Beleidsnotitie Duurzaamheid op Streek

Geldend van 29-11-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsnotitie Duurzaamheid op Streek

De raad van de gemeente Schiermonnikoog;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van: 22 oktober 2024

Kennis te hebben genomen van: De beleidsnotitie Duurzaamheid op Streek

Gelet op artikel 4.114, lid 1 van de Invoeringswet Omgevingswet en artikel 4.19 van de Omgevingswet

B E S L U I T:

  • 1.

    De beleidsnotitie Duurzaamheid op Streek vast te stellen

  • 2.

    De in de beleidsnotitie voorgestelde wijzigingen van de beleidsregel, als bedoeld in artikel 4.19 van de Omgevingswet vast te stellen

DEEL I

WAARDEN

KENMERKEN EN WAARDEN VAN HET BESCHERMDE DORPSGEZICHT SCHIERMONNIKOOG IN RELATIE TOT HET PLAATSEN VAN ZONNE-INSTALLATIES EN ANDERE DUURZAAMHEIDSMAATREGELEN

1 INLEIDING

1.1 Opdracht

Op basis van onze offerte heeft de gemeente Schiermonnikoog opdracht gegeven om een beleidsnota te maken over de mogelijkheden van zonne-energie en andere duurzaamheidsmogelijkheden in het beschermde dorpsgezicht van Schiermonnikoog.

1.2 Opzet

De nota bestaat uit twee delen. In het eerste deel worden de relevante kenmerken en waarden van het beschermde gezicht - gebaseerd op de toelichting op het aanwijzingsbesluit van het Rijk, de betreffende bestemmingsplanregeling en een opname ter plaatse - beschreven. Deze kenmerken en waarden zijn vertaald in ‘waarderingsuitgangspunten’, die vervolgens de basis vormen voor deze beleidsnota. Dit deel is vervaardigd door Steunpunt Monumentenzorg Fryslân.

Deze opdracht is in eendrachtige samenwerking met BügelHajema Adviseurs uitgevoerd, die het tweede deel voor haar rekening heeft genomen. In dit tweede deel worden op basis van de ‘waarderingsuitgangspunten’ de (on)mogelijkheden voor duurzame energie in het beschermde gezicht uiteengezet in tekst, principetekeningen en foto’s. Er is een onderscheid gemaakt tussen verschillende deelgebieden, die op kaart staan aangegeven. Naast de mogelijkheden per onderwerp en deelgebied is een algemeen deel toegevoegd met als titel “hoe pak ik de verduurzaming van mijn woning/gebouw/perceel/ons eiland aan?”. Dit is een stappenplan met tips die ruimtelijk belangrijk zijn en voor de specifieke situatie van het beschermde dorpsgezicht Schiermonnikoog.

Daarnaast is aangegeven hoe de Welstandnota moet worden aangepast als de gemeenteraad de adviezen uit deze beleidsnota accordeert. In het laatste hoofdstuk van deze beleidsnota staan de tekstuele aanpassingen die nodig zijn in de Welstandnota. De beleidsnota, waarin kaarten en principe tekeningetjes zitten, wordt als extra hoofdstuk toegevoegd aan de aangepaste Welstandnota. Het beleid wordt daarmee uitgangspunt bij aanvragen.

Bij de totstandkoming van de beleidsnota heeft afstemming plaats gevonden met de opstellers van de inspiratiegids voor de overtuinen.

2 DE WAARDEN

2.1 Vooraf

Steeds meer mensen willen bijdragen aan een duurzame leefomgeving. Daarbij is het plaatsen van zonne-installaties een concrete manier om zelf duurzame energie op te wekken. Via de overheid, energiebedrijven, installatiebedrijven en het internet nemen burgers steeds meer kennis van de technische en financiële mogelijkheden van de toepassing van zonne-installaties. Er is een sterke stijging van aanvragen voor het leggen van zonne-installaties op daken. Er lijkt daarbij vaak sprake te zijn van tegengestelde belangen. Om een goede afweging te kunnen maken tussen de twee publieke belangen - erfgoed en ruimtelijke kwaliteit aan de ene kant en duurzaamheid aan de andere kant - is een beleid en zeker een afwegingskader nodig. Een afwegingskader dat helder is en voorspelbaar, opdat de initiatiefnemer weet waar hij/zij aan toe is. Voor zo’n afwegingskader is een ruimtelijke analyse noodzakelijk. Die wordt in dit deel geleverd.

Zonne-energiesystemen zijn er in twee vormen. Allereerst zijn er systemen om water te verwarmen voor badkamer en keuken. Dit gebeurt meestal met zonnecollectoren. Daarnaast gaat het om systemen die zonlicht omzetten in stroom. Dit gebeurt met zonnepanelen of speciale materialen waarin zonnecellen zitten, zoals glas, dakpannen of folies. Ook bestaan er PVT-panelen. Dit zijn hybridesystemen die zonlicht omzetten in elektriciteit én warmte. In deze gids spreken we van zonne-installaties waarmee we alle drie de vormen samen nemen. De systeemonderdelen om warmte of stroom te winnen, staan altijd buiten op het erf of op het gebouw, vaak op het dak. Om de gewonnen warmte of elektriciteit ook te kunnen gebruiken, zijn waterleidingen en stroomkabels nodig. Daar komen nog kleinere en soms grotere apparatuur en toestellen bij. Al deze bijkomende onderdelen zitten voornamelijk aan de binnenkant van het gebouw.

Naast zonne-energie gaat deze beleidsnota ook over energiebesparing door isolatie en over de mogelijkheid voor het plaatsen van warmtepompen.

2.2 Waarden algemeen

Monumentale gebouwen

De cultuurhistorische waarden van een monument kunnen zitten in allerlei kenmerken van het gebouw en zijn omgeving. Bijvoorbeeld in de oorspronkelijke functie van het gebouw, in de toegepaste bouwstijl, in de vorm van de plattegrond, in de constructie, de gebruikte materialen, de details en afwerking van het gebouw, in de indeling en aankleding van het interieur, in de technische installaties van het gebouw en in de ligging in de omgeving. De combinatie van deze kenmerken bepaalt de cultuurhistorische waarden. Daarbij kan een extra rol spelen hoe zeldzaam of ongeschonden een monument is.

Beschermde gezichten

Bij een beschermd gezicht draait het vooral om het karakter, de functie en het uiterlijk van de gebouwen hierin en de bijdrage die zij leveren aan de stad, het dorp of het landschap. Ook ruimtelijke waarden zoals de stedenbouwkundige of landschappelijke situatie spelen hierbij een rol. Bij een beschermd gezicht gaat het daarom niet alleen om de voorgevel van een gebouw, maar tellen ook de andere gevels en het dak mee. Naast het gebouw kan ook het erf of het groen eromheen een belangrijke rol spelen. Landerijen, parken, pleinen en polders kunnen namelijk van cultuurhistorische waarde zijn. Deze gewaardeerde open ruimtes leveren een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van een beschermd gezicht. Te denken valt dan aan bijvoorbeeld (open) zichtlijnen of de openheid van het landschap dat als kwaliteit is omschreven of aan specifieke fenomenen zoals de overtuinen. In de bodem van percelen kunnen bovendien belangrijke archeologische resten voorkomen. Ook de archeologische waarde kan dus een rol spelen.

Samengevat kunnen in algemene zin als (ensemble)waarden van een beschermd gezicht de volgende cultuurhistorische waarden worden onderscheiden, die samen met de specifieke benoemde waarden van de beschermde gezichten het afwegingskader met ‘waarderingsuitgangspunten’ vormen:

  • monumentale waarden; de intrinsieke en architectonische waarden van individuele (monumentale) panden. Dit uit zich o.a. in bouwstijl, constructie, gebruikte materialen, detaillering, gaafheid, kleur en vorm van het dak en zal zich vooral voordoen bij rijksmonumenten en in iets mindere mate bij als karakteristiek aangemerkte panden in de bestemmingsplannen.

  • situatieve ruimtelijke waarden; de waarden van de panden in brede zin. Niet alleen de voorgevel van een gebouw, maar ook de andere gevels in de ‘wandvorming’, het straatbeeld, aanzichten, en het totaal van de daken (waarop de meeste zonne-installaties terecht komen) in een soort ‘dakenlandschap’.

  • stedenbouwkundige en landschappelijke waarden; de waarden van het beschermde gebied op zich. De ontstaansgeschiedenis die heeft geleid tot een bepaald stratenpatroon en infrastructuur waarlangs panden en functies zich hebben ontwikkeld, de verhouding bebouwd gebied - open gebied, erven en groene ruimtes, landschappelijke ontwikkelingen als bijvoorbeeld polders en dijken.

Deze waarden vormen tezamen de identiteit c.q. het karakter van het gebied. Het zijn ook allemaal ‘beeldwaarden’ voor de bewoner en de bezoeker. Qua visuele waarden kan aan dit voorgaande nog worden toegevoegd dat er soms ook in beschermde gezichten over waarden wordt gesproken die niet zozeer in materiële zin zijn te vangen, zoals ‘zichtlijnen’. Deze waarden zullen wij meenemen bij de stedenbouwkundige en landschappelijke waarden.

Bij de omschrijving van de waarden in het beschermde dorpsgezicht hierna, is de gehele omschrijving van de aanwijzing niet herhaald. Naast de eigen waarneming (o.a. de ‘schouw’ op 8 augustus 2023), zijn alle beschikbare beschrijvingen (toelichting bij de aanwijzing door het Rijk uit 1969, de uitgangspunten voor ruimtelijke kwaliteit in het bestemmingsplan en de daaraan gekoppelde cultuurhistorische verkenning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) gebundeld en samengevat in de drie hiervoor genoemde soorten waarden. Al het materiaal is derhalve geanalyseerd en gegoten in een samenvattende karakteristiek met benoeming van de waarden die in dit kader van zonne-energie, panelen en collectoren en andere duurzaamheidsmaatregelen relevant zijn.

