelfstandig naartoe kan. Indien nodig, krijgt de inwoner vaardigheden aangeleerd om zelfstandig te reizen naar de daginvulling.
Bovengenoemde voorbeelden zijn niet limitatief.
De in te zetten ondersteuning of zorg is flexibel, gericht op samenwerking en ambulantisering. Dat houdt in dat inwoners zoveel mogelijk in hun eigen wijk en bij voorkeur ambulant geholpen moeten worden.
Het segment Wmo Wonen kent drie sub-segmenten:
- -
Beschermd wonen
- -
Beschut wonen
- -
Beschermd thuis
Melding behoefte aan Wmo Wonen
In de Wmo 2015 is landelijke toegankelijkheid voor hulp-op-maat Wmo Wonen (beschermd wonen) geregeld. Dit betekent dat iemand in elke gemeente van Nederland een melding kan doen om voor Wmo Wonen in aanmerking te komen. Het document landelijke toegankelijkheid van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt gebruikt als uitgangspunt voor de toegang tot Wmo wonen in centrumgemeente Doetinchem en regiogemeenten.
De melding van behoefte aan Wmo Wonen kan binnen elke Achterhoekse gemeente binnenkomen afhankelijk van de lokale inrichting: het sociale team, het wijkteam, het Wmo-loket, het Buurtplein, De Post etc. Gegevensuitwisseling tussen gemeenten vindt plaats met inachtneming van de bepalingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de privacyreglementen van de betrokken gemeenten.
2.2.3.1. Sub-segment Beschermd Wonen (24-uurszorg)
Beschermd wonen biedt 24-uurs integraal ondersteuningsaanbod, met continu toezicht en nabijheid. De zorg is niet planbaar of uitstelbaar. Daarom is continue aanwezigheid noodzakelijk. Onder integraal ondersteuningsaanbod wordt verstaan: begeleiding op het gebied van wonen, begeleiding bij de individuele ondersteuningsbehoefte en een passende daginvulling. Het doel van de begeleiding is aanleren van vaardigheden en vergroten van de zelfredzaamheid naar vermogen van de inwoner. Het doel van de begeleiding is ook het waarborgen van de stabiliteit van de inwoner. Er kan sprake zijn van (forse) gedragsproblematiek, psychiatrie of dat zij een gevaar voor zichzelf of voor hun omgeving kunnen vormen.
Randvoorwaarden sub-segment Beschermd Wonen:
- •
Aard dienstverlening: De ondersteuning is gericht op het aanleren van vaardigheden, het werken aan herstel en het behouden of vergroten van zelfredzaamheid en zelfstandigheid. Dit vanuit een context waar 24-uurs toezicht en nabijheid wordt geboden om de veiligheid te kunnen waarborgen.
- •
Doel: De inzet van de ondersteuning is gericht op het tijdelijk opnemen van de inwoner in een beschermde woonvorm. Met als doel te werken aan het leren omgaan met een psychiatrisch ziektebeeld, het aanleren van vaardigheden en het vergroten van de zelfstandigheid.
- •
Invulling ondersteuning: De dienstverlening bestaat uit begeleiding op het wonen, begeleiding op de individuele ondersteuningsbehoefte en een passende daginvulling.
- •
Ontwikkelvermogen: De ondersteuning is gericht op een tijdelijk karakter en is gericht op doorstroom en uitstroom naar zelfstandig wonen. De inwoner is in principe leerbaar. Er zijn situaties denkbaar, waarbij de inwoner meer gebaat is bij stabilisatie en langdurige ondersteuning. Een verwijzing naar de Wlz kan dan aan de orde zijn.
- •
Op- en afschalen: Volstaat 24-uurs zorg met continu toezicht niet, dan kan worden opgeschaald naar de Wlz. Wanneer de inwoner zich zodanig ontwikkelt dat 24-uurs zorg niet meer noodzakelijk is, kan worden afgeschaald naar 24 uurs bereikbaarheid, reguliere ondersteuning en/of de sociale basis. De zorgaanbieder spant zich in om dit met de inwoner te bereiken.
- •
Zorglocatie: De ondersteuning vindt plaats op een passende (zorg)locatie, zo dicht mogelijk bij de leefomgeving en het netwerk van de inwoner. De (zorg)locatie is passend bij het ziektebeeld/de ondersteuningsbehoefte van de inwoner. De begeleiding is 24 uur op locatie aanwezig. Er is een gezamenlijke ruimte waar inwoners elkaar kunnen ontmoeten.
Duur toekenning Beschermd Wonen
De decentralisatie van Beschermd Wonen heeft onder andere tot doel mensen niet langer dan nodig in een instelling en beschermd te laten wonen. Door het stimuleren van de eigen kracht en het uitgaan van de eigen mogelijkheden van de inwoner kan de huidige gemiddelde verblijfsduur mogelijk worden bekort. Daarom is de indicatie voor Wmo Wonen in beginsel voor maximaal twee jaar. Dit om sturing te geven aan het structureel begeleiden van mensen in Beschermd Wonen en daar waar het kan mensen daadwerkelijk de kans te geven door/uit te stromen.
Dat een indicatie een einddatum heeft betekent niet dat na afloop van de indicatie geen Beschermd Wonen meer mogelijk is. Indien blijkt dat na deze periode een hulp-op-maat (Wmo Wonen of Integrale ondersteuning) nodig blijft, wordt door de aanbieder of de inwoner een nieuwe melding gedaan. Dit moet minimaal acht weken voor afloop van de indicatie worden gedaan. Een melding kan bij de (centrum)gemeente worden gedaan. Indien minder dan acht weken voor afloop van de indicatie een melding wordt gedaan, kan het zijn dat de nieuwe indicatie niet direct aansluit op de oude.
Wanneer bij een herindicatie de inwoner en de consulent vaststellen dat Beschermd Wonen, Beschut wonen of Beschermd Thuis niet meer aan de orde is, wordt een indicatie voor Wmo Wonen van maximaal zes maanden afgegeven. In de indicatie worden afspraken vastgelegd over bijvoorbeeld de verwachte inspanningen van de inwoner en aanbieder om een woning te vinden. Ook worden indien nodig afspraken gemaakt over de overdracht van de inwoner naar de aanbieders voor Integrale ondersteuning. De aanbieder bereidt volwassenen voor op uitstroom uit beschermd wonen. Zij doen dit tijdig, reeds voordat tot daadwerkelijke uitstroom wordt overgegaan. Deze werkwijze is vastgelegd in afstemming met de woningcorporaties uit de regio. In het plan van aanpak van de inwoner, zijn afspraken opgenomen over inkomen, uitkering en dagbesteding.
Wanneer duidelijk is dat de inwoner niet binnen de gestelde tijd kan uitstromen wordt contact opgenomen met de gemeente om te bespreken of verlenging van de indicatie Wmo Wonen mogelijk en nodig is.
2.2.3.2. Sub-segment Beschut Wonen (24-uurs begeleiding)
Dit is een 24-uurs integraal ondersteuningsaanbod, waarbij nabijheid is georganiseerd. Vanwege de instabiliteit van de problematiek en de onvoorspelbaarheid van de hulpvraag kan op elk moment van de dag ondersteuning nodig zijn. Daarom is geclusterd wonen noodzakelijk. Inwoners helpen elkaar en hulp is overdag nabij. Onder integraal ondersteuningsaanbod wordt verstaan: begeleiding op het gebied van wonen, begeleiding bij de individuele ondersteuningsbehoefte en een passende dag invulling. De begeleiding heeft als doel het vergroten van de eigen regie, waaronder het aanleren van nieuwe (of herstel van verloren) competenties en vaardigheden.
Het doel van de begeleiding is ook het vergroten van de zelfredzaamheid en het waarborgen van de stabiliteit van de inwoner. De begeleiding is in de nabijheid van de inwoner. Wanneer het nodig is, kan de inwoner er direct een beroep op doen. Deze vorm van wonen is bedoeld voor inwoners die door psychische en/of psychosociale problemen (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen wonen.
Nadere beschrijving sub-segment Beschut Wonen:
- •
Aard dienstverlening: De ondersteuning is gericht op het aanleren van vaardigheden, het werken aan herstel en het behouden of vergroten van zelfredzaamheid en zelfstandigheid. Dit vanuit een context waar 24-uurs nabijheid wordt geboden. De ondersteuning is overwegend planbaar en uitstelbaar, maar kan op onverwachte momenten aan de orde zijn.
- •
Doel: De inzet van de ondersteuning is gericht op het tijdelijk opnemen van een inwoner in een beschutte woonvorm. Door middel van het vergroten van de eigen regie bij de inwoner wordt toegewerkt naar zelfstandig wonen (beschermd thuis). Dit gebeurt door het aanleren van nieuwe en het herstellen van verloren competenties en vaardigheden bij het wonen.
- •
Invulling ondersteuning: De dienstverlening bestaat uit begeleiding op het wonen, begeleiding op de individuele ondersteuningsbehoefte en een passende dag invulling.
- •
Ontwikkelvermogen: De inzet van de ondersteuning heeft een tijdelijk karakter en is gericht op doorstroom en uitstroom naar zelfstandig wonen. De inwoner is in principe leerbaar. Er zijn situaties denkbaar, waaruit blijkt dat de inwoner meer gebaat is bij stabilisatie en langdurige ondersteuning. Een verwijzing naar de Wlz kan dan aan de orde zijn.
- •
Op- en afschalen: Indien 24-uurs nabijheid van begeleiding niet volstaat, kan worden opgeschaald naar 24-uurs zorg met continu toezicht. Wanneer de inwoner zich zodanig ontwikkelt dat 24-uurs zorg niet meer noodzakelijk is, kan worden afgeschaald naar 24-uurs nabijheid, reguliere ondersteuning en/of de sociale basis. De zorgaanbieder spant zich in om dit met de inwoner te bereiken.
- •
Zorglocatie: Het betreft geclusterd zelfstandig wonen. De inwoner is in de basis zelf verantwoordelijk voor de betaling van de huur en vaste lasten. Woonlasten kunnen echter onderdeel uitmaken van het pakket. Medewerkers beschut wonen zijn 24/7 uur bereikbaar (op afroep) en indien nodig binnen 20 minuten aanwezig bij de inwoner. Het contact met de inwoner is in principe dagelijks, zo nodig meerdere momenten per dag (in een mix van face-to-face, telefonisch en/of digitaal), ook buiten kantoortijden. De ontwikkelingsfase, problematiek (ook die zich buiten de woonsituatie manifesteert) en leeftijd van de inwoner zijn bepalend voor de aanwezigheid van medewerkers. De aanwezigheid van medewerkers wordt per inwoner in een multidisciplinair team vooraf vastgesteld en schriftelijk vastgelegd.
2.2.3.3. Sub-segment Beschermd Thuis
Richt zich op de inwoner, die zelfstandig woont en vanuit zijn ondersteuningsbehoefte gebaat is bij onplanbare ondersteuning. Het gaat om 24-uurstoezicht op afstand en/of begeleiding op afroep. Het kan ook gaan om ‘waakvlam-contacten’, zodat flexibel gereageerd kan worden op de (veranderende) ondersteuningsbehoefte. Ondersteuning op afroep is voldoende om een veilige woon- en verblijfsomgeving te waarborgen. Hieraan kan psychische en/of psychosociale problematiek ten grondslag liggen.
Nadere beschrijving sub-segment Beschermd Thuis:
- •
Aard dienstverlening: De ondersteuning richt zich op het vergroten of behouden van de zelfredzaamheid in de eigen woning en de deelname aan de samenleving. De zorgaanbieder zorgt voor 24-uurs bereikbaarheid, gedurende 7 dagen per week. Wanneer de ondersteuningsbehoefte van de inwoner erom vraagt, is de ondersteuning flexibel inzetbaar. De ondersteuning kan ook fluctueren. Dit is afhankelijk van de ondersteuningsbehoefte.
- •
Doel: Er moet een concreet en haalbaar ondersteuningsdoel zijn, waardoor de inwoner in staat is om in een eigen huis te (blijven) wonen of om (op termijn) volledig zelfstandig te wonen.
- •
Invulling ondersteuning: De dienstverlening bestaat uit begeleiding op het wonen, begeleiding op de individuele ondersteuningsbehoefte en een passende daginvulling.
- •
Ontwikkelvermogen: Door de inzet van de ondersteuning heeft de inwoner voldoende leervermogen om zich de vaardigheden eigen te maken die nodig zijn bij het zelfstandig wonen. De ondersteuning kan ook worden ingezet met als doel stabiel houden of voorkomen van achteruitgang van de situatie.
- •
Op- en afschalen: In het geval van achteruitgang of een terugval, dient de begeleiding hier flexibel op in te spelen, door extra inzet van (24-uurs)begeleiding. Wanneer dit niet voldoende is, kan opschaling naar een instelling voor verblijf aan de orde zijn. Wanneer de inwoner zich zodanig ontwikkelt dat 24-uurs bereikbaarheid niet meer noodzakelijk is, kan worden afgeschaald naar reguliere ondersteuning en/of de sociale basis. De zorgaanbieder spant zich in om dit met de inwoner te bereiken.
2.2.3.4. Bijzondere omstandigheden
- •
Wanneer Beschermd Wonen niet direct beschikbaar is.
Wanneer de inwoner in aanmerking komt voor een hulp-op-maat in de vorm van beschermd wonen, maar het nog niet bekend is vanuit welke aanbieder de ondersteuning geboden kan worden, wordt er een beschikking ‘advies Wmo Wonen’ toegekend. In deze beschikking wordt in ieder geval opgenomen:
- •
De duur van de indicatie;
- •
Welk sub-segment;
- •
Op welke wijze bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.
Wanneer een passende plek nog niet beschikbaar is wordt de inwoner op de wachtlijst van de instelling geplaatst. De inwoner is hier mede verantwoordelijk voor in samenspraak met de betrokken consulent en indien nodig in overleg met de aanbieder die reeds betrokken is. Met hem wordt besproken hoe de periode tot plaatsing kan worden overbrugd.
Wanneer de inwoner ter overbrugging naar de beschermd wonen plek Integrale Ondersteuning nodig heeft kan er worden besloten om overbruggingszorg toe te kennen. In bepaalde situaties heeft de inwoner al integrale ondersteuning die geïndiceerd is door de gemeente. Voorwaarde voor overbruggingszorg is dat de ondersteuning gericht is op het voorbereiden en toewerken naar de beschermd wonen plek. Er is sprake van overbruggingszorg als dit wordt geboden door de aanbieder waar de inwoner ook wil gaan wonen, of een andere beschermd wonen aanbieder.
- •
Tijdelijk verblijf in een andere regio
Het kan voorkomen dat een inwoner uit de gemeente Winterswijk tijdelijk in een instelling in een andere gemeente/regio moet verblijven wanneer er geen passend aanbod in de eigen gemeente is. ‘Tijdelijk verblijf’ is verblijf van maximaal één jaar, waarbij vanaf het begin de intentie aanwezig is om de inwoner terug te laten keren naar de gemeente Winterswijk. In dergelijke gevallen zal er door de gemeente met de (centrum) gemeente van plaatsing onderling worden afgestemd en afspraken worden gemaakt.
- •
Tijdelijke afwezigheid bij instelling
Indien een inwoner, tijdelijk als gevolg van een behandeling in een ziekenhuis of behandelcentrum of detentie elders wordt opgenomen, moet dit binnen een week na vertrek bij de aanbieder bij de gemeente worden gerapporteerd door de aanbieder Wmo Wonen. Dit geldt ook wanneer de inwoner op eigen initiatief de beschermde woonplek heeft verlaten.
Wanneer duidelijk wordt dat de inwoner langer dan twaalf weken elders zal verblijven, zal in principe zijn plek bij de aanbieder vervallen. Wanneer de inwoner na deze periode weer beschermd wil gaan wonen, kan de inwoner hiervoor een melding doen bij de gemeente. De inwoner kan in overleg met de consulent ervoor kiezen zijn ondersteuning bij een andere aanbieder voor Beschermd Wonen te verzilveren. De inwoner kan pas weer instromen bij de aanbieder als er plaats is.
2.2.4. Dienstverlening segment Wmo Logeren
Wmo Logeren (kortdurend verblijf of respijtzorg) is het logeren in een accommodatie van een instelling. Het doel is tijdelijk ontlasten van de mantelzorger en/of de omgeving. Indien er ook sprake is van ondersteuning vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw), zoals persoonlijke verzorging en verpleging, wordt nauw samengewerkt met partners vanuit deze ondersteuning, zodat deze ondersteuning wel blijft doorgaan (werk volgt inwoner).
Deze inwoners hebben een beschermende woonomgeving nodig, waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd. Als daginvulling in die periode niet is geregeld en wel gewenst is, moet de dienstverlening van Wmo Logeren worden aangevuld met een vorm van integrale ondersteuning. Dus afhankelijk van de zorgvraag van de inwoner en de gestelde doelen kan logeren worden aangevuld met integrale ondersteuning. Een andere organisatie kan deze integrale ondersteuning bieden.
