Verordening afvalstoffenheffing Zaanstad 2026

Geldend van 04-12-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening afvalstoffenheffing Zaanstad 2026

De gemeenteraad van Zaanstad,

gelet op de artikelen 216 van de Gemeentewet en 15.33 van de Wet Milieubeheer

besluit vast te stellen de "Verordening afvalstoffenheffing Zaanstad 2026".

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam "Afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De Afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel in gebruik is gegeven: degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • c.

      ingeval het perceel ter beschikking is gesteld voor volgtijdig gebruik: degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld.

    • d.

      gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden wordt aangemerkt als gebruikmaken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden.

Artikel 4 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1.

    De maatstaf voor de heffing is een perceel.

  • 2.

    De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 362,95.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, geldt dat zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven dat de aanslag moeten worden betaald in maximaal tien en minimaal vier maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand, die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

    Als de dagtekening van het aanslagbiljet in maart of later ligt, is het aantal incassotermijnen gelijk aan de nog in het desbetreffende belastingjaar overblijvende volle maanden, met een minimum van vier maandelijkse incassotermijnen. Het college kan nadere regels stellen in het Incassoreglement.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de vorige leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening Afvalstoffenheffing 2024, vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 november 2023, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid van dit artikel genoemde datum van ingang van deze verordening, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking;

  • 3.

    De datum van de ingang van de heffing is 1 januari 2026;

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening afvalstoffenheffing Zaanstad 2026’.

Artikel 10 Bekendmaking

Deze verordening zal worden bekendgemaakt door het plaatsen van de verordening in het Gemeenteblad zoals dat is opgenomen in de Decentrale Regelgeving en Officiële Publicaties (DROP). Daarnaast zal de tekst van de verordening worden geplaatst op de website van de overheid.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11-11-2025.

De griffier

Conform de machtiging tekenbevoegdheid raadstukken is dit besluit alleen ondertekend door griffier.

Ondertekening