2.3 Waarden Schiermonnikoog

afbeelding binnen de regeling

Aanwijzingsbesluit 7 augustus 1969

Samenvattende karakteristiek

Het oude dorpsdeel van Schiermonnikoog, zoals dat halverwege de 18e eeuw werd gebouwd, kent een overheersende oost-west-structuur, bepaald door de ligging op de rand van de duinen en de vroegere kwelder. De oorspronkelijke planmatige opzet komt tot uiting in een regelmatige, rechtlijnige aanleg met gedefinieerde bebouwings- en tuinstroken, de drie streken (Langestreek, Middenstreek en Voorstreek), die zich kenmerken door een smalle, diepe verkaveling met aaneengesloten bebouwing aan de (hoofd)straatzijde. Door deze opbouw van dit strekendorp is er sprake van een oriëntatie met een duidelijk onderscheid tussen voor- en achterkant. Daarnaast komen binnen dit patroon op enkele plaatsen (achter)paden voor tussen de hoofdbebouwing en de bijbehorende tuin, waardoor laatstgenoemde het karakter van een overtuin krijgt. De Langestreek en de Voorstreek/Middenstreek vormen binnen het historische dorp de belangrijkste structuurdragers. De speciale kenmerken van het strekendorp, de typische vorm van de huizen alsmede de royale overtuinen met beplantingsstructuur en de talrijke bomen in en om het dorp, hebben in 1969 tot de aanwijzing als beschermd gezicht geleid.

afbeelding binnen de regeling

Overzicht rijksmonumenten (bron: Cultuurhistorische Kaart Fryslân)

  • monumentale waarden; de intrinsieke en architectonische waarden van individuele (monumentale) panden.

    Omstreeks 1720 werden nabij de Oosterduinen de eerste huizen gebouwd, waaruit het huidige dorp Oosterburen is gegroeid. Door de zorg van de toenmalige landheer werd deze nieuwe nederzetting zeer regelmatig aangelegd. De eerste bebouwing bestond uit twee rechte, evenwijdig aan elkaar lopende stroken, de huidige Voor- en Middenstreek, op een onderlinge afstand van 12 à 13 meter. Na 1760 is aan de noordzijde op ± 80 meter een derde strook, de Langestreek, hieraan toegevoegd. In het westen vangen de drie streken op gelijke hoogte aan. De Voor- en Middenstreek kregen een lengte van ± 250 meter, de Langestreek daarentegen groeide geleidelijk tot 500 meter lengte. Behalve aan de rechtlijnige aanleg werd ook aan de bebouwing grote zorg besteed. Keurig werden de eenvoudige maar stijlvolle woningen onder diepe zadeldaken met de topgevels grenzend aan de straat in één rooilijn gerangschikt. Op vrijwel gelijke wijze werden de kleine voor- en achtererfjes zijdelings door lage stenen muurtjes afgescheiden, aan de wegzijde kregen zij een houten omheining.

    Van de 30 rijksmonumenten in de gemeente Schiermonnikoog liggen er 24 binnen de grenzen van het beschermde gezicht. Daarbinnen bevinden zich volgens de Cultuurhistorische Kaart van de provincie Fryslân ook nog 19 MIP-panden en objecten (Monumenten Inventarisatie Project; jongere bouwkunst 1850-1940) en 5 karakteristieke panden. Deze monumenten betreffen vrijwel allemaal (woon)panden met een zadeldak. Uitzondering qua bijzonder gebouw dat zowel qua monumentale waarde als qua markante afwijkende bouwvorm de ruimte bepaalt, is de watertoren die vanuit alle posities direct zichtbaar en als markant punt beeldbepalend is. De twee kerken die binnen het beschermde gezicht liggen zijn geen rijksmonument. Op de plaats waar nu de uit 1866 stammende kerk staat, stond voordien de kerk uit 1762. Omgeven door een rechthoekig omheind kerkhof, waarvan de begrenzing bestaat uit een hoge beplanting, vormt dit gebouw met de er naast gelegen woonhuizen, het centrum van het dorp. Van de eerste huizen die werden gebouwd zijn slechts enkele gaaf bewaard gebleven. Er is volgens de beschrijving in de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht één Lytj Hùs bij een van de eerste woningen dat nog gaaf bewaard is gebleven. Dit Lytj Hùs ligt aan de Voorstreek en is genummerd Middenstreek 5.

  • situatieve ruimtelijke waarden; de waarden van de panden in brede zin.

    Een belangrijke ruimtelijke waarde wordt gevormd door de lineaire vrijwel aaneengesloten reeksen (streken) van de hoofdbebouwing, die de straatruimtes begrenst en in feite het skelet vormt van het beschermde dorpsgezicht. De aaneengesloten karakteristiek van de bebouwing in de oost-west lopende ‘streken’ is dan ook een belangrijk kenmerk. Als gevolg daarvan zijn doorgangen van dwarsverbindingen smal en ondergeschikt en laten duidelijk een zijkantenkarakter zien. De herkenbare begrenzing van de wand van (top)gevels van de hoofdbebouwing is een kenmerkende beeldwaarde. De bebouwing binnen de streken bestaat overwegend uit diepe smalle panden van één bouwlaag onder zadeldak met een nokrichting haaks op de straat. De hoofdbebouwing met topgevel staat in veruit de meeste gevallen in strakke rooilijn langs de straat. Binnen dit stramien komen zowel 18de-, 19de- als 20ste-eeuwse bebouwingstypen voor met bijbehorende vormen (wolfseinde, mansardekap, ringkap, verschillen in goothoogte) en materialen (baksteen, pleisterwerk). De ondiepe erven aan de Langestreek en Middenstreek zijn meestal onbebouwd, met een hekje langs de straatzijde en, langs de Langestreek, op de zijgrens een afscheiding in de vorm van een dwarsmuurtje aansluitend aan de gevel. Hierdoor vormt de rooilijn, gevormd door de gevels van de hoofdbebouwing, een goed herkenbare ruimtebegrenzing langs de straat, ondanks het op enkele plaatsen in de ervenzone voorkomen van uitbouwen.

    Er bestaat wel verschil in de plaatsing van de huizen aan de streken. De huizen aan de Langestreek staan op twee uitzonderingen na in een rechte rooilijn, dezelfde huizen aan de Middenstreek - Noordzijde niet. Bijzonder is de bebouwingsstructuur op de smalle strook van de Voorstreek en de Middenstreek - Zuidzijde, waar een deel van de bebouwing bestaat uit ruggelings tegen elkaar geplaatste woningen met topgevels. Langs de Voorstreek wisselen voor- en achterkanten elkaar af. De dwarsverbindingen tussen de streken kennen geen duidelijk begeleidende bebouwingswanden.

  • stedenbouwkundige en landschappelijke waarden; de waarden van het beschermde gebied op zich.

    De bijzondere stedenbouwkundige aanleg van de plaats, het karakter van de langgerekte bebouwing, de royale tuinen, maar ook de talrijke bomen verlenen aan het dorp niet alleen een schilderachtig aspect maar vormen de ruggengraat van de stedenbouwkundige waarden. De compositie van al deze onderdelen levert een beeld op dat van belang is wegens het karakter en de schoonheid van het geheel. Hiertoe behoren ook de groenstructuur en de overgangen tussen dorp en omgeving.

    De groenstructuur is, als complement en tegenhanger van de bebouwingsstructuur een essentieel onderdeel van het beschermde dorpsgezicht en heeft zowel betrekking op de opgaande beplantingselementen als de open groene gebieden. Waardevol is de zeer ruime en regelmatige aanleg die de plattegrond kenmerkt. De ruime aanleg wordt bepaald door zowel de forse diepe overtuinen, als de ruime maat van de openbare ruimte, zoals de historisch gezien langgerekte zone met grasvelden aan de Langestreek, die ooit gebruikt werden als bleekvelden. Dit door groen bepaald middengebied - tussen het ontsluitingspad aan de noordzijde en de rijbaan aan de zuidzijde - wordt slechts onderbroken bij enkele dwarsverbindingen. In dit brede straatprofiel van de Langestreek is met name de laanbeplanting van waarde, samen met de hagen die het ontsluitingspad langs de bebouwing begeleiden. Deze elementen structureren de ruimte en versterken de ruimtelijke samenhang door zichtlijnen in de lengterichting. Langs de zuidzijde van de Langestreek zijn het vooral beplantingen op de erven (tuinen en kerkhof) die de straatruimte begrenzen. In de tuinenzones bij de Voorstreek en de Langestreek om de Noord zijn het met name de hagen op de zijdelingse perceelgrenzen die, naast de hier en daar aanwezige (fruit)bomen, beeldbepalend zijn, ook doordat ze de typerende verkaveling en - met lange zichtlijnen - de grote diepte van de tuinen laten zien.

    De niet-openbare groene ruimten betreffen tuinen en overtuinen. In de twintigste eeuw zijn in de overtuinen allerlei ‘bouwsels’ verschenen. Desondanks is het onderscheid tussen geconcentreerde bebouwingsstroken en de onbebouwde tuinstroken voor de structuur van het dorpsgezicht van groot belang. Die openheid van de tuinstroken is een essentiële stedenbouwkundige waarde. Het groen en de beplanting in de publieke ruimte en in de particuliere tuinen is in belangrijke mate bepalend voor de beslotenheid van het dorpsbeeld. Qua groene ruimte is ook de huidige plantsoenaanleg ten westen van de kerk van belang; deze was al zichtbaar op een plattegrond van het dorp uit 1885. Die ruimte draagt bij aan het groene karakter van de Langestreek. Ook de groene omheining van de kerk en de aanwezigheid van groene, onbebouwde achtererven aan de zuidzijde van de Langestreek versterken die karakteristiek en daarmee de waarden.

    Naast de sterke structuur van de streken wordt het beschermde dorpsgezicht mede bepaald door de aard, situering en cultuurhistorische betekenis van enkele bijzondere gebouwen. Hieronder vallen de centraal gelegen kerk met omringend kerkhof en beplanting, het daarnaast gesitueerde voormalige postkantoor, het Koningshuis, het oude gedeelte van het gemeentehuis, de woningen aan de Willemshof en het thans als klooster benutte Rijsbergen met omliggend groen.

Samenvattende waarde

De monumentale, stedenbouwkundige en landschappelijke waarden worden dus in hoge mate bepaald door de bijzondere en nog oorspronkelijke planmatige stedenbouwkundige structuur met de drie streken en hun langgerekte en vrijwel aaneengesloten bebouwing aan de (hoofd)straatzijde met een smalle, diepe verkaveling. Deze opbouw kent een waardevol onderscheid tussen voor -en achterkant. Daarnaast komen binnen dit patroon op enkele plaatsen (achter)paden voor tussen de hoofdbebouwing en de bijbehorende tuin, waardoor er sprake is van het waardevolle fenomeen van overtuinen . Deze speciale kenmerken en waarden van het strekendorp, de typische vorm van de huizen, alsmede de royale overtuinen met beplantingsstructuur en de talrijke bomen in en om het dorp, hebben dan ook in 1969 tot de aanwijzing als beschermd gezicht geleid. Deze structuur is vrijwel ongeschonden bewaard gebleven.