Nadere beschrijving segment Wmo Logeren
- •
Aard dienstverlening: De aanbieder zorgt voor een woonomgeving waarin een passend agogisch klimaat wordt geboden. Dit betekent een (dag)structuur en het stimuleren van het aangaan van sociale contacten. Wmo Logeren biedt alleen logeerfaciliteiten. Eventuele aanvullende ondersteuning maakt geen integraal onderdeel van dit segment uit.
- •
Doel: Inwoners kunnen gebruikmaken van logeerplekken, zodat mantelzorgers en hun omgeving minder overbelast raken. En zodat de inzet van zwaardere zorg zoveel mogelijk wordt voorkomen
- •
Invulling zorg en ondersteuning: De ingezette zorg en ondersteuning is afgestemd op de vragen en behoeften van de inwoner. En gaat uit van de mogelijkheden (eigen kracht) van de inwoner. Het gaat er niet om dat een hulpvorm in z’n algemeenheid werkt, maar dat de hulp bijdraagt aan het te behalen resultaat.
- •
Bereikbaarheid: De dienstverlening vanuit Wmo Logeren geldt voor de tijd tussen 17.00 en 9.00 uur (dit is een richtlijn) en voorziet niet in daginvulling van de tijd tussen 09.00 en 17.00 uur.
- •
Beschikbaarheid: De aanbieder zet de zorg binnen twee weken in, indien urgent binnen twee dagen.
- •
Duur inzet: De duur van de ondersteuning wordt bepaald aan de hand van het opgestelde plan van aanpak.
Het segment Logeren kent geen sub-segmenten.
2.2.5. Vervoer binnen de dienstverlening (Wmo ondersteuning)
Indien de inwoner en/of zijn sociale omgeving niet in staat zijn om zelfstandig vervoer te regelen naar hulp buitenshuis, dan kan de gemeente aanvullend een indicatie voor vervoer afgeven.
De gemeente regelt daarbij in samenspraak met de inwoner en de aanbieder passend en veilig vervoer. Dit betekent dat een inwoner binnen een redelijke tijd voor aanvang en na afloop van de ondersteuning wordt opgehaald en thuisgebracht. De aanbieder heeft bij het aangaan van het contract aan kunnen geven of hij het vervoer zelf regelt of dat hij wil dat de gemeente het vervoer verzorgt. Dit kan dus per aanbieder verschillen.
Vervoer door aanbieder
Heeft de aanbieder aangegeven het vervoer tijdens de uitvoering van het contract zelf te organiseren, dan geldt dat de aanbieder het vervoer dient te organiseren als de inwoner en zijn omgeving geen mogelijkheid hebben om de locatie van de ondersteuning of behandeling te bereiken. De aanbieder mag aan de inwoner geen bijdrage voor het vervoer vragen. De aanbieder regelt in samenspraak met de inwoner passend en veilig vervoer. De zorgaanbieder mag het vervoer collectief/groepsgewijs regelen voor meerdere inwoners. Doelgroepen mogen worden gemengd en inzetten van vrijwilligers is eventueel mogelijk. Vereist de ondersteuningsvraag van de inwoner dat deze individueel vervoerd moet worden of met rolstoelvervoer, dan dient de zorgaanbieder daarvoor passend (individueel) vervoer te regelen. De aanbieder draagt zorgt voor de kwaliteit van de chauffeur en voor de veiligheid en kwaliteit van de voertuigen.
Vervoer door gemeente.
Indien de aanbieder heeft ingeschreven zonder het vervoer en vervoer benodigd is, organiseert de gemeente dit middels de inzet van een derde partij: ZOOV. Vervoer wordt ingezet nadat door de gemeente vastgesteld is dat de inwoner of haar sociale omgeving het vervoer niet kan uitvoeren en er ook geen mogelijkheid is de zorg passend en meer nabij te organiseren. De vervoerder ingezet door opdrachtgever, neemt contact op met zorgaanbieder om de haal- en brengtijden af te spreken. Van aanbieder wordt het volgende verwacht:
- •
Begrip dat niet alle inwoners op hetzelfde moment gehaald respectievelijk gebracht kunnen worden en dat gestreefd wordt naar een zo efficiënt mogelijk vervoer van inwoners, waarbij de vervoerder ingezet door aanbieder ook oog heeft voor een doelmatige zorgverlening.
- •
Een open en flexibele (gespreks-)houding met betrekking tot de begin- en eindtijden van de ondersteuning of behandeling, met de volgende uitgangspunten:
- ○
Basis voor de planning zijn de door de zorgaanbieder gewenste begin- en eindtijden met een marge van 15 minuten;
- ○
De begin- en eindtijden worden per inwoner per dag van de week afgesproken;
- ○
De begin-/eindtijden kunnen per inwoner onderling verschillen;
- ○
De inwoner is voldoende lang op de zorglocatie;
- ○
Proactief informeren van de vervoerder ingezet door opdrachtgever bij wijzigingen (bijvoorbeeld andere zorglocatie).
- ○
2.2.6. Afwegingskader Wmo
- •
Allereerst beoordeelt het college of de noodzakelijke ondersteuning op het terrein van de Wmo 2015 ligt. Uitgangspunt is dat alle noodzakelijke activiteiten die onder de Zvw, Wlz of Jeugdwet vallen niet onder het Wmo 2015 resultaat kunnen vallen. Als de inwoner een Zvw-indicatie heeft, onderzoekt het college de inhoud daarvan. Heeft de inwoner een indicatie voor de Wlz, dan valt hij niet meer onder de Wmo 2015. Een combinatie van een individuele voorziening uit de Jeugdwet en uit de Wmo 2015 is wel mogelijk, bijvoorbeeld een woningaanpassing uit de Wmo en een voorziening begeleiding uit de Jeugdwet. Als uit onderzoek bijvoorbeeld blijkt dat bepaalde noodzakelijke activiteiten nog door inwoner kunnen worden aangeleerd en is dit niet geïndiceerd, dan zal het college daarvoor nog een Zvw-indicatie behandeling aanvragen of inwoner verwijzen naar zijn zorgverzekeraar. Het resultaat valt dan niet onder de Wmo 2015.
- •
Persoonlijke verzorging richt zich op algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), persoonlijke hygiëne en lichamelijke basiszorg om een tekort aan zelfredzaamheid op dit gebied op te lossen door het aanleren dan wel overnemen van taken zodat de inwoner zo lang mogelijk zelfredzaam is en deel kan nemen aan de samenleving.
- •
Het kan gaan om taken zoals wassen, aan- en uitkleden, in en uit bed gaan, toiletgang, bewegen, vervangen katheter/ stomazakje, toedienen sondevoeding, aanreiken medicijnen. Gemeenten zijn voor alle inwoners, zowel onder als boven de 18 jaar alleen verantwoordelijk voor het gedeelte van persoonlijke verzorging dat niet onder voorliggende wetgeving zoals de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg valt.
- •
Wanneer de PV gericht is op geneeskundige zorg of een hoog risico daarop dan is de Zorgverzekeringswet van toepassing (artikel 2.10 Besluit zorgverzekering).
- •
De inhoud van het resultaat “een ingevulde dag hebben” bestaat uit het bieden van activiteiten die in plaats komen van (betaald) werk of het volgen van regulier of speciaal onderwijs.
- •
Het college bepaalt of de beperking van de inwoner gecompenseerd kan worden door gebruik te maken van wettelijk voorliggende voorzieningen, zoals regulier en speciaal onderwijs, opleiding, reguliere betaalde arbeid, of arbeid op grond van de Participatiewet, Wajong of de Wet sociale werkvoorziening.
- •
Het college beoordeelt vervolgens in hoeverre de mantelzorger, het steunsysteem van de belanghebbende of algemene voorzieningen zoals bijvoorbeeld sociaal cultureel werk of vrijwilligerswerk een oplossing kunnen bieden.
- •
Daarna beoordeelt het college in hoeverre een inwoner in staat is op eigen kracht het resultaat te bereiken. Het kan zijn dat huisgenoten kunnen helpen op grond van de “(boven)gebruikelijke zorg”. Zo is bijvoorbeeld het bijhouden van de administratie een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid in een huishouden. Kan één van de huisgenoten dit niet meer doen dan zullen eerst de andere huisgenoten dit over moeten nemen. Pas als ook zij dat niet kunnen, kan de noodzaak tot het verstrekken van een hulp-op-maat ontstaan. Verder beoordeelt het college of het steunsysteem van inwoner of een vrijwilliger kan helpen, of dat er algemene voorzieningen zijn die een bijdrage kunnen leveren aan het bereiken van het resultaat.
- •
Het college houdt rekening met de draagkracht van mantelzorgers. Zo kan in geval van dreigen de overbelasting van de mantelzorger een hulp-op-maat aan de verzorgde belanghebbende worden toegekend.
- •
Vervolgens bepaalt het college welke resultaten behaald moeten worden met de Wmo integrale ondersteuning, Wmo logeren, Wmo Wonen. Vervolgens is het aan de zorgaanbieder om in het zorgplan aan te geven hoe en in welke dienstverleningsvorm de ondersteuning wordt geboden. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van individuele of groepsondersteuning, persoonlijke verzorging zijn of een combinatie.
- •
Het college betrekt bij de beoordeling ook de afstand van de locatie waar de activiteiten plaatsvinden, ten opzichte van het adres van de inwoner. Uitgangspunt is dat de locatie die zich het dichtst bij het adres van de inwoner bevindt en die adequate compensatie biedt voor de beperking van de inwoner, voorliggend is aan locaties die veder weg liggen.
- •
Tenslotte beoordeelt het college of de inwoner in staat is om de locatie van de dagbesteding te bereiken. Wanneer de inwoner in staat is met het openbaar vervoer te reizen (eventueel na oefenen of onder begeleiding) of met een fiets of een ander vervoermiddel zelfstandig (of onder begeleiding van mantelzorger of vrijwilliger, indien beschikbaar) de dagbesteding kan bereiken, dan is dit voorliggend. Is dit niet het geval dan kan het college vervoer van en naar de locatie van de activiteiten verstrekken. Het wordt geregeld door de aanbieder. Het vervoer mag collectief/groepsgewijs worden geregeld voor meerdere inwoners waar vervoer onderdeel uitmaakt van de hulp-op-maat in de vorm van groepsgewijze ondersteuning. (Zie onderdeel 1.6.4. vervoer binnen dienstverlening).
- •
De ondersteuning kan door het college worden toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget (hiernaar pgb). Om het bedrag van het pgb vast te stellen hanteert het college verschillende tarieven. Dit wordt uitgewerkt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Winterswijk.
2.2.7. Afwegingskader logeren
- •
Het college stelt vast dat inwoner een zodanige beperking heeft dat hij een mantelzorger nodig heeft om de handelingen en activiteiten die hij zelf niet (meer) kan doen, voor hem te verrichten, dan wel om toezicht te houden in verband met gedrags- en/of gezondheidsproblematiek.
- •
Het college stelt de noodzaak voor permanent 24 uur per dag toezicht vast. Van permanent toezicht is sprake als:
- ○
Hulp nodig is op regelmatige en onregelmatige momenten. De zorgverlening moet inspelen op de (frequent voorkomende) al dan niet geëxpliciteerde zorgvraag;
- ○
Die hulp geboden wordt op basis van actieve observatie, die tot doel heeft dreigende ontsporing in het gedrag of verslechtering van de gezondheidssituatie tijdig te signaleren, waardoor tijdig ingegrepen kan worden en escalatie van onveilige/ gevaarlijke/ (levens)bedreigende gezondheids- en of gedragssituaties kan worden voorkomen;
- ○
- •
Het college stelt vast dat verblijf in de thuissituatie verantwoord en realistisch is. Kortdurend verblijf kan maximaal 100 etmalen per jaar ingezet worden. Is er meer nodig dan moet de vraag beantwoord worden of verblijf in de thuissituaties nog verantwoord en realistisch is;
- •
Als het college heeft vastgesteld dat de ouder(s) en/of andere huisgenoten in de thuissituatie overbelast is/zijn, of dit door het bieden van mantelzorg dreigt/dreigen te raken en daardoor niet meer is staat is/zijn de mantelzorg (volledig) te leveren, beoordeelt het college eerst of binnen het eigen steunsysteem van de mantelzorger een oplossing voor de overbelasting kan worden gevonden. Te denken valt aan een familielid dat een middag of weekend de zorg overneemt. Is dat niet voldoende dan beoordeelt het college of voorliggende voorzieningen een oplossing kunnen bieden. Hierbij kan gedacht worden aan een steunpunt mantelzorg dat informatie kan verstrekken over voorzieningen, of een vrijwilligerssteunpunt dat kan bemiddelen voor een vrijwilliger. De belastbaarheid met het oog op de gezondheid van de ouder, partner of huisgenoot moet worden beoordeeld door of onder verantwoordelijkheid van een arts. Bij het zoeken naar eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen kan gedacht worden aan het verminderen van het aantal (vrijwilligers)activiteiten van de mantelzorger in de vrije tijd, het stellen van prioriteiten en het gebruik maken van voorliggende voorzieningen die in de naaste omgeving beschikbaar zijn;
- •
Het college gaat ook na of belanghebbende een indicatie voor Zvw-persoonlijke verzorging en verpleging heeft. Wanneer deze zorg door de partner, ouder, volwassen kind en/of andere huisgenoot zelf wordt geleverd via een Pgb, kan dit reden zijn voor (dreigende) overbelasting. De overbelasting kan in dit geval worden verminderd wanneer de mantelzorger in plaats van zelf de persoonlijke verzorging te leveren, deze inkoopt in de vorm van zorg in natura door een thuiszorgaanbieder. Deze oplossing is voorliggend aan een hulp-op-maat.
- •
Ook bij dit resultaat moet de afbakening met de Zvw en Wlz goed afgestemd worden. Niet alle vormen van toezicht vallen onder de Wmo 2015.
2.3. Jeugdhulp
[Jeugdwet]
Als jeugdhulp geïndiceerd moet worden bestaat de keuze uit de volgende segmenten:
- -
Integrale Ambulante Jeugdhulp,
- -
Gezins- en Woonvormen,
- -
Hoog Complex Weinig Voorkomend Met Verblijf.
Daarnaast kent elk segment nog sub-segmenten:
Segment |
Sub-segment |
Sub-segment |
Sub-segment |
Sub-segment |
Sub-segment |
Sub-segment |
Integraal Ambulante jeugdhulp |
Persoonlijke Verzorging |
Ondersteuning |
Behandeling |
Ambulante Spoedhulp |
Logeren |
Zorg in Onderwijs |
Gezins- en woonvormen |
Pleegzorg |
Gezinshuis-zorg |
Verblijf Groep |
Wonen gericht op Zelfstandig-heid |
|
|
Hoog Complex weinig Voorkomend met Verblijf |
Jeugdzorg-Plus |
Verblijf Complex |
Crisiszorg GGZ |
|
|
|
2.3.1. Integrale Ambulante Jeugdhulp
[Jeugdwet]
Integrale Ambulante Jeugdhulp betreft verschillende vormen van hulp en ondersteuning om de eigen kracht en mogelijkheden van de jeugdige en diens gezin/systeem te vergroten. Jeugdigen, hun ouders, gezin en/of omgeving hebben ondersteuning, behandeling en/ of ambulante spoedhulp nodig, omdat ze op één of meerdere leefgebieden achterlopen of een ontwikkeltaak hebben. Of omdat (enige) bijsturing gewenst is en/of taken moeten worden overgenomen. Ook jeugdigen met een grote hulpbehoefte en veiligheidsrisico’s voor zichzelf, hun omgeving en/of hun hulpverlener behoren tot de doelgroep. Dit betreft een groep met een combinatie van meerdere kernproblemen, waarbij niet één van deze problemen bovenliggend is. De problemen grijpen op elkaar in, versterken elkaar en groeien door tot nieuwe problemen. Tegelijkertijd kan er minder beroep worden gedaan op de beschermende factoren. Deze mix van factoren ontregelen het leven dusdanig, dat kinderen en jongeren vastlopen.
2.3.1.1. Persoonlijke verzorging
Aan jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke, zintuiglijke, somatische of psychische aandoening met een tekort aan zelfredzaamheid bij persoonlijke verzorging. Het gaat om hulp bij Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL-taken) en eventueel ook om de controle van lichaamsfuncties, voor zover die zorg gericht is op het opheffen van een tekort aan bij algemene dagelijkse verrichtingen. De ondersteuning richt zich op het vergroten van de zelfredzaamheid van de jeugdige. Indien mogelijk is de inzet gericht op het in de toekomst zelf of met familie uitvoeren van de taken. Als de verzorgende handelingen bij de jeugdige verband houden met de behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop, valt die zorg onder de Zorgverzekeringswet.
2.3.1.2. Ondersteuning (individueel en/of groepsgewijs)
Ondersteuning is gericht op herstel, verbeteren, ontwikkelen, stabiliseren en/of compenseren van de zelfredzaamheid, het welbevinden, deelname aan de samenleving en/of de kwaliteit van leven (niet zijnde persoonlijke verzorging). Hieraan kan psychische/psychosociale problematiek ten grondslag liggen.
Vrij toegankelijke hulp zoals huiswerkondersteuning, mantelzorgondersteuning en de begeleide omgangsregeling valt niet onder de Jeugdwet.