In het kader van de zoektocht naar mogelijkheden voor zonne-energie en andere duurzaamheidsmaatregelen in het beschermde gezicht van Schiermonnikoog, moet dus in concreto uitdrukkelijk met de volgende waarden rekening worden gehouden:

  • grotendeels evenwijdige oost-west gerichte aanleg van de straten, met visueel vrijwel aaneengesloten bebouwing (de kenmerkende streekbebouwing);

  • overtuinen van vaste afmetingen met opstrekkende verkaveling aan Voorstreek en Langestreek om de Noord, met heggen als erfscheiding;

  • het overwegend groene karakter van de overtuinen ;

  • groene open ruimte, rijk aan bomen, tussen het voetpad voor de woningen aan de Langestreek en de erven en bebouwing aan de zuidzijde van de Langestreek;

  • huizen met topgevels aan de straat in een rooilijn en een lage gootlijn aan de streken;

  • het materiaalgebruik bij de woningen en voorzieningen aan de streken; de hoofdgebouwen zijn overwegend opgebouwd uit baksteen en pleisterwerk als gevelmateriaal en gebakken pannen als dakbedekking.

  • de afwisseling van uiteenlopende kapvormen, waarin overwegend zadel- en schilddaken;

  • de verticale gerichtheid van de gevelarchitectuur;

  • de cultuurhistorische waarde van de monumenten, en door hun ligging, historische betekenis en aard ook de markante centraal gelegen kerk, het voormalige postkantoor, het Koningshuis, het oude gedeelte van de gemeentehuis, de woningen aan de Willemshof en Rijsbergen.

De waarden zijn vertaald naar de hierna opgenomen kaart. Op deze kaart zijn de gebieden aangegeven die belangrijk zijn voor het al dan niet toestaan van verschillende duurzaamheidsmaatregelen. De kaart is samengesteld n.a.v. de hiervoor omschreven waarden vanuit bestaand beleid en de verkenning van het beschermde dorpsgezicht op locatie.

afbeelding binnen de regeling

2.4 Waarderingsuitgangspunten

Belang van zicht, locatie en vorm

In het hiervoor beschreven en gewaardeerde beschermde gezicht is naast de historische-ruimtelijke en stedenbouwkundige waarde, de visuele gaafheid en waarde van het bebouwingsbeeld, alsmede de wisselwerking met de open ruimtes en beplanting essentieel. Die beeldwaarde laat zich vooral definiëren in zichtbaarheid op en vanaf de openbare ruimte. Zichtbaarheid van met name naar de straat gerichte gebouwen met ongeschonden gevels en dakvlakken is de belangrijkste factor in de afweging van mogelijkheid voor duurzaamheidsmaatregelen.

Zichtbaarheid vertaalt zich ook naar de intensiteit waarin de openbare ruimte wordt gebruikt. Een woning aan de Middenstreek of Langestreek ligt met de voorgevel aan een veel benutte openbare ruimte terwijl de woningen aan Zevenhuizen door een pad worden ontsloten dat nagenoeg privé is. En de Langestreek om de Noord en de Voorstreek liggen daar weer wat tussenin.

Zichtbaarheid is daarnaast afhankelijk van de positie van zonne-installaties op een gebouw en de bouwvorm van dat gebouw. Zo kan een plat dak van enige omvang een goede plek zijn voor zonne-installaties. Als het platte dak hoog genoeg ligt, deze zonne-installaties voldoende afstand hebben tot de dakrand of vrijwel plat worden neergelegd, kan deze vorm van duurzame opwekking van energie zonder ruimtelijke impact plaatsvinden.

Ook de vorm waarin de duurzaamheidsmaatregelen worden uitgevoerd speelt natuurlijk een belangrijke rol. Zonne-installaties die aan het dak worden toegevoegd zien er anders uit dan zonnepannen die voor een heel dak worden toegepast. Het type systeem, de manier van plaatsing en bevestiging, de plaats binnen het dakvlak of erf, de grootte van het systeem en zijn vorm, kleur en reflectie doen er toe. Ook andere duurzaamheidsmaatregelen zoals isolatie kunnen op veel manieren worden uitgevoerd. Een warmtepomp wordt als hij buiten geplaatst wordt voorzien van een geluiddempende kast die op verschillende manieren kan worden vormgegeven.

De duurzaamheidsmaatregelen waarop we in gaan zijn:

  • a)

    zonne-energie;

  • b)

    isolatie;

  • c)

    plaatsing van warmtepompen.

a) Uitgangspunten zonne-energie

Een zonne-energie installatie kan worden aangevraagd voor een locatie op een dak van hoofdgebouw of bijgebouw, of op de grond.

Zon op hoofdgebouwen

Elke installatie op een dak die zichtbaar is voor het publiek vanaf de straat of een ander openbaar gebied, heeft grote invloed op het aanzien van het gebouw en zijn omgeving. In het betrokken beschermde dorpsgezicht is dat in het algemeen niet wenselijk. Om het karakter van historische gebouwen en gebieden als hiervoor beschreven te sparen, zouden zonne-energie-installaties op hoofdgebouwen uit het zicht moeten blijven van het publiek. Dit betekent dat ze niet zichtbaar mogen zijn vanaf de grond c.q. straat of vanuit openbaar gebied, zoals paden, plantsoenen en hoger gelegen gedeelten. Dat zou ook moeten gelden voor de hele installatie, dus ook voor kabels, leidingen en metalen ondersteuningsconstructies. Voor zonne-installaties in het zicht op daken van hoofdgebouwen in het beschermde dorpsgezicht geldt daarom Nee, tenzij. In een enkel geval kan hiervan worden afgeweken (zie 3.5 Overige bebouwing, onder a). Ook zijn er hoofdgebouwen die plat zijn afgedekt en een wat hogere goot hebben waardoor zonne-installaties niet of zeer beperkt zichtbaar zijn. Ook dit zijn hoofdgebouwen waar wel mogelijkheden zijn.

Zon op aanbouwen, bijgebouwen of andere bouwwerken

Op cultuurhistorisch minder waardevolle en/of nieuwere aanbouwen, bijgebouwen of andere bouwwerken kunnen zonne-installaties makkelijker inpasbaar zijn. Dit geldt vooral als het aan een niet zichtbare achterzijde van het hoofdgebouw is (in de achtertuin). Of als het in een overtuin is. Voorwaarde is natuurlijk wel dat het op zorgvuldige manier gebeurt. Voor dit soort bouwwerken geldt een Ja, mits. Dit is per deelgebied nader toegelicht onder paragraaf 3.1 en 3.3. Daarbij blijven de bestaande maximale bouwrechten voor gebouwen in een overtuin en in de overige bestemmingen uit het bestemmingsplan gelden.

Zon in grondopstelling in de openbare ruimte

Naast de aan het gebouw gekoppelde wens van plaatsing van zonne-installaties (dak, bijgebouw) kan er ook sprake zijn van al dan niet gegroepeerde zonne-installaties in de openbare – soms groene -ruimte in een beschermd gezicht of er (net) buiten in de omgeving. Het gaat dan niet alleen om de stedenbouwkundige waarden van de open en vaak groene ruimtes in het beschermde gezicht waar zonne-installaties een inbreuk op de ruimtelijke kwaliteit zouden kunnen doen, maar ook op zichtlijnen van buiten het beschermde gezicht op de beeldwaarden van het gezicht zelf. In het hiervoor beschreven beschermde gezicht van Schiermonnikoog leveren de open ruimtes een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van het beschermd gezicht. Ze zijn te waardevol om daar inbreuk op te plegen met het plaatsen van zonne-installaties op de grond. De conclusie is daarom dat grondopstelling in de openbare ruimte niet wenselijk zijn. Hiervoor geldt een Nee.

afbeelding binnen de regeling

Zonnepanelen passen niet in de waardevolle groene ruimte

Zon in grondopstelling in tuinen en overtuinen

Voor overtuinen en achtertuinen willen we het groene karakter graag behouden. Om die reden ligt het plaatsen van zonne-installaties op bestaande vrijstaande gebouwen of overkappingen in overtuinen meer voor de hand dan plaatsing op de grond. Evenzo hebben we liever zonne-installaties op aanbouwen of vrijstaande bijgebouwen in een achtertuin dan in grondopstelling. Dit is ook beter voor de waterhuishouding. We willen immers het liefste het regenwater vasthouden op de plek waar het valt. Voor tuinen en overtuinen en grondopstellingen van zonne-installaties geldt daarom een Nee, tenzij. In gevallen waarin er geen andere mogelijkheden zijn en waarin de tuin/overtuin overwegend groen blijft (voor meer dan 60% groen) en er geen direct zicht is op de grondopstelling is kan alsnog medewerking worden verleend. Dit wel in een uitgesproken kleine schaal, afgestemd op de inspiratiegids Overtuinen.

b) Uitgangspunten isolatie

Isolatie is één van de eerste middelen waarnaar bewoners kunnen kijken als het om de verduurzaming van hun woning gaat. Dit beperkt immers het gebruik van energie, levert comfort op en beperkt de rekening voor gas en elektra.

In het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is een bepaling opgenomen waardoor huiseigenaren een bouwplan kunnen realiseren dat de bouwgrenzen overschrijdt in het geval deze overschrijding noodzakelijk is voor de verduurzaming van de woning (isolatie aan de buitenzijde van de woning). Deze bepaling is niet van toepassing op het beschermde dorpsgezicht. Een van de vragen voor het beschermde dorpsgezicht is of dit ook in het beschermde dorpsgezicht kan.

Voor monumenten geldt dat alle vormen van isolatie (dak, gevel en beglazing) in overleg moeten gebeuren. Isolatie aan de buitenzijde is bij dit soort panden in het algemeen niet mogelijk. Ook aan de streken is dat ongewenst. Bebouwing staat aan de Langestreek en de Middenstreek en een gedeelte van de Langestreek om de Noord in een vrijwel aaneengesloten straatwand. Het gaat om kleinschalige overwegend oude en karakteristieke bebouwing waarbij de materialisatie en ligging van de gevels er toe doet. Ook dakisolatie aan de buitenzijde ligt aan de streken als geheel gevoelig. Omdat isolatie aan de buitenzijde voor gevels en dak het beeld beïnvloedt is dit in het algemeen niet gewenst aan de streken, bij monumenten en bij karakteristieke panden. Echter, het ligt complex omdat isolatie aan de binnenkant eerder tot vochtproblemen kan leiden. Door goede uitvoering kunnen vochtproblemen worden voorkomen (zie paragraaf 3.2).

Voor gevel- en dakisolatie aan de buitenzijde geldt voor monumenten, markante panden en voor de streken met vrijwel aaneengesloten straatwand een Nee. Dit tenzij er gebruik wordt gemaakt van dunne isolatiematten voor dakisolatie. Voor overige hoofdgebouwen en gebieden geldt Ja, mits. Het kan, maar niet in het geval het vooroorlogse gevels betreft in gebakken materiaal. In gevallen waarin belangrijke cultuurhistorische elementen in de gevels aanwezig zijn, en gevallen waarin sprake is van bijzondere dakvormen die door de ingreep aangetast worden.

Voor raamisolatie zijn inmiddels veel mogelijkheden om ook binnen monumenten of karakteristieke panden grote warmteverliezen via het raam te voorkomen. Bij historische panden wil je het historische beeld van het venster zo min mogelijk verstoren. Dit kan op verschillende manieren. Hier wordt in 4.3 ‘Tips voor opwekking van duurzame energie’ nader op ingegaan.

c) Uitgangspunten plaatsing van warmtepompen

Het plaatsen van een warmtepomp is een veel gebruikte manier voor het verwarmen van huizen. Dit gebeurt om het gebruik van aardgas te verminderen. Een warmtepomp kan binnen het hoofdgebouw worden opgenomen. Echter, de woningen in het beschermde dorpsgezicht van Schiermonnikoog zijn kleinschalig en dit gaat ten koste van het te benutten woonoppervlak. Om die reden is al vaak een vraag naar voren gekomen om buitenshuis een warmtepomp te plaatsen. Op dit moment is dat alleen mogelijk als een omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Daarbij wordt getoetst of de warmtepomp geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht. Tevens mag een dergelijke pomp op basis van algemeen geldende regelgeving geen onevenredige hinder veroorzaken.

Warmtepompen moeten bij buitenopstelling in een suskast worden gezet die geluidsoverlast voor buren/aangrenzende tuinen voorkomt1. Een dergelijke kast kan ook benut worden om een warmtepomp een passende-niet industriële-uitstraling te geven. Goed geluidgeïsoleerde warmtepompen zijn mogelijk op een niet zichtbaar achtererf of aan de niet zichtbare achterzijde van hoofdgebouwen (in de achtertuin).

Goed geïsoleerde warmtepompen die tevens goed zijn vormgegeven zijn denkbaar op beperkt zichtbare achtererven/overtuinen, bij minder waardevolle gebouwen zoals schuren of bij de streekbebouwing met afwisselende straatwand. Juist daar waar al kleine tuinen/erven zijn op locaties aan Langestreek om de Noord of Voorstreek is het mogelijk om een warmtepomp te plaatsen. Voor warmtepompen geldt in deze situaties een Ja, mits. In de meeste gevallen zal een warmtepomp vallen onder de overige bouwwerken. Dit zijn bouwwerken die niet als gebouw of overkapping kunnen worden aangemerkt.

In voortuinen zijn warmtepompen niet gewenst.

3 MOGELIJKHEDEN PER GEBIED IN BEELD

Kijkend naar de waarden en waarderingsuitgangspunten, waar ligt dan de ruimte voor zonne-energie of andere vormen van energieopwekking in het beschermde gezicht van Schiermonnikoog? In dit hoofdstuk geven we per gebied/situatie aan wat kansen voor verduurzaming er zijn.

3.1 Streken met vrijwel aaneengesloten straatwand

De essentiële (beeld)waarden in het beschermde gezicht die ongeschonden moeten blijven, zijn de panden c.q. woonhuizen die zeer typerend zijn voor Schiermonnikoog en de open groene ruimten. De streken zijn daarin heel belangrijk. En de samenhang tussen de ligging en het karakter van de gevels en bouwvorm is daarbij het grootst in dit deelgebied.

afbeelding binnen de regeling

Langestreek met typische eilander huizen

  • a)

    Installaties zonne-energie

    Deze panden met topgevels aan de straat in één rooilijn maken mede door de lage gootlijn dat op straatniveau en dus op ooghoogte, zonne-installaties op een dergelijk dak altijd zichtbaar zijn en sterk de beeldwaarde aantasten. Ook zijn deze daken kwetsbaar door de oude pannen die er op liggen en het risico van aantasting van het oude (monumentale) materiaal door het aanbrengen van zonne-installaties. Binnen deze ‘no-go-zones’ moeten de mogelijkheden voor zonne-installaties op de achter- of overtuinen worden gevonden. Een ander bekend alternatief op het eiland is om een aandeel te nemen in de zonnedaken die op grote daken van boerderijen of andere grotere gebouwen buiten het beschermde dorpsgezicht worden aangebracht. Hierbij moet wel vermeld worden dat een aandeel in een zonnepark minder voordelen biedt dan panelen op je eigen dak.

    De enige uitzonderingen die in dit gebied wel in aanmerking kunnen komen voor de plaatsing van zonne-installaties op het dak zijn de incidenteel voorkomende gebouwen met een platte afdekking. Als dit platte daken zijn van enige omvang waarop de plaatsing van panelen mogelijk is, niet zichtbaar vanaf de openbare ruimte, is zon op het dak aanvaardbaar.

    • geen zon op daken hoofdgebouwen;

    • uitzondering platte daken van hoofdgebouwen waarop zonne-installaties niet zichtbaar zijn;

    • zon op bijgebouwen of aanbouwen in achtertuinen of in overtuinen voor zover deze zonne-installaties niet zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte;

    • overige alternatieven zie 3.3 ‘De overtuinen’.

  • b)

    Isolatie

    Vanwege de strakke rooilijnen in dit gebied en de overwegend karakteristieke huizen van traditionele materialen is isolatie van de gevel aan de buitenzijde geen goede optie in dit gebied.

    Dakisolatie aan de buitenzijde betekent dat de pannen eraf gaan en er een isolatiepakket onder de pannen komt. Hierdoor neemt de dikte van het pakket toe en moeten aansluitingen bij de dakgoot veranderen. De zichtbare gevolgen hiervan tasten het beeld van de karakteristieke huizen te veel aan. Er zijn inmiddels ook technieken waarbij een isolatiemat aan de buitenzijde wordt aangebracht die dusdanig dun is dat isolatie aan de buitenzijde wel mogelijk is.

    • gevelisolatie aan de binnenzijde;

    • dakisolatie aan de binnenzijde, met isolatiemateriaal met een dampremmende laag aan de warme zijde van de ruimte, ofwel

    • toepassing van een dunne isolatiemat aan de buitenzijde.

  • c)

    Warmtepompen

    Voor warmtepompen is aan de streken met vrijwel aaneengesloten straatwand (feitelijk voorkanten) geen plaats. Mogelijkheden zijn er wel in de tuinen die slechts aan een zijde zichtbaar zijn bij de Middenstreek-noordzijde. In de overtuinen bij de Langestreek om de Noord kunnen eventueel ook warmtepompen worden geplaatst, mits dit past binnen de bouwrechten van het bestemmingsplan. Heeft een huiseigenaar geen overtuin, dan zijn er op de erfjes binnen de afwisselende straatwand van grote delen van Langestreek om de Noord wel mogelijkheden (zie 3.2 Streken met afwisselende straatwand).

    • geen warmtepompen voor de aaneengesloten straatwand;

    • overige alternatieven zie 3.2 ‘Streken met afwisselende straatwand’ en 3.3 ‘De overtuinen’;

    • warmtepompen die buiten worden geplaatst hebben verplicht een geluiddempende omkasting.

3.2 Streken met afwisselende straatwand

Aan grote delen van de Langestreek om de Noord en aan de Voorstreek bestaat een sterke afwisseling van gevels van het hoofdgebouw, aanbouwen en kleine erven met hagen, tuinen en terrasjes. Door de geringe diepte van deze erven ligt alles wel in het zicht maar is variatie juist een belangrijke eigenschap.

afbeelding binnen de regeling

Afwisselende straatwand zoals deze voorkomt aan Langestreek om de Noord en Voorstreek

  • a)

    Installaties zonne-energie

    De uitgangspunten voor zonne-energie op daken zijn in dit gebied gelijk aan die van de streken met vrijwel aaneengesloten straatwand. Ook hier is het merendeel van de daken een dak met lage gootlijn, goed zichtbaar vanaf de openbare ruimte. Ook hier zijn de daken overwegend kwetsbaar door de oude pannen die er op liggen. De alternatieve oplossingen (zon in de overtuin) en incidentele uitzonderingen (gebouwen met een plat dak) zijn eveneens gelijk aan die van de streken met vrijwel aaneengesloten straatwanden.

    • geen zon op daken hoofdgebouwen;

    • uitzondering platte daken van hoofdgebouwen waarop zonne-installaties niet zichtbaar zijn;

    • overige alternatieven zie 3.3 De overtuinen.

  • b)

    isolatie

    Vanwege de wisselende rooilijnen in dit gebied is gevelisolatie aan de buitenzijde makkelijker inpasbaar dan bij de streken met vrijwel aangesloten straatwand. Daar waar monumenten zijn of karakteristieke huizen met traditionele gebakken steen in de gevel is isolatie van de gevel aan de buitenzijde minder wenselijk. Als de gevel dampdicht is, (bijvoorbeeld geglazuurde baksteen, geverfde gevel of gehydrofobeerd) dan is er een groot risico dat het vochtprobleem naar binnen komt.

    Dakisolatie aan de buitenzijde is op zich de meest gunstige methode, omdat er geen risico’s op condens ontstaan.

    • gevel- en dakisolatie kan aan de buitenzijde met uitzondering van:

      • o

        gevels uit gebakken materiaal in vooroorlogse panden;

      • o

        gebouwen met waardevolle cultuurhistorische elementen in de gevels;

      • o

        gebouwen met bijzondere dakvormen die daardoor zouden worden gewijzigd.

  • c)

    Warmtepompen

    Warmtepompen kunnen, als er geen mogelijkheden zijn in de achtertuin of overtuin goed worden ingepast op de kleine erfjes die in dit gebied aanwezig zijn. Omdat dit wel zichtbare erfjes zijn is een passende eenvoudige vormgeving, kleur en materiaalgebruik gewenst.