2.3.1.3. Behandeling (individueel en/of groepsgewijs)
Behandeling is gericht op herstel, genezing, ontwikkeling, stabiliseren en/of hanteerbaar maken van problemen in het dagelijks functioneren. Deze kunnen van pedagogische, systemische of psychologische/ psychiatrische aard zijn. Daarbij hoort het verbeteren van algemene competenties en vaardigheden. Behandeling is gericht op herstel van de problematiek, het voorkomen van verergering van de problematiek en/of voorkomen van het ontstaan of verergering van een met de problematiek samenhangende stoornis. Behandeling is gericht op het aanleren van (gedrags-)vaardigheden. In vergelijking met ondersteuning is een behandeltraject van kortere duur (richtlijn: een jaar). De jeugdige moet leerbaar/trainbaar zijn. Als de behandeling is gericht op de directe omgeving van de jeugdige of op de ouder(s)/verzorger(s), dan geldt dit ook voor hen.
Als de behandeling onder de Zorgverzekeringswet valt, is deze voorliggend aan de Jeugdwet.
Voorbeelden van behandeling zijn: basis GGZ, (hoog) specialistische GGZ, pharmacotherapie, bewezen interventies volgens de databank van het NJi, diagnostiek, vraagverduidelijking en (intensieve) systeeminterventies.
2.3.1.4. Ambulante Spoedhulp
Ambulante spoedhulp (ASH) wordt ingezet om te acteren op acute onveiligheid of crisissituaties. De methode kan ook worden ingezet na de crisisinterventie vanuit Spoed Eisende Zorg (SEZ) en/of de crisisdienst GGZ. Ambulante Spoedhulp is, conform de methodiek Ambulante Spoed Hulp, een kortdurende, intensieve, activerende hulpverleningsvorm.
De hulp wordt in de woonsituatie ingezet bij crisis en spoedeisende situaties in de opvoedingssituatie.. ASH is een hulpvorm die de problematiek verkent en ordent, gezinsleden structuur en veiligheid biedt, het sociaal netwerk van het gezin activeert, het probleemoplossend vermogen van de afzonderlijke gezinsleden vergroot en de regie in het gezin herstelt, al dan niet in combinatie met toeleiding naar aanvullende (intensieve) hulpverlening.
De zorg kan direct worden ingezet. Indien nodig kan de zorgaanbieder direct opschalen naar het leveren van zorg met verblijf. Dat kan ook bij een andere gecontracteerde zorgaanbieder zijn. De zorg wordt ingezet voor de duur van maximaal 28 dagen.
2.3.1.5. Logeren
Logeren betreft kortdurend verblijf in een accommodatie van een zorgaanbieder. Het doel is het tijdelijk ontlasten van het gezin, de mantelzorger en/of preventie van ontsporing van de thuissituatie (respijtzorg). Logeren is inclusief de ondersteuning die overdag geboden moet worden.
Er is sprake van een kleinschalige opvang, met hierbij passende groepsomvang en professionele toezicht.
2.3.1.6. Zorg in Onderwijs
We kennen 2 vormen van Zorg in Onderwijs. Ook wel Begeleiding in Onderwijs genoemd:
- •
Collectieve Onderwijs – Jeugdhulp Arrangementen (OJA of OZA: Onderwijs – Zorg Arrangement)
- •
Individuele Onderwijs – Jeugdhulp Arrangementen (OJA of OZA: Onderwijs – Zorg Arrangement)
Een collectieve OJA is een groepsgewijs zorgaanbod in onderwijs voor een groep leerlingen die
met ongeveer dezelfde problematiek kampt. De zorgaanbieder levert dit zorgaanbod onder
schooltijd, in samenwerking met de school en het lesaanbod. Als een leerling dreigt uit te vallen
binnen het reguliere onderwijs, wordt gekeken of de leerling gebaad is bij dat aanbod. Als dat het
geval is, geeft de gemeente hiervoor een 315 bericht met de code 54Z03 Onderwijs Zorg
Arrangement af.
Een individuele OJA is meer maatwerk. Het is geen groepsaanbod maar per leerling wordt
bekeken wat er nodig is. In principe kan dit op elke school ingezet worden als dat nodig is. Hiervoor wordt een indicatie voor Ondersteuning afgegeven. De zorgaanbieder overlegt met de school
waar/wanneer ondersteuning op school gewenst is.
2.3.2. Gezins- en Woonvormen (GWV)
[Jeugdwet]
Gezins- en Woonvormen betreft verschillende vormen van verblijf. Deze zijn onder te verdelen in de sub-segmenten gezinsvormen (Pleegzorg en Gezinshuizen) en woonvormen (Verblijf Groep en Wonen gericht op zelfstandigheid). De zorg wordt ingezet wanneer de thuissituatie geen veilige of passende woonomgeving voor een jeugdige vormt. Er moet een alternatieve passende woonvorm worden gevonden, die zo lang als nodig als thuis fungeert. Binnen het segment Gezins- en Woonvormen wordt samen met de jeugdige, het gezin en de zorgaanbieders gekeken naar de best passende woonplek. Met een duurzaam (langdurig) perspectief waar nodig. Daarbij werkt de zorgaanbieder gezins- en netwerkgericht, waardoor er een continue verbinding is tussen de jeugdigen, hun gezin, het netwerk, de naaste omgeving en de zorgaanbieder. Daarnaast wordt onderwijs, werk of arbeidsmatige dagbesteding gerealiseerd voor de jeugdige.
De hulp vindt plaats op een passende (zorg)locatie of zo dicht mogelijk bij de leefomgeving van de jeugdige, zoals school of thuisadres.
Het segment Gezins- en Woonvormen (GWV) kent vier sub-segmenten:
- -
Pleegzorg
- -
Gezinshuis
- -
Verblijf Groep
- -
Wonen gericht op zelfstandigheid
2.3.2.1. Pleegzorg
Onder Pleegzorg verstaan we een normale gezinssituatie buiten het eigen gezin, begeleid door een professional(s). De zorgaanbieder biedt het pleeggezin, de ouders en de jeugdige begeleiding en ondersteuning. Doel van pleegzorg is de realisatie van een veilige opvoedingssituatie, waarbinnen de jeugdige optimale ontwikkelingsmogelijkheden heeft. Indien de situatie in het gezin van herkomst het toelaat, wordt gestreefd naar terugkeer van de jeugdige naar biologische ouders/het gezin van herkomst. Heeft de jeugdige geen uitzicht meer op terugkeer naar het gezin van herkomst, dan is het doel een continue en veilige opvoedingssituatie te bieden waar de jeugdige optimale ontwikkelingsmogelijkheden heeft en zo ‘gewoon’ mogelijk kan opgroeien.
Pleegzorg kan plaatsvinden in netwerkgezinnen (bekenden van het gezin of de jeugdige) en bestandsgezinnen (gezinnen die zich bij een zorgaanbieder hebben aangemeld) en gezinnen die zijn geworven voor een specifieke jeugdige (kindgericht werven). Het voordeel van netwerkpleegzorg is dat de jeugdige wordt opgevangen in een vertrouwd gezin. De jeugdige is vaak ook bekend met de rituelen en gebruiken uit de cultuur of religie van dit gezin. Netwerkpleegzorg verdient om deze redenen de voorkeur boven pleegzorg vanuit bestandsgezinnen. Pas als netwerkpleegzorg niet mogelijk blijkt, wordt gezocht naar een ander pleeggezin.
Pleegzorg kan bestaan uit voltijdpleegzorg of deeltijdpleegzorg. De varianten zijn beschreven in het Programma van eisen Pleegzorg van de VNG. Binnen pleegzorg is specifiek aandacht voor werving, selectie en borging. En ook voor nazorg voor zowel de jeugdige als pleegouder. Dit om een break down te voorkomen. Maar ook om ervoor te zorgen dat de pleegouders zo optimaal mogelijk worden ondersteund.
2.3.2.2. Gezinshuiszorg
Gezinshuiszorg betreft wonen en begeleiding in een gezinsvorm. In een gezinshuis wonen gezinshuisouders met meerdere geplaatste jeugdigen en soms met eigen kinderen. Gezinshuisouders zijn vaste professionele opvoeders. Ze oefenen zeven dagen per week 24 uur per dag hun beroep uit en zijn ook 24/7 beschikbaar. Een gezinshuis biedt een vervangende gezinssituatie en een veilige, stabiele opvoed- en opgroeiomgeving. Dit betekent professionele zorg en ondersteuning. Vanwege de professionele opvoedrelatie in een gezinshuis, kan aan de jeugdige een stabiele plaatsing in een gezinshuis worden geboden. Een doelstelling is om toe te werken naar ander gedrag van de jeugdige. Het verblijf in een gezinshuis draagt bij aan het oplossen van ontstane problemen in de eigen omgeving van de jeugdige.
Plaatsing in een gezinshuis is altijd gericht op perspectief. Indien de situatie het toelaat, wordt gestreefd naar terugkeer van de jeugdige naar de biologische ouders/ het gezin van herkomst. Blijkt dit niet mogelijk, dan is het van belang om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij een continue en veilige opvoedingssituatie. Dit is een situatie waarbij de jeugdige optimale ontwikkelingsmogelijkheden heeft en zo ‘gewoon’ mogelijk kan opgroeien.
2.3.2.3. Verblijf Groep
Dit betreft het bieden van een veilige en stabiele opgroeiomgeving, wanneer daar in de thuissituatie geen invulling aan kan worden gegeven. De plaatsing is gericht op continuïteit en het voorkomen van overplaatsingen in het leven van de jeugdige. Daarbij werkt de zorgaanbieder gezins- en netwerkgericht, waardoor er een continue verbinding is tussen de jeugdigen, hun gezin, het netwerk, onderwijs, de leefgroep en de naaste omgeving. De begeleiding helpt de jeugdige, luistert en leert de jeugdige dingen die zinvol zijn voor de toekomst. Het verblijf op de groep wordt zo kleinschalig en gezinsgericht mogelijk vormgegeven.
Verblijf Groep heeft (intensieve) begeleiding als basis. Het gaat om een verblijfsgroep met 24/7 toezicht en begeleiding. Het verblijf bestaat uit verzorging, dagelijkse opvoeding en begeleiding van de jeugdige. Dit gebeurt binnen een goed pedagogisch klimaat in een kindvriendelijke omgeving. Het betreft een kleinschalige opvang, met een hierbij passende groepsgrootte. De begeleiding is afgestemd op de behoefte, competenties en ontwikkeling van de jeugdige. Onderdeel van de dienstverlening kunnen ook individuele interventies zijn, deels uitgevoerd of onder supervisie van een gedragswetenschapper. Wanneer de omgeving het toelaat, is deze woonvoorziening zo dicht mogelijk bij de leefomgeving van de jeugdige.
Plaatsing is altijd gericht op perspectief. Indien mogelijk, gaat een jeugdige zo snel als kan terug naar biologische ouders/het gezin van herkomst. Blijkt dit niet mogelijk, dan is het van belang om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij een continue en veilige opvoedingssituatie. Dit is een situatie waarbij de jeugdige optimale ontwikkelingsmogelijkheden heeft en zo ‘gewoon’ mogelijk kan opgroeien.
2.3.2.4. Wonen gericht op zelfstandigheid
Dit betreft vormen van zelfstandigheidstraining, bijvoorbeeld kamertraining of begeleid wonen. Het kan geboden worden in een gezamenlijk huis met verschillende kamers en/of appartementen (of geschakelde woningen), met mogelijkheden om te leren koken, wassen etc. Het verblijf wordt geboden in een veilige omgeving, waarin wordt toegewerkt naar zelfstandigheid van de jeugdige en waar ‘wonen in de wijk’ centraal staat.
De begeleiding van de jeugdige is gericht op het zelfstandig leren functioneren op sociaal, emotioneel en praktisch gebied waarbij veiligheid (fysiek en sociaal) gewaarborgd is. Het betreft een kleinschalige opvang met een hierbij passende groepsgrootte. De begeleiding is afgestemd op de behoefte, competenties en ontwikkeling van de jeugdige. Enerzijds krijgt een jeugdige de ruimte om zich te ontwikkelen richting zelfstandigheid, anderzijds is er sprake van 24/7 uur achtervang en bereikbaarheid.
Crisis
Bij een crisissituatie wordt altijd eerst gekeken of een ambulante aanpak volstaat, met de mogelijkheid van een crisisplaatsing in het eigen netwerk. Alleen als dat niet mogelijk blijkt, kan een gezins- of woonvorm worden ingezet binnen een crisissituatie.
2.3.3. Combineren Gezins- en woonvormen met andere jeugdhulp
[Jeugdwet]
Voor het segment GWV geldt dat er bepaalde zorgvormen afhankelijk van de zorgvraag, aanvullend kunnen worden ingezet vanuit het segment IAJ. Dit zijn in onderstaand overzicht de zorgvormen die in het lichtpaars zijn weergegeven. Daarvoor wordt op sub-segment (donkerpaars) geïndiceerd.
Waar in onderstaand schema ‘systeeminterventie’ staat, wordt bedoeld dat systeeminterventie aanvullend ingezet kan worden mits dat tot doel heeft dat de jeugdige terugkeert naar huis.
2.3.4. Dienstverlening segment Hoog Complex Weinig Voorkomend Met Verblijf
[Jeugdwet]
Hoog Complexe jeugdhulp weinig voorkomend met Verblijf gaat om zorg met verblijf aan de meest kwetsbare jeugdigen en hun gezinnen. Naast een terreinvoorziening waar open en/of gesloten verblijf wordt geboden, is een integrale benadering van zware meervoudige problematiek nodig. Het gaat om jeugdigen met gedragsproblematiek, meestal in combinatie met een kwetsbare thuissituatie, verslaving, psychiatrische problematiek en/of een verstandelijke beperking. Deze jeugdigen zijn vaak een gevaar voor zichzelf en/of hun omgeving.
Het segment Hoog Complex met Verblijf (HCV) ken drie sub-segmenten:
- -
JeugdzorgPlus
- -
Verblijf Complex
- -
Crisiszorg GGZ
2.3.4.1. JeugdzorgPlus
JeugdzorgPlus is er voor jeugdigen met zeer complexe gedragsproblemen die vanwege risico op onttrekking aan zorg, risico voor hun eigen veiligheid of die van hun omgeving gesloten geplaatst moeten worden. JeugdzorgPlus biedt behandeling en de structuur die nodig is om op termijn weer zoveel mogelijk te participeren in de maatschappij.
2.3.4.2. Verblijf Complex
Verblijf Complex omvat de drie-milieu-voorzieningen met een open karakter en de klinische ggz voor jeugdigen met ernstige psychische, psychosociale of psychiatrische problemen die voor intensieve behandeling worden opgenomen in een kliniek. In deze voorzieningen combineren de zorgaanbieders 24-uurs verblijf en behandeling met school, dagbesteding of arbeidstoeleiding. De jeugdigen wonen met een aantal leeftijdsgenoten onder begeleiding samen. Verblijf Complex kan ook een gezinsopname zijn, waarbij de jeugdige en ouders een veilige omgeving wordt geboden en waarbij ouders intensieve begeleiding en behandeling krijgen waarmee ze hun opvoedvaardigheden versterken. Tot Verblijf Complex behoort ook de beschikbaarheid van 24-uurszorg (inclusief verblijf) voor inzet bij een crisisinterventie.
2.3.4.3. Crisiszorg GGZ
Crisiszorg is intensieve (thuis)behandeling van jeugdigen en het gezin/huishouden vanuit hun vertrouwde omgeving, thuis of op locatie. Het doel van deze hulp is onder andere:
- •
Oplossen van acute problemen;
- •
Waarborgen van veiligheid;
- •
Herstellen van het evenwicht in het gezin / huishouden;
- •
Bereiken van inzicht en acceptatie van de mogelijkheden en beperking(en);
- •
In beeld brengen van wat een jeugdige nodig heeft;
- •
Werken aan vaardigheden;
- •
Betrekken van het eigen netwerk;
- •
Voorkomen van een uithuisplaatsing van één of meerdere jeugdigen.
De gecontracteerde zorgaanbieder levert deze zorg volgens de zorgstandaard die is beschreven in de Generieke Module Acute Psychiatrie (GMAP).
Wanneer nodig, kan vanuit de crisiszorg een tijdelijke en kortdurende klinische opname (Verblijf Complex) worden ingezet.
2.3.5. Combineren Hoog Complex met Verblijf met andere jeugdhulp
[Jeugdwet]
Binnen zowel Verblijf Complex als JeugdzorgPlus verwachten we dat alle vormen van ondersteuning en behandeling aanwezig zijn. Ook het inzetten van een tijdelijke, andere plek in bijvoorbeeld het weekend valt binnen de dienstverlening. Enkel de systeeminterventie kan aanvullend worden ingezet.
De volgende zorgvormen (lichtpaars) kunnen, wanneer benodigd, aanvullend worden ingezet vanuit het segment IAJ:
2.3.6. Ernstige Dyslexie (ED)
[Jeugdwet]
Als een kind opvallend veel moeite heeft met het lezen en begrijpen van woorden, dan kan er sprake zijn van dyslexie. De school zorgt dan voor extra begeleiding. Als dat niet voldoende is, kan er sprake zijn van ernstige dyslexie. Onderzoek heeft uitgewezen dat dyslexie een neurologische oorzaak heeft. Dyslexie is aangeboren en onafhankelijk van intelligentie. Het kan de schoolprestaties ernstig belemmeren waardoor jeugdigen met dyslexie op school vaak onder hun niveau presteren.