    • Mogelijkheden op erfjes mits passende positionering, eenvoudige vormgeving, kleur en materiaalgebruik;

    • warmtepompen die buiten worden geplaatst hebben verplicht een geluiddempende omkasting.

3.3 De overtuinen

De gebouwen in overtuinen kunnen goed worden gebruikt voor duurzaamheidsmaatregelen. Het is wel zaak om recht te doen aan de waarde van de overtuinen als overwegend groen gebied. Daarom is het belangrijk om in overtuinen óf de bestaande gebouwen te gebruiken óf de kwalitatief slechte schuurtjes te vervangen door nieuwbouw. Dit mits er qua bebouwing geen verdere ‘ontgroening’ plaatsvindt.

afbeelding binnen de regeling

Overtuinen met waardevol groen karakter

  • a)

    Installaties zonne-energie

    Het dak van gebouwen in de overtuinen kan benut worden voor zonne-installaties. Bestaande gebouwen of vervangende gebouwen komen hiervoor in aanmerking. Kleur, materiaal en plek moeten zo gekozen worden dat een harmonieus en rustig beeld ontstaat. Dit kan door het materiaal in kleur af te stemmen op de kleur van de dakbedekking. Door panelen te plaatsen zonder glimmende randen. En door te kiezen voor een eenvoudige compositie zoals een aangesloten vlak van panelen of collectoren in een rechthoek. Ook een afdekking met zonne-installaties kan een keuze zijn die goed in de overtuinen past (zie paragraaf 4.3 Tips voor opwekking van duurzame energie: Tip 3). Het plaatsen van zonne-installaties op de grond heeft niet de voorkeur. Dit is in uitzonderingsgevallen mogelijk indien er geen andere mogelijkheden zijn, voor zover de opstelling niet direct in het zicht ligt, en voor zover het groene karakter van de overtuin overwegend (nl. voor meer dan 60% groen) gehandhaafd blijft. Dit wel in een uitgesproken kleine schaal in afstemming met de inspiratiegids voor de overtuinen.

    • zon op daken van gebouwen is mogelijk;

    • gebouwen moeten passen binnen de bouwrechten van het bestemmingsplan;

    • de zonne-installatie moet in kleur, materiaal en compositie van panelen een harmonieus beeld opleveren

    • zon in grondopstelling is bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk.

  • Voorbeelden van gebouwen in tuinen waarop zonne-installaties onder voorwaarden mogelijk zijn

    afbeelding binnen de regeling

  • b)

    Isolatie

    In de overtuinen staan merendeels bijgebouwen zonder verblijfsfunctie. Echter er zijn enkele uitzonderingen. Dit zijn recreatiewoningen waarvoor in het verleden een vergunning is afgegeven en die in het bestemmingsplan dan ook zijn bestemd. Tevens is er in het bestemmingsplan bepaald dat het gebruik van gebouwen in een overtuin voor thuiswerken of kantoor aan huis, voor zover dit geen bezoekers aantrekt, is toegestaan. Voor deze functies is isolatie belangrijk. In de overtuinen is er geen bezwaar om de isolatie aan de buitenzijde plaats te laten vinden. Dit mits materiaal en kleur in harmonie is met de omgeving. Dit kan bijvoorbeeld door gevels in hout in gedekte donkere tinten of baksteen. Dit kan door dakbedekking in gebakken pannen.

    • isolatie van gevels of daken aan de buitenzijde is voor recreatiewoningen of thuiswerkplekken/kantoor aan huis toegestaan;

    • in materiaal en kleur moeten gevels en dakbedekking aansluiten bij de omgeving.

  • c)

    Warmtepompen

    Warmtepompen kunnen goed worden ingepast in de overtuinen. Omdat overtuinen vaak wel zichtbaar zijn is een passende eenvoudige vormgeving, kleur en materiaalgebruik gewenst.

    • mogelijkheden in overtuinen met name ten behoeve van recreatiewoningen of bij hoofdgebouwen waar geen andere opties zijn;

    • voorwaarde is dat dit gebeurt in een passende positionering, eenvoudige vormgeving, kleur en materiaalgebruik;

    • warmtepompen die buiten worden geplaatst hebben verplicht een geluiddempende omkasting.

3.4 Monumenten en markante bebouwing

Monumenten en de op de kaart opgenomen markante bebouwing vragen veelal om maatwerk. In het algemeen gesteld lenen deze gebouwen zich niet voor zichtbare duurzaamheidsmaatregelen. Bij monumenten is het verstandig om advies in te winnen bij een Duurzame Monumenten-adviseur. Zie ook de tips in paragraaf 4.3. De markante gebouwen zijn vrijwel allemaal meerzijdig zichtbaar. Ook dit maakt dat er niet zoveel mogelijk is.

afbeelding binnen de regeling

Markante gebouwen van Schiermonnikoog

  • a)

    Zonne-energie

    De betrokken gebouwen lenen zich niet goed voor het plaatsen van zonne-installaties op het dak. Bij Rijsbergen kan op bebouwing in de aangrenzende achtertuin binnen de bestemming Maatschappelijk naar ruimte worden gezocht. Echter, ook de opgaande beplanting is daar waardevol.

    • Op markante gebouwen en monumenten is de plaatsing van zonne-installaties niet gewenst.

  • Mocht om dwingende redenen duurzame opwek van energie nodig zijn. Bijvoorbeeld als het voortbestaan van het pand in gevaar komt. Of als er werkelijk geen andere oplossing is. Dan kan onderzocht worden of er op een zeer zorgvuldige manier toch inhoud aan een zonnedak kan worden gegeven. In dat geval gaat het om integrale oplossingen waarbij bijvoorbeeld één materiaal voor het hele dak wordt gebruikt in een bij het gebouw passende kleurstelling. Het betrekken van een ervaren architect op het gebied van monumentale gebouwen en duurzaamheid is daarbij noodzakelijk. En ook het aanvragen van een deskundigenadvies.

  • b)

    Isolatie

    Ook isolatie aan de buitenzijde van deze gebouwen is bij deze panden met gevels en dakbedekking die karakteristiek zijn niet wenselijk. Dit verandert immers het aangezicht. Daarnaast zijn vaak houten vloerbalken verbonden met de muren en deze aansluitingspunten vragen om specifieke aandacht als we isolatie toevoegen.

    • gevelisolatie aan de binnenzijde;

    • dakisolatie aan de binnenzijde, met isolatiemateriaal met een dampremmende laag aan de warme zijde van de ruimte.

  • c)

    Warmtepompen

    Een warmtepomp bij monumentale huizen is een ander bouwwerk van beperkte omvang. Het is goed mogelijk dat bij dit soort panden ergens op niet opvallend deel van het erf een geschikte plek kan worden gevonden. Grotere gebouwen zoals de kerk of het klooster zullen ook grotere voorzieningen nodig hebben. Op het niet zichtbare deel van het erf van Rijsbergen is iets dergelijks goed in te passen. Bij de kerk met omringende begraafplaats is dat lastiger. Deze gebouwen hebben ook binnen meer mogelijkheden om een warmtepomp onder te brengen zodat een buitenopstelling niet per se nodig is.

    • Warmtepompen kunnen voor zover plaatsing van een warmtepomp mogelijk is op een niet of minder opvallend deel van het erf. Daarbij is een passende positionering en passende vormgeving, kleur en materiaalgebruik nodig in situaties waarbij de warmtepomp zichtbaar is vanaf de (semi-) openbare ruimte;

    • warmtepompen die buiten worden geplaatst hebben verplicht een geluiddempende omkasting.

3.5 Overige bebouwing

Naast de oost/west gelegen streken, de overtuinen en de markante en monumentale panden zijn er ook overige panden in het beschermde dorpsgezicht. Dit betreft de bebouwing langs de Torenstreek, de Nieuwe Streek, de Langestreek zuidzijde, t Kanaal en Zevenhuizen.

Aan Torenstreek, Langestreek zuid en ’t Kanaal staan overwegende nieuwe naoorlogse gebouwen. Aan de Nieuwestreek en de Willemshof is de bebouwing afwisselend. De woningen in Zevenhuizen zijn wel weer ouder maar liggen verscholen in het groen aan een doodlopend en deels privaat pad.

De bebouwing aan de Torenstreek is ook aan de achterzijde zichtbaar vanaf het D.H.W. Hundlingiuspad. Deze tweezijdige zichtbaarheid geldt ook voor de bebouwing aan de Langestreek zuid. Aan de achterzijde van deze bebouwing ligt voor een groot deel het Kerkepad.

afbeelding binnen de regeling

Gemengde bebouwing aan de Nieuwe Streek

  • a)

    Zonne-energie

    In dit gebied komen relatief veel hoofdgebouwen voor met een plat dak. Deze daken lenen zich goed voor zonne-installaties. Daarnaast zijn er gebouwen waarbij een achtertuin aanwezig is die uit het zicht ligt of beperkt zichtbaar is. Zijn hier bijgebouwen of afdaken aanwezig dan is plaatsing van zonne-installaties goed inpasbaar. Het gebied Zevenhuizen is dermate intiem en omsloten dat zonne-installaties in dit gebied geen inbreuk opleveren op het ruimtelijke beeld.

    Zijn er (grote) daken zonder of met beperkte onderbrekingen van ramen, dakkappelen en schoorstenen dan kan met een goed ontwerp en verfijnde uitvoering soms ook op een zichtbare plek een zonnedak worden gemaakt. Dit geldt bijvoorbeeld voor De Stag, de woningen aan het Willemshof en aan ’t Kanaal.

    • zonne-installaties zijn mogelijk op platte daken waarop zonne-installaties door de hoogte of wijze van plaatsing niet zichtbaar zijn;

    • zonne-installaties zijn mogelijk op bijgebouwen of afdaken in niet of beperkt zichtbare achtertuinen;

    • zonne-installaties zijn mogelijk op de woningen in Zevenhuizen;

    • zon is ook mogelijk op in het zicht gelegen gebouwen De Stag, Willemshof, ’t Kanaal, mits een goed ontwerp wordt gemaakt met veel gevoel voor de eenvoud en subtiliteit die op een opvallend dakvlak nodig is.

  • b)

    Isolatie

    Vanwege het gemengde karakter van dit gebied met gebouwen van verschillende leeftijd en variatie in situering is er vanuit cultuurhistorisch belang wat meer ruimte voor isolatie van gevels en daken aan de buitenzijde.

    • gevel- en dakisolatie kan aan de buitenzijde met uitzondering van:

      • o

        gevels uit gebakken materiaal in vooroorlogse panden;

      • o

        gebouwen met waardevolle cultuurhistorische elementen in de gevels;

      • o

        gebouwen met bijzondere dakvormen die daardoor zouden worden gewijzigd.

  • c)

    Warmtepompen

    Een warmtepomp is bij deze overige panden goed mogelijk als deze op een niet opvallend deel van het erf een plek kan krijgen. Voor zover de warmtepomp wel beperkt zichtbaar is, geldt de voorwaarde voor een passende uitstraling.

    • voor zover plaatsing van een warmtepomp kan op een niet of minder opvallend deel van het erf, is dit mogelijk.

    • is de warmtepomp vanaf de openbare ruimte zichtbaar dan geldt de voorwaarde van een passende positionering, eenvoudige vormgeving, kleur en materiaalgebruik

    • warmtepompen die buiten worden geplaatst hebben verplicht een geluiddempende omkasting.

4 TIPS VOOR DUURZAAMHEID IN HET BESCHERMDE DORPSGEZICHT

4.1 Het stappenplan

In feite kent duurzaamheid twee lijnen: energiebesparing en energieopwekking. De eerste stap op de duurzaamheidsladder is die van energiebesparing. Daarna volgen de stappen waar en hoe zonne-installaties en warmtepompen zouden kunnen worden geplaatst in volgorde van wenselijkheid qua ruimtelijke kwaliteit. De ladder voor keuzes voor eigenaren van een pand in het beschermde dorpsgezicht is hieronder weergegeven. Het is geen ladder die mensen verplicht, maar een ladder die eigenaren bewust maakt van de keuzes die er zijn.

afbeelding binnen de regeling

De eerste stap op de duurzaamheidsladder betreft de energiebesparende maatregelen. Wat hier verantwoord en met oog voor de vaak monumentale panden kan worden gedaan, is hierna bij de 4.2 ‘Tips voor energiebesparing’ te vinden.

De andere treden van de ‘duurzaamheidsladder’ over waar en hoe zonne-installaties en warmtepompen zouden kunnen worden aangebracht, worden met voorbeelden van uitvoering en schetsen ter inspiratie weergegeven in paragraaf 4.3.

4.2. Tips voor energiebesparing

Energie besparen werkt aan twee kanten. Met het omlaag brengen van de energievraag zijn er uiteraard minder energiekosten, maar wordt ook minder CO2 uitgestoten. Daarmee wordt dubbele winst geboekt.

Wat kunt u als eigenaar van een pand als eerste doen?

  • a.

    Gebruik bestaande elementen; de oorspronkelijke bouwers namen destijds al maatregelen die ook vandaag nog helpen energie te besparen:

    • herstel de binnen- of buitenluiken en sluit ze ’s avonds;

    • herstel de ensuite-deuren en sluit ook deze ’s avonds;

    • gebruik de oorspronkelijke natuurlijke ventilatievoorzieningen, zoals het open laten van historische ventilatieroosters in gevels of schoorsteenkanalen;

    • heeft u ruimte voor uw zuidgevel? laat de leibomen staan, of plant nieuwe als ze er nog niet staan. In de zomer zorgen deze bomen voor schaduw en in de winter laten ze juist hun blad vallen en komt het zonlicht door.

  • afbeelding binnen de regeling

    Herstel en gebruik binnen- of buitenluiken

  • b.

    Zelf aan de slag; energie besparen en uw pand duurzamer maken hoeft niet veel geld te kosten. Sommige tips zijn zelfs helemaal gratis:

    • schakel de verwarming uit in ruimtes die u niet gebruikt en laat uw apparatuur niet stand-by staan;

    • ontdooi regelmatig uw diepvries; 2 mm ijs doet het verbruik al met 10% stijgen;

    • gebruik energiezuinige verlichting zoals Ledlampen;

    • installeer een waterbesparende douchekop;

    • plaats tochtstrips.

  • c.

    Kleine investering, groot resultaat; sommige maatregelen kosten iets meer, maar leveren wel een grote besparing in energie op. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

    • hang dikke gordijnen op bij ramen met enkel glas en sluit ze op tijd. Dikke gordijnen verminderen het warmteverlies door het raam tot wel 40%;

    • plaats rolgordijnen met warmtereflecterende folie, dit is net zo effectief als het sluiten van de raamluiken;

    • plaats radiatorfolie achter uw radiatoren. Deze folie beperkt dat warmte via de muur naar buiten verdwijnt;

    • laat voor een optimale werking de bestaande CV-installatie ‘waterzijdig' inregelen. Dat zit zo: uit een Cv-ketel komt warm water voor de radiatoren. Alleen, de eerste radiator krijgt véél meer warm water dan de radiator die als laatste in de rij zit. Oplossing: de eerste radiator een beetje 'knijpen', die krijgt dus minder water. En de laatste staat 'vol' open. Alleen een goed installatiebedrijf kan u hierbij helpen. Een goed ingeregeld CV systeem geeft tot 30% of meer warmte! Een goed alternatief voor optimaal gebruik van de CV installatie is om te werken met digitaal gestuurde thermosstaatkranen;

    • vervang op tijd – vaak al na 10 jaar – de cv-ketel door een meer energiezuinige versie zoals een hr-ketel;

    • vervang in het algemeen meer dan 10 jaar oud witgoedapparaten voor apparaten met minimaal label C;

    • plaats achterzetramen. Er zijn schildersbedrijven die gebruikt 7 mm glas aanbieden en op maat snijden. Plak er met siliconenkit een houten lijst omheen. In de zomer makkelijk te demonteren.

  • d.

    Advies en plan voor isolatie

    Als u nog niet precies weet hoe u uw verduurzaming wilt aanpakken en/of er sprake is van een rijksmonument, schakel dan de hulp in van een Duurzame Monumenten-adviseur (DuMo). Deze adviseur voert een Duurzaamheidsadvies voor u uit en vertelt u meer over de historische waarden, technische mogelijkheden en eventuele vergunningen. U kunt bij verschillende organisaties terecht voor een DuMO-adviseur.

    Het is belangrijk te beseffen dat u het beste isolerende resultaat krijgt door een goed op elkaar afgestemd pakket van maatregelen. Stel een totaalplan op en combineer vervolgens isolerende maatregelen voor het gehele bouwwerk. Het ligt voor de hand eerst te onderzoeken waar het meeste warmteverlies plaatsvindt. Verreweg de meeste warmte gaat verloren door ongeïsoleerde daken, vloeren en muren. In mindere mate ontsnapt de warmte door het glas en door kieren in de vensters.

    Isolatie kan ook leiden tot condens. Vocht in het huis kan er dan niet meer uit. Het slaat neer op de koudste plekken. Als alleen de vensters geïsoleerd worden, dan kan de balans in de huishouding van warmte en vocht in een gebouw ernstig verstoord raken. Het vocht verplaatst zich naar andere, koudere delen van het gebouw Zo kan er met name bij balkopleggingen en gevelankers verborgen condensatie optreden, met houtrot en dergelijke als gevolg. Daarom is het bij alle ingrepen van belang dat er aandacht wordt besteed aan ventilatie. Niet ventileren of verkeerde ventilatie leidt tot een hoge relatieve luchtvochtigheid en kan bovendien tot gezondheidsklachten leiden.

    Isoleren kan via de beglazing, de kap, de vloer en de muren. De volgende overwegingen en tips zijn hierbij te maken.

Raamisolatie

Achterzetbeglazing

Achterzetbeglazing aanbrengen, aan de binnenzijde van een woning, beperkt zowel warmteverlies als geluidshinder en vergroot de veiligheid. Een groot voordeel is dat het venster gehandhaafd kan blijven en dat de achterzetbeglazing gemakkelijk weer verwijderd kan worden. Bij historische panden wil je het historische beeld van het venster zo min mogelijk verstoren. In dat geval is het belangrijk dat de structuur en detaillering van de achterzetbeglazing afgestemd worden op het historische raam. Ook is het van groot belang dat er tussen het venster en de achterzetbeglazing goede ventilatie mogelijk is met buitenlucht. Zo blijft de condens hier beperkt. Dit kan bijvoorbeeld ook door in de onderdorpel van het raam een of twee gaatjes te boren, van ongeveer 8 mm doorsnee, schuin naar buiten en onderen.

Voorzetbeglazing

Voorzetbeglazing, aan de buitenzijde, is vooral bij monumentale panden niet te verkiezen, omdat daarmee de beeldwaarde van de historische architectuur te sterk aangetast wordt. Achterzetbeglazing geniet daarom sterk de voorkeur.

Isolatieglas

Als kieren dichten, luiken en gordijnen sluiten en achterzetbeglazing plaatsen niet mogelijk zijn, kan er bezien worden of er dun isolatieglas in historische ramen geplaatst kan worden. De afgelopen jaren zijn er glassoorten ontwikkeld die in veel historische sponningen geplaatst kunnen worden en in meer of mindere mate voldoen aan de huidige eisen op het gebied van isolatie en veiligheid en tegelijkertijd de eigenschappen van historisch glas zo veel mogelijk benaderen. Monumentenglas en restauratieglas zijn daar voorbeelden van. Ook dun dubbelglas wordt wel restauratieglas genoemd. Gelamineerd glas is ook een geschikte soort dun isolatieglas. Voorwaarde is dat eerst wordt gekeken of het te vervangen glas van monumentale waarde is. Ook moet gekeken worden of het nieuwe glas in de sponningen past. Deze voorwaarde vervalt als het te vervangen glas weliswaar van monumentale waarde is maar in zo slechte staat dat vervanging noodzakelijk is. Sponningen van historische ramen kunnen aangepast worden, maar dan wel op zo’n manier dat de profilering van het raam gehandhaafd blijft.