Dyslexiezorg wordt alleen toegekend voor kinderen in de leeftijd van de basisschool (groep 3 t/m 8) en als voldaan is aan de afspraken opgenomen in het protocol dyslexie. Het doel van de behandeling is het behalen van een functioneel niveau van technisch lezen en spellen.
2.3.7. Kindergeneeskunde (curatieve GGZ door kinderartsen)
[Jeugdwet]
Dit betreft de volgende vormen van jeugdhulp:
- -
Diagnosestelling en behandeling van jeugdigen met ADHD. De behandeling vindt plaats door een kinderarts, de diagnosestelling vindt multidisciplinair plaats door een kinderarts in samenspraak met een regiebehandelaar zoals bijvoorbeeld een psycholoog of orthopedagoog.
- -
Kortdurende behandeling van of onderzoek naar niet nader geduide psychosociale problematiek. De behandeling/het onderzoek is kortdurend omdat het dient te worden gezien als het voortraject van onder andere een behandeling door een psychiater of een doorverwijzing naar het lokale team. Een deel van de jeugdigen blijft onder behandeling van de kinderarts voor somatische effecten van de medicatie.
- -
Poliklinische GGZ behandeling voor jeugdigen met anorexia. Deze behandeling heeft tot doel het voorkomen van doorverwijzing naar een eetstoornis kliniek. Als dat niet mogelijk is, heeft de behandeling tot doel het voorkomen van achteruitgang in de wachttijd tot behandeling in een eetstoornis kliniek.
2.3.8. Vervoer
[Jeugdwet]
Uitgangspunt is dat de ouders zelf verantwoordelijk zijn voor vervoer van en naar de zorgaanbieder.
Een vervoersvoorziening wordt alleen verstrekt aan de jeugdige voor het vervoer van de jeugdige naar en van de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden. Er moet sprake zijn van:
- -
een medische noodzaak of
- -
beperkingen in zelfredzaamheid
waardoor de jeugdige niet zelfstandig kan reizen, en ook niet met behulp van zijn sociaal netwerk van en naar de jeugdhulplocatie kan komen.
De gemeente beoordeelt of hier sprake van is en maakt daarbij onder andere gebruik van het Afwegingskader gebruikelijke hulp bij een normaal ontwikkelingsprofiel (paragraaf 1.1.3 Gebruikelijke hulp).
De gemeente zal eerst kijken of er een voorliggende voorziening is.
Een indicatie voor vervoer kan bestaan uit een kilometervergoeding, een vergoeding voor Openbaar Vervoer of taxivervoer via ZOOV. De gemeente onderzoekt eerst of een vergoeding voor Openbaar Vervoer een oplossing biedt, voordat een kilometervergoeding aan de orde is. Het inzetten van taxivervoer via ZOOV is pas mogelijk als alle andere opties naar het oordeel van de gemeente niet mogelijk zijn.
2.3.8.1. Vergoeding voor Openbaar Vervoer
Een vergoeding voor het Openbaar Vervoer wordt verleend als er sprake is van intensieve jeugdhulp, namelijk meer dan twee contactmomenten (behandeling, dagbesteding, respijtzorg of begeleiding) per week.
Een vergoeding voor het Openbaar Vervoer kan bestaan uit een Voor Elkaar Pas (indien de locatie waar de jeugdhulp geboden wordt binnen het vervoersgebied van Arriva valt) of uit een financiële vergoeding.
De financiële vergoeding betreft alleen het deel van de OV kosten dat boven de gebruikelijke kosten uitkomt (zie artikel 2.3.8.2.).
2.3.8.2. Kilometervergoeding
Een kilometervergoeding kan alleen verleend worden als er sprake is van intensieve jeugdhulp, namelijk meer dan twee contactmomenten (behandeling, dagbesteding, respijtzorg of begeleiding) per week én de afstand van een enkele reis naar de jeugdhulplocatie bedraagt meer dan 35 kilometer volgens de ANWB routeplanner voor de kortste reis (ongeveer de afstand van Winterswijk naar Doetinchem), ongeacht het vervoermiddel en of die route feitelijk wordt gebruikt. De kilometervergoeding betreft alleen het deel van de kosten dat boven de gebruikelijke kosten uitkomt. De kosten voor 2 contactmomenten per week en een afstand tot en met 35 kilometer worden gezien als gebruikelijke kosten. De gebruikelijke kosten per week worden als volgt berekend:
2 contactmomenten x 35 km x 2 (retour) = 140 kilometer x € 0,21 = € 29,40 per week.
Per kilometer boven de gebruikelijk kosten wordt een vergoeding van € 0,21 verleend, maar alleen voor de kilometers waarbij de jeugdige in de auto zit. Als de ouder ervoor kiest om tijdens de behandeling naar huis te rijden en de jeugdige later weer op te halen, worden die kilometers niet vergoed.
2.3.8.3. Het maken van een uitzondering
Indien naar oordeel van de gemeente, ondanks dat niet wordt voldaan aan de criteria voor vervoer jeugdwet in deze beleidsregels, een vorm van vervoer in het kader van de jeugdwet nodig is, dan kan de gemeente besluiten om een uitzondering te maken. Deze uitzondering moet worden vastgelegd in een besluit.
2.4. Het voeren van een huishouden
[Wmo]
Hulp-op-maat in de vorm van huishoudelijke ondersteuning bevat de volgende resultaten:
- -
Schoon en leefbaar huis
- -
Wasverzorging
- -
Maaltijden
- -
Boodschappen
- -
Advies, instructie en voorlichting
- -
Kindzorg
Voor het bepalen van de omvang van de ondersteuning, maakt de gemeente gebruik van het HHM-normenkader. Het normenkader en een toelichting daarop staat in bijlage 1.
2.4.1. Schoon en leefbaar huis
Schoon betekent een basishygiëne borgen, leefbaar betekent opgeruimd en functioneel. Een huis is schoon en leefbaar als het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan de basale hygiëne-eisen.
Tot een schoon en leefbaar huis behoren de zware en lichte huishoudelijke activiteiten. Het gaat daarbij concreet om het stofzuigen van de woning, het soppen van de badkamer, keuken, toilet, het dweilen van vloeren en het schoonhouden van de overige ruimten. Dat zijn de ruimten die, conform het normenkader HHM in bijlage 1, voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Soms maken individuele kenmerken en –behoeften van de belanghebbende het noodzakelijk hiervan af te wijken.
Afwegingskader
- •
Het resultaat “een schoon en leefbaar huis” omvat alle activiteiten die erop gericht zijn het huis, exclusief balkon, berging en tuin schoon en leefbaar te houden. Het beperkt zich tot de binnenzijde van de woning.
- •
Een inwoner kan in aanmerking komen voor huishoudelijke ondersteuning als er is sprake van:
- ○
Beperkingen die het voeren van een huishouden geheel of gedeeltelijk belemmeren;
- ○
Én waarbij uit onderzoek volgens artikel 2.3.2 Wmo 2015 is gebleken dat de inwoner aangewezen is op een hulp-op-maat in de vorm van ondersteuning bij het huishouden.
- ○
- •
Uitgangspunt is dat de inwoner en/of een meerderjarige huisgenoot zelf de regie heeft over het huishouden en deze regie kan uitvoeren. Is dit niet het geval dan kan het nodig zijn om ook ondersteuning te leveren in de dagelijkse organisatie van het huishouden.
- •
Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat met de inwoner heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Een voorbeeld van een algemeen gebruikelijke voorziening is een wasmachine, wasdroger of vaatwasser, maar ook een glazenwasser voor het reinigen van de ramen aan de buitenkant. Zie hiervoor ook 1.1.1. algemeen gebruikelijke voorzieningen.
- •
Vervolgens beoordeelt het college of de inwoner andere eigen mogelijkheden heeft om zijn huis schoon te krijgen. Die mogelijkheden zijn:
- ○
De aanschaf van een robotstofzuiger. Een robotstofzuiger is een algemeen gebruikelijke voorziening
- ○
De situatie waarin de belanghebbende al jaren op eigen kosten iemand voor de huishoudelijke activiteiten inhuurt. Als tegelijk met het optreden van de beperking geen inkomenswijziging heeft plaatsgevonden en er geen aantoonbare meerkosten zijn in relatie tot de beperking, kan het oordeel luiden dat er geen hulp-op-maat nodig is, omdat er al een oplossing is voor het schoonmaken van het huis. Dit is uiteraard anders als aangetoond kan worden dat er sprake is van een zodanige daling van het inkomen als gevolg van de beperking dat het redelijkerwijs niet meer mogelijk is deze hulp zelf te betalen.
- ○
Heeft de inwoner een latrelatie, dan beoordeelt het college in hoeverre deze partner bij kan dragen aan het huishouden.
- ○
De beschikbaarheid van voorzieningen in de markt zoals commerciële thuiszorgaanbieders, zorgverzekeraars die gemaksdiensten aanbieden, Kruiswerk Achterhoek of een particuliere schoonmaakkracht.
- ○
- •
Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke hulp.
- •
Van gebruikelijke hulp is sprake als er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht de huishoudelijk activiteiten over te nemen. Zie 1.1.4. Eigen kracht en gebruikelijke hulp.
- •
Als het voorafgaande niet geleid heeft tot het bereiken van het resultaat of als de gemeente geen algemene voorzieningen heeft, moet het college een hulp-op-maat verstrekken. Meestal gaat het dan om een vraag voor intensieve huishoudelijke ondersteuning zoals ondersteuning bij een ontregeld huishouden of zorg voor kinderen.
- •
Huishoudelijke ondersteuning wordt alleen toegekend voor noodzakelijke activiteiten.
- ○
Er wordt in principe niet meer geïndiceerd dan nodig is om verantwoorde huishoudelijke ondersteuning te bieden in de essentiële woonfuncties van de aanvrager en de andere inwoners (partner/kinderen).
- ○
Alleen de ruimtes die door de bewoner(s) in gebruik zijn worden schoongemaakt/gehouden. Hieronder verstaan we limitatief de volgende ruimtes: - sanitaire ruimte(s), - keuken, - woonkamer, - de door de bewoner(s) gebruikte slaapkamer(s), de hal/trap die toe leidt naar bovengenoemde ruimtes.
- ○
- •
We gaan uit van het principe ‘zorgen dat’ in plaats van ‘zorgen voor’. Dit betekent dat we daar waar mogelijk stimuleren dat de inwoner zelf huishoudelijke activiteiten uit blijft voeren.
- •
Indiceren in combinatie met het Deense concept van Re-ablement (herstelgericht werken). Dit houdt in dat de eerste weken de huishoudelijke ondersteuning gericht is op de inwoner weer te motiveren, te trainen en te stimuleren tot het zelfstandig verrichten van de huishoudelijke activiteiten, eventueel in combinatie met een ergotherapeut. Na een periode van 6 tot 12 weken wordt definitief bepaald wat de benodigde professionele inzet is. Dit kan op den duur ervoor zorgen dat inwoners zelfstandig worden en blijven.
- •
Wanneer er naar de mening van de arts nog behandelmogelijkheden zijn voor aandoeningen die de oorzaak vormen voor het niet zelf kunnen voeren van het huishouden, wordt in de regel geen ondersteuning bij het huishouden toegekend. Huishoudelijke ondersteuning kan in een dergelijke situatie immers anti-revaliderend werken. Wel kan huishoudelijke ondersteuning naast een te volgen behandeling of revalidatie worden toegekend. Hierover is (met toestemming van de inwoner) afstemming met de behandelaar nodig. Een dergelijk indicatie heeft dan in principe een korte geldigheidsduur, afgeleid van de duur van het behandel- of revalidatietraject.
- •
Een extreem bewerkelijke inrichting van de woning leidt in principe niet tot de toekenning van extra ondersteuning. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op extra veel beeldjes of fotolijstjes in de woonkamer of een groot aantal meubelstukken in de ruimte. Het gaat in dit geval om de extreme situaties waarin de inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt. De inwoner wordt geacht zelf bij te dragen aan het efficiënt kunnen uitvoeren van de ondersteuningsactiviteiten. De inrichting van de woning is namelijk een keuze waar de inwoner invloed op kan uitoefenen.
- •
Bij huishoudelijke ondersteuning kent het college ondersteuning toe in uren /minuten. Hiervoor wordt verwezen naar bijlage 1: HHM-Normenkader.
- •
Ook mantelzorgers kunnen problemen krijgen met het schoonhouden van hun huis. Mantelzorgers hebben geen zelfstandig recht op compensatie, maar hun draagkracht moet bij de afweging wel betrokken worden. Men zou kunnen spreken van de inwoner met de beperking afgeleid recht op compensatie. De mantelzorger komt aantoonbaar niet toe aan een bijdrage tot een schoon en leefbaar huis van de inwoner met de beperking. Dat zou kunnen als gevolg van (dreigende) overbelasting. Dan kan op naam van de inwoner huishoudelijke ondersteuning worden geïndiceerd.
2.4.2. Was verzorging
De dagelijkse kleding moet met enige regelmaat schoongemaakt worden. Dit betekent het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van kleding. En soms gaat het om een los naadje of knoopje. We spreken hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding kan hier rekening mee worden gehouden. Strijkvrije kleding is namelijk voorliggend. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de beschikbare - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger. Voor het verstellen van kleding kan gebruik gemaakt worden van bedrijven die deze service bieden. Het plaatsen van de wasmachine en droger op een verhoging is de verantwoordelijkheid van de inwoner. Daarnaast wordt van de inwoner verwacht al het mogelijke te doen om het ontstaan van extra was te beperken. Door bijvoorbeeld incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten te gebruiken.
Afwegingskader
- •
Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn.
- •
Hierbij valt te denken aan het gebruik van een wasserij.
- •
Vervolgens zal het college beoordelen of er andere eigen mogelijkheden zijn die benut kunnen worden. Hierbij kan gedacht worden aan de aanschaf door inwoner van een wasmachine en/of droger, een wasmachineverhoger en/of strijkvrije kleding.
- •
Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke hulp. Van gebruikelijke hulp is sprake als er een huisgenoot aanwezig is die in staat kan worden geacht de huishoudelijk activiteiten over te nemen. Voor een verdere toelichting gebruikelijke hulp zie 1.1.4. Eigen kracht en gebruikelijke hulp. Bij beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding zal het over het algemeen gaan om uitstelbare taken. Alleen als de was niet kan blijven liggen zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijke gebruikelijke hulp wel voor geïndiceerd kunnen worden.
- •
Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met hulp-op-maat
- •
Wat betreft het strijken van kleding worden er geen lakens, theedoeken, zakdoeken en ondergoed etc. gestreken. Wat betreft de kleding wordt uitgegaan van een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de keuze van kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken.
- •
Er zal met de mantelzorger rekening worden gehouden met het oog op dreigende overbelasting. Als er een indicatie wordt gesteld, gebeurt dat als afgeleide van de verzorgde op zijn of haar naam.
- •
De normtijden hiervoor zijn weer de normen uit het normenkader HHM genoemd in bijlage 1.
2.4.3. Maaltijden en boodschappen
In elk huishouden zijn boodschappen voor de dagelijkse activiteiten nodig. De eventuele hulp-op-maat is beperkt tot de levensmiddelen en schoonmaakmiddelen, zaken die dagelijks/wekelijks gebruikt worden in elk huishouden. Niet hieronder vallen de grotere inkopen zoals kleding en duurzame goederen, zoals apparaten.
Het is gebruikelijk dat mensen éénmaal per week een grote voorraad boodschappen in huis halen. Daar kan de Wmo bij aansluiten door uit te gaan van eenmaal per week boodschappen. Indien mogelijk wordt daarbij gebruik gemaakt van boodschappendiensten. De meeste supermarkten hebben inmiddels een dagelijkse bezorg- of afhaalservice. Een boodschappendienst wordt volgens de jurisprudentie aanvaardbaar geacht als er niet al te hoge kosten aan verbonden zijn.
Ook het bereiden van maaltijden valt onder dit resultaat. In sommige situaties kan van een maaltijdservice gebruik worden gemaakt. Ook zijn er bijvoorbeeld kant- en klaar maaltijden te koop in de supermarkt die soms (tijdelijk) een oplossing kunnen bieden.
Afwegingskader
- •
Onder dit resultaat worden gerekend de boodschappen zoals levens- en schoonmaakmiddelen die dagelijks nodig zijn en zo nodig de bereiding/opwarming van maaltijden.
- •
Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen een oplossing kunnen zijn.
- •
Vervolgens zal het college beoordelen of er andere eigen mogelijkheden zijn.
- •
Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat in de omgeving wonende bekenden en/of kinderen gewend of bereid zijn deze boodschappen te doen.
- •
Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke hulp. Zie 1.1.4. Eigen kracht en gebruikelijke hulp. Bij de zware en lichte huishoudelijk activiteiten gaat het veelal om uitstelbare taken. Het doen van boodschappen is uitstelbare hulp, het bereiden/opwarmen van maaltijden is niet-uitstelbare hulp. Hier kan wel voor geïndiceerd kunnen worden.