Dik isolatieglas is populair, omdat het sterk isoleert. Bij monumenten zal echter al gauw geconcludeerd worden dat dikke beglazing de monumentale waarde aantast. Er gaat namelijk zowel historisch materiaal als waardevolle informatie over de geschiedenis verloren. Dik dubbelglas plaatsen in historische vensters is van grote negatieve invloed op de historische karakteristiek van een monument. Daarom is dergelijke beglazing in historische vensters meestal niet gewenst. Bovendien is het plaatsen van dik dubbelglas pas na tientallen jaren kostenbesparend. Het plaatsen van dik dubbelglas is vaak ook problematisch, omdat het door zijn dikte doorgaans niet in de historische sponning past. Het gevolg is dat er aanpassingen aan het raam moeten worden gedaan, waarbij de profilering aanzienlijk kan wijzigen, wat de monumentale waarde aantast. Ook heeft het plaatsen van dik dubbelglas in vensters met roeden tot gevolg dat er vanwege de zwaarte en dikte van het glas dikkere roeden aangebracht worden. Zwaardere roeden geven de ramen andere verhoudingen en een grove uitstraling, die afbreuk doen aan de beeldwaarde van de gevel. Soms worden er dan roeden op het raam geplakt. Ook dat is sterk te ontraden, omdat de roeden dan geen onderdeel meer uitmaken van de constructie van het raam en het beeld drastisch wijzigt. Roeden vormen een ondersteunend raamwerk om de glasplaten bijeen te houden. Het was vroeger namelijk niet mogelijk om grote glasplaten te fabriceren, terwijl er wel behoefte was aan grote ramen om voldoende daglicht te laten toetreden. Dik dubbelglas plaatsen spaart wel het milieu, maar voorlopig niet de portemonnee. De kosten daarvan verdient de eigenaar van het gebouw vaak pas na tientallen jaren terug via de besparing op energie. Alleen als de oude ramen zo slecht zijn dat vervanging noodzakelijk is, kan het plaatsen van dubbelglas rendabel zijn. Oude ramen echter hebben technisch gezien een lange levensduur. Veel eigenaren zijn ervan overtuigd dat hun ramen verrot zijn, terwijl er in werkelijkheid veelal kan worden volstaan met kleine herstelwerkzaamheden. Complete vervanging is dan helemaal niet nodig. Goed onderhoud aan historische ramen is daarom lonend. Investeringen in oplossingen die het warmteverlies tegengaan zoals kieren dichten, luiken en gordijnen sluiten, achterzetbeglazing plaatsen en het glas door dun isolatieglas vervangen, betalen zich veel sneller terug dan het plaatsen van dik dubbelglas.

Vacuümglas

Dit is de laatste ontwikkeling op het gebied van isolatieglas. De isolatiewaarde is vergelijkbaar met triple glas (driedubbel glas) en de dikte slechts circa 6 mm. Door deze geringe dikte past het vaak in historische ramen. Alleen zijn de kosten op dit moment nog erg hoog.

Dakisolatie

Er zijn eigenlijk twee verschillende manieren om het dak te isoleren: aan de binnenzijde of aan de buitenzijde. Vaak heeft de binnenzijde de voorkeur, omdat dit gemakkelijk toe te passen is. Om geen condens op de constructie achter de isolatie te laten ontstaan, is het van belang om isolatiemateriaal te kiezen met een dampremmende laag aan de warme zijde van de ruimte. Holtes in de isolatie en aansluitingen die niet luchtdicht zijn brengen ook risico’s met zich mee. Isolatie aan de binnenzijde vereist dus een zeer zorgvuldige dampdichte en luchtdichte uitvoering.

Isolatie aan de buitenzijde is op zich de meest gunstige methode, omdat er geen risico’s op condens ontstaan. Isoleren aan de buitenzijde betekent dat de pannen eraf gaan en er een isolatiepakket onder de pannen komt. Hierdoor neemt de dikte van het pakket toe en kunnen aansluitingen bij de dakgoot veranderen. Dit heeft vaak zichtbare gevolgen en is, zeker bij historische gebouwen, niet altijd wenselijk. De dikte van de isolatie is dus een belangrijk aandachtspunt bij het maken van keuzes.

Muurisolatie

Muren zijn in historische panden vaak niet geïsoleerd en er is ook niet altijd een spouw aanwezig. Er zijn meerdere manieren om muren te isoleren. Aan de binnenzijde is in de praktijk de meest voorkomende vorm van isolatie. Deze manier van isolatie vergt een aantal aandachtspunten. Zo is het belangrijk dat de muur in goede technische conditie is. Daarnaast liggen er vaak houten vloerbalken in de muren. Deze knooppunten zijn gevoelig voor te hoge vochtpercentages. De houten constructie kan hierdoor schade oplopen. Muren kunnen aan de binnenzijde met verschillende methoden van isolatie worden voorzien: dampopen muurisolatie, dampdichte muurisolatie en capillair actieve muurisolatie. Alle capillair actieve systemen zijn per definitie dampopen isolatiemethoden. Een voorbeeld is het materiaal calcium silicaat. Bij de toepassing hiervan, voornamelijk gebruikt voor het isoleren van muren, kan condensatie ontstaan tussen het isolatiemateriaal en het metselwerk. Dit materiaal blijkt goed in staat dat condenswater vast te houden en her te verdelen. En wanneer het binnen- en/of het buitenklimaat gunstig is, kan dit water weer verdampen. Dit vermindert dus de kans op risico’s zoals schimmels. Dampopen materialen zijn ook ademend, maar zijn veel minder in staat om condenswater vast te houden, laat staan her te verdelen. Ze gedragen zich dus heel anders. Bij deze materialen is daarom vaak een dampremmende laag nodig om schade te voorkomen. Een voorbeeld van dampopen isolatiemateriaal is minerale wol.

Het plaatsen van isolatie aan de buitenkant van het gebouw is het meest gunstig. Aansluitingen met houten vloerbalken zijn zo beschermd en vallen binnen de isolatie. Hierdoor ontstaat er geen risico op condens in de constructie. Maar bij monumenten en andere beeldbepalende panden zoals in een beschermd gezicht is dit niet erg wenselijk omdat hiermee het aangezicht aan de buitenkant verandert. Daarnaast zijn vaak houten vloerbalken verbonden met de muren en deze aansluitingspunten vragen om specifieke aandacht als we isolatie toevoegen.

Vloerisolatie

Vooral historische vloeren zijn niet voorzien van isolatie. Dit heeft veel effect op het wooncomfort. ‘Koude voeten’ zorgen voor een onaangenaam comfort. Het is vaak goed mogelijk om vloeren van isolatie te voorzien. Dat kan op de bestaande vloer waardoor er wel een dikker pakket op de vloer komt, waardoor mogelijk deuren en andere elementen moeten worden aangepast. Deze optie kan ook hogere vochtgehaltes met zich meebrengen omdat de houten delen onder de isolatie kouder worden. Isolatie aan de onderzijde van de vloer is de meeste gunstige optie. De houten constructie wordt door de isolatie warmer, waardoor de kans op houtrot kleiner is. Bovendien is het zo ook nog mogelijk om de kruipruimte te blijven ventileren. Ook door isolatie op de bodem van de kruipruimte te plaatsen, gaat er minder warmte verloren. Deze methode is wel minder effectief. Daartegenover staat dat het gemakkelijk toe te passen is.

Aandacht voor de natuur

Gaat u uw huis isoleren? Denk dan ook aan de natuur. Bij het isoleren komt het nog vaak voor dat dieren worden verstoord of gedood. Om dat te voorkomen schrijft de Natuurbeschermingswet voor dat in geval er vogels of andere beschermde dieren in het geding zijn een ontheffing noodzakelijk is. Een voornemen tot isoleren begint daarom met een ecologische quick scan waarin gekeken wordt of het te isoleren gebouw een geschikte plek is voor vogels of andere beschermde diersoorten. Als het gebouw geschikt is moet nader onderzoek plaatsvinden om na te gaan of er daadwerkelijk vogels of andere beschermde diersoorten aan de orde zijn en in welke mate. Een ontheffing van de Wet Natuurbescherming is nodig om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Bij natuurvriendelijk isoleren krijgen de dieren de kans weg te vliegen vóórdat het isolatiebedrijf isoleert. Daarna wordt gezorgd voor nieuwe verblijfplaatsen voor de dieren.

De gemeente Schiermonnikoog heeft voor een groot deel van het dorp al een Ecologische quickscan uitgevoerd. Wanneer een dergelijke quickscan nodig is, kan u tegen betaling van een beperkt bedrag gebruik maken van deze quick scan.

Denk bij isolatie ook aan natuurvriendelijke isolatiematerialen. De mate waarin isolatiemateriaal natuurvriendelijk is leest u af uit de milieuclassificatie. Ons advies is, kies tenminste voor de klasse 3 (aanvaardbaar) en bij voorkeur voor de klasse 1 (beste keus) of 2 (goede keus).

4.3 Tips voor opwekking van duurzame energie; hoe doe ik het goed?

Zonne-installaties op het dak

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Isolatie

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Warmtepompen

afbeelding binnen de regeling

5 AANPASSING WELSTANDNOTA

5.1 Begrenzing

De begrenzing van het deelgebied Streekbebouwing uit de Welstandnota december 2014 sluit niet geheel aan bij die van het beschermde dorpsgezicht. Er zijn verschillen in de perceelsbegrenzing. Deze zijn wat minder belangrijk dan de verschillen waar ook bebouwing in zit. We focussen hier op bebouwing die niet in het beschermde dorpsgezicht zit en wel onder de voorliggende beleidsnotitie valt. Dit zijn:

  • ◼︎

    De watertoren aan de noordzijde van het beschermde dorpsgezicht;

  • ◼︎

    Martjeland 2 aan de westzijde van het beschermde gezicht, en

  • ◼︎

    De bebouwing aan de oostkant van Rijsbergen (Knuppeldam).

Daarnaast is het deelgebied Streekbebouwing in de Welstandnota op enkele plekken juist groter dan het beschermde dorpsgezicht. Om deze reden spreken we bij de aanpassingen van bestaande teksten in de Welstandnota van “het deelgebied Streekbebouwing voor zover gelegen binnen het beschermde dorpsgezicht”. Het betreft:

  • ◼︎

    Een klein gebied aan de noordoostkant van het beschermde dorpsgezicht bij Tsjebbeglop, en

  • ◼︎

    De bebouwing ten zuiden van hotel van der Werff aan de Reeweg.

afbeelding binnen de regeling

Grens beschermd dorpsgezicht volgens aanwijzing

afbeelding binnen de regeling

Grens Streekbebouwing volgens Welstandnota

Om de hiervoor omschreven verschillen in de gebiedsbegrenzingen geven wij in dit hoofdstuk aan waar de Welstandnota moet worden aangepast ten gevolge van het nieuwe beleid in het deelgebied 1 Streekbebouwing voor zover in het beschermde dorpsgezicht gelegen, deelgebied 2 Dorpsuitbreiding voor zover in het beschermde dorpsgezicht gelegen, deelgebied 7 voor zover in het beschermde dorpsgezicht gelegen en deelgebied 10/122 voor zover in het beschermde dorpsgezicht gelegen.

5.2 Aanpassingen en verwijzingen bestaande Welstandnota

Hoofdstuk 2 A en B

In hoofdstuk 2B worden de samenvattende schema’s opgenomen die hierna worden aangegeven met de daarbij horende A3 kaart van deze beleidsnota bladzijde 10. In hoofdstuk 7 Bijlagen nemen we de volledige beleidsnota op. Het oorspronkelijke hoofdstuk 2 van de Welstandnota wordt hoofdstuk 2A.

Bij de bladzijden uit de Welstandnota met een schema die gaan over de deelgebieden 1, 2, 7 en 12 wordt in de koptekst gemeld “voor het beleid van panden en erven die zijn gelegen in het beschermde dorpsgezicht en duurzaamheidsmaatregelen zoals plaatsing van zonne-installaties, gevelisolatie, dakisolatie, raamisolatie en warmtepompen verwijzen we naar het beleid verwoord in hoofdstuk 2B en toegelicht in de bijlage 4 Duurzaamheid op Streek”.

Inhoud hoofdstuk 2B

Het beschermde dorpsgezicht Schiermonnikoog betreft voornamelijk een groot deel van deelgebied 1 uit deze Welstandnota en voor kleine gedeelten ook deelgebied 2, 7 en 12. Op de bijgevoegde kaart met het beleid voor duurzaamheidsmaatregelen in het beschermde dorpsgezicht worden verschillende deelgebieden. Voor deze deelgebieden geldt beleid voor zonne-installaties, voor gevel-, dak- en raamisolatie en voor de plaatsing van warmtepompen. In onderstaande schema’s wordt per deelgebied samengevat wat het beleid inhoudt. Voor de onderbouwing en bredere uitleg verwijzen we naar Bijlage 4 van hoofdstuk 7.

Deelgebied streken met vrijwel aaneengesloten straatwand (zie paragraaf 3.1 in Bijlage 4)

Soort duurzaamheidsmaatregel

Hoofdlijn beleid

Uitzonderingen

Zonne-installaties

  • ◼︎

    Niet op daken hoofdgebouwen

  • ◼︎

    Wel mogelijkheden in bijbehorende overtuinen, zie deelgebied overtuinen

Platte daken waarop zonne-installaties komen die niet zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte

Gevelisolatie

Aan de binnenzijde

 

Dakisolatie

Aan de binnenzijde met isolatiemateriaal met een dampremmende laag aan de warme zijde van de ruimte

Aan de buitenzijde als een dunne isolatiemat wordt gebruikt

Raamisolatie

  • ◼︎

    Bij historische panden alleen achterzetbeglazing, geen voorzetbeglazing

  • ◼︎

    Overigens vrij

Zie voor uitzonderingen blz. 27/28 Bijlage 4

Warmtepomp

  • ◼︎

    Niet vóór aaneengesloten straatwanden

  • ◼︎

    Kan in bijbehorende overtuinen, zie deelgebied overtuinen

  • ◼︎

    Geluiddempende omkasting verplicht

 

Deelgebied streken met afwisselende straatwand (zie paragraaf 3.2 in Bijlage 4)

Soort duurzaamheidsmaatregel

Hoofdlijn beleid

Uitzonderingen

Zonne-installaties

  • ◼︎

    Niet op daken hoofdgebouwen

  • ◼︎

    Wel mogelijkheden in bijbehorende overtuinen, zie deelgebied overtuinen

Platte daken waarop zonne-installaties komen die niet zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte

Gevelisolatie

Kan aan de buitenzijde m.u.v.:

  • ◼︎

    gevels uit gebakken materiaal in vooroorlogse panden;

  • ◼︎

    gebouwen met waardevolle cultuurhistorische elementen in de gevels

In deze gevallen gevelisolatie aan de binnenzijde toepassen

 

Dakisolatie

Kan aan de buitenzijde m.u.v.:

  • ◼︎

    gebouwen met bijzondere dakvormen die daardoor zouden worden gewijzigd

Bij dit soort bijzondere dakvormen dakisolatie aan de binnenzijde toepassen met isolatiemateriaal met een dampremmende laag aan de warme zijde van de ruimte

 

Raamisolatie

  • ◼︎

    Bij historische panden alleen achterzetbeglazing, geen voorzetbeglazing

  • ◼︎

    Overigens vrij

Zie voor uitzonderingen blz. 27/28 Bijlage 4

Warmtepomp

  • ◼︎

    Mogelijk mits passende positionering, eenvoudige vormgeving, en passend kleur- en materiaalgebruik

  • ◼︎

    Geluiddempende omkasting verplicht.

 

Deelgebied overtuinen (zie paragraaf 3.3 in Bijlage 4)

Soort duurzaamheidsmaatregel

Hoofdlijn beleid

Uitzondering

Zonne-installaties

  • ◼︎

    Kan op daken van gebouwen die op basis van het omgevingsplan mogelijk zijn, mits deze in kleur, materiaal en compositie harmoniëren met de omgeving

  • ◼︎

    Kan niet in grondopstelling tenzij (zie uitzondering)

Als er geen mogelijkheden zijn op daken in de overtuin of op (collectieve) of eigen daken daarbuiten kan een grondopstelling onder voorwaarden. De opstelling ligt niet direct in het zicht, het groene karakter van de overtuin blijft overwegend (nl. voor meer dan 60% groen) gehandhaafd. De schaal van de grondopstelling is zeer beperkt (in afstemming op de inspiratiegids voor de overtuinen).

Gevelisolatie

Kan aan de buitenzijde (recreatiewoningen of thuiswerkplekken/kantoor aan huis) mits materiaal en kleur aansluiten bij de omgeving

 

Dakisolatie

Kan aan de buitenzijde (recreatiewoningen of thuiswerkplekken/kantoor aan huis) mits materiaal en kleur aansluiten bij de omgeving

 

Raamisolatie

Geen voorwaarden

 

Warmtepomp

  • ◼︎

    Kan mits passende positionering, eenvoudige vormgeving en passend kleur- en materiaalgebruik.

  • ◼︎

    Geluiddempende omkasting verplicht.

 

Monumentale en markante bebouwing (zie paragraaf 3.4 in Bijlage 4)

Soort duurzaamheidsmaatregel

Hoofdlijn beleid

Uitzondering

Zonne-installaties

Niet op hoofdgebouwen

  • ◼︎

    Op niet of beperkt zichtbare aan- of bijgebouwen

  • ◼︎

    Indien er dwingende reden zijn voor duurzame opwek (bijvoorbeeld voortbestaan van het gebouw) is een maatwerkontwerp mogelijk, passend in kleur en materiaal en zo mogelijk integraal voor het gehele dak. Een deskundigenadvies is noodzakelijk. Voorafgaand hieraan moeten alle andere oplossingsrichtingen zijn onderzocht volgens de stappen die op bladzijde 24 in de Ladder zijn opgenomen.

Gevelisolatie

Aan de binnenzijde

 

Dakisolatie

Aan de binnenzijde met isolatiemateriaal met een dampremmende laag aan de warme zijde van de ruimte

Aan de buitenzijde als een dunne isolatiemat wordt gebruikt

Raamisolatie

Bij monumenten en markante gebouwen alleen achterzetbeglazing, geen voorzetbeglazing.

Zie voor uitzonderingen blz. 27/28 Bijlage 4

Warmtepomp

  • ◼︎

    Kan voor zover plaatsing van een warmtepomp mogelijk is op een niet of minder opvallend deel van het erf. Dit met een passende positionering, een eenvoudige vormgeving en passend kleur- en materiaalgebruik.

  • ◼︎

    Geluiddempende omkasting verplicht.

 

Overige bebouwing (zie paragraaf 3.5 in Bijlage 4)

Soort duurzaamheidsmaatregel

Hoofdlijn beleid

Uitzondering

Zonne-installaties

Kunnen op: 

  • ◼︎

    platte daken waarop zonne-installaties door de hoogte of wijze van plaatsing niet zichtbaar zijn;

  • ◼︎

    op bijgebouwen of afdaken in niet of beperkt zichtbare achtertuinen;

  • ◼︎

    op de woningen in Zevenhuizen;

  • ◼︎

    op in het zicht gelegen gebouwen De Stag en ’t Kanaal, mits een goed ontwerp wordt gemaakt met veel gevoel voor de eenvoud en subtiliteit die op een opvallend dakvlak nodig is.

 

Gevelisolatie

Kan aan de buitenzijde m.u.v.:

  • ◼︎

    gevels uit gebakken materiaal in vooroorlogse panden;

  • ◼︎

    gebouwen met waardevolle cultuurhistorische elementen in de gevels

In deze gevallen gevelisolatie aan de binnenzijde toepassen

 

Dakisolatie

Kan aan de buitenzijde m.u.v.:

  • ◼︎

    gebouwen met bijzondere dakvormen die daardoor zouden worden gewijzigd

Bij dit soort bijzondere dakvormen dakisolatie aan de binnenzijde toepassen met isolatiemateriaal met een dampremmende laag aan de warme zijde van de ruimte

 

Raamisolatie

Bij historische panden alleen achterzetbeglazing, geen voorzetbeglazing.

Zie voor uitzonderingen blz. 27/28 Bijlage 4

Warmtepomp

  • ◼︎

    Kan op een niet of minder opvallend deel van het erf

  • ◼︎

    Indien zichtbaar vanuit de openbare ruimte in passende positionering, eenvoudige vormgeving, en passend kleur- en materiaalgebruik.

  • ◼︎

    Geluiddempende omkasting verplicht.

 

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 19 november 2024

, voorzitter (I. van Gent)

, griffier (T. Toren)


Noot
1

Ook moet gekeken worden naar de mogelijke stapeling van geluid als meerder warmtepompen in een gebied worden geplaatst.

Noot
2

De watertoren is in de Welstandnota als deelgebied 10 becijferd, maar draagt de kleur van bijzondere bebouwing in het buitengebied. Uit het schema dat hiervoor is opgesteld leiden we af dat het de bedoeling was om de watertoren in deelgebied 12 te plaatsen.