- •
Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met hulp-op-maat.
- •
Bij boodschappen is het uitgangspunt: eenmaal in de week boodschappen doen. Een uitzondering wordt door het college alleen gemaakt als volstrekt helder is dat dit niet in eenmaal per week mogelijk is.
- •
De normtijden hiervoor zijn weer de normen uit het normenkader HHM genoemd in bijlage 1.
- •
Deze normen worden uitgedrukt in uren en/of minuten.
- •
Het college houdt rekening met de belangen van mantelzorgers. Zo kan in geval van dreigende overbelasting een individuele voorziening aan de verzorgde worden toegekend. Deze voorziening kan dan niet – als het een pgb betreft - door de mantelzorger worden ingevuld: het gaat immers om diens (dreigende) overbelasting Ook hier gaat het om een afgeleid recht. Het college kan ook op voorhand rekening houden met periodes van afwezigheid van de mantelzorger voor vakantie of anderszins.
2.4.4. Regie en organisatie van het huishouden
Als de inwoner niet meer in staat is om zelf de regie te voeren over het huishouden kan hiervoor extra geïndiceerd worden. Als door bijvoorbeeld gedrag van de inwoner aantoonbaar meerwerk gedaan moet worden.
Afwegingskader:
- •
Als de inwoner niet kan instrueren is dit in principe geen reden om extra in te zetten. Van de dienstverlener mag verwacht worden dat hij de huishoudelijke activiteiten zelf kan plannen.
2.4.5. Advies, instructie en voorlichting
Advies, instructie en voorlichting (AIV) kan worden ingezet als een inwoner de huishoudelijke activiteiten niet zelf kan uitvoeren omdat hij niet weet hoe. Voor maximaal zes weken kan er ondersteuning geboden worden voor het aanleren van huishoudelijke taken en/of het leren (efficiënter) organiseren van het huishouden.
Afwegingskader:
- •
Het is van belang dat een inwoner nog leerbaar is om AIV te kunnen inzetten. Als de inwoner niet meer leerbaar is heeft inzet van AIV geen nut.
2.4.6. Thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren
De zorg voor minderjarige kinderen die tot het gezin/huishouden behoren is in eerste instantie een taak van de ouders. Werkende ouders hebben de verantwoordelijkheid te regelen dat er op tijden dat zij beiden werken er opvang voor de kinderen is. Hoe zij die opvang regelen is hun eigen keuze (oppas oma, kinderopvang, gastouderschap). Deze verantwoordelijkheid geldt ook voor ouders die door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een permanente oplossing moeten zoeken.
De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk in te springen zodat de ruimte ontstaat om een al dan niet tijdelijke oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing.
Afwegingskader
- •
“Het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren” omvat het tijdelijk opvangen van kinderen in een acute probleemsituatie waardoor ouders de mogelijkheid krijgen om een tijdelijke of permanente oplossing te vinden.
- •
Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn.
- •
Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld voorschoolse, tussen schoolse en naschoolse opvang, kinderopvang, opvang door grootouders enz.
- •
Ook beoordeelt het college de mogelijkheden van ouderschapsverlof bij beide ouders.
- •
Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college hulp-op-maat moeten bieden.
- •
Bij tijdelijke opvang gaat het om die tijden dat de partner vanwege werkzaamheden niet thuis is. Dat kan dus gaan om maximaal 40 uur, bij een 40-urige werkweek, plus de noodzakelijke reistijden.
- •
Bij de toekenning bepaalt het college de duur van de tijdelijke opvang en legt in de beschikking vast op welke termijn de belanghebbenden een definitieve oplossing moeten vinden.
- •
Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen als het gaat om het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.
- •
De normtijden hiervoor zijn weer de normen uit het normenkader HHM genoemd in bijlage 1.
2.5. Woonvoorziening
[Wmo]
Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen zijn er tegenwoordig veel voorzieningen die dit mogelijk maken. Zelfstandig blijven wonen kan in de eigen woning maar kan ook in een geschiktere woning zijn.
De inwoner is zelf verantwoordelijk om te zorgen dat hij over een woning beschikt en hij bij de keus van de woning rekening houdt met de eigen situatie. Dat betekent ook dat de inwoner bij de keuze van zijn woning rekening moet houden met zijn huidige of in de toekomst redelijkerwijs te verwachten beperkingen. Ondanks dat hier rekening mee gehouden is, kan het voorkomen dat door veranderde omstandigheden ondersteuning nodig is in de vorm van een woonvoorziening.
Er zijn twee soorten woonvoorzieningen:
- -
Niet bouwkundige (losse) woonvoorzieningen: voorzieningen die niet nagelvast, dus verplaatsbaar zijn (bijvoorbeeld een toiletstoel);
- -
Bouwkundige woonvoorzieningen; nagelvaste voorzieningen (bijvoorbeeld een douchezitje aan de muur of het rolstoeltoegankelijk maken van een badkamer);
Daarnaast kan de gemeente ondersteunen bij:
- -
Bezoekbaar maken van de woning
- -
Tijdelijke huisvesting
- -
Verwijderen van aanpassingen
- -
Verhuizing
Hoofdverblijf inwoner
Een eventuele woonvoorziening heeft altijd betrekking op het hoofdverblijf van de inwoner. Een eigen woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. In het geval van hotels/pensions trekkerswoonwagens, toer- en stacaravans, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, die niet bestemd zijn om het gehele jaar door bewoond te worden en kamerverhuur wordt niet gesproken van een woning.
Bij specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen, voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden, worden ook geen voorzieningen getroffen.
Toekomstbestendig wonen regeling
Bouwende op de eigen kracht van de inwoners stelt de gemeente Winterswijk een lening beschikbaar aan inwoners om hun woning levensloopbestendig te laten kunnen maken. Om gebruik te kunnen maken van een lening, moet een aanvrager voldoen aan de voorwaarden gesteld in de Verordening Toekomstbestendig Wonen regeling Winterswijk. Informatie over de Toekomstbestendig Wonen Lening is te vinden op de website van de gemeente Winterswijk. De gemeente kan de lening consumptief of hypothecair verstrekken, afhangende van het leningsbedrag.
Zorg en wonen onlosmakelijk met elkaar verbonden
Binnen de gemeente bevinden zich een aantal kleinschalige woonvormen waar zorg en wonen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. In deze gevallen moet goed gekeken worden naar de overeenkomst tussen inwoner en aanbieder/verhuurder. Als de zorg en het wonen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden kan op die gronden hulp-op-maat worden afgewezen.
Over het algemeen geldt dat inwoners met een Wlz thuis wel hulp-op-maat kunnen aanvragen bij de Wmo. De groep waar zorg en wonen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden is hier een uitzondering op. (Uitspraak van de rechtbank: ECLI:NL:RBOBR:2022:448)
Primaat van verhuizen
Als er geen gebruik kan worden gemaakt van de Toekomstbestendig Wonen-lening zal er verder worden gekeken naar de mogelijkheden. Het college beoordeelt allereerst of het resultaat: wonen in een geschikt huis, ook te bereiken is via een verhuizing. Onder het primaat van verhuizen wordt verstaan dat de verlening van de voorziening van verhuizing en inrichting voorrang heeft op andere woonvoorzieningen. De achterliggende gedachte bij het primaat van verhuizing is dat er zo efficiënt mogelijk met de beschikbare middelen en de woningvoorraad wordt omgegaan (goedkoopst adequate voorziening).
In de jurisprudentie is het hanteren van het primaat van verhuizing op zichzelf geaccepteerd. Het onderzoek zal zich moeten richten op de beperkingen van de ondersteuningsvrager, de bouw- en woon-technische kenmerken van zijn woning en alle andere voor die beoordeling relevante feiten en omstandigheden.
Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd. Het is niet mogelijk een uitputtend overzicht te geven van alle mogelijke afwegingsfactoren die een rol kunnen spelen, omdat elke situatie weer anders is. Wel wordt hieronder in grote lijnen een overzicht gegeven van een aantal vaak voorkomende factoren, die afhankelijk van de situatie, een rol kunnen spelen bij de besluitvorming.
- •
De aanwezigheid van aangepaste of eenvoudig aan te passen woningen
- •
De snelheid waarmee het woonprobleem kan worden opgelost:
Een belangrijk aspect is het termijn waarbinnen een verhuizing kan plaatst vinden. Indien binnen de medisch aanvaardbare termijn geen woning beschikbaar is, is verhuizen niet de juiste oplossing.
- •
Sociale omstandigheden:
De binding die de inwoner heeft met de huidige woonomgeving, aanwezigheid van familie en/of vrienden in verband met (mogelijke) mantelzorg, afstand tot voorzieningen zoals winkels.
- •
Een kostenafweging:
De gemeente maakt een vergelijking tussen de woonlasten van de huidige en mogelijk nieuwe woning. Alle relevante woonlasten moeten daarbij meegenomen worden. Aanpassingskosten voor de huidige woning worden afgezet tegen de financiële tegemoetkoming voor verhuizing en inrichting van de nieuwe woning.
Als de inwoner eigenaar van de woonruimte is, zal een verhuizing of woningaanpassing andere gevolgen met zich meebrengen dan wanneer deze de woning huurt. Het verhuizen vanuit een koopwoning heeft meer financiële consequenties dan verhuizing vanuit een huurwoning. Bij het verkopen van een huis komen meer aspecten aan de orde dan bij het verlaten van een huurwoning. Een aantal aspecten zal pleiten voor het verkopen van de woning en verhuizen naar een huurwoning.
Andere aspecten daarentegen zullen de balans naar het aanpassen van de eigen woning doen doorslaan. Een punt betreft de vraag in hoeverre vermogenswinsten of -verliezen optreden. Een eigenaar heeft doorgaans geld geleend en/of een hypotheek op het huis. Ook als de belanghebbende, al dan niet geheel op eigen kosten, veel aan de woning heeft verbeterd of aanpassingen heeft getroffen, ligt verhuizing soms minder voor de hand. Als de financiële situatie van een eigenaar van een woning, die gehandicapt raakt, door zijn handicap drastisch verandert (doorgaans brengt een handicap negatieve inkomensgevolgen met zich mee), kunnen moeilijkheden optreden met het opbrengen van de woonlasten van de eigen woning, en zal de belanghebbende ook problemen hebben met verhuizen. Het kan echter ook zo zijn dat het huis vrij van hypotheek is.
- •
Dit kan ook tot een oplossing leiden, bijvoorbeeld het gebruik van overwaarde voor het betalen van de huur na verhuizing. Natuurlijk kan, als een woning vrij van hypotheek is, de overwaarde gebruikt worden voor een woningaanpassing, of kan een nieuwe hypotheek worden gevestigd.
- •
Er wordt ook rekening gehouden met het feit dat een aan te passen koopwoning naar alle waarschijnlijkheid minder makkelijk kans heeft om voor hergebruik in aanmerking te komen. Een revisiebeding (het terugbrengen in oorspronkelijke staat), zoals bij huurwoningen, bestaat niet voor eigen woningen; De gemeente heeft geen instrument om de woning vrij te krijgen; Het zal niet zo eenvoudig zijn om een geschikte kandidaat voor die woning te vinden, die zowel financieel als ergonomisch gezien geschikt is voor de betreffende woonruimte. Consequentie hiervan zal zijn dat eigen woningen meestal voor één enkele belanghebbende aangepast worden. Aanpassingen aan sociale huurwoningen zijn vaker opnieuw in te zetten dan aanpassingen aan koopwoningen, omdat deze huurwoningen opnieuw kunnen worden verhuurd aan personen met een beperking, waardoor de gebruiksduur van de aanpassing wordt verlengd. Dit speelt in de afweging dan ook een rol van belang. Ook de medische prognose speelt in dit verband een rol. Indien vaststaat dat iemands toestand naar verwachting zodanig zal verslechteren en dat als gevolg daarvan de aanpassing slechts voor beperkte tijd zal volstaan, kan dat gegeven een rol spelen in de afweging tussen verhuizing en aanpassen. Vaak zal een aangeboden mogelijkheid te verhuizen naar een andere woning door de belanghebbende als negatief worden beoordeeld: vaak zal men graag willen blijven wonen in de vertrouwde woning. Als de bovenomschreven afweging in het voordeel van verhuizing uitvalt, is die wens niet meer doorslaggevend. Dat heeft gevolgen voor het weigeren van aangeboden geschikte woningen. Na weigering beoordeelt het college of er van uit kan worden gegaan dat voldoende is gedaan om een compenserende oplossing te bieden. Dit wordt afgemeten aan de oorzaak voor het weigeren.
Bezoekbaar maken van een woning
Alleen het hoofdverblijf van de inwoner kan worden aangepast. Onder sommige omstandigheden is het noodzakelijk dat een tweede woning bezoekbaar gemaakt moet worden.
- •
Doordat het aantal echtscheidingen en co-ouderschap stijgt ontstaat de vraag naar het aanpassen van woningen van beide ouders. Hier geldt ook het eerdergenoemde principe dat de ex-echtgenoten bij de keuze van hun nieuwe woning(en) rekening moeten houden met hun situatie en op zoek moeten gaan naar een woning die voor hun beperking of die van hun kinderen passend is. Dit zal niet altijd mogelijk zijn. Een alternatief kan zijn dat beide ouders om beurten in het aangepaste hoofdverblijf wonen. Kan dat niet van de belanghebbende gevraagd worden, dan moet een hulp-op-maat geboden worden. Een bijzondere situatie doet zich voor wanneer degene met de beperking intramuraal woont en de weekenden doorbrengt in de woning van de ouder(s). De gemeente is niet gehouden om de woning van de ouders(s) geheel aan te passen. Wel kan de woning ”bezoekbaar” gemaakt worden als hiervoor niet al te grote aanpassingen voor nodig zijn.
Mantelzorgwoning
Als sprake is van een aanvraag van een mantelzorgwoning gaat het college ook daarbij uit van de eigen verantwoordelijkheid voor het hebben van een woning. Dit kan door zelf een woning te bouwen of te huren die op het terrein nabij de woning van de mantelzorgers kan worden geplaatst. Daarbij is uitgangspunt dat de uitgaven die de verzorgde(n) had(den) voor de situatie van de mantelzorg in de mantelzorgwoning, aan het wonen in deze woning besteed kunnen worden. Daarbij kan gedacht worden aan huur, kosten nutsvoorzieningen, verzekeringen enz. Met die middelen zou een mantelzorgwoning gehuurd kunnen worden. Ook zouden deze middelen besteed kunnen worden aan een lening of hypotheek om een mantelzorgwoning (deels) van te betalen. De gemeente kan adviseren en ondersteunen als het gaat om de nodige vergunningen op het gebied van de ruimtelijke ordening.
2.5.1. Woningaanpassing
Aanbouw
Als voor het bereiken van het resultaat noodzakelijk is dat er een aanbouw geplaatst wordt besluit het college vanwege financieel-economische argumenten alleen tot een aanbouw als tevoren vast staat dat de aanbouw hergebruikt kan worden, zoals bij huurwoningen van woningcorporaties. In alle situaties waarin belanghebbende geen gebruik meer maakt van de aangepaste woning (bijv. overlijden, verhuizing naar Wlz –instelling of verhuizing na scheiding) wordt verwacht dat de overige gezinsleden de aangepaste woning verlaten. Dit wordt tijdens beoordeling van de aanvraag besproken met betrokkenen en vastgelegd in de rapportage en beschikking. Het aanpassen van woningen brengt vaak hoge kosten met zich mee. De gemeente heeft er daarom belang bij dat eenmaal aangepaste woningen blijvend beschikbaar zijn voor personen met beperkingen of problemen. Het kan voorkomen dat een huurwoning die vrijkomt niet direct verhuurd kan worden aan een andere persoon met beperkingen of problemen voor wie de woning geschikt is. In die gevallen treedt de gemeente in overleg met de verhuurder.
Bij eigen woningen zal de kans op hergebruik miniem zijn. Daarom kiest het college bij eigen woningen als het maar enigszins kan voor het plaatsen van een herbruikbare losse woonunit en heeft aandacht voor de RO-vergunning. Er is in een dergelijke situatie (woonunit) geen plaats voor een verstrekking in de vorm van een pgb. Een losse woonunit is een opnieuw te gebruiken verplaatsbare unit die tijdelijk kan worden ingezet. Zo’n unit kan een extra woonkamer of een complete slaapkamer met natte cel betreffen. Om van dit primaat gebruik te kunnen maken moet uiteraard de mogelijkheid tot het plaatsen van een losse unit bestaan, bijvoorbeeld doordat er voldoende ruimte is. Daarbij zal het meestal zo zijn dat als er voldoende ruimte is voor het plaatsen van een losse unit, er ook ruimte is voor het plaatsen van een aanbouw. Hier geldt dat de wens van betrokkene om een aanbouw te realiseren niet doorslaggevend is: een aanbouw is niet herbruikbaar, een losse unit wel. Het programma van eisen zoals dat geldt voor een aanbouw kan gebruikt worden voor een losse woonunit. Het is daarbij van belang in de beschikking vast te leggen dat – als de unit niet meer nodig is – dit aan de gemeente gemeld dient te worden. De gemeente kan er dan zorg voor dragen dat de unit verwijderd wordt en de woning in de oude staat wordt teruggebracht. Deze kosten maken onderdeel uit van de verstrekking van een losse woonunit. Is een losse unit niet mogelijk, of is de aanpassing niet zodanig dat deze afweging gemaakt moet worden, dan kan de stap naar de al dan niet bouwkundige aanpassing worden gemaakt.
- •
Als het gaat om een aanbouw bij een eigen woning zal het college allereerst beoordelen wat iemands mogelijkheden zijn om uit een oogpunt van kosten zelf in de compenserende voorziening te voorzien. Als het mogelijk is deze aanbouw zelf te financieren, bijvoorbeeld door een hypotheek op de woning te vestigen waarvan niet wordt afgelost, zodat de kosten beperkt blijven tot de rentekosten, waarop bij belastingaangifte renteaftrek mogelijk is, zal eerst naar deze mogelijkheid gekeken worden.
- •
Als het gaat om een aanbouw bij een eigen woning van partner/ medebewoner van de aanvrager en de aanvrager niet de eigenaar/mede eigenaar is, worden afspraken met aanvrager en eigenaar gemaakt om dit middels een samenlevingscontract en/of testament vast te leggen. Hierbij is het uitgangspunt dat aanvrager na het beëindigen van de relatie en of overlijden van eigenaar/partner kan blijven wonen in de aangepaste woning.
Inpandige aanpassing
- •
Als een inpandige aanpassing mogelijk is, bijvoorbeeld in de situatie van een ruime benedenverdieping, zal het college allereerst die situatie beoordelen, voordat uitbreiding van de woning aan de orde komt. In die gevallen waarin de belanghebbende tijdens het aanbrengen van woonvoorzieningen redelijkerwijs niet in de (aan te passen) woonruimte kan blijven wonen en om deze reden tijdelijk naar een andere woonruimte moet uitwijken, kan het college voor de periode dat dit noodzakelijk is een financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting verstrekken. Ook in die gevallen waarin de ondersteuningsvrager langer de huidige woonruimte moet aanhouden in verband met aanpassingen in een nog te betrekken woonruimte, kan het college voor de periode dat dit noodzakelijk is een financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting verstrekken. De maximale termijn dat een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting wordt verstrekt is 4 maanden. De bedragen hiervoor zijn opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Winterswijk.
Grote bouwkundige aanpassingen
- •
Bij grotere bouwkundige aanpassingen aan de woning werkt het college altijd eerst met een programma van eisen, waarmee zo nodig meerdere offertes opgevraagd kunnen worden. Hierbij wordt de volgende lijn gehanteerd:
- ○
Bij bouwkundige aanpassingen onder de € 2.500, - wordt minimaal 1 offerte opgevraagd
- ○
Bij bouwkundige aanpassingen tussen € 2.500, - en € 10.000, - worden 2 offertes opgevraagd;
- ○
Bij bouwkundige aanpassingen hoger dan €10.000 worden 3 offertes opgevraagd.
- ○
Aanpassing gemeenschappelijke ruimten
- •
Bij aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten zal het college beoordelen of het verantwoord is voorzieningen als trapliften op een voor eenieder bereikbare plaats te zetten. Ook kijkt het college naar zaken als slijtage door weer en wind.
Doelgroepengebouwen
Bij een doelgroepengebouw is de eigenaar verantwoordelijk voor dat het gebouw en de woning geschikt is voor de doelgroep. Dit is niet de verantwoordelijkheid van de gemeente.
- •
Het aanpassen van doelgroepengebouwen zal gebeuren volgens de afspraken zoals die door het college gemaakt zijn of worden met de (toekomstige) eigenaar van deze woningen. Aanpassingen die bij nieuwbouw of bij renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden, zijn hiervan uitgesloten.
Een bouwkundige aanpassing aan een woning wordt vanwege artikel 2.6.2 Wmo door het college uitbetaald als éénmalig pgb die door de gemeente wordt uitbetaald i.p.v. door de SVB. De beschikking wordt verstuurd aan de belanghebbende (aanvrager) met een afschrift aan de eigenaar. De woningeigenaar kan een coöperatie zijn of een particuliere eigenaar. De belanghebbende en eigenaar kunnen ook dezelfde
3. VERSTREKKINGSVORMEN
Als een inwoner in aanmerking komt voor hulp-op-maat vanuit de Wmo of de jeugdwet wordt dit meestal verstrekt “in natura”, maar een inwoner mag ook kiezen voor verstrekking in een persoonsgebonden budget (pgb). De keuze voor verstrekkingsvorm ligt bij de inwoner. Dit is ook opgenomen in hoofdstuk 8 van de verordening en in artikel 2.3.6. van de Wmo 2015 en in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet.
3.1. Zorg in natura
[Jeugdwet, Wmo]
Een verstrekking van hulp-op-maat via zorg in natura wil zeggen dat een inwoner direct de voorziening krijgt geleverd die is toegekend. Bij huishoudelijke ondersteuning, Wmo-ondersteuning, Wmo-verblijf en jeugdhulp betekent dit dat de inwoner aangemeld wordt bij één van de aanbieders met wie de gemeente een contract heeft. Bij voorzieningen op gebied van wonen, rolstoelen en vervoer betekent het dat de gemeente ervoor zorgt dat de geïndiceerde voorziening door de gecontracteerde leverancier geleverd wordt bij de inwoner thuis. Woningaanpassingen kunnen niet in natura worden verstrekt, aangezien die enkel door de eigenaar van de woning gedaan kunnen worden.
3.2. Persoonsgebonden budget (pgb)
[Jeugdwet, Wmo]
Indien de inwoner dit wenst kan hij hulp-op-maat ook ontvangen in de vorm van een pgb. Een pgb is een geldbedrag bedoeld om zelf een voorziening aan te schaffen of te betalen.
3.2.1. Eisen aan een persoonsgebonden budget
Zoals in artikel 8.3.1 van de verordening is te lezen zijn er voorwaarden waaraan moet worden voldoen om in aanmerking te komen voor een pgb.
De beoordeling van de pgb-aanvraag heeft tot doel vast te stellen of de inwoner capabel is om zijn eigen situatie te beoordelen en te overzien, in staat is om het pgb verantwoord te besteden, vaardig is om te communiceren met allerlei betrokken partijen, zelf kan handelen en kan zorgen dat de zorgverleners doen wat nodig is.
Inwoner moet door de gemeente geïnformeerd worden en bewust zijn van zijn taken en verantwoordelijkheden.
Pgb-plan
Als een inwoner de hulp-op-maat in pgb wil ontvangen wordt tijdens het keukentafelgesprek beoordeeld door de consulent of wordt voldaan aan de 10 punten van pgb-vaardigheid aan de hand van de infographic van de rijksoverheid. https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/publicaties/2021/09/21/infographic-met-toelichting---toetsing-10-punten-pgb-vaardigheid/Infographic+toelichting+10+punten+pgb-vaardigheid.pdf
Vervolgens moet de inwoner een pgb-plan opstellen. In het pgb-plan moet gemotiveerd worden op welke manier de doelen uit het ondersteuningsplan behaald gaan worden, bij wie de ondersteuning ingekocht gaat worden, hoe de ondersteuning georganiseerd gaat worden en hoe de kwaliteit gewaarborgd gaat worden. Daarnaast moeten ook de kosten in het pgb-plan zijn opgenomen. De backoffice beoordeeld of bovenstaande voldoende is beschreven in het pgb-plan.
Voorwaarden voor een pgb
- -
Inwoner moet pgb vaardig zijn
Het college acht een inwoner of diens (wettelijke) vertegenwoordiger niet in staat om de aan de pgb verbonden taken verantwoord uit te voeren als er sprake is van:
- a.
Problematische schuldenproblematiek;
- b.
Ernstige verslavingsproblematiek;
- c.
Het begaan van ernstige fraude;
- d.
Een aanmerkelijke verstandelijke beperking;
- e.
Een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;
- f.
Een vastgestelde cognitieve stoornis;
- g.
Het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal, in woord en geschrift;
- h.
Twijfels op andere gronden over de pgb-vaardigheid.
Bovenstaande opsomming is niet limitatief.
Om te toetsen of iemand pgb-vaardig is moet worden gekeken naar de volgende 10 punten:
- 1.
Een goed overzicht kunnen houden van de eigen situatie;
- 2.
Weten welke regels er horen bij een pgb;
- 3.
Overzichtelijk pgb-administratie kunnen bijhouden;
- 4.
Kunnen communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar, zorgkantoor, SVB en zorgverleners;
- 5.
Zelfstandig kunnen handelen en zelf voor zorgverleners kiezen;
- 6.
Zelf afspraken kunnen maken en afspraken bijhouden;
- 7.
Kunnen beoordelen of de zorg passend is;
- 8.
Zelf de zorg kunnen regelen met 1 of meer zorgverleners;
- 9.
De zorgverleners instrueren zodat ze weten wat ze moeten doen;
- 10.
De taken kennen als werkgever/opdrachtgever.
Als de inwoner bovenstaande niet zelf kan, mag hij iemand uit zijn netwerk vragen om het pgb voor hem te beheren. Diegene moet dan voldoen aan de bovenstaande 10 punten. De persoon is dan de (wettelijke) vertegenwoordiger van de inwoner. De vertegenwoordiger mag geen (financiële) banden hebben met de hulpverlener en mag ook niet zelf de hulp-op-maat leveren.
- -
Zorgovereenkomst
Inwoner moet zelf een zorgovereenkomst afsluiten met de dienstverlener. Inwoner moet daarvoor de zorgovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) invullen. Dit is een verplicht contract tussen de inwoner en de dienstverlener. Hierin staan de afspraken over de ondersteuning, werktijden en de vergoeding vanuit het pgb. Als er wijzigingen in zijn dient de inwoner dit gelijk door te geven aan de SVB.
Trekkingsrecht
In de Wmo 2015 is de verplichting opgenomen dat gemeenten pgb’s voor de inkoop van dienstverlening uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het pgb stort op de rekening van de SVB in plaatst van op de bankrekening van de inwoner zelf.
De inwoner laat via declaraties of facturen aan de SVB weten welk bedrag aan wie betaald moet worden. Hiervoor is de zorgovereenkomst nodig. De niet bestede pgb bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente.
Hoogte van het pgb
Het pgb-bedrag voor voorzieningen dient toereikend en vergelijkbaar te zijn met de natura voorziening. De wijze van vaststellen van de hoogte van tarieven is vastgelegd in artikel 8.3.4. van de verordening. De bedragen zijn afgeleid van de bedragen die gelden voor de natura voorzieningen, zonder daarbij voor de gemeente geldende kortingen. De kosten van de individuele afgestemde aanpassingen worden op grond van de offerte van de hulpmiddelenleverancier vastgesteld. Tussenpersonen of belangbehartigers mogen niet uit het pgb betaald worden. Het pgb kent geen vrij besteedbaar bedrag en geen eenmalige uitkering.
Kosten die de ondersteuner bij een budgethouder in rekening brengt in verband met een opzegtermijn zijn niet te verhalen op de gemeente. Ook kosten die de ondersteuner de budgethouder in rekening brengt voor het niet nakomen van een afspraak kunnen niet worden verhaald op de gemeente. Tot slot mag het afgesproken tarief niet hoger zijn dan het tarief dat door de gemeente is vastgesteld, tenzij de budgethouder dit verschil zelf bijbetaald.
De tarieven omvatten de vergoeding voor zowel directe als indirecte inwoner gebonden tijd, zoals het voorbereiden van een activiteit, verslaglegging in het kader van een activiteit, reistijd van en naar de inwoner of hersteltijd na een intensieve behandelsessie. Hiervoor kunnen geen aparte uren geïndiceerd of gedeclareerd worden.
Kwaliteitseisen
De kwaliteit van hulp-op-maat middels een pgb moet gewaarborgd worden. Het kwaliteitskader Sociaal domein Achterhoek is hiervoor van toepassing. De inwoner of de vertegenwoordiger van de inwoner is verantwoordelijk voor het beoordelen van de kwaliteit.
Voor hulp in het kader van de Wmo en Jeugdwet geldt dat aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:
- a.
Het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de inwoner;
- b.
Het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;
- c.
Te handelen volgens alle geldende wet- en regelgeving die betrekking hebben op de Wmo en Jeugdwet;
- d.
Grenzen aan te kunnen geven van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer specialistische ondersteuning is gewenst;
- e.
Actief samen te werken met andere hulpverleners.
- f.
Voor overige kwaliteitseisen pgb aanbieder wordt verwezen naar bijlage 2
- 1.
Voor hulp in het kader van de Wmo en Jeugdwet gelden de volgende kwaliteitseisen aan de (zelfstandig) professionele hulpverlener of organisatie:
- a.
Maken gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp;
- b.
Werken actief samen met ander hulpverleners wanneer er sprake is van een bedreiging van de veiligheid of welzijn van de inwoner;
- c.
De uitvoerder van de met het pgb ingekochte hulp op geen enkele wijze druk op de pgb-houder heeft uitgeoefend bij zijn besluitvorming.
- a.
- 2.
Voor hulp in het kader van de Wmo en Jeugdwet gelden de volgende (kwaliteits-)eisen aan niet-professionele ondersteuning uit het eigen sociale netwerk:
- a.
De uitvoerder van de met het pgb ingekochte hulp aannemelijk kan maken dat de te verlenen zorg niet leidt tot overbelasting;
- b.
De uitvoerder van de met het pgb ingekochte hulp op geen enkele wijze druk op de pgb-houder heeft uitgeoefend bij zijn besluitvorming;
- c.
Er wordt geen pgb verstrekt aan iemand uit het sociale netwerk om dagbesteding in te kopen, ter vervanging van onderwijs.
- a.
- 3.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks inwoner ervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
De voornoemde criteria kunnen worden getoetst aan het door de inwoner schriftelijk ingediende pgb-plan.
3.2.2. Regels voor pgb voor het betrekken van ondersteuning uit het sociaal netwerk
-
1. Een pgb voor het betrekken van ondersteuning door een persoon die behoort tot het sociaal netwerk, wordt alleen verstrekt wanneer er sprake is van een overschrijding van de gebruikelijke zorg en de inzet door middel van een pgb aantoonbaar effectiever is dan zorg in natura.
-
2. Daarnaast dient er sprake te zijn van een van de volgende voorwaarden:
- a.
De hulp is niet goed vooraf in te plannen;
- b.
De hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;
- c.
De hulp moet op veel korte momenten per dag worden geboden;
- d.
De hulp moet op verschillende locaties worden geleverd;
- e.
Als het noodzakelijk is om 24-uurs hulp op afroep te organiseren;
- f.
Als de hulp door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een persoon met autisme of hechtingsproblematiek;
- g.
De uitvoerder van de met het pgb ingekochte hulp aannemelijk kan maken dat de te verlenen zorg niet leidt tot overbelasting;
- h.
Tot slot dient rekening gehouden te worden met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen voor aanvragers om te kiezen voor een pgb, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.
Bovenstaande opsomming is niet limitatief.
- a.
-
3. De geschiktheid, kwaliteit en draagkracht van de persoon uit het sociale netwerk die uit het pgb wordt betaald dient voldoende geborgd te zijn.
De voornoemde criteria kunnen worden getoetst aan het door de inwoner schriftelijk ingediende pgb-plan.
3.2.3. Toelichting eisen pgb aanbieder
De Pgb-houder kan met het pgb ondersteuning en ondersteuning inkopen bij een pgb-aanbieder. Een Pgb-aanbieder geeft beroepsmatig uitvoering aan het pgb. De pgb-houder sluit hiervoor een overeenkomst met de pgb-aanbieder.
- 1.
De pgb-houder dient ervoor te zorgen dat de pgb-aanbieder voldoet aan de volgende bepalingen:
- a.
Is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. In het uittreksel van de KvK staat een actueel en compleet overzicht van de gegevens waaronder:
- •
Activiteitenbeschrijving, passend bij de overeenkomst;
- •
Eigenaren;
- •
Commissarissen;
- •
Bevoegdheden;
- •
Adressen, telefoonnummers, e-mailadressen.
- •
Uit de inschrijving blijkt duidelijk welk natuurlijk persoon aanspreekbaar en verantwoordelijk is voor de gedragingen van de onderneming bij de uitvoering van de pgb-overeenkomst.
- •
- b.
Beschikt (evenals zijn personeel) over een afgeronde en landelijk erkende beroepsopleiding (geregistreerd bij Crebo of Croho) gericht op zorg en/of welzijn.
- c.
De afgeronde opleiding past bij de aard van de problematiek van de inwoner en de beoogde oplossingen.
- d.
In geval de ondersteuning uitvoering van Beeldende-, dans-, drama-, muziek-, psychomotorische-, psychomotorische kinder-, en speltherapie betreft, ingeschreven is in het landelijk register Vaktherapie van de Federatie vaktherapeutische beroepen.
- e.
Is aantoonbaar in het bezit van een recente en relevante Verklaring Omtrent gedrag niet ouder dan drie jaren (bij de start van de ondersteuning niet ouder dan 3 maanden) van haar personeel (zowel loondienstverband als inhuur), vrijwilligers en stagiaires werkzaam in het primaire proces. Ook personen die omgaan met persoonsgevoelige gegevens dienen een geldig VOG te bezitten. Op verzoek dient de Pgb-aanbieder aan de gemeentelijk toezichthouder de originele VOG’s terstond te tonen.
- f.
Bij de aanvraag voor een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) dient het volgende profiel te worden opgegeven: “profiel 45: Gezondheidzorg en Welzijn van mens en dier” en indien van toepassing: “profiel 84 “Belast zijn met de zorg voor minderjarigen”.
- g.
Er moet tenminste op consultatiebasis één gedragswetenschapper beschikbaar en betrokken zijn. De pgb-aanbieder moet dit kunnen aantonen. De gedragswetenschapper is SKJ of BIG geregistreerd.
- j.
De pgb-aanbieder maakt gebruik van een in Nederland gevestigde bank met een vergunning van De Nederlandsche Bank (DNB). De voor de opdracht te gebruiken bankrekening moet op naam staan van pgb-aanbieder.
- k.
Is verzekerd tegen (beroeps)aansprakelijkheid voor minimaal € 500.000 per geval.
- a.
- 2.
In geval van Jeugdhulp:
- a.
Als de pgb-aanbieder met personeel werkt, gebeurt dit volgens de norm Verantwoorde Werktoedeling.
- b.
De pgb-aanbieder werkt vanuit de actuele kennis (erkende interventies volgens Nederlands Jeugdinstituut) en benut deze en past deze aan waar nodig, om aan te sluiten bij de hulpvraag en het resultaat van de jeugdige.
- c.
Werkt de pgb-aanbieder zonder personeel, dan dient deze te beschikken over een geldige SKJ of BIG registratie. Indien gewerkt wordt met personeel, dient de pgb-aanbieder zorg te dragen voor voldoende BIG of SKJ geregistreerd personeel.
- a.
- 3.
De pgb-aanbieder:
- a.
Hanteert hij de van toepassing zijnde CAO;
- b.
Wordt bij organisaties tot 100 fte maximaal één topfunctionaris (conform Wet normering Topinkomens) bezoldigd boven de CAO-norm die voor de betreffende functie van toepassing is;
- c.
Maken de loonkosten van het uitvoerend personeel dat direct betrokken is bij de ondersteuning van inwoners, minimaal 70% van de jaarlijkse (totale) omzet uit. In geval in de kostprijs een huisvestingscomponent is opgenomen, dient dit percentage te worden berekend exclusief deze component.
- a.
- 4.
De pgb-aanbieder mag bij de uitvoering van het pgb geen gebruik maken van onderaannemers.
- 5.
De pgb-aanbieder of daaraan gelieerd bedrijf mag geen (zakelijke) overeenkomst aangaan met de pgb-houder anders dan de pgb-overeenkomst en een huurovereenkomst ingeval van beschut of beschermd wonen.
- 6.
De pgb-aanbieder of een daar aan gelieerde derde mag aan de pgb-houder geen woonruimte om niet of tegen wat voor een vergoeding ook beschikbaar stellen, behalve het in de huurovereenkomst overeengekomen huurbedrag.
- 7.
Verhuurt de aanbieder woonruimte aan een inwoner, dan moet de hoogte van de huur voor zowel zelfstandige als onzelfstandige woonruimte in verhouding staan tot het aangebodene, in overeenstemming met het woningwaarderings¬systeem.
- 8.
De pgb-aanbieder mag aan de inwoner geen geld, goederen of diensten beschikbaar stellen, anders dan vastgelegd in de pgb-overeenkomst.
- 9.
De tussen de pgb-houder en pgb-aanbieder/ pgb ondersteuner af te sluiten pgb-overeenkomst en wijziging van de overeenkomst dient voor goedkeuring te worden voorgelegd aan de gemeente die het pgb beschikbaar stelt.
3.3. Kwaliteitskader en beleidsregels handhaving en naleving
[Jeugdwet, Wmo]
Op het besteden, het beheer en de uitvoering van het pgb is de van de gemeente meest recente versie van de “Beleidsregel handhaving en naleving kwaliteit Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 en Jeugdwet” en voor zover toepasbaar het “Kwaliteitskader Wmo 2015 en Jeugdwet” van toepassing.
4. BEËINDIGING, INTREKKING, HERZIENING, VERLENGING OF WIJZIGING VAN HULP OP MAAT
Dit hoofdstuk is een nadere uitwerking van hoofdstuk 9 van de Verordening sociaal domein Winterswijk 2025 en haar rechtsopvolger.
4.1. Beëindiging, intrekking en herziening van hulp op maat
- 1.
De verstrekking van een hulp-op-maat of individuele voorziening eindigt in ieder geval bij:
- a.
Verhuizing naar een andere gemeente dan de gemeente Winterswijk bij een voorziening op grond van de Wmo en/of Jeugdwet;
- b.
Verandering in het woonplaatsbeginsel bij een voorziening op grond van de Wmo en/of Jeugdwet;
- c.
Overlijden van de inwoner;
- d.
De inwoner niet langer is aangewezen op de voorziening;
- e.
Het verstrijken van de geldigheidsduur;
- f.
Bij een vakantie langer dan 13 weken per kalenderjaar.
- a.
- 2.
De hulp-op-maat of individuele voorziening kan worden herzien, dan wel ingetrokken als:
- a.
De budgethouder of gemachtigde onjuiste of onvolledige gegevens heeft geleverd en een andere beslissing was genomen als de juiste of volledige gegevens waren geleverd;
- b.
Het pgb niet langer toereikend is voor de in te kopen zorg;
- c.
De inwoner niet langer op de hulp-op-maat of individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget is aangewezen;
- d.
Er geen verantwoording wordt afgelegd over de besteding;
- e.
De budgethouder of gemachtigde niet voldoet aan de voorwaarden van de verordening;
- f.
Het pgb niet of voor een ander doel is gebruikt dan waar het voor is afgegeven;
- g.
De inwoner in het buitenland verblijft, anders dan als onderdeel van de hulp.
- a.
- 3.
Het college geeft een beschikking af voor de beëindiging, herziening of intrekking waarin de datum wordt vermeld van wijziging, evenals de reden voor de beëindiging, herziening of intrekking.
- 4.
Bij een herziening of intrekking kan het college met het uit laten vaardigen van een dwangbevel het te veel betaalde pgb terugvorderen.
- 5.
Als er sprake is van lid 2a kan er overgegaan worden tot terugvordering.
- 6.
Als er sprake is van fraude wordt altijd overgegaan tot terugvordering.
4.2. Verlenging of wijziging van hulp op maat
[Jeugdwet, Wmo]
- 1.
Minimaal 4 weken voor het beëindigen van de beschikking wordt door de backoffice contact opgenomen met de inwoner voor een evaluatie en mogelijke verlenging van de voorziening.
- 2.
Als de inwoner een wijziging wenst in de voorziening, moet de inwoner of diens (wettelijk) vertegenwoordiger een melding doen bij de gemeente (de Post, backoffice Zorg).
5. LEERLINGENVERVOER
Dit hoofdstuk is een nadere uitwerking van hoofdstuk 6 van de Verordening sociaal domein Winterswijk 2025 en haar rechtsopvolger.
5.1. Vergoeding openbaar vervoer
- 1.
Om de zelfstandigheid van leerlingen die recht hebben op leerlingenvervoer te bevorderen biedt het college een OV-vergoeding aan in de vorm van een ‘Voor Elkaar Pas'.
- 2.
In de oefenperiode van maximaal 1 jaar is er de garantie dat terugkeer in het aangepast vervoer mogelijk is. Na de oefenperiode wordt er een definitieve keuze gemaakt tussen het openbaar vervoer of aangepast vervoer.
5.2. Begeleiding bij het fietsen en in het openbaar vervoer
- 1.
Veel leerlingen kunnen ondanks hun beperking onder begeleiding van een volwassene fietsen of gebruik maken van het openbaar vervoer. In eerste instantie zijn ouders/verzorgers zelf verantwoordelijk voor het organiseren van de begeleiding. Als ouders/verzorgers kunnen aantonen dat dit niet mogelijk is, kan er vanuit de gemeente begeleiding worden ingezet om de leerling gedurende een afgesproken termijn te begeleiden.
- 2.
Als ouders/verzorgers zelf de begeleiding organiseren en ze kunnen door ziekte of anderszins tijdelijk de begeleiding niet op zich nemen, dan zijn zij zelf verantwoordelijk om alternatieve begeleiding te organiseren.
5.3. Wisselende schooltijden
Het college stemt het aangepast vervoer af op de schooltijden (begin- en eindtijd van de schooldagen), zoals genoemd in de schoolgids. Het kan voorkomen dat leerlingen te maken krijgen met wisselende schooltijden. Bijvoorbeeld in de opstartfase, om aan de nieuwe school te wennen, maar ook in het voortgezet onderwijs, vanwege wisselende lesroosters. Alleen als de leerling vanwege zijn structurele handicap de schooltijden zoals genoemd in de schoolgids niet kan volbrengen, wordt aangepast vervoer op wisselende en afwijkende tijden verzorgd.
5.4. Vervoer naar stage
Wanneer een stage is opgenomen in de schoolgids is het stageadres aan te merken als ‘school’. Komt de leerling in aanmerking voor leerlingenvervoer naar de school waar hij staat ingeschreven, dan bestaat er in beginsel ook aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres.
5.5. Vervoer bij tijdelijk verblijf in een andere gemeente
- 1.
Het komt voor dat leerlingen uit anderen gemeenten in het kader van jeugdzorg tijdelijk worden opgevangen bij pleegouders in onze gemeente. Het omgekeerde komt ook voor, namelijk dat leerlingen uit onze gemeente tijdelijk elders verblijven. In die gevallen blijft de vervoersvoorziening de eerste 6 weken ongewijzigd. De vervoersvoorziening wordt na die 6 weken overgenomen door de gemeente waar het kind dan verblijft.
- 2.
Als een leerling in een crisissituatie in onze gemeente verblijft biedt het college de mogelijkheid om de oude school te blijven bezoeken. Aanvragen om vervoer bij crisissituaties worden met voorrang afgehandeld.
- 3.
In alle andere situaties dat een leerling ergens anders verblijft, geldt dat bij de gemeente waar de leerling feitelijk verblijft het leerlingenvervoer aangevraagd moet worden.
5.6. Co-ouderschap
Bij co-ouderschap dienen beide ouders het leerlingenvervoer aan te vragen in hun eigen woongemeente. Beide aanvragen worden getoetst aan de verordening (dichtstbijzijnde toegankelijke school, afstandscriterium) en worden alleen gehonoreerd als er sprake is van regelmaat en structuur in het verblijf op beide adressen.
5.7. Vervoer naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres
- 1.
Leerlingenvervoer is uitsluitend bedoeld voor vervoer naar en van school. In bepaalde gevallen staat het college vervoer toe naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres. Onder een opvangadres na schooltijd valt in ieder geval niet: een adres voor een vorm van therapie, dagbehandeling of een sportvoorziening. Vervoer van school naar een opvangadres na schooltijd is mogelijk als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a.
De leerling maakt gebruik van aangepast vervoer;
- b.
Er is één opvangadres naast het huisadres toegestaan;
- c.
Er dient sprake te zijn van een vast patroon, dat wil zeggen één vast adres alsook op vaste dagen per week. Een volwassene dient ter plekke aanwezig te zijn om de leerling op te vangen;
- d.
De chauffeur moet de leerling aan de volwassene kunnen overdragen bij de taxi-bus. Het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere eindtijd van de school volgens de schoolgids. Vervoer vanaf het opvangadres naar het woonadres behoort in geen enkel geval tot de mogelijkheden;
- a.
- 2.
Als het vervoer naar het opvangadres leidt tot individueel vervoer of om andere redenen leidt tot hogere kosten dan het vervoer naar het woonadres of tot een langere reistijd van de medepassagiers, behoudt het college zich het recht voor, het vervoer naar het opvangadres niet toe te staan.
5.8. Dichtstbijzijnde toegankelijke school
In het kader van het passend onderwijs hebben de samenwerkingsverbanden een nadrukkelijker rol gekregen, ten aanzien van het bepalen welke school geschikt is voor de betreffende leerling. Bij het bepalen van de Dichtstbijzijnde toegankelijke school wordt daarom het advies van het Zorg- Advies en Toewijzingsteam (ZATT) meegewogen.
6. OVERIGE BEPALINGEN
6.1. Terugbetaling van meerwaarde door een woonvoorziening
[Wmo]
- 1.
De eigenaar/bewoner die een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 7 jaar na gereed melding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden.
- 2.
De meerwaarde door de aangebrachte woonvoorziening van de woning dient te worden terugbetaald tot een maximum van de kosten van de woonvoorziening. Terugbetaling van deze kosten zijn weergegeven in het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Winterswijk 2025 en haar rechtsopvolger.
6.2. Klachtenregeling
- 1.
Het kan zijn dat een inwoner niet tevreden is over een medewerker die van of namens de gemeente komt. Ook kan de inwoner ontevreden zijn over de werkwijze of over het besluit op zijn aanvraag. Dan kan hij een klacht indienen bij de gemeente. De gemeente zal beoordelen of zij de klacht zelf dient te behandelen of dat de klacht bij een andere organisatie thuishoort en daarom doorgestuurd moet worden. Een inwoner kan een klacht ook rechtstreeks bij de organisatie die het betreft indienen.
- 2.
De klacht kan schriftelijk, telefonisch of elektronisch ingediend worden. De inwoner krijgt een schriftelijke bevestiging waarin ook het verdere verloop van de procedure wordt uitgelegd.
- 3.
Daarnaast kunnen inwoners terecht bij cliëntondersteuning. Zij kunnen inwoners helpen bij vragen en/of klachten over zorg en welzijn.
6.3. Bezwaarregeling
Tegen het besluit, op grond van de verordening, kan binnen zes weken bezwaar worden gemaakt. Bij het in behandeling nemen van het bezwaarschrift kan eventueel in overleg met betrokkene worden bekeken of mediation een oplossing kan bieden. Mediation is een vorm van bemiddeling in conflicten waarbij partijen onder begeleiding van een neutrale persoon, de mediator, proberen samen tot een oplossing van het geschil te komen.
6.4. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: “Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning, Jeugdhulp en Leerlingenvervoer gemeente Winterswijk 2025”.
6.5. Inwerkingtreding
- 1.
Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2025.
- 2.
Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning, Jeugdhulp en Leerlingenvervoer gemeente Winterswijk 2025, vervallen de Gewijzigde Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning, Jeugdhulp en Leerlingenvervoer gemeente Winterswijk 2023.
- 3.
Met ingang van de datum inwerkingreden, vervallen tevens de Beleidsregels Beschermd Wonen gemeente Winterswijk 2020
- 4.
Op een aanvraag die is ingediend voor de datum van inwerkingtreding zijn de bepalingen van de Gewijzigde Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning, Jeugdhulp en Leerlingenvervoer gemeente Winterswijk 2023 van toepassing, tenzij de toepassing van de bepalingen van de Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning, Jeugdhulp en Leerlingenvervoer gemeente Winterswijk 2025 gunstiger is.
Ondertekening
Aldus vastgesteld te Winterswijk op 19 november 2024
Burgemeester en wethouders van gemeente Winterswijk,
B. Freriks,
de secretaris
B.J.J. Bengevoord,
de burgemeester
BIJLAGE 1| TOELICHTING EN NORMENKADER HUISHOUDELIJKE ONDERSTEUNING HHM
B1.1. Toelichting normenkader
In het normenkader wordt per onderdeel de frequentie en/of de benodigde tijd genoemd dat toegekend kan worden. Iedere individuele situatie wordt separaat onderzocht en als die situatie erom vraagt dan wordt van onderstaande richtlijn afgeweken. Het college kan afwijken met zowel op- als neerwaartse bijstellingen. Dit kan alleen als gemotiveerd aangegeven wordt waarom de verhoging of verlaging noodzakelijk is. Voor alles geldt dat als maatwerk vraagt om hiervan af te wijken, dit voorgaat op de richtlijn.
Gemiddeld huishouden
Dit normenkader is van toepassing op een gemiddeld huishouden. Door uit te gaan van een gemiddelde situatie krijgen de normtijden een algemeen karakter en wordt voorkomen dat op alle mogelijk denkbare uitzonderingen apart beleid moet worden ontwikkeld. Onder een gemiddelde situatie wordt verstaan:
- -
een huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen;
- -
wonend in een zelfstandige huisvestingssituatie, gelijkvloers of met een trap;
- -
er zijn geen huisdieren aanwezig die extra inzet van ondersteuning vragen;
- -
de inwoner kan de woning dagelijks op orde houden (bijvoorbeeld aanrecht afnemen, algemeen opruimen) zodat deze gereed is voor de schoonmaak;
- -
- de inwoner heeft geen mogelijkheden om zelf bij te dragen aan de activiteiten die moeten worden uitgevoerd;
- -
er is geen ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers bij activiteiten die moeten worden uitgevoerd;
- -
er zijn geen beperkingen of belemmeringen aan de orde bij de inwoner die maken dat de woning extra vervuilt of dat de woning extra schoon moet zijn;
- -
de woning heeft geen uitzonderlijke inrichting en is niet extra bewerkelijk of extra omvangrijk.
Niet-gemiddeld huishouden
Een aantal factoren kan maken dat een situatie niet gemiddeld is, maar dat een andere inzet nodig is door een andere frequentie van activiteiten of een andere tijdbesteding.
Kenmerken inwoner
- ○
Mogelijkheden inwoner zelf. De fysieke mogelijkheden van de inwoner om bij te dragen aan de uit te voeren activiteiten. Dit hangt af van het kunnen bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken, het vol kunnen houden van activiteiten, het kunnen overzien wat moet gebeuren en daadwerkelijk tot actie kunnen komen. Ook speelt hier de trainbaarheid en leerbaarheid van de inwoner mee.
- ○
Beperkingen en belemmeringen van de inwoner die gevolgen hebben voor de benodigde inzet. Leidend is de hoeveelheid extra ondersteuning die nodig is; niet de problematiek als zodanig. Voorbeelden zijn Huntington, ALS, Parkinson, dementie, visuele beperking, revalidatie, bedlegerig, psychische aandoeningen, verslaving/alcoholisme e.d. Dit kan op twee manieren uitwerken:
- ○
Het kan nodig zijn extra vaak schoon te maken of te wassen, doordat meer vervuiling optreedt. Bijvoorbeeld als gevolg van rolstoelgebruik, ernstige incontinentie, overmatig zweten, (ernstige) tremoren, besmet wasgoed (bijvoorbeeld bij chemokuur of Norovirus).
- ○
Het kan nodig zijn de woning extra goed schoon te maken. Ter voorkoming van problemen bij de inwoner voortkomend uit bijvoorbeeld allergie, astma, longemfyseem, COPD.
- ○
Ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers De hoeveelheid ondersteuning die wordt geboden vanuit mantelzorgers, het netwerk van de inwoner en eventuele vrijwilligers, waardoor minder professionele inzet vanuit de gemeente noodzakelijk is omdat een deel activiteiten door niet-professionals wordt gedaan.
Kenmerken huishouden
- ○
Samenstelling van het huishouden
-
Het aantal personen en leeftijd van leden in het huishouden. Als sprake is van een huishouden van twee personen, is niet per se extra inzet nodig. Dit is bijvoorbeeld wel het geval als zij gescheiden slapen, waardoor een extra slaapkamer in gebruik is. Het kan ook betekenen dat er minder ondersteuning nodig is, omdat de partner een deel van de activiteiten uitvoert (gebruikelijke hulp). De aanwezigheid van een kind of kinderen kan leiden tot extra noodzaak van inzet van ondersteuning. Dit is mede afhankelijk van de leeftijd en leefstijl van de betreffende kinderen en van de bijdrage die het kind levert in de huishouding (leeftijdsafhankelijk). Als er kinderen zijn, zijn er vaak ook meer ruimtes in gebruik. Een kind kan eventueel ook een bijdrage leveren in de vorm van mantelzorg en daarmee de benodigde extra inzet beperken of opheffen. Bij een kind kan ook sprake zijn van bijzonderheden (ziekte of beperking) die maken dat extra inzet van ondersteuning nodig is.
- ○
Huisdieren
-
Door de aanwezigheid van één of meer huisdieren in het huishouden, kan door meer vervuiling extra inzet nodig zijn dan in de norm is opgenomen. Dit staat los van de verzorging van huisdieren. Een huisdier vraagt niet altijd extra benodigde inzet (goudvis in een kom, een niet verharende hond, etc.). Een huisdier heeft vaak ook een functie ten aanzien van participatie en eenzaamheidsbestrijding. Met de inwoner moet in voorkomende gevallen overleg plaatsvinden over aantal of aard van huisdieren en welke gevolgen hiervan wel of niet ‘voor rekening’ van de gemeente komen. Het uitgangspunt is dat de gevolgen van huisdieren op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager behoort.
Kenmerken woning
- ○
Inrichting van de woning
-
Extra inzet nodig door bijvoorbeeld extra veel beeldjes of fotolijstjes in de woonkamer of een groot aantal meubelstukken in de ruimte. Het gaat in dit geval om de extreme situaties, waarin de inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt.
- ○
Bewerkelijkheid van de woning
-
Extra inzet nodig door bouwkundige en externe factoren, bijvoorbeeld de ouderdom van het huis, de staat van onderhoud, de aard van de wand- of vloerafwerking, de aard van de deuren, schuine wanden, hoogte van de plafonds, tocht en stof, eventuele gangetjes en hoekjes.
- ○
Omvang van de woning
-
Een grote woning kan, maar hoeft niet per sé meer inzet te vragen. Een extra grote oppervlakte van de in gebruik zijnde ruimtes kan meer tijd vergen om bijvoorbeeld stof te zuigen, maar kan het stofzuigen ook makkelijker maken omdat je makkelijk overal omheen kunt werken. Een extra slaapkamer die daadwerkelijk in gebruik is als slaapkamer vergt wel extra tijd.
B1.2. Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning
Normenkader basisactiviteiten
Activiteiten benodigd voor een schoon en leefbaar huis
Factoren voor meer inzet van hulp: Maximaal 20 – 30 min extra maximaal 3 x per week:
- -
PG-problematiek/ communicatie problemen
- -
de aanwezigheid van kinderen onder de 12 jaar.
- -
bij COPD-problematiek of allergie voor huisstofmijt in een gesaneerde woning
- -
ernstige beperking in gebruik van armen en handen
- -
incontinentie of chemo, en daarmee extra schoonmaak van toilet/badkamer
Frequentie structurele basisactiviteiten
Frequenties benodigd voor een schoon en leefbaar huis (basisactiviteiten)
Frequentie incidentele activiteiten
Frequentie benodigd voor een schoon en leefbaar huis incidentele activiteiten
Frequentie en activiteiten van verschillende onderdelen
Was verzorging
Wordt was verzorging geïndiceerd dan wordt verkend welk aandeel van de inwoner en/of mantelzorger verwacht mag worden in de was- en droogcyclus i.v.m. de praktische haalbaarheid over de aanwezigheid van de hulp.
Het strijken van kleding betreft alleen bovenkleding en het aantal dat redelijkerwijs verwacht worden.
Factoren voor meer inzet van hulp:
- -
bedlegerige inwoners 30 min per week
- -
extra wassen i.v.m. overmatig transpiratie, incontinentie, ongeveer 30 min per week.
In een tweepersoonshuishouden wordt uitgegaan van een frequentie van 5x per 2 weken voor de was, in een eenpersoonshuishouden is dat 2x per week.
Boodschappen
In beginsel wordt deze activiteit niet geïndiceerd, omdat hiervoor gebruik gemaakt kan worden van een boodschappendienst vanuit voorliggend veld of van supermarkten.
Er wordt geen rekening gehouden met voorkeuren van de inwoner, wel als er een aantoonbare medische redenen is.
Factoren voor indicatie kunnen zijn:
- -
het huishouden bestaat uit meer dan 4 personen en er zijn kinderen jonger dan 12 jaar aanwezig
* Activiteiten en frequenties benodigd voor de boodschappen
Maaltijden
Als er jonge kinderen woonachtig zijn in het huishouden, kan het bereiden van de warme maaltijd geïndiceerd worden. Uit jurisprudentie (Rechtbank ’s Hertogenbosch 25-10-2012, nr. AWB 12/1795) blijkt dat twee broodmaaltijden en één warme maaltijd per dag adequaat kan worden geacht.
Factoren voor meer inzet van hulp:
- -
Bij de aanwezigheid van kinderen die jonger dan 12 jaar zijn, kan 20 minuten per keer extra geïndiceerd worden.
Activiteiten en frequenties benodigd voor de maaltijden
* Of minder als de inwoner hierin een deel van de week zelf of met behulp van het netwerk kan voorzien.
Verzorging minderjarige kinderen
Het gaat hier om verzorging van gezonde kinderen, waarbij de ouder door beperkingen de verzorging/opvang niet uit kan voeren.
Onder ‘verzorging van de kinderen’ valt ook: sfeer scheppen, spelen en opvoedingsactiviteiten.
Er wordt in totaal maximaal 40 uur per week geïndiceerd. Factoren meer hulp kunnen hier nog bovenop komen. Waar mogelijk worden activiteiten gecombineerd. Dit betekent dat als een activiteit plaatsvindt voor meerdere personen en dit te combineren valt (bv. kinderen in bad doen of naar bed of school brengen), dan wordt het aantal minuten eenmaal geïndiceerd en niet per persoon. Het is mogelijk om taken te combineren. Als kinderen op hetzelfde tijdstip naar bed gaan, telt dat voor 1 keer en niet per kind. De frequentie is gerelateerd aan de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind.
Factoren voor meer inzet van hulp:
- -
Aantal kinderen
- -
Leeftijd kinderen
- -
Gezondheidssituatie/functioneren kinderen/huisgenoten
- -
Aanwezigheid gedragsproblematiek
Activiteiten voor verzorgen van minderjarige kinderen
Dagelijkse organisatie gericht op het huishouden (AIV)
Het gaat hierbij om maximaal 1 x per week 30 min.
Gericht op het huishouden, en wordt alleen ingezet als inwoner leerbaar wordt geacht.
Activiteiten voor advies, instructie en voorlichting
Bijlage 2 TOELICHTING EISEN PGB AANBIEDER
De pgb-houder kan met het pgb ondersteuning en ondersteuning inkopen bij een pgb-aanbieder. Een pgb-aanbieder geeft beroepsmatig uitvoering aan het pgb. De pgb-houder sluit hiervoor een overeenkomst met de pgb-aanbieder.
- 2.
De pgb-houder dient ervoor te zorgen dat de pgb-aanbieder voldoet aan de volgende bepalingen:
- h.
Is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. In het uittreksel van de KvK staat een actueel en compleet overzicht van de gegevens waaronder:
- •
Activiteitenbeschrijving, passend bij de overeenkomst;
- •
Eigenaren;
- •
Commissarissen;
- •
Bevoegdheden;
- •
Adressen, telefoonnummers, e-mailadressen.
- •
Uit de inschrijving blijkt duidelijk welk natuurlijk persoon aanspreekbaar en verantwoordelijk is voor de gedragingen van de onderneming bij de uitvoering van de pgb-overeenkomst.
- •
- i
Beschikt (evenals zijn personeel) over een afgeronde en landelijk erkende beroepsopleiding (geregistreerd bij Crebo of Croho) gericht op zorg en/of welzijn.
- j.
De afgeronde opleiding past bij de aard van de problematiek van de cliënt en de beoogde oplossingen.
- k.
Is geval de ondersteuning uitvoering van Beeldende-, dans-, drama-, muziek-, psychomotorische-, psychomotorische kinder-, en speltherapie betreft, ingeschreven is in het landelijk register Vaktherapie van de Federatie vaktherapeutische beroepen.
- l.
Is aantoonbaar in het bezit van een recente en relevante Verklaring Omtrent gedrag niet ouder dan drie jaren (bij de start van de ondersteuning niet ouder dan 3 maanden) van haar personeel (zowel loondienstverband als inhuur), vrijwilligers en stagiaires werkzaam in het primaire proces. Ook personen die omgaan met persoonsgevoelige gegevens dienen een geldig VOG te bezitten. Op verzoek dient de pgb-aanbieder aan de gemeentelijk toezichthouder de originele VOG’s terstond te tonen.
- m.
Bij de aanvraag voor een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) dient het volgende profiel te worden opgegeven: “profiel 45: Gezondheidzorg en Welzijn van mens en dier” en indien van toepassing: “profiel 84 “Belast zijn met de zorg voor minderjarigen”.
- n.
Er moet tenminste op consultatiebasis één gedragswetenschapper beschikbaar en betrokken zijn. De pgb-aanbieder moet dit kunnen aantonen. De gedragswetenschapper is SKJ of BIG geregistreerd.
- j.
De pgb-aanbieder maakt gebruik van een in Nederland gevestigde bank met een vergunning van De Nederlandsche Bank (DNB). De voor de opdracht te gebruiken bankrekening moet op naam staan van pgb-aanbieder.
- k.
Is verzekerd tegen (beroeps)aansprakelijkheid voor minimaal € 500.000 per geval.
- h.
- 10.
In geval van Jeugdhulp:
- a.
Als de pgb-aanbieder met personeel werkt, gebeurt dit volgens de norm Verantwoorde Werktoedeling.
- b.
De pgb-aanbieder werkt vanuit de actuele kennis (erkende interventies volgens Nederlands Jeugdinstituut) en benut deze en past deze aan waar nodig, om aan te sluiten bij de hulpvraag en het resultaat van de jeugdige.
- c.
Werkt de pgb-aanbieder zonder personeel, dan dient deze te beschikken over een geldige SKJ of BIG registratie. Indien gewerkt wordt met personeel, dient de Pgb-aanbieder zorg te dragen voor voldoende BIG of SKJ geregistreerd personeel.
- a.
- 11.
De pgb-aanbieder:
- a.
Hanteert hij de van toepassing zijnde CAO;
- b.
Wordt bij organisaties tot 100 fte maximaal één topfunctionaris (conform Wet normering Topinkomens) bezoldigd boven de CAO-norm die voor de betreffende functie van toepassing is;
- c.
Maken de loonkosten van het uitvoerend personeel dat direct betrokken is bij de ondersteuning van cliënten, minimaal 70% van de jaarlijkse (totale) omzet uit. In geval in de kostprijs een huisvestingscomponent is opgenomen, dient dit percentage te worden berekend exclusief deze component.
- a.
- 12.
De pgb-aanbieder mag bij de uitvoering van het pgb geen gebruik maken van onderaannemers.
- 13.
De pgb-aanbieder of daaraan gelieerd bedrijf mag geen (zakelijke) overeenkomst aangaan met de pgb-houder anders dan de pgb-overeenkomst en een huurovereenkomst ingeval van beschut of beschermd wonen.
- 14.
De pgb-aanbieder of een daar aan gelieerde derde mag aan de pgb-houder geen woonruimte om niet of tegen wat voor een vergoeding ook beschikbaar stellen, behalve het in de huurovereenkomst overeengekomen huurbedrag.
- 15.
Verhuurt de aanbieder woonruimte aan een cliënt, dan moet de hoogte van de huur voor zowel zelfstandige als onzelfstandige woonruimte in verhouding staan tot het aangebodene, in overeenstemming met het woningwaarderings¬systeem.
- 16.
De pgb-aanbieder mag aan de cliënt geen geld, goederen of diensten beschikbaar stellen, anders dan vastgelegd in de pgb-overeenkomst.
- 17.
De tussen de pgb-houder en pgb-aanbieder/pgb ondersteuner af te sluiten pgb-overeenkomst en wijziging van de overeenkomst dient voor goedkeuring te worden voorgelegd aan de gemeente die het pgb beschikbaar stelt.
6.6.Kwaliteitskader en beleidsregels handhaving en naleving
Op het besteden, het beheer en de uitvoering van het pgb is de van de gemeente meest recente versie van de “Beleidsregel handhaving en naleving kwaliteit Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 en Jeugdwet” en voor zover toepasbaar het “Kwaliteitskader Wmo 2015 en Jeugdwet” van toepassing.
Noot
1In recente uitspraken (ECLI:NL:CRVB:2024:1364 & ECLI:NL:CRVB:2024:1362) over de verstrekking van elektrische fietsen onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geoordeeld dat elektrische fietsen niet als algemeen gebruikelijk kunnen worden beschouwd, vooral niet voor mensen met een inkomen op minimumniveau. De CRvB (Centrale Raad van Beroep) had in een eerdere uitspraak al een extra criterium toegevoegd om te bepalen of een voorziening algemeen gebruikelijk is: een inwoner met een minimuminkomen moet de voorziening kunnen betalen. In de uitspraken van 3 juli 2024 voegt de CRvB daar nog een nieuw criterium aan toe, namelijk of de voorziening naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen gangbaar is onder de gehele bevolking. De CRvB oordeelt dat dat niet geldt voor de elektrische fiets. Er zijn bij de uitspraken wel enkele kanttekeningen te maken. De VNG noemt de uitspraken zelfs arbitrair. Uit cijfers, afkomstig uit het jaarlijkse onderzoek van marktonderzoeksbureau GfK in opdracht van RAI Vereniging en BOVAG, blijkt dat in 2023 57% van de nieuw verkochte fietsen een e-bike was. Van de totale omzet was zelfs 80% toe te schrijven aan e-bikes. Verder is bekend dat e-bikes gebruikt worden door alle leeftijdsgroepen. De kosten van een e-bike zijn de afgelopen jaren flink gedaald. En ook zijn er volop tweedehands e-bikes te koop waarvan de prijs vergelijkbaar is met de kosten van een gewone nieuwe fiets. Derhalve handhaaft Winterswijk het beleid om de fiets met elektrische ondersteuning als Algemeen Gebruikelijk te zien. Daarnaast kan onderzocht worden of een gewone fiets in een aantal gevallen ook toereikend kan zijn om te kunnen participeren en de gewone fiets is sowieso een algemeen gebruikelijke voorziening. Voor het (weer) kunnen fietsen op een gewone fiets kan zonodig ook nog Herstelgerichte Ondersteuning ingezet worden.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl