Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727566
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727566/1
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2025De gemeenteraad van de gemeente Tilburg,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2024,
gezien het advies van de Sociale Raad Tilburg,
gelet op artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste tot en met vierde en zesde lid, 2.1.4a, eerste tot en met derde, vijfde en zesde lid, 2.1.4b, tweede lid, 2.1.6, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015,
b e s l u i t
- 1.
de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2024 per 1 januari 2025 in te trekken;
- 2.
vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2025.
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, die daadwerkelijk beschikbaar is, financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau en een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is;
- b.
algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;
- c.
beleidsregels: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg;
- d.
besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg: het door het college op grond van deze verordening vast te stellen Besluit maatschappelijk ondersteuning gemeente Tilburg (Besluit MO Tilburg) waarin nadere regels opgenomen worden over de uitvoering van deze verordening;
- e.
bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;
- f.
budgetplan: door cliënt en/of zijn vertegenwoordiger opgesteld plan waarin is opgenomen hoe het persoonsgebonden budget wordt besteed en met een concrete invulling van de te verlenen ondersteuning;
- g.
college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg;
- h.
dossier: geheel van schriftelijk of elektronisch vastgelegde gegevens met betrekking tot de verlening aan cliënten van activiteiten, diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening of algemene voorziening behoren respectievelijk met betrekking tot een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan;
- i.
gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;
- j.
gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
- k.
huisgenoot: partners, ouders en kinderen die met elkaar in een huis wonen zijn huisgenoten. Ook anderen kunnen als huisgenoot worden aangemerkt indien zij feitelijk met de cliënt in hetzelfde huis wonen en uit factoren blijkt dat zij in een bepaalde mate (sociaal en/of financieel) een relatie onderhouden met de cliënt waardoor van hen in redelijkheid mag worden verwacht dat zij gebruikelijke hulp bieden aan de cliënt. Als anderen een commerciële huurrelatie hebben met cliënt, zijn zij geen huisgenoot in de zin van de Wmo;
- l.
hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
- m.
informele zorgverlener: een persoon die zorg verleent op basis van een persoonsgebonden budget en geen professionele zorgverlener is;
- n.
ingezetene: cliënt die zijn woonplaats heeft in de gemeente Tilburg;
- o.
mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;
- p.
melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
- q.
OAD: Ontwikkelingsgerichte Arbeidsmatige Dagbesteding;
- r.
onafhankelijke cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie en advies die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;
- s.
onverwijld: in ieder geval binnen drie werkdagen;
- t.
persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;
- u.
persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;
- v.
professionele zorgverlener: een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a,b, c, d of e van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving van het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg die meerdere werknemers in dienst heeft of die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel;
- w.
pgb vertegenwoordiger: een door de pgb-houder gemachtigde natuurlijke persoon of rechtspersoon dan wel een door de rechter benoemde wettelijke vertegenwoordiger die de aan het persoonsgebonden budget verbonden taken op zich neemt.
- x.
sociale netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;
- y.
voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;
- z.
wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- aa.
woonvoorziening: roerende zaak dan wel bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning of voorziening voor verhuis- en inrichtingskosten.
Artikel 1.2 Doelgroep van deze verordening
-
1. Deze verordening richt zich op personen:
- a.
die hun woonplaats hebben in Tilburg, en
- b.
die hun zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie willen behouden of verbeteren en daar ondersteuning bij nodig hebben, of
- c.
die, al dan niet woonachtig in Tilburg, als mantelzorger ondersteuning aan een ingezetene van Tilburg bieden.
- a.
-
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid richt de verordening zich wat betreft opvang en beschermd wonen met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.2.2. van de wet op ingezetenen van Nederland die in Tilburg ondersteuning zoeken.
Hoofdstuk 2 Toegang
Artikel 2.1 Melding en vooronderzoek
-
1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch bij het college worden gedaan.
-
2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en informeert de cliënt over de gang van zaken na de melding, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.
-
3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3. van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.
-
4. De cliënt of degene die namens hem de melding doet wordt gewezen op de mogelijkheid zich tijdens het onderzoek te laten bijstaan door iemand uit het eigen netwerk of een onafhankelijke cliëntondersteuner.
-
5. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.
-
6. Voor of tijdens het gesprek verschaft de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover de cliënt op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
-
7. Het college brengt de cliënt op hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.
Artikel 2.2 Gesprek
-
1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
- a.
de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;
- b.
het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;
- c.
de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
- d.
de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
- e.
de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
- f.
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
- g.
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
- h.
de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;
- i.
welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en
- j.
de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.
- a.
-
2. Als de aanvraag ziet op een verstrekking van een pgb waarbij cliënt een vertegenwoordiger heeft gemachtigd de aanvraag namens hem in te dienen, kan het college de gemachtigde bij het onderzoek betrekken en vragen bij het gesprek aan te sluiten. De gemachtigde/vertegenwoordiger mag niet de (beoogd) zorgverlener of medewerker van de (beoogd) zorgverlener zijn. De informele zorgverlener die 1e, 2e of 3e graads familie is van de aanvrager dan wel met de aanvrager een gezamenlijke huishouding voert, kan wel als gemachtigde/vertegenwoordiger optreden.
-
3. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.1, zevende lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
-
4. Het college informeert de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.
-
5. Voor zover het college dat nodig acht om het onderzoek volledig en zorgvuldig uit te kunnen voeren, kan informatie ingewonnen worden bij derden, mits de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger daarvoor door ondertekening van een toestemmingsverklaring toestemming hebben gegeven.
-
6. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger besluiten af te zien van het gesprek.
Artikel 2.3 Verslag van het onderzoek
-
1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.
-
2. Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek (plan van aanpak).
-
3. De cliënt en/of zijn vertegenwoordiger tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 10 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon met wie hij het gesprek heeft gevoerd.
-
4. Als de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.
-
5. Als de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.
-
6. Op aanvragen voor begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen en OAD, alle in de vorm van zorg in natura, is een afwijkende procedure van toepassing. Deze staat beschreven in artikel 2.5 van deze verordening.
Artikel 2.4 Aanvraag maatwerkvoorziening
-
1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na ontvangst van de melding.
-
2. Een cliënt of zijn gemachtigde of (wettelijk) vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
-
3. Het college kan een ondertekend verslag aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.
Artikel 2.5 Aanvraag maatwerkvoorziening begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen en OAD, in de vorm van zorg in natura
-
1. Bij een aanvraag voor een maatwerkvoorziening voor begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf of beschermd wonen wordt samengewerkt met de gecontracteerde partij Siem. In geval van OAD wordt samengewerkt met de gecontracteerde partij Kikmaat. Toegang Tilburg voert het onderzoek uit zoals beschreven in artikel 2.1.2 van de Wmo 2015. Zodra er sprake is van een noodzaak voor een maatwerkvoorziening wordt de cliënt overgedragen aan de gecontracteerde partij. Zij bepaalt in afstemming met de cliënt de aard en omvang van de maatwerkvoorziening.
-
2. De uitkomsten van dit onderzoek worden vastgelegd in een verslag (ondersteuningsplan). Het door de cliënt/diens vertegenwoordiger ondertekende verslag van het onderzoek (ondersteuningsplan) vormt tevens de beschikking.
-
3. Het college kan nadere regels stellen.
Artikel 2.6 Aanvraag persoonsgebonden budget
In aanvulling op artikel 2.4 omvat een aanvraag voor een persoonsgebonden budget in elk geval:
- a.
de motivering waarom een pgb gewenst wordt;
- b.
de te treffen maatwerkvoorziening en het beoogde resultaat;
- c.
de voorgenomen uitvoering daarvan en de kwalificaties van de uitvoering.
Artikel 2.7 Aanvraag maatwerkvoorziening begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen en OAD in de vorm van een persoonsgebonden budget
-
1. Indien er een noodzaak bestaat voor een maatwerkvoorziening in de vorm van begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen of OAD en de cliënt wenst deze te verzilveren in de vorm van een persoonsgebonden budget, stelt Toegang Tilburg eerst vast of de cliënt (of diens vertegenwoordiger) voldoende regievaardig is voor het uitvoeren van de taken die behoren bij het persoonsbonden budget. Indien de cliënt voldoende regievaardig is, kan de gecontracteerde partij Siem of Kikmaat (OAD) gevraagd worden om een expertadvies voor de bepaling van de aard en omvang van de voorziening. In het ondersteuningsplan worden de te behalen resultaten, de aard en omvang van de benodigde zorg vastgelegd.
-
2. De cliënt en/of zijn vertegenwoordiger stellen samen een budgetplan op waarin ze aangeven hoe de ondersteuning wordt verleend. Toegang Tilburg beoordeelt of hiermee de doelen zoals beschreven in het Plan van Aanpak in voldoende mate behaald kunnen worden.
-
3. Zorgverlener en cliënt en/of zijn vertegenwoordiger ondertekenen het budgetplan.
-
4. Het ondertekende budgetplan samen met het ondertekende verslag van het onderzoek kunnen als aanvraag voor een maatwerkvoorziening worden aangemerkt.
-
5. Het college kan nadere regels stellen.
Artikel 2.8 Inhoud beschikking
-
1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening geeft het college in ieder geval aan of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en geeft het college tevens aan hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.
-
2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
- b.
wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
- c.
hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,
- d.
welke andere oplossingen of voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- a.
-
3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
- c.
wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
- d.
welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;
- e.
wat de ingangsdatum en de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
- f.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- a.
-
4. Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.
-
5. Bij begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen en OAD (alle in de vorm van zorg in natura) wordt er geen separate beschikking afgegeven. Het ondertekende ondersteuningsplan (opgesteld door Toegang Tilburg en/of gecontracteerde aanbieder) vormt de beschikking.
Artikel 2.9 Advisering en onderzoek door (extern) deskundige
-
1. Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.
-
2. De cliënt en/of zijn vertegenwoordiger worden op de hoogte gebracht van het in te winnen advies als bedoeld in lid 1.
-
3. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag, degene door of namens wie een melding of aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten:
- a.
op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.
- b.
op een door het college te bepalen plaats en tijdstip op een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.
- a.
-
4. De cliënt en de huisgenoten zijn verplicht om hun medewerking te verlenen aan de oproep of onderzoek genoemd in lid 3.
-
5. De medewerkingsplicht van de cliënt en de huisgenoten houdt ook de verplichting in om:
- a.
aan het college, gevraagd en ongevraagd, mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op de voorziening;
- b.
medewerking te verlenen aan een bezichtiging van de persoonlijke woon- en leefsituatie en/of een controle inzake een verstrekte of te verstrekken dienst of middel waaronder begrepen een kwaliteitscontrole van een door het college verstrekte voorziening.
- a.
-
6. Wanneer het college gebruik maakt van zijn onderzoeksbevoegdheden, houdt het college rekening met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zoals die zijn verbonden aan het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen
Artikel 3.1 Algemene voorziening
-
1. Een algemene voorziening kan ingericht zijn voor alle ingezetenen van Tilburg of voor een specifieke doelgroep, en is rechtstreeks toegankelijk zonder of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.
-
2. Het college kan nadere regels stellen.
Artikel 3.2 Waardering voor mantelzorgers
Het college draagt jaarlijks zorg voor een blijk van waardering voor mantelzorgers. Het college zal bij nadere regeling regels stellen over op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.
Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen
Artikel 4.1 Criteria voor maatwerkvoorzieningen
-
1. Het college neemt het verslag, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.
-
2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
- a.
ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of op grond van een voorziening ingevolge een andere wet kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of
- b.
ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
- a.
-
3. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst passende voorziening.
Artikel 4.2 Aanvullende criteria voor woonvoorzieningen
-
1. Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerst of de cliënt kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning en die verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat. Deze beoordeling zal alleen plaatsvinden indien de aanpassing van de woning een bedrag zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg te boven gaat.
-
2. Het college stelt nadere regels.
Artikel 4.3 Aanvullende criteria voor vervoersvoorzieningen
-
1. Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerst of de cliënt gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare algemene voorziening of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de cliënt kan leiden tot het te bereiken resultaat.
-
2. Het college stelt nadere regels.
Artikel 4.4 Aanvullende criteria voor hulp bij het huishouden
-
1. Bij de toekenning van ondersteuning bij het huishouden in de vorm van een maatwerkvoorziening richt het college zich op één of meerdere van de volgende resultaten:
- a.
het schoon en leefbaar houden van de woning;
- b.
het beschikken over schone en draagbare kleding.
- a.
-
2. Het schoon en leefbaar houden van de woning heeft uitsluitend betrekking op woonruimten binnen de woning. Buitenruimten vallen hier niet onder.
-
3. Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, of de cliënt één of meerdere huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen in het kader van gebruikelijke hulp.
-
4. Een cliënt komt, in aanvulling op artikel 4.1, niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als hij zelf, of met behulp van zijn partner/gezin of sociaal netwerk de resultaten zoals genoemd in lid 1 kan behalen.
-
5. Het college stelt nadere regels.
Artikel 4.5 Aanvullende criteria voor opvang en beschermd wonen
-
1. In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor opvang als hij:
- a.
feitelijk of residentieel dakloos is, al dan niet voorgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en
- b.
beperkt zelfredzaam is op meerdere door het college aan te wijzen leefgebieden, en
- c.
niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiële dakloosheid op kunnen heffen.
- a.
-
2. In aanvulling op artikel 4.1 kan een slachtoffer van huiselijk geweld in aanmerking komen voor opvang als deze:
- a.
slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten, of indien sprake is van kindermishandeling en opvang van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en
- b.
18 jaar of ouder is, al dan niet met kinderen, en
- c.
geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociaal netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorziening.
- a.
-
3. In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor beschermd wonen als:
- a.
er sprake is van een beperkt psychisch/psychosociaal functioneren en/of beperkt intellectueel functioneren (al dan niet in combinatie met gedragsproblemen, een somatische aandoening, een lichamelijke handicap en/of verslavingskenmerken), en
- b.
er behoefte is aan een beschermende woonomgeving om verslechtering van de situatie te voorkomen en/of verbetering te bereiken, en
- c.
het voor de cliënt noodzakelijk is dat er een woonomgeving is waarbij toezicht en begeleiding aanwezig is, of in de nabijheid aanwezig is, en
- d.
hij niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen op kunnen heffen.
- a.
-
4. Het college kan nadere regels stellen inzake toelating naar aanleiding van afspraken met andere gemeenten over wederzijdse overdracht van cliënten inzake prioritering van doelgroepen bij de toegang tot beschermd wonen.
Artikel 4.6 Weigeringsgronden voor maatwerkvoorzieningen
-
1. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening als:
- a.
de cliënt of de maatwerkvoorziening niet voldoet aan de criteria zoals genoemd in artikel 4.1 van deze verordening;
- b.
het een voorziening betreft die de cliënt na de melding maar vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of het college de goedkoopst passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;
- c.
de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen. Het college moet dan wel de noodsituatie, de goedkoopst passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kunnen beoordelen;
- d.
de gevraagde maatwerkvoorziening reeds eerder is verstrekt en de normale afschrijvingsduur van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen of vaststaat dat de eerder verstrekte voorziening niet meer passend is;
- e.
als deze niet in overwegende mate op het individu is gericht;
- f.
de aanspraak niet is vast te stellen doordat de cliënt of zijn huisgenoten niet of onvoldoende voldoen aan de inlichtingen- en medewerkingsverplichting.
- a.
-
2. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie als:
- a.
deze niet langdurig noodzakelijk is;
- b.
de noodzaak tot ondersteuning redelijkerwijs vermijdbaar was en van de cliënt verwacht had mogen worden dat hij maatregelen zou hebben getroffen die de gevraagde maatwerkvoorziening overbodig had gemaakt nu de hulpvraag en de noodzaak tot ondersteuning hierbij redelijkerwijs voorzienbaar waren voor de cliënt;
- c.
de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Tilburg.
- a.
-
3. Het college verstrekt geen woonvoorziening:
- a.
als de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;
- b.
als de cliënt zijn hoofdverblijf niet heeft of zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;
- c.
ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;
- d.
als het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;
- e.
als de cliënt een doelgroepengebouw bewoont en de aan te brengen voorziening voor die doelgroep algemeen gebruikelijk is;
- f.
als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;
- g.
indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college.
- a.
-
4. Het college kan aanvullende criteria stellen in verband met de weigeringsgronden voor een specifieke maatwerkvoorziening.
Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budgetten
Artikel 5.1 Regels voor pgb
-
1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.
-
2. Het tarief voor een pgb:
- a.
wordt vastgesteld op de soort voorziening, de omvang van de voorziening en een door de cliënt opgesteld budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden
- b.
wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige en doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot maatwerkvoorzieningen behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;
- c.
bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.
- a.
-
3. De hoogte van een pgb voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten. De opbouw van de pgb tarieven, waaronder mogelijke indexeringen begrepen, worden bij of krachtens bepalingen in dit hoofdstuk geregeld.
-
4. Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk.
-
5. Een pgb wordt alleen verstrekt als tijdens het onderzoek naar aanleiding van de melding is vastgesteld dat cliënt en/of zijn pgb vertegenwoordiger voldoende in staat is regie te voeren over de kwaliteit en uitvoering van het budgetplan met het oog op de te behalen resultaten.
-
6. Als de cliënt een pgb vertegenwoordiger heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren, mag om belangenverstrengeling te voorkomen, deze vertegenwoordiger niet de uitvoerder als professioneel zorgverlener zijn van de diensten die met het pgb worden ingekocht. Voor informele zorgverleners geldt dat deze wel vertegenwoordiger én uitvoerder van de zorg mogen zijn in geval de informele zorgverlener 1e, 2e of 3e graads familie is of indien de informele zorgverlener een gezamenlijke huishouding voert met de cliënt.
-
7. Tussenpersonen en belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald.
-
8. Het is verplicht om de modelovereenkomsten van de Sociale Verzekeringsbank te gebruiken.
-
9. De persoon die een persoonsgebonden budget ontvangt voor een voorziening als bedoeld in artikel 5.16 of 5.17, danwel de vertegenwoordiger, mag met de zorgverlener geen afspraak maken op basis waarvan de SVB de zorgverlener uitbetaalt zonder dat de persoon die een persoonsgebonden budget ontvangt de factuur heeft geaccordeerd. Dit betekent dat de zorgverlener maandelijks een factuur met daadwerkelijk gerealiseerde uren aan de persoon die het persoonsgebonden budget beheert ter accordering aanbiedt
-
10. Het college kan nadere regels stellen aan de beschikbaarheid tot en het gebruik van het persoonsgebonden budget.
Hulpmiddelen
Artikel 5.2 Opbouw van tarief van persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen
-
1. Het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten (onderhoud) en een eventueel verplicht afgesloten WA-verzekering, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Het college kan de cliënt verzoeken om twee offertes te vragen. Het college kan ook zelf nog een offerte opvragen om de offerte(s) van de cliënt te toetsen.
-
2. Het maximum van de toepasselijke pgb-bedragen is opgenomen in bijlage 1. Dit zijn de bedragen zoals die gelden per 1 januari 2024.
-
3. Jaarlijks worden de maximum pgb-bedragen zoals genoemd in bijlage 1, per 1 januari, verhoogd met een indexering. Voor wat betreft het bepalen van het indexeringspercentage wordt aangesloten bij de indexering die de gemeente betaalt aan de door haar gecontracteerde zorgaanbieder voor de betreffende voorziening in natura. Is in het contract geen indexering voorzien, dan wordt ook het pgb niet verhoogd. Jaarlijks publiceert het college de maximum pgb-bedragen, vermeerderd met indexering, zoals die gelden per 1 januari van het betreffende kalenderjaar.
Reparatie/keuring/onderhoud
Artikel 5.3 Persoonsgebonden budget voor reparatie en onderhoud van hulpmiddelen
-
1. Het persoonsgebonden budget voor onderhoud en reparatie wordt jaarlijks uitgekeerd.
-
2. Het persoonsgebonden budget voor onderhoud en reparatie is een vast bedrag op jaarbasis. De hoogte van het bedrag wordt jaarlijks gebaseerd op de vaste bedragen in bijlage 1. Dit zijn de bedragen zoals die gelden per 1 januari 2024.
-
3. Jaarlijks worden de maximum pgb-bedragen zoals genoemd in lid 2, per 1 januari, verhoogd met een indexering. Voor wat betreft het bepalen van het indexeringspercentage wordt aangesloten bij de indexering die de gemeente betaalt aan de door haar gecontracteerde zorgaanbieder voor de betreffende voorziening in natura. Is in het contract geen indexering voorzien, dan wordt ook het pgb niet verhoogd. Jaarlijks publiceert het college de maximum pgb-bedragen, vermeerderd met indexering, zoals die gelden per 1 januari van het betreffende kalenderjaar.
Sportvoorziening
Artikel 5.4 Persoonsgebonden budget voor een sportvoorziening
-
1. Voor een sportvoorziening kan men in aanmerking komen als zonder deze voorziening sporten niet mogelijk is.
-
2. Voor een sportvoorziening wordt uitsluitend een gemaximeerd persoonsgebonden budget verstrekt. De hoogte is, ongeacht het inkomen, gelijk aan de werkelijke kosten van de sportvoorziening tot een maximum van € 3.615,64. Tegelijk met de verstrekking van de aanschafkosten wordt een forfaitair bedrag verstrekt van € 803,91 waarmee voor een periode van drie jaar een sportvoorziening aangepast, verzekerd, gerepareerd en onderhouden dient te worden. De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Het college zal de cliënt verzoeken om één of twee offertes te vragen. De offerte moet ook bevatten een indicatie voor de onderhouds- en reparatiekosten gedurende de afschrijvingsduur. Het college kan ook zelf nog een offerte opvragen om de offerte(s) van de cliënt te toetsen. Indien een geschikt middel verkrijgbaar is bij een gecontracteerde leverancier kan het persoonsgebonden budget nooit hoger zijn dan de kosten die het college kwijt zou zijn bij deze gecontracteerde leverancier
-
3. Als de cliënt nog steeds gebruikt maakt van de sportvoorziening, kan aansluitend aan de in het tweede lid bedoelde periode van drie jaar, jaarlijks een forfaitair bedrag in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt worden van € 557,04 in de kosten van aanpassing, verzekering, onderhoud en reparatie van de sportvoorziening.
-
4. De bedragen genoemd in dit artikel zijn de bedragen zoals die gelden per 1 januari 2024 en worden jaarlijks per 1 januari verhoogd met de Consumenten Prijsindex (CPI). Dit CPI-percentage baseren we op de "nominale ontwikkelingen t.b.v. actualisering" die het Rijk verstrekt in maart van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin gewijzigde bedragen gaan gelden. Jaarlijks publiceert het college de maximum pgb-bedragen, vermeerderd met indexering, zoals die gelden per 1 januari van het betreffende kalenderjaar.
Vervoersvoorzieningen
Artikel 5.5 Persoonsgebonden budget voor vervoerskosten
-
1. Kan een persoon vanwege zijn specifieke situatie geen gebruik maken van het CVV (regiotaxi/regiovervoer), dan kan hij in aanmerking komen voor een gemaximeerd persoonsgebonden budget om zelf in het vervoer te voorzien. De onderstaande bedragen zijn per kalenderjaar voor:
- a.
gebruik van een (eigen) auto: € 555,00;
- b.
gebruik van een taxi: € 555,00;
- c.
gebruikskosten bruikleenauto € 345,00;
- a.
-
2. De tarieven (lid 1 sub a en b) zijn gebaseerd op de voorziening in natura (regiotaxi/regiovervoer) waarbij maximaal 1500 kilometer per (kalender)jaar gereisd mag worden en een kilometertarief van € 0,37 per kilometer. Het tarief onder lid 1 sub c is gebaseerd op een kilometertarief van € 0,23 per kilometer.
-
3. Indien een cliënt geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, regiotaxi niet mogelijk is en eigen vervoer niet beschikbaar is, en op geen enkele andere manier een goedkopere passende vervoersvoorziening gegeven kan worden, wordt aan de cliënt een persoonsgebonden budget verstrekt om met een reguliere (rolstoel)taxi te reizen. Dit bedrag wordt vastgesteld op grond van het feitelijke vervoerspatroon van de cliënt, maar met een maximum van 1500 kilometer tegen een bedrag dat met het taxibedrijf wordt afgesproken, maar maximaal het goedkoopste tarief van de reguliere (rolstoel)taxi. Het college zal de cliënt verzoeken om één of twee offertes te vragen. Het college kan ook zelf nog een offerte opvragen om de offerte(s) van de cliënt te toetsen.
Artikel 5.6 Persoonsgebonden budget voor weekendvervoer
-
1. Onder weekendvervoer wordt verstaan het vervoer van de instelling waar de cliënt woont naar het adres waar de te bezoeken relatie (bijv. ouder, broer) woonachtig is en vice versa.
-
2. Vervoer vanuit het woonadres van de relatie waar de cliënt gedurende het weekend verblijft wordt niet vergoed.
-
3. Het aantal bezoeken wordt in overleg met de cliënt en/of diens vertegenwoordiger bepaald. Per kalenderjaar wordt voor maximaal 26 bezoeken aan het weekendadres een persoonsgebonden budget verstrekt.
-
4. Per weekend wordt maximaal 2 maal de afstand tussen de instelling en het te bezoeken adres en de afstand van het te bezoeken adres terug naar de instelling vergoed.
-
5. De gemeente bepaalt de afstand van de instelling naar het te bezoeken adres met behulp van de ANWB-routeplanner.
-
6. Voor vergoeding komen alleen in aanmerking kilometers die binnen Nederland worden gereden.
-
7. De kilometerprijs bedraagt € 0,23 per kilometer.
-
8. De vergoeding per kalenderjaar is beperkt tot maximaal het bedrag dat verstrekt wordt op grond van artikel 5.5 lid 1 sub a van deze verordening.
-
9. Het persoonsgebonden budget wordt door de gemeente maandelijks uitbetaald. Na afloop van het kalenderjaar vindt middels een steekproef controle plaats op het gebruik van de voorziening.
Artikel 5.7 Tarieven voor cliënt met een toekenning voor vervoerskosten op grond van de Wmo 2007 (vóór 1 januari 2015).
Voor cliënten aan wie een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor vervoer is toegekend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007 blijven de bedragen zoals toegekend van toepassing voor de duur dat de beschikking is afgegeven.
Artikel 5.8 Persoonsgebonden budget voor een gehandicapten parkeerkaart / kosten parkeerplaats
-
1. Als een cliënt niet of onvoldoende gecompenseerd wordt met collectief vraagafhankelijk vervoer (regiotaxi/regiovervoer) en het gebruik van een auto wel voldoende compensatie biedt, kan hij, als een gehandicaptenparkeerkaart voor hem noodzakelijk is, in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget voor de kosten van een invalidenparkeerkaart en de kosten van de noodzakelijke medische keuring.
-
2. Als een cliënt niet of onvoldoende gecompenseerd wordt met collectief vraagafhankelijk vervoer en het gebruik van een auto wel voldoende compensatie biedt, kan hij, als een gehandicaptenparkeerplaats voor hem noodzakelijk is, in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget in verband met de aanleg van die parkeerplaats. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gelijk aan de kosten die de gemeente in rekening brengt voor het aanleggen van de parkeerplaats.
Artikel 5.9 Persoonsgebonden budget voor een autoaanpassing
-
1. Het persoonsgebonden budget voor een autoaanpassing wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Het college zal de cliënt verzoeken om één of twee offertes op te vragen. De offerte moet ook (indien van toepassing) een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur bevatten. Het college kan ook zelf nog een offerte opvragen om de offerte(s) van de cliënt te toetsen.
-
2. Indien een geschikt middel verkrijgbaar is bij een gecontracteerde leverancier kan het persoonsgebonden budget nooit hoger zijn dan de kosten die het college kwijt zou zijn bij deze gecontracteerde aanbieder.
Woonvoorzieningen
Artikel 5.10 Persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen
-
1. Het persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Het college zal de cliënt verzoeken om één of twee offertes op te vragen. Het college kan ook zelf nog een offerte opvragen om de offerte(s) van de cliënt te toetsen.
-
2. Het is mogelijk een persoonsbonden budget te krijgen voor de kosten van het aanbouwen of uitbreiden van een vertrek bij een bestaande woning of de extra bouwkosten bij een nieuw te bouwen woning. Voor de berekening van het persoonsgebonden budget wordt als richtlijn genomen een aantal extra m2 (conform de aanvullende criteria in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg), vermenigvuldigd met de verdiepingshoogte, met een maximum van 3.00m. De grondprijs wordt bepaald op grond van het "Kader Grondprijzen" dat jaarlijks door de gemeenteraad wordt vastgesteld.
Artikel 5.11 Persoonsgebonden budget voor verhuis-en inrichtingskosten en bezoekbaar maken van een woning
-
1. Een persoonsgebonden budget voor verhuis- en inrichtingskosten:
- a.
De hoofdbewoner van een woonruimte kan een gemaximeerd persoonsgebonden budget voor verhuis- en inrichtingskosten ontvangen van € 2.566,15.
- b.
Een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte een aangepaste woonruimte ontruimt, komt in aanmerking voor een gemaximeerd persoonsgebonden budget van € 4.695,54.
- a.
-
2. Een persoonsgebonden budget voor het bezoekbaar maken:
Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van een woning bedraagt € 6.736,31.
-
3. De bedragen genoemd in dit artikel zijn de bedragen zoals die gelden per 1 januari 2024 en worden jaarlijks per 1 januari verhoogd met de Consumenten Prijsindex (CPI). Dit CPI-percentage baseren we op de "nominale ontwikkelingen t.b.v. actualisering" die het Rijk verstrekt in maart van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin gewijzigde bedragen gaan gelden. Jaarlijks publiceert het college de maximum pgb-bedragen, vermeerderd met indexering, zoals die gelden per 1 januari van het betreffende kalenderjaar.
Artikel 5.12 Persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen van niet bouwkundige of technische aard
-
1. Indien de bedoelde voorziening een wo¬ningsa¬nering betreft, die noodzakelijk is in verband met longaandoeningen en/of allergi¬sche aandoenin¬gen, of de vervanging van tapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik, worden de maximale vergoe¬dingsbedragen bere¬kend op de wijze als aange¬geven onder a en b.
- a.
Voor gordijnen en vloerbedekking worden de volgende normbedragen per vierkante meter gehanteerd:
- •
Overgordijnen woonkamer: € 42,25 per m2 raamoppervlak;
- •
Overgordijnen slaapkamer: € 30,27 per m2 raamoppervlak;
- •
Vitrage woon- en slaapkamer: € 27,82 per m2 raamoppervlak;
- •
Vloerbedekking woonkamer: € 22,55 per m2 vloeroppervlak;
- •
Vloerbedekking slaapkamer: € 19,90 per m2 vloeroppervlak.
- •
- b.
Bij het bepalen van het persoonsgebonden budget wordt rekening gehouden met afschrijving van de te vervangen gordijnen, vitrage en vloerbedekking in een periode van 8 jaar, op de volgende wijze:
- •
Leeftijd tot 2 jaar: vergoeding van 100 % van het normbedrag;
- •
Leeftijd tot 4 jaar: vergoeding van 75 % van het normbedrag;
- •
Leeftijd tot 6 jaar: vergoeding van 50 % van het normbedrag;
- •
Leeftijd tot 8 jaar: vergoeding van 25 % van het normbedrag;
- •
Ouder dan 8 jaar: geen vergoeding meer omdat de artikelen economisch zijn afgeschreven.
- •
- a.
-
2. De bedragen genoemd in dit artikel zijn de bedragen zoals die gelden per 1 januari 2024 en worden jaarlijks per 1 januari verhoogd met de Consumenten Prijsindex (CPI). Dit CPI-percentage baseren we op de "nominale ontwikkelingen t.b.v. actualisering" die het Rijk verstrekt in maart van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin gewijzigde bedragen gaan gelden. Jaarlijks publiceert het college de maximum pgb-bedragen, vermeerderd met indexering, zoals die gelden per 1 januari van het betreffende kalenderjaar.
Artikel 5.13 Persoonsgebonden budget voor keuring, onderhoud en reparatie van woonvoorzieningen
-
1. Ten aanzien van de onder lid 2 genoemde voorzieningen komen de werkelijk gemaakte kosten voor reparatie in aanmerking voor vergoeding alsmede de kosten van de wettelijke verplichte keuringen en de onderhoudskosten (1 maal per jaar) in aanmerking voor vergoeding. De hoogte van het persoonsgebonden budget is dan gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten
-
2. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op de volgende door het college toegekende voorzieningen; elektromechanisch openings- en sluitingsmechanisme van deuren; stoelliften, rolstoel- of sta plateauliften, woonhuisliften, hefplateauliften en balansliften.
Dienstverlening
Artikel 5.14 Tarieven persoonsgebonden budgetten voor diensten:
-
1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor professionele zorgverleners begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen en OAD is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten tot het maximum van de toepasselijke pgb-bedragen zoals opgenomen in bijlage 2. Aan deze pgb-tarieven liggen de tarieven zorg in natura ten grondslag. De pgb-tarieven zijn gebaseerd op 85% van het kostprijsonderzoek zorg in natura.
-
2. De tarieven voor professionele zorgverleners voor begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen en OAD zoals opgenomen in bijlage 2 betreffen de bedragen zoals die gelden per 1 januari 2024. Jaarlijks worden deze bedragen, per 1 januari, verhoogd met een indexering. Voor wat betreft het bepalen van het indexeringspercentage wordt aangesloten bij de indexering die de gemeente betaalt aan de door haar gecontracteerde zorgaanbieder voor de betreffende voorziening in natura. Is in het contract geen indexering voorzien, dan wordt ook het pgb niet verhoogd. Jaarlijks publiceert het college de pgb-bedragen, vermeerderd met indexering, zoals die gelden voor professionele zorgverlening per 1 januari van het betreffende kalenderjaar.
-
3. De persoonsgebonden budgetten voor zorgverleners hulp bij het huishouden, zoals opgenomen in bijlage 2, zijn gebaseerd op het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT (Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg), vermeerderd met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren. De persoonsgebonden budgetten worden geïndexeerd conform deze cao. Jaarlijks, en vaker indien nodig vanwege een aanpassing van de cao, publiceert het college het pgb-bedrag,
-
4. De persoonsgebonden budgetten voor informele zorgverleners voor begeleiding, dagopvang en OAD zijn gebaseerd op het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij Functie Waardering Gezondheidszorg (FWG 30) van de voor de betreffende periode geldende cao VVT (Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg), vermeerderd met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren. De persoonsgebonden budgetten worden geïndexeerd conform deze cao. Jaarlijks, en vaker indien nodig vanwege een aanpassing van de cao, publiceert het college het pgb-bedrag,
-
5. Onder een professionele zorgverlener verstaan we een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a,b, c, d of e van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving van het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg die meerdere werknemers in dienst heeft of die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel. In artikel 5.17 staan de eisen waaraan een professionele zorgverlener moet voldoen om voor het hoge tarief in aanmerking te komen.
-
6. Informele zorgverleners uit het eigen sociale netwerk en overige niet-gekwalificeerde zorgverleners ontvangen het tarief voor informele zorg. Bij vaststelling of er sprake is van een formeel (geleverd door zorgverlener die voldoet aan de kwalificaties zoals genoemd in artikel 5.17 lid 3) of informeel (geleverd door informeel zorgverlener) tarief, geldt dat 1e, 2e & 3e graads familiebanden voorgaan op de kwalificatie. Ook in geval van het voeren van een gezamenlijke huishouding gaat de relationele band voor op de kwalificatie.
-
7. Indien een cliënt een persoonsgebonden budget wil verzilveren bij een door de gemeente Tilburg gecontracteerde aanbieder (zorg in natura) wordt het pgb budget gelijkgesteld aan het tarief dat de aanbieder bij zorg in natura zou ontvangen (ongeacht het aantal uren of dagdelen begeleiding dat nodig is voor het te behalen resultaat). Dit is conform de contractuele afspraken die met de aanbieders voor zorg in natura zijn gemaakt.
Hulp bij het huishouden
Artikel 5.15 Persoonsbonden budget voor maatwerkvoorzieningen hulp bij het huishouden
-
1. Cliënten die in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening kunnen kiezen om zelf ondersteuning in te kopen via een persoonsgebonden budget. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt bepaald op basis van het aantal benodigde uren/minuten vermenigvuldigd met het geldende tarief.
-
2. De omvang van het aantal benodigde uren/minuten hulp bij het huishouden wordt bepaald aan de hand van HHM “Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 met aanvullende instructie 2022”.
-
3. Het is aan de cliënt om samen met de zorgverlener afspraken te maken over het tarief per uur. De hoogte van het tarief hoeft niet te corresponderen met het tarief zoals vermeld in artikel 5.14 lid 3 van deze verordening. Het afspreken van een hoger tarief dan beschreven in bijlage 2 zal nooit leiden tot een verhoging van het persoonsgebonden budget.
-
4. Het is toegestaan om een lager tarief met de zorgverlener af te spreken mits dit tarief niet lager is dan het geldende minimumloon.
-
5. Toegang Tilburg beoordeelt op basis van het budgetplan of het resultaat zoals beschreven in het plan van aanpak, met het voorstel van de cliënt en zijn zorgverlener, redelijkerwijs kan worden behaald. Indien Toegang Tilburg van mening is dat het resultaat niet kan worden behaald, wordt het budgetplan afgewezen.
-
6. Indien het door de cliënt ingediende budgetplan lager is dan het maximale te verstrekken bedrag op basis van het aantal benodigde uren/minuten is het budgetplan leidend.
Begeleiding/dagopvang/ kortdurend verblijf/beschermd wonen en OAD
Artikel 5.16 Persoonsgebonden budget voor begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen en OAD
-
1. Cliënten die in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening kunnen kiezen om zelf ondersteuning in te kopen via een persoonsgebonden budget. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt bepaald op basis van het aantal benodigde uren/dagdelen vermenigvuldigd met het geldende tarief.
-
2. Het is aan de cliënt om samen met de zorgverlener afspraken te maken over het tarief per uur, dagdeel of etmaal en dit op te nemen in het budgetplan. De hoogte van het tarief hoeft niet te corresponderen met de tarieven zoals vermeld in artikel 5.14 lid 2 en lid 4.
-
3. Het is toegestaan om een lager tarief met de zorgverlener af te spreken mits dit tarief niet lager is dan het geldende minimumloon.
-
4. Het is toegestaan om een hoger tarief met de zorgverlener af te spreken mits de resultaten zoals beschreven in het plan van aanpak worden behaald. Het afspreken van een hoger tarief dan de tarieven beschreven in bijlage 2 zal nooit leiden tot een verhoging van het persoonsgebonden budget of het toekennen van meer dagdelen of uren tegen dit hogere tarief.
-
5. Toegang Tilburg beoordeelt op basis van het budgetplan of het resultaat zoals beschreven in het plan van aanpak, met het voorstel van de cliënt en zijn zorgverlener, redelijkerwijs kan worden behaald. Indien Toegang Tilburg van mening is dat het resultaat niet kan worden behaald, wordt het budgetplan afgewezen.
-
6. Indien het door de cliënt ingediende budgetplan lager is dan het maximale te verstrekken bedrag op basis van het aantal benodigde uren/dagdelen is het budgetplan leidend.
-
7. Er kan alleen een persoonsgebonden budget worden toegekend voor begeleiding indien de zorgverlener voldoet aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg. Voldoet de beoogd zorgverlener niet aan de kwaliteitseisen dan wordt het persoonsgebonden budget niet verstrekt. De cliënt kan dan kiezen voor een andere pgb-zorgverlener of voor zorg in natura.
Artikel 5.17 eisen ten aanzien van de zorgverlening in de vorm van een pgb
-
1. Om goede kwaliteit van zorgverlening te kunnen waarborgen stellen we eisen aan de kwaliteit van zorg(verlening).
-
2. Voor álle zorgverleners gelden de eisen zoals opgenomen in bijlage 4. Alleen indien aan deze eisen wordt voldaan kan zorg worden ingekocht bij de betreffende zorgverlener.
-
3. Alleen voor professionele zorgverleners die voldoen aan de eisen zoals opgenomen in bijlage 5 kan het tarief voor een professionele zorgverlener worden toegekend. Zorgverleners die niet voldoen aan deze eisen ontvangen het tarief van de informele zorgverlener.
-
4. Het college kan nadere regels stellen.
Beschermd wonen
Artikel 5.18 Persoonsgebonden budget voor beschermd wonen
-
1. Cliënten die in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening kunnen kiezen om zelf ondersteuning in te kopen via een persoonsgebonden budget. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt bepaald op basis van de soort benodigde zorg. Toegang Tilburg bepaalt welk soort zorg nodig is.
-
2. Het persoonsgebonden budget voor beschermd wonen is uitsluitend in te zetten bij een professionele zorgverlener.
-
3. Een persoonsgebonden budget voor beschermd wonen is altijd exclusief de kosten voor huisvesting.
-
4. Er kan alleen een persoonsgebonden budget worden toegekend voor beschermd wonen indien de zorgverlener voldoet aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg. Voldoet de beoogd zorgverlener niet aan de kwaliteitseisen dan wordt het persoonsgebonden budget niet verstrekt. De cliënt kan dan kiezen voor een andere pgb-zorgverlener of voor zorg in natura.
-
5. Indien het door de cliënt ingediende budgetplan lager is dan het maximale te verstrekken bedrag op basis van de soort zorg is het budgetplan leidend.
-
6. De tarieven zijn ingedeeld in arrangementen. De omschrijvingen zijn opgenomen in bijlage 3 van deze verordening.
Hoofdstuk 6 Bijdragen
Artikel 6.1 Bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen
Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening of pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruikt maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb is verstrekt.
- 1.
Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een bij verordening aangewezen algemene voorziening zolang de cliënt van deze voorziening gebruik maakt.
- 2.
De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of pgb en voor bij verordening aangewezen algemene voorzieningen, zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan te hoogste het landelijk vastgestelde bedrag per maand voor de ongehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de wet of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.
- 3.
In afwijking van het eerste en tweede lid is een cliënt een bijdrage verschuldigd in de kosten van het gebruik van collectief vervoer (regiovervoer/regiotaxi) ter hoogte van;
- a.
Een opstaptarief en een bijdrage per kilometer op het niveau van het in de regio geldende standaardtarief van openbaar vervoer, of in afwijking daarvan;
- b.
Een opstaptarief en een bijdrage per kilometer met een hoger tarief zodra de cliënt zijn jaarlijks te gebruiken kilometerbudget heeft verbruikt;
- c.
De bedragen, zoals bedoeld in lid 5 sub a, worden jaarlijks vastgesteld door de Provincie Noord-Brabant & de Stuurgroep Regiovervoer Midden Brabant
- d.
Voor het verstrekken van een Regiovervoerspas wordt éénmaal per vijf jaar een vergoeding op het niveau van de kosten van een OV chipkaart in rekening gebracht door Regiovervoer Midden-Brabant
- e.
Voor ritten, zoals bedoeld in lid 3, is tijdens de door de Stuurgroep Regiovervoer Midden-Brabant vastgestelde piektijden het tarief per rit gelijk aan het vrije reizigerstarief van Regiovervoer.
- f.
De bedragen, zoals bedoeld in lid 3 lid b, worden jaarlijks vastgesteld door de Stuurgroep Regiovervoer Midden Brabant.
- g.
Het college stelt nadere regels
- a.
- 4.
De kostprijs van een:
- a.
maatwerkvoorziening of bij verordening aangewezen algemene voorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;
- b.
maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening (eigendom, huur of bruikleen).
- c.
Persoonsgebonden budget is gelijk aan de hoogte van het persoonsgebonden budget.
- a.
Hoofdstuk 7 Toezicht en handhaving
Artikel 7.1 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen pgb's en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015
-
1. Het college informeert cliënten of vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorzieningen of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
-
2. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet en/of een algemene voorziening zoals bedoeld in artikel 3.1 van deze verordening.
-
3. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet en/of een algemene voorziening zoals bedoeld in artikel 3.1 van deze verordening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening, het pgb of algemene voorziening is aangewezen;
- c.
de maatwerkvoorziening, het pgb of algemene voorziening niet meer toereikend is te achten;
- d.
de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening, het pgb of algemene voorziening verbonden voorwaarden, of
- e.
de cliënt de maatwerkvoorziening, het pgb of algemene voorziening niet of voor een ander doel gebruikt.
- a.
-
4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
-
5. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening, algemene voorziening of het ten onrechte genoten pgb.
-
6. Als het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan het college deze voorziening terugvorderen.
-
7. Als het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan het college deze voorziening terugvorderen.
-
8. Teneinde uitvoering te geven aan de toezichthoudende taak als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wmo2015 verwerkt het college persoonsgegevens, waaronder mogelijk bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Artikel 7.2 Opschorting betaling uit het persoonsgebonden budget
Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e van de wet.
Artikel 7.3 Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb's met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.
Artikel 7.4 Tegengaan van oneigenlijk gebruik en fraude
Het college treft de nodige maatregelen om oneigenlijk gebruik van maatwerkvoorzieningen tegen te gaan en fraude te bestrijden. Tot deze maatregelen behoren in ieder geval:
- a.
Het college zoekt waar mogelijk de samenwerking met organisaties die zich ook bezighouden met het tegengaan van oneigenlijk gebruik en fraude op het terrein van de zorg of aanverwante terreinen;
- b.
Het college verricht zo nodig onderzoek bij zorgverleners van maatwerkvoorzieningen die een subsidie- of contractrelatie hebben met de gemeente Tilburg onderhouden of die ondersteuning verlenen op grond van een persoonsgebonden budget aan inwoners van de gemeente Tilburg;
- c.
Het college maakt afspraken met aanbieders van voorzieningen over de facturatie, resultaatsturingen, accountantscontroles, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, de prestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties;
- d.
Het college controleert, al dan niet steekproefsgewijs, of de gemaakte afspraken zoals genoemd in het voorgaande lid worden nagekomen;
- e.
Het college kan nadere regels stellen.
Hoofdstuk 8 Kwaliteit en klachten
Artikel 8.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
-
1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:
- a.
het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;
- b.
het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning en
- c.
erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;
- d.
voor zover van toepassing, er op toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.
- a.
-
2. Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen (waaronder persoonsgebonden budgetten), eisen met betrekking tot deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.
-
3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
Artikel 8.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden
-
1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:
- a.
een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of
- b.
een reële prijs die geldt als ondergrens voor:
- 1.
een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en
- 2.
de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.
- 1.
- a.
-
2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:
- a.
overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c van de wet, en
- b.
rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.
- a.
-
3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:
- a.
de kosten van de beroepskracht;
- b.
redelijke overheadkosten;
- c.
kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;
- d.
reis en opleidingskosten;
- e.
indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;
- f.
overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.
- a.
-
4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.
Artikel 8.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
-
1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudende instantie aan.
-
2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudende instantie.
-
3. De toezichthoudende instantie, bedoeld in artikel 6.1 van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.
-
4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.
Artikel 8.4 Klachtregeling
-
1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.
-
2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en indien gewenst in overleg met de cliëntenraden.
Artikel 8.5 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning
-
1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van voorzieningen.
-
2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en indien gewenst in overleg met de cliëntenraden.
Hoofdstuk 9 Inspraak
Artikel 9.1 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
-
1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
-
2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het gemeentelijk beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
-
3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
-
4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.
Hoofdstuk 10 Privacy
Artikel 10.1 Privacyprotocol
Op de vastlegging en verwerking van persoonsgegevens op grond van deze verordening is het Privacyprotocol Toegang Tilburg van toepassing.
Hoofdstuk 11 Slotbepalingen
Artikel 11.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt of mantelzorger afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 11.2 Voorwaarden
Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.
Artikel 11.3 Besluit en Beleidsregels
Het college stelt een Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg en beleidsregels vast. Hierin neemt het nadere regels op over de uitvoering van deze verordening, over de omvang van verstrekkingen en over de omvang van de eigen bijdrage.
Artikel 11.4 Indexering
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg geldende bedragen indexeren. In deze verordening en in het Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg is opgenomen voor welke bedragen dit geldt, welk prijsindexcijfer gehanteerd wordt en over welke periode van 12 maanden de index berekend wordt.
Artikel 11.5 Intrekking oude verordening en overgangsrecht
-
1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2024 wordt per 1 januari 2025 ingetrokken.
-
2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2024, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
-
3. Meldingen die zijn gedaan vóór 1 januari 2025 onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2024 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.
-
4. Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.
-
5. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2024, geschiedt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2024 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.
-
6. Van het in lid 5 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.
Artikel 11.6 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.
-
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2025 (Verordening MO Tilburg 2025).
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 november 2024,
de griffier
de voorzitter
Toelichting op de verordening
Artikelsgewijze toelichting op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2024.
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In de Wmo en het daarop gebaseerde Besluit is een groot aantal definities opgenomen. Voor de leesbaarheid is een selectie hiervan opgenomen in de begripsbepalingen van de verordening. Niet iedere bepaling behoeft toelichting.
a. Algemeen gebruikelijke voorziening
Het is niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt, waarvan gelet op de omstandigheden van de cliënt, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken. Het college moet steeds onderzoeken of een voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor de cliënt. De beoordeling of sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening voor de cliënt richt zich op het beantwoorden van de vraag of de cliënt over de voorziening zou (hebben kunnen) beschikken als hij geen beperkingen zou hebben gehad. Bij die beoordeling kunnen, zo blijkt uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, de volgende criteria een rol spelen.
Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze:
- -
niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;
- -
daadwerkelijk beschikbaar is;
- -
een passende bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie;
- -
financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.
e. Bijdrage in de kosten
Bijdrage in de kosten van een algemene of maatwerkvoorziening (m.u.v. onafhankelijke cliëntondersteuning). Voorheen werd dit eigen bijdrage of eigen aandeel genoemd. In hoofdstuk 6 wordt dit nader uitgewerkt.
f. Budgetplan
In het budgetplan beschrijft de cliënt, samen met de beoogd zorgverlener, hoe hij het persoonsgebonden budget wil besteden. De basis voor dit plan is het gesprek dat de cliënt heeft gehad met Toegang Tilburg en het plan van Aanpak dat is opgesteld. In het plan van aanpak staat ook beschreven wat de cliënt met deze ondersteuning concreet moet bereiken. Het ingevulde budgetplan wordt beoordeeld door Toegang Tilburg.
g. College
College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg
i. Gebruikelijke hulp
Hulp of zorg die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.
j. Gesprek
Het gesprek is het mondeling contact na een melding waarin het college met degene die maatschappelijke ondersteuning vraagt zijn gehele situatie inventariseert ten aanzien van zijn mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of maatwerkvoorzieningen zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren of te voorkomen dat hij gebruik moet maken van beschermd wonen of opvang.
k. Huisgenoot
Het is belangrijk om het begrip huisgenoot te definiëren. Dit vanwege het thema “gebruikelijke hulp”. Zie de definitie van het begrip gebruikelijke hulp ook in artikel 1.1. Van partners, ouders en kinderen mag aangenomen worden dat men een huisgenoot is. Maar wanneer is sprake van huisgenoten anders dan partners, ouders en kinderen van wie “naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht” ” dat zij hulp bieden aan de cliënt? Antwoord: De feitelijke situatie is altijd bepalend. Dat begint met de feitelijke constatering of mensen in hetzelfde huis wonen. De inschrijving bij de gemeente in de Basisregistratie Personen (BRP) is daarbij van belang maar niet leidend. Indien er sprake is van een gezamenlijke toegang maar achter de toegang/centrale voordeur heeft men een eigen appartement (zelfstandige woonruimte), is er geen sprake van hetzelfde huis. Ook in geval van een mantelzorgwoning (als zelfstandige woonruimte) gelegen op het perceel van de woning van de cliënt, is er geen sprake van hetzelfde huis. Indien men feitelijk in hetzelfde huis woont maar vervolgens sprake is van een zuivere (onder-)huurrelatie dan is gebruikelijke hulp (tussen huurder en andere bewoners van de woning) niet aan de orde. Overigens blijkt uit rechtspraak dat het enkel op papier hebben van een huurrelatie niet de doorslag geeft. Zeker niet indien de huur niet marktconform is en/of betalingsbewijzen tot huurbetaling ontbreken.
m. Informele zorgverlener
Zie dit begrip in samenhang met het begrip “professionele zorgverlener” onder v. Voor de verstrekking van pgb’s is het relevant om een onderscheid te maken tussen inzet door professionele en informele zorgverleners. Dit onderscheid is van belang voor het bepalen van het tarief en (kwaliteits-) eisen. Kort gezegd, is de informele zorgverlener een zorgverlener die niet te kwalificeren is als een professionele zorgverlener.
p. Melding
Iedereen kan zich melden met een hulpvraag. Door het melden maakt men de hulpvraag aan het college kenbaar. In vervolg op deze melding zal het college in samenspraak met de cliënt zo spoedig mogelijk een onderzoek (laten) instellen. Indien de ingezetene alleen informeert naar bijvoorbeeld de beschikbaarheid van een algemene voorziening of kenbaar maakt gebruik te willen maken van een algemene voorziening, is er geen aanleiding om een onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid van de wet, in te stellen.
t. Persoonlijk plan
In het plan kan de cliënt, al dan niet tezamen met zijn persoonlijke netwerk, de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 onderdelen a tot en met e van de wet, en de maatschappelijke ondersteuning die door hem wordt gewenst beschrijven.
v. Professionele zorgverlener
Zie de toelichting bij de definitie ”informele zorgverlener”. Van een professionele zorgverlener is een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a,b, c, d of e van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving van het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg die meerdere personeelsleden in dienst heeft of die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel.
Artikel 1.2 Doelgroep
Deze verordening kent twee doelgroepen. Allereerst cliënten die in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie. Om hiervoor in aanmerking te komen, dient de cliënt ingezetene te zijn van de gemeente Tilburg. We gaan hierbij uit van de inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP) en de concrete feiten en omstandigheden. Om voor een maatwerkvoorziening gericht op beschermd wonen in aanmerking te komen moet men in ieder geval ingezetene zijn van Nederland, maar niet per se van de gemeente Tilburg. Mantelzorgers kunnen voor vormen van ondersteuning in aanmerking komen, indien degene voor wie zij mantelzorger zijn ingezetene is van de gemeente Tilburg.
Hoofdstuk 2 Toegang
Artikel 2.1 Melding en vooronderzoek
In dit artikel is opgenomen dat een hulpvraag schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch bij het college kan worden gedaan. Dit kan zowel bij de gemeente als bij één van de partners van de gemeente die gezamenlijk Toegang Tilburg vormen. De melding kan door of namens de cliënt worden gedaan, wat betekent dat ook iemand uit de omgeving van de cliënt als vertegenwoordiger kan optreden.
In lid 2 is opgenomen dat het college de ontvangst van de melding registreert (tijdstip van melding) en schriftelijk bevestigt. Tevens wordt de cliënt geïnformeerd over de vervolgprocedure en diens rechten en plichten, zoals het maken van een afspraak voor het gesprek, de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan en de mogelijkheid gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning. De cliënt mag zich tijdens het onderzoek laten bij bijstaan door iemand uit zijn eigen netwerk of een cliëntondersteuner. Het gebruik van een cliëntondersteuner is altijd gratis.
In lid 3 is opgenomen dat in spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3. van de wet het college na ontvangst van de melding een tijdelijke maatwerkvoorziening treft in afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Met onverwijld bedoelen wij binnen maximaal 3 werkdagen.
In lid 5 is opgenomen dat het college alle gegevens verzamelt die door het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet, toegankelijk en van belang zijn over de cliënt en zijn situatie. Er wordt zo spoedig mogelijk een afspraak gemaakt voor een gesprek.
Lid 6 bepaalt dat de cliënt voor het gesprek alle overige gegevens en bescheiden die naar oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen aan het college moet overhandigen. In ieder geval verstrekt de cliënt een identificatiedocument zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
In lid 7 is opgenomen dat de cliënt de mogelijkheid heeft een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid van de wet op stellen. In dit plan kan de cliënt aangeven op welke wijze hij vorm wil geven aan zijn persoonlijk arrangement om zelfredzaam te kunnen zijn en te participeren. Dit draagt bij aan de mate van eigen regie door de cliënt. Indien de cliënt zo'n persoonlijk plan wil indienen, dient hij dit uiterlijk 7 dagen na de melding te overhandigen aan het college.
Artikel 2.2 Gesprek
In dit artikel is opgenomen dat het college in een gesprek onderzoek doet. Het onderzoek vormt de kern van de procedure. De wet beschrijft in artikel 2.3.2 vierde lid de zaken die tijdens het onderzoek aan bod moeten komen. In dit artikel wordt benadrukt dat een gesprek deel uitmaakt van het onderzoek en dat het past in het stelsel van deze Wmo dat daar de omgeving van de cliënt zoveel mogelijk bij betrokken wordt.
Het gesprek wordt gevoerd namens het college door professionals. Het uitgangspunt hierbij is dat het (eerste) gesprek bij de cliënt thuis zal plaatsvinden. Op verzoek van de cliënt kan het gesprek ook op een andere locatie plaatsvinden.
In lid 2 is opgenomen dat bij een aanvraag voor een persoonsgebonden budget waarbij er sprake is van een gemachtigde/vertegenwoordiger deze bij de aanvraag kan worden betrokken. Deze gemachtigde/vertegenwoordiger mag echter niet de (beoogd) zorgverlener zijn of medewerker van de (beoogd) zorgverlener zijn. Om het onderzoek behorende bij de Wmo goed te kunnen uitvoeren is het van belang eerst samen met de cliënt zelf en een eventuele (onafhankelijke) vertegenwoordiger te onderzoeken welke voorziening noodzakelijk is en of de cliënt en of deze vertegenwoordiger in voldoende mate in staat is de taken die horen bij het pgb te kunnen uitvoeren alvorens de (beoogd) zorgverlener hierbij te betrekken. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt indien de (beoogde) informele hulpverlener, 1e, 2e of 3e graads familie is van de aanvrager dan wel met de aanvrager een gezamenlijke huishouding voert. Let op: het doen van de toets op (kosteloze) inzet door huisgenoten in gevolge gebruikelijke hulp mag niet in het gedrang komen door genoemde vertegenwoordiging.
In lid 3 is opgenomen dat indien de cliënt een persoonlijk plan heeft overhandigd dit wordt betrokken bij het onderzoek.
In lid 4 is bepaald dat het college de cliënt informeert over de gang van zaken tijdens het gesprek, diens rechten en plichten, uitleg geeft over de vervolgprocedure en hem vraagt om toestemming te geven voor het verwerken van zijn persoonsgegevens.
Lid 5 bepaalt dat voor het inwinnen van informatie bij derden (bijvoorbeeld hulp- of zorgverleners/zorgaanbieders) een toestemmingsverklaring wordt ondertekend.
Lid 6 bepaalt dat indien de cliënt genoegzaam bekend is het college met de cliënt kan besluiten af te zien van het onderzoek zoals bedoeld in de wet. De cliënt kan dan middels een aanvraagformulier een aanvraag indienen voor een maatwerkvoorziening.
Artikel 2.3 Verslag van het onderzoek
Het college draagt zorg voor een schriftelijke verslaglegging van het onderzoek (plan van aanpak) en verstrekt dit binnen 10 werkdagen aan de cliënt. Dit is een weergave van het onderzoek en gesprek en bevat de relevante informatie die is besproken tijdens het gesprek.
In lid 3 is opgenomen dat de cliënt het verslag tekent voor gezien of akkoord. Indien hij uitsluitend tekent voor gezien kan hij daarbij tevens aangeven waarom hij niet akkoord is. De cliënt draagt er zorg voor dat het getekende exemplaar binnen 10 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon met wie hij het gesprek heeft gevoerd. Ondertekening (voor gezien dan wel akkoord) kan tevens plaatsvinden via een berichtgeving aan het college door cliënt per mail.
In lid 5 is opgenomen dat indien de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening hij dit kan aangeven op het door hem ondertekende verslag. Dit verslag dient dan tevens als aanvraag.
Lid 6: zie artikel 2.5 van deze verordening voor een afwijkende procedure met betrekking tot begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen en OAD.
Artikel 2.4 Aanvraag maatwerkvoorziening
In de Wmo 2015 zijn de termijnen afwijkend geregeld ten opzichte van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Na ontvangst van de melding dient er binnen maximaal zes weken een onderzoek plaats te vinden. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is afgerond tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na de melding.
Na ontvangst van een aanvraag heeft het college twee weken de tijd om een beschikking af te geven.
Indien er conform artikel 2.2 lid 6 wordt afgezien van een onderzoek kan de cliënt of zijn gemachtigde of (wettelijk) vertegenwoordiger een aanvraag schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
Lid 3 bepaalt dat ook een ondertekend verslag van het onderzoek kan dienen als aanvraag indien de cliënt op het verslag heeft aangegeven in aanmerking te willen komen voor een maatwerkvoorziening.
Artikel 2.5 Aanvraag maatwerkvoorziening begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen en OAD in de vorm van zorg in natura
Toegang Tilburg onderzoekt of er een noodzaak bestaat voor een maatwerkvoorziening voor begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen of OAD. Als uit het onderzoek blijkt dat hier een noodzaak voor bestaat, wordt de cliënt overgedragen aan de gecontracteerde partij begeleiding (Siem) of Kikmaat in geval van OAD. De gecontracteerde partij bepaalt de aard en omvang van de benodigde begeleiding. Samen met de cliënt wordt gekeken welke aanbieder het beste bij de problematiek van de cliënt past. De uitkomsten van het onderzoek worden vastgelegd in een ondersteuningsplan. Deze vormt tevens de beschikking. In het Besluit en de Beleidsregels kan het college deze procedure nader uitwerken.
De benamingen van de voorzieningen en de samenwerking met Siem en Kikmaat komen voort uit de aanbesteding resulterende in een taakgericht contract per 1 januari 2023. Met de nieuwe benamingen is de term persoonlijke verzorging komen te vervallen. Persoonlijke verzorging als zodanig wordt niet apart geïndiceerd maar kan onderdeel zijn van de voorziening begeleiding (tenzij persoonlijke verzorging onder de Zvw valt).
Artikel 2.6 Aanvraag persoonsgebonden budget
Voor maatwerkvoorzieningen bestaat in beginsel de mogelijkheid om te kiezen tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget. Indien de cliënt kiest voor verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget, moet hij hiervoor een motivering kunnen geven, zoals bedoeld in artikel 2.3.6 tweede lid onder b van de wet. Door de motivatie-eis wordt geborgd dat duidelijk is dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen. Ook moet hij vooraf inzicht geven in hoe de besteding van het persoonsgebonden budget voorziet in de vastgestelde ondersteuningsbehoefte. Mede door aan deze eisen te voldoen maakt de cliënt zich verantwoordelijk voor een passende besteding van het budget.
Met sub c bedoelen we bij een materiele zaak bijvoorbeeld technische eisen van bijvoorbeeld een traplift of scootermobiel. Bij een dienst gaan we uit van het budgetplan waarin staat opgenomen hoe, door wie en in welke vorm de dienst wordt verleend.
Artikel 2.7 Aanvraag maatwerkvoorziening begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen en OAD in de vorm van persoonsgebonden budget
Indien er een noodzaak bestaat voor een maatwerkvoorziening in de vorm van begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen of OAD, kan een cliënt hiervoor een persoonsgebonden budget ontvangen. Een belangrijke voorwaarde om hiervoor in aanmerking te komen is dat de cliënt of diens vertegenwoordiger voldoende in staat is om alle taken die horen bij een persoonsgebonden budget in voldoende mate kan uitvoeren. Dit wordt ook wel regievaardigheid genoemd. Daarnaast stellen we ook (kwaliteitseisen) aan de zorgverlener.
Om de hoogte van het persoonsgebonden budget te kunnen bepalen is het nodig om weten wat de zorgomvang is (aard en omvang van de voorziening) en welke resultaten hiermee behaald moeten worden. De gecontracteerde partij Siem of Kikmaat in geval van OAD kan om een expertadvies worden gevraagd voor de bepaling hiervan (het aantal benodigde uren/dagdelen of etmalen). De cliënt en de (beoogd) zorgverlener maken vervolgens samen een budgetplan waarin wordt beschreven hoe ze het budget gaan besteden om de doelen te kunnen behalen. Toegang Tilburg beoordeelt of het ingediende plan voldoende is om de doelen te kunnen behalen.
Artikel 2.8 Inhoud beschikking
In dit artikel is opgenomen welke elementen worden opgenomen in de beschikking. In de beschikking staat de informatie die voor de cliënt nodig is om zijn rechtspositie te bepalen en te begrijpen. Voor begeleiding en beschermd wonen vormt het ondersteuningsplan de beschikking. Het is mogelijk (via de reguliere procedure) hier bezwaar tegen te maken. De afhandeling van bezwaarzaken wordt uitgevoerd door de afdeling Juridische Zaken van de gemeente Tilburg.
Artikel 2.9 Advisering en onderzoek door (extern) deskundige
Dit artikel bepaalt dat het college bevoegd is degene door of namens wie een melding is gedaan of door of namens wie een aanvraag is ingediend, alsmede diens huisgenoten op te roepen in persoon te verschijnen en te bevragen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en te laten onderzoeken en/of bevragen door een of meer daartoe aangewezen deskundigen. De medewerkingsverplichting kan ook gaan over de bezichtiging van de persoonlijke woon- en leefsituatie. Denk hierbij ook aan het doen van een kwaliteitscontrole inzake een verstrekte of een te verstrekken dienst of middel. Dit alles met de beperking dat dit in het belang moet zijn voor de beoordeling van de aanspraak op een voorziening (lid 6).
Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen
Artikel 3.1 Algemene voorziening
Een algemene voorziening is in de wet gedefinieerd als een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie of op opvang. De beperkte toegangsbeoordeling van de algemene voorziening zal voornamelijk betrekking hebben op de doelgroep van de voorziening. Het college kan de regels voor bepaalde algemene voorzieningen nader uitwerken in nadere regels.
Artikel 3.2 Waardering voor mantelzorgers
Het college moet zorgdragen voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van haar cliënten. Artikel 2.1.6 van de wet stelt dat het moet gaan om mantelzorgers van cliënten in de gemeente. De woonplaats van de cliënt is bepalend, het kan dus ook mantelzorgers betreffen die in andere gemeenten wonen. Het gaat hierbij ook om mantelzorgers van cliënten die een hulpvraag hebben aangemeld, ook al is daar geen voorziening op basis van de wet uitgekomen.
Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen
Artikel 4.1 Criteria voor maatwerkvoorzieningen
In dit artikel is het algemene afwegingskader dat in deze Wmo centraal staat nogmaals uiteengezet. De nadruk ligt, nog meer dan onder Wmo 2007, op de eigen kracht en hulp van anderen. De maatwerkvoorziening vormt slechts het sluitstuk van de maatschappelijke ondersteuning. In artikel 2.1.3 tweede lid onderdeel a van de wet is bepaald dat de raad bij verordening moet aangeven op basis van welke criteria het college kan vaststellen of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. In dit artikel van de verordening zijn de algemene criteria opgenomen, in de volgende artikelen uit dit hoofdstuk zijn meer specifieke criteria opgenomen per productgroep. Bij het verstrekken van maatwerkvoorzieningen komt het neer op het leveren van maatwerk. Het is daardoor niet mogelijk en wenselijk om in de verordening limitatief te regelen welke maatwerkvoorzieningen zullen worden verstrekt.
In lid 3 is bepaald dat het college kan volstaan met de goedkoopst passende voorziening. Voorzieningen die in het kader van deze verordening worden verstrekt dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel passend als de meest goedkope voorziening te zijn. Met nadruk wordt hierbij gesteld dat met het begrip passend bedoeld wordt: volgens objectieve maatstaven nog toereikend. Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, zullen in principe niet voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij kan een overweging zijn dat de bruikbaarheid van een voorziening niet alleen door technische en functionele aspecten bepaald wordt. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is. Wat betreft het kwaliteitsniveau waarvan uitgegaan wordt, moge duidelijk zijn dat bij een verantwoord, maar ook niet meer dan dat, niveau dient te worden aangesloten. Het is uiteraard wel mogelijk een passende voorziening te verstrekken die duurder is dan de goedkoopst passende voorziening, mits de belanghebbende bereid is het prijsverschil uit eigen middelen te betalen.
Ook bij maatwerkvoorziening in de vorm van dienstverlening is het begrip goedkoopst passend van toepassing. Indien bijvoorbeeld de kosten van het te leveren aantal uren begeleiding de vastgestelde tarieven voor beschermd wonen (een zwaardere ondersteuningsvorm) overstijgt, kan het persoonsgebonden budget voor begeleiding worden gemaximeerd tot het niveau van de kostprijs van beschermd wonen.
Artikel 4.2 Aanvullende criteria voor woonvoorzieningen
Verhuizing naar een geschikte woning of een gemakkelijk geschikt te maken woning kan een snelle(re) oplossing bieden dan het aanpassen van een woning. Bovendien kan een woning zich niet lenen voor aanpassing. Dat kan betekenen dat er eerst naar alternatieven gekeken zal moeten worden. Daarbij zal zo mogelijk rekening gehouden worden met de behoeften van de cliënt. Dat wil zeggen dat in een afweging bepaald zal worden hoe die behoeften zich verhouden tot de belangen (met name financiële) van de gemeente.
Het college stelt hier nadere regels over op.
Artikel 4.3 Aanvullende criteria voor vervoersvoorzieningen
In dit artikel is bepaald dat bij vervoersvoorzieningen een aanwezige en bruikbare algemene voorziening (zoals een rolstoel of scootermobielpoule) een oplossing kan bieden voor personen met een beperkte vervoersbehoefte op de korte afstand. Datzelfde geldt voor het zogenaamde vraagafhankelijke vervoer van deur tot deur. Om hierbij te komen tot maatwerk zal de vervoersbehoefte van de cliënt uitgangspunt zijn voor de beoordeling welke voorziening nodig is om het te bereiken resultaat te bereiken. Voorliggende voorzieningen kunnen maatwerkvoorzieningen voorkomen.
De omvang van de te bieden compensatie zal over het algemeen liggen op 1500 kilometer per jaar.
Het college stelt hier nadere regels over op.
Artikel 4.4 Aanvullende criteria voor hulp bij het huishouden
Dit artikel gaat in op het onderdeel gebruikelijke hulp. Er wordt rekening gehouden met huisgenoten uit de leefeenheid die ouder zijn dan 18 jaar. Wanneer die in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt allereerst gekeken of dit niet een voorliggende voorziening is. Alle huisgenoten boven de 18 jaar zijn met elkaar verantwoordelijk voor het voeren van een huishouden. Dat betekent dan, wanneer één van de huisgenoten uitvalt, via herverdeling de andere huisgenoten deze taken zullen moeten overnemen. Alleen als er geen huisgenoten zijn of als huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig (bijvoorbeeld militairen op uitzending) zijn, kan er aanleiding bestaan voor het verstrekken van een voorziening.
Uiteraard bestaat er een noodzaak tot verstrekken van een voorziening als de huisgenoot zelf ook niet in staat is de bedoelde werkzaamheden te verrichten. Niet gewend zijn deze werkzaamheden te verrichten, is geen reden tot het verstrekken van een voorziening. Alleen dreigende overbelasting of bestaande overbelasting van huisgenoten kan hiertoe aanleiding zijn. Door onderzoek zal deze overbelasting vastgesteld worden.
Het college stelt hier nadere regels over op.
Artikel 4.5 Aanvullende criteria voor opvang en beschermd wonen
In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor opvang of beschermd wonen.
Indien blijkt dat beschermd wonen voor een cliënt noodzakelijk is, wordt er ook altijd beoordeeld wat voor deze cliënt de meest passende plek is.
In lid 3 is uitgewerkt wanneer een cliënt in aanmerking komt voor beschermd wonen. Er moet sprake zijn van de in het artikel genoemde beperkingen en een noodzaak zijn om verslechtering van de huidige situatie te voorkomen en/of verbetering te bereiken. Een cliënt komt alleen in aanmerking voor beschermd wonen als de cliënt niet beschikt over alternatieven.
Artikel 4.6 Weigeringsgronden voor maatwerkvoorzieningen
In dit artikel worden de zogenaamde afwijzingsgronden benoemd. Voor de volledigheid: dit artikel ziet toe op zowel de verstrekking van een voorziening in de vorm van zorg in natura als pgb.
In lid 1 onder a. wordt bepaald dat geen voorziening wordt toegekend c.q. een gevraagde voorziening wordt afgewezen indien niet aan het bepaalde in artikel 4.1 van de verordening is voldaan.
In lid 1 sub b. en c. wordt gedoeld op de situatie dat de cliënt een voorziening realiseert of aankoopt en daarna pas een beroep op de gemeente doet. Als de voorziening is gerealiseerd voor de melding, dan bestaan er feitelijk geen beperkingen meer die het college moet compenseren. Er wordt alleen een uitzondering gemaakt als er sprake was van een acute noodsituatie, waardoor cliënt niet in staat was om eerst contact te zoeken met de gemeente. Is de voorziening na de melding, maar voor de aanvraag of het besluit daarop gerealiseerd, dan kan het college de voorziening weigeren als de noodzaak, adequaatheid en passendheid van die voorziening en de gemaakte kosten achteraf niet meer beoordeeld kan worden. Dat is alleen anders als van tevoren contact is gezocht met het college en het college expliciet toestemming heeft gegeven voor de aankoop/realisering van de gevraagde voorziening.
In lid 1 sub d. wordt de situatie benoemd dat cliënt een aanvraag doet voor een voorziening terwijl de afschrijvingsduur van een eerder verstrekte voorziening nog niet is verstreken. Een afwijzing is het gevolg tenzij het de cliënt niet kan worden aangerekend. Voorbeeld jurisprudentie: in redelijkheid kon de gemeente de Wmo-aanvraag om de kosten van reparatie van een op vakantie beschadigd geraakte handbike te vergoeden, weigeren. Het was aan cliënt geweest om te zorgen voor een (reis-) verzekering die eventuele schade afdoende zou dekken. Als een dergelijke verzekering niet mogelijk of onbetaalbaar was, had cliënt ervoor kunnen kiezen om de handbike niet mee te nemen naar het buitenland.
In lid 1 sub e. is opgenomen dat geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht. De maatwerkvoorziening is immers gericht op de individuele cliënt. Het past niet om generieke voorzieningen te treffen, daar zijn algemene voorzieningen meer geschikte instrumenten voor.
In lid 1 sub f. wordt de situatie bedoeld dat cliënt en/of zijn huisgenoten niet of onvoldoende voldoen aan de inlichtingen- en of medewerkingsverplichting ter beoordeling van het recht op een maatwerkvoorziening. Zie ook de toelichting onder artikel 2.9.
In lid 2 sub a. is opgenomen dat er geen voorziening wordt verstrekt indien deze niet langdurig noodzakelijk is. Er worden alleen voorzieningen verstrekt als die voor langere tijd nodig zijn en tevens noodzakelijk zijn om de beperkingen op te heffen of te verminderen.
In lid 2 sub b: Met de eigen verantwoordelijkheid als uitgangspunt wordt, onder sub b. gesteld dat de aanvraag voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie (dus niet in geval van opvang en beschermd wonen) wordt afgewezen indien cliënt zich (verwijtbaar) in een situatie heeft gebracht die aanleiding is voor de hulpvraag aan de gemeente, nu de hulpvraag en de noodzaak tot ondersteuning hierbij redelijkerwijs voorzienbaar was voor de cliënt.
In lid 2 onder c. wordt bepaald dat in geval van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie geen voorziening wordt toegekend indien de cliënt niet als ingezetene van Tilburg) kan worden aangemerkt.
Lid 3 sub a: Deze afwijzingsgrond is bedoeld voor situaties waarin gebruikte materialen voor problemen zorgen of als de ondervonden problemen te wijten zijn aan achterstallig onderhoud of aan de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt als de cliënt goede pogingen heeft ondernomen om de gebreken door de verhuurder weg te laten nemen. Een uitzondering is ook mogelijk als er gelet op de gezondheidstoestand van de cliënt geen zicht is op opheffing van de gebreken binnen een redelijkerwijs aanvaardbaar tijdsbestek.
Lid 3 onder b.: Het college treft alleen een voorziening in of aan een woning waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft. Dit betekent dat als de cliënt over meerdere woningen beschikt, er maar één woning wordt aangepast. Dit kan alleen anders zijn als sprake is van co-ouderschap en een kind zowel bij vader als moeder woont. In dat geval kan woningaanpassing in woning van vader en in woning van moeder plaatsvinden. Dit betekent overigens niet dat de gemeente in geval ook (roerende) hulpmiddelen altijd dubbel moet verstrekken. De gemeente onderzoekt dan of ouders in redelijkheid de voorziening kunnen delen.
Lid 3 sub c.: Op basis van deze bepaling hoeft het college geen woningen aan te passen aan de beperkingen van gebouwen die Tilburg niet geschikt acht voor permanente bewoning. Lid 3 sub d. Het college verstrekt geen voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten, anders dan de in deze bepaling genoemde voorzieningen. Omdat de gemeente wel verplicht is om de beperkingen van de cliënt te compenseren, kan er in de situaties waarin een voorziening in de gemeenschappelijke ruimte wordt geweigerd, wel een verhuiskostenvergoeding worden verstrekt.
Lid 3 sub e: Een maatwerkvoorziening wordt niet verstrekt in een woongebouw dat specifiek gericht is op ouderen of mensen met een beperking, waarvan verwacht mag worden dat deze voorzieningen zijn of worden getroffen door de eigenaar. Voorbeeld: een doelgroepengebouw waarbij de gehele doelgroep een rolstoel gebruikt. Een rolstoeltoegankelijke badkamer mag voor deze specifieke doelgroep als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. De gemeente hoeft dan ook geen badkameraanpassing te verstrekken.
Lid 3 sub f.: Als er in de verlaten woning geen problemen bij de zelfredzaamheid werden ervaren, is de verhuizing naar de nieuwe woning kennelijk de oorzaak van de problemen en is men dus verhuisd naar een ongeschikte woning. Niet de ondervonden beperking, maar de verhuizing naar een niet geschikte woning is dan de voornaamste oorzaak van de ondervonden problemen. Deze bepaling heeft voornamelijk betrekking op situaties waarin men gaat verhuizen zonder specifieke reden. Er wordt een uitzondering gemaakt als een belangrijke reden voor de verhuizing aanwezig is. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een verhuizing vanwege samenwoning, huwelijk of het aanvaarden van werk elders. De beoordeling of sprake is van een belangrijke reden is afhankelijk van een weging van alle feiten en omstandigheden die van belang zijn. Er is alleen sprake van een belangrijke reden die aanleiding vormt voor toewijzing van de voorziening als de cliënt geen in redelijkheid van hem te vragen mogelijkheden heeft om zelf voor een passende oplossing te zorgen.
Lid 3 sub g.: Als een cliënt verhuist, moet hij zoeken naar een zo geschikt mogelijke woning. Het is niet de bedoeling dat men een ongeschikte woning kiest en vervolgens de rekening voor aanpassingen bij de gemeente indient. Met “verhuizen” wordt hier overigens niet alleen gedoeld op de feitelijke verhuizing, maar ook op alle onomkeerbare handelingen die hier normaal gesproken aan voorafgaan, zoals het tekenen van een koop-, huur- of erfpachtcontract. Er is sprake van een omkering van de bewijslast indien cliënt verhuist vanuit een andere gemeente en zich niet vooraf tot het college heeft gewend om alternatieven te bespreken of om toestemming te vragen. Onder deze omstandigheden is het aan de cliënt om aan de hand van controleerbare gegevens aannemelijk te maken dat er geen geschikte woning beschikbaar was.
Tot slot wordt via lid 4 ruimte gecreëerd aan het college om voor specifieke maatwerkvoorzieningen aanvullende criteria voor weigeringsgronden te stellen.
Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budgetten
Artikel 5.1 Regels voor pgb
In lid 1 is opgenomen dat het college een persoonsgebonden budget verstrekt in overeenstemming met de wet. Een pgb wordt alleen verstrekt als de cliënt dit wenst en hier gemotiveerd om vraagt. Door deze motivatie-eis wordt geborgd dat duidelijk is dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen. Een persoonsgebonden budget is bedoeld voor cliënten met een specifieke zorgbehoefte waarbij het zorg in natura aanbod niet voldoende passend is en nadrukkelijk geen alternatieve financieringsstroom voor niet-gecontracteerde zorgaanbieders.
Lid 2 bepaalt de wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld. Het tarief van het pgb is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden en is toereikend om effectieve en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen. De hoogte van het pgb bedraagt maximaal de hoogte van de kostprijs van de in betreffende situatie goedkoopst passende maatwerkvoorziening in natura. De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd zal worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste zorgverlener duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.
Er zijn verschillende tarieven voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Er wordt rekening worden gehouden met onder andere de rechtsvorm van de dienstverleners.
Tevens wordt in nadere regels verder uitgewerkt onder welke voorwaarden een cliënt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociaal netwerk. Uitgangspunt is hierbij dat de beloning van het sociaal netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt.
In lid 9 is opgenomen dat het niet is toegestaan om een vast maandloon met de zorgverlener af te bespreken voor de voorzieningen uit artikel 5.15 (hulp bij het huishouden) en artikel 5.16 (begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen of OAD). Vanuit de SVB bestaat de mogelijkheid dat budgethouder en zorgverlener in de zorgovereenkomst een vast maandloon overeenkomen. Maandelijkse betaling aan de zorgverlener vindt dan automatisch plaats door SVB zonder vooraf ontvangen factuur of specificatie. Wij vinden een dergelijke afspraak niet wenselijk en staan deze daarom niet toe. Los van het feit dat zorg in de praktijk veelal fluctueert en een vast maandloon daar geen rekening mee houdt, vinden wij het belangrijk dat de budgethouder per maand te zien krijgt welke zorg er is geleverd en wat de daarmee samenhangende kosten zijn.
Art. 5.2 en verder
In artikel 5.2 en verder is de tariefstelling van de persoonsgebonden budgetten geregeld. Er zijn diverse soorten tarieven voor persoonsgebonden budgetten zoals voor hulpmiddelen (zoals bijvoorbeeld rolstoelen), voor vervoersvoorzieningen, woningaanpassingen, maar ook voor begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen en OAD. De opbouw van de tarieven staat hier beschreven, maar ook de daadwerkelijke tarieven zijn opgesomd per voorzieningencategorie. Voor enkele voorzieningen wordt voor een nadere uitwerking verwezen naar bijlagen 1,2,3, 4 & 5.
Hoofstuk 6 Bijdragen
Artikel 6.1 Bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen
Dit artikel geeft uitvoering aan het artikel 2.1.4, eerste tot en met derde en zevende lid, en 2.1.5, eerste lid van de wet. Op maatwerkvoorzieningen is het abonnementstarief van toepassing. In het landelijke uitvoeringsbesluit is het tarief per maand opgenomen. In dit artikel is opgenomen voor welke voorzieningen het abonnementstarief van toepassing is en hoe de kostprijs van een voorziening wordt bepaald. De bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening zijn gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs. In het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 worden regels vastgesteld met betrekking tot deze bijdragen. Het CAK is verantwoordelijk voor de vaststelling en inning van de eigen bijdragen. Het college kan eventueel nadere regels stellen met betrekking tot de eigen bijdrage.
Hoofdstuk 7 Toezicht en handhaving
Artikel 7.1 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015
In dit artikel zijn regels opgenomen ter bestrijding van het onterecht ontvangen van een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget alsmede misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Dit artikel is tevens van toepassing op de algemene voorziening zoals bedoeld in artikel 3.1 van deze verordening.
Lid 1: Het is van belang dat cliënten zich bewust zijn van de rechten, maar ook de plichten die verbonden zijn aan een maatwerkvoorziening of een daaraan gekoppeld persoonsgebonden budget. Denk bijvoorbeeld aan de plicht om het college op de hoogte te houden van alle relevante feiten en omstandigheden of de medewerkingsverplichting. Of de regels rondom verantwoording van een pgb. Het college moet de cliënt hierover informeren en ook uitleggen welke mogelijke consequenties het kan hebben als men zich niet houdt aan deze verplichtingen.
Lid 2: Deze bepaling berust mede op artikel 2.3.8 van de wet, waarin is vastgelegd dat de cliënt het college alle informatie verstrekt die van belang kan zijn voor de verlening van een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget. De medewerkingsverplichting uit het derde lid van artikel 2.3.8 ziet toe op alle denkbare vormen van medewerking om toe te kunnen zien op rechtmatige verstrekking van een maatwerkvoorziening of pgb.
Lid 3: Deze bepaling regelt in welke gevallen het college een besluit tot verlening van een maatwerkvoorziening of algemene voorziening zoals bedoeld in artikel 3.1 van deze verordening, kan beëindigen of wijzigen, dan wel intrekken of herzien. Bij "wijzigen" gaat het om het aanpassen van de aanspraak naar de toekomst toe. De tegenhanger is "herzien", wat een wijziging van de aanspraak over het verleden betreft. Intrekking ziet eveneens op het verleden: een aanspraak wordt dan beëindigd vanaf een in het verleden gelegen datum.
Lid 8: Deze bepaling ziet op het wettelijk mogen verwerken/gebruikmaken van (bijzondere) persoonsgegevens bij controle door de Toezichthouder Wmo. Ook vormt dit de grondslag om (controlerende) interventies en passende maatregelen te kunnen toepassen.
Artikel 7.2 Opschorting betaling uit het persoonsgebonden budget
In dit artikel is geregeld dat het college aan de Sociale Verzekeringsbank kan verzoeken om de betalingen uit het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk op te schorten (voor maximaal 13 weken van betalingen) als er een ernstig vermoeden is dat er sprake is van een omstandigheid uit artikel 2.3.10 eerste lid, onder a, d of e. Het gaat dan om bijvoorbeeld niet voldoen aan de gestelde voorwaarden of het persoonsgebonden budget gebruiken voor een ander doel dan waarvoor het is toegekend.
Artikel 7.3 Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten
Naast met het oog op de beoordeling van kwaliteit, dient het college, al dan niet steekproefsgewijs, ook te onderzoeken of de verstrekte maatwerkvoorzieningen in natura en pgb's worden gebruikt, respectievelijk besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze zijn verstrekt en of de besteding op een rechtmatige manier gebeurt. Een onderzoek kan zowel betrekking hebben op het handelen van een cliënt of pgb-houder, als op de ondersteuningsverlening door een aanbieder/zorgverlener. Het onderzoek kan onder meer bestaan uit: dossieronderzoek, bezoek aan de cliënt, bezoek aan de locatie waar de cliënt ondersteuning krijgt en uit gesprekken met de aanbieder/zorgverlener.
Artikel 7.4 Tegengaan van oneigenlijk gebruik en fraude
Het college treft de nodige maatregelen om oneigenlijk gebruik van maatwerkvoorzieningen tegen te gaan en fraude te bestrijden. Dit doet het college door samenwerkingen aan te gaan met organisaties die zich hier ook mee bezig houden. Ook verricht het college onderzoeken naar zorgverleners en maakt ze afspraken met aanbieders op bijvoorbeeld het gebied van facturatie.
Hoofdstuk 8 Kwaliteit en klachten
Artikel 8.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
In dit artikel zijn de kwaliteitseisen opgenomen voor aanbieders ten behoeve van een goede kwaliteit van voorzieningen en deskundigheid van beroepskrachten. Het college kan tevens nadere regels stellen op het gebied van kwaliteit voor te verstrekken persoonsgebonden budgetten. Het college ziet toe op naleving van de eisen door periodieke overleggen, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en indien nodig het ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
Artikel 8.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorzieningen door derden
In dit artikel wordt geregeld dat het college voor het leveren van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4. van de wet, of een vaste prijs vaststelt, of een reële prijs vaststelt die geldt als ondergrens voor een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde of die geldt als ondergrens voor de vaste prijs. In het geval het college en reële prijs vaststelt, is het mogelijk dat inschrijvers een hoger tarief dan de reële prijs neerleggen. Het is niet mogelijk een lagere prijs neer te leggen. Indien het college een vaste prijs vaststelt, dan zal het tarief voor de inschrijvers gelijk zijn aan de vaste prijs.
In het tweede lid is opgenomen dat bij het vaststellen van de prijs het college rekening dient te houden met de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet en de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.
Het derde lid bepaalt dat het college de vaste prijs of reële prijs minimaal moet baseren op de in het artikel genoemde kostprijselementen. De opsomming in dit lid is niet uitputtend, er kunnen elementen aan worden toegevoegd.
Het vierde lid biedt het college de mogelijkheid om geen vaste of reële prijs te bepalen op basis van de genoemde kostprijselementen, maar de bepaling van de hoogte van de reële prijs over te laten aan de inschrijvende partijen.
Artikel 8.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
De aanbieder heeft op grond van de wet een meldingsplicht bij de gemeentelijke toezichthouder. Daarnaast zullen meldingen over incidenten, calamiteiten en geweld ook in het kader van het contractmanagement onderwerp van gesprek zijn.
Artikel 8.4 Klachtregeling
Aanbieders van voorzieningen moeten beschikken over een interne klachtregeling. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de aanbieder om de cliënt te informeren over het bestaan van de klachtenregeling. In de contracten met de aanbieder worden eisen vastgelegd die van belang zijn om de klachtenregeling goed te kunnen laten functioneren.
Artikel 8.5 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning
Aanbieders van maatwerkvoorzieningen in de vorm van dienstverlening, opvang of beschermd wonen moeten beschikken over een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn. Het college ziet toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door het voeren van periodieke overleggen met de aanbieders en door een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Hoofdstuk 9 Inspraak
Artikel 9.1 Betrekken van ingezetenen bij beleid
Deze bepaling geeft uitvoering aan artikel 2.1.3, derde lid, van de wet. In lid 1 wordt verwezen naar de door gemeente vastgestelde inspraakverordening ter waarborging van eenzelfde inspraakprocedure voor het Wmo-beleid als op andere terreinen. De inspraak geldt voor alle ingezetenen, omdat iedereen op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning.
Hoofdstuk 10 Privacy
Artikel 10.1 Privacyprotocol
Het college heeft op 15 december 2015 een Privacyprotocol vastgesteld met betrekking tot de vastlegging en verwerking van persoonsgegevens. Voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo2015) is het vastleggen en verwerken van persoonsgegevens noodzakelijk. Naast de regels die opgenomen in de wetgeving is ook het Privacyprotocol Toegang Tilburg van toepassing.
Hoofdstuk 11 Slotbepalingen
Artikel 11.1 Hardheidsclausule
Juist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat, zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is. Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie, is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze hardheidsclausule.
Artikel 11.2 Voorwaarden
In dit artikel wordt bepaald dat er aan het verstrekken van voorzieningen voorwaarden verbonden mogen worden.
Artikel 11.3 Besluit en Beleidsregels
In dit artikel wordt bepaald dat er een Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg en beleidsregels worden vastgesteld. Deze documenten bevatten richtlijnen over de uitvoering van deze verordening. Het besluit bevat onder andere de hoogte van eigen bijdrage in de kosten.
Artikel 11.4 Indexering
De tarieven en bijdragen uit deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg kunnen jaarlijks worden geïndexeerd. In deze verordening en in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg staan de regels opgenomen op grond waarvan dit gebeurt.
Artikel 11.5 Intrekkingen oude verordening en overgangsrecht
In dit artikel is het overgangsrecht geregeld. Bestaande rechten lopen door, totdat een nieuwe beoordeling heeft plaatsgevonden. In het derde lid is als hoofdregel opgenomen dat meldingen die nog bij het college in behandeling zijn, op grond van deze verordening beoordeeld zullen worden. Omdat dit nadelige gevolgen voor de cliënt kan hebben, is in het vierde lid bepaald dat de vorige verordening gebruikt mag worden, als dit evident voordeliger is voor de cliënt. Dit ter voorkoming dat de cliënt gedupeerd is als zijn aanvraag enige tijd bij het college in behandeling is geweest en zijn rechtspositie door het tijdsverloop wordt aangetast. Dezelfde regeling is voor de bezwaarfase opgenomen in het zesde lid.
Artikel 11.6 Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening en de wijze waarop deze wordt geciteerd. De kortere vorm voor dagelijks gebruik is Verordening MO Tilburg 2025.
Bijlage 1 Persoonsgebonden Budget voor hulpmiddelen, tarieven 2024
|
Hulpmiddel |
PGB in maanden |
PGB-bedrag hulpmiddel incl. BTW excl. aanpassingen |
Afschrijving per maand |
All-in onderhoud (vast tarief, gehele PGB periode, maximaal 60 resp. 84 mnd. Incl. BTW) |
Verzekering WA incl. assurantie-belasting |
1 |
Rolstoelen incidenteel gebruik |
84 |
€ 837,74 |
€ 9,97 |
€ 502,65 |
|
2a |
Rolstoelen semi permanent |
84 |
€ 1.849,05 |
€ 21,37 |
€ 502,65 |
|
2b |
Kantel rolstoel permanent volwassen |
84 |
€ 2.991,96 |
€ 35,63 |
€ 502,65 |
|
3 |
Actieve rolstoelen |
84 |
€ 2.991,96 |
€ 35,63 |
€ 502,65 |
|
4 |
Elektrische rolstoelen volwassenen |
84 |
€ 8.377,52 |
€ 99,72 |
€ 2.513,25 |
€ 62,20 |
5a |
Scootmobiel, meeneembaar, verkleinbaar |
84 |
€ 1.196,79 |
€ 14.23 |
€ 2.513,25 |
€ 62,20 |
5b |
Scootmobiel, standaard |
84 |
€ 3.231,33 |
€ 38,46 |
€ 2.513,25 |
€ 62,20 |
5c |
Scootmobiel, complex, extra geveerd |
84 |
€ 4.188,75 |
€ 49,88 |
€ 2.513,25 |
€ 62,20 |
6a |
Speciale fietsen eenvoudig |
84 |
€ 2.393,57 |
€ 28,51 |
€ 502,65 |
|
6b |
Speciale fietsen met hulpmotor |
84 |
€ 5.026,50 |
€ 59,85 |
€ 2.538,22 |
|
7 |
Douche- en toiletstoelen verrijdbaar |
84 |
€ 897,59 |
€ 10,68 |
n.v.t. |
|
8a |
Hoepelondersteuning, Joystick |
84 |
€ 7.061,05 |
€ 84,06 |
€ 2.538,22 |
€ 62,20 |
8b |
Duwondersteuning |
84 |
€ 3.351,00 |
€ 39,89 |
€ 2.538,22 |
€ 62,20 |
9a |
Aankoppelbaar fietsdeel |
84 |
€ 3.351,00 |
€ 39,89 |
€ 502,65 |
|
9b |
Aankoppelbaar fietsdeel met ondersteuning |
84 |
€ 3.954,57 |
€ 49,88 |
€ 2.538,22 |
€ 62,20*) |
*) Alleen indien een verzekering voor aansprakelijkheid wettelijk is verplicht.
Bijlage 2 Persoonsgebonden Budget voor diensten, tarieven 2024
Hulp bij het huishouden
- 1.
Het tarief voor het persoonsgebonden budget is per 1 oktober 2024 € 20,99 per uur.
Tarieven voor begeleiding
- 1.
€ 66,14 per uur indien geleverd door een professionele zorgverlener
- 2.
€ 24,42 per uur per 1 oktober 2024 indien geleverd door een informele zorgverlener.
Tarieven voor dagopvang en OAD
- 1.
€ 29,74 per dagdeel indien geleverd door een professionele zorgverlener
- 2.
€ 12,21 per dagdeel per 1 oktober 2024 indien geleverd door een informele zorgverlener
- 3.
De tarieven voor dagopvang onder 1) en 2) worden verhoogd met een bedrag van € 9,44 per dag als is vastgesteld dat vervoer van en naar de locatie van de dagbesteding noodzakelijk is.
- 4.
De tarieven voor dagopvang onder 1) en 2) worden verhoogd met een bedrag van € 35,86 per dag als is vastgesteld dat rolstoelvervoer van en naar de locatie van de dagbesteding noodzakelijk is.
Kortdurend verblijf op locatie met overnachting
- 1.
€ 100,18 per etmaal (inclusief locatiekosten en 5 uur begeleiding)
- 2.
€ 132,28 per etmaal (inclusief locatiekosten en 9 uur begeleiding)
- 3.
€ 164,38 per etmaal (inclusief locatiekosten en 13 uur begeleiding)
- 4.
De bovenstaande tarieven zijn gebaseerd op opvang in een groep en gebaseerd op de daadwerkelijke aanwezigheid van begeleiding gedurende het verblijf. Voor locatiekosten is een bedrag van € 60,05 meegenomen in de bovenstaande tarieven en € 8,02 per uur voor begeleiding.
Tarieven voor beschermd wonen
- 1.
Arrangement 1 (Begeleid (zelfstandig) wonen): € 442,30 per week (€ 63,19 per etmaal)
- 2.
Arrangement 2 (Ondersteund wonen 1): € 663,45 per week (€ 94,78 per etmaal)
- 3.
Arrangement 3 (Ondersteund wonen 2): € 884,60 per week (€ 126,37 per etmaal)
- 4.
Arrangement 4: (Beschermd Wonen): € 1.105,75 per week (€ 157,96 per etmaal)
Bijlage 3 Toelichting arrangementen en modules beschermd wonen in persoonsgebonden budget
Beschermd wonen is onderverdeeld in arrangementen en modules. In deze bijlage zijn de omschrijvingen opgenomen van de arrangementen en modules behorend bij artikel 4.5 lid 3 en 4 juncto bijlage 2 van deze verordening. Deze bijlage heeft uitsluitend betrekking op beschermd wonen in de vorm van een persoonsgebonden budget.
Algemeen
Wonen in een accommodatie (zelfstandig of binnen een instelling) waarmee een veilige leefomgeving wordt geboden met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en sociaal functioneren, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen. Bestemd voor personen met beperkt psychisch/psychosociaal functioneren en/of beperkt intellectueel functioneren (al dan niet in combinatie met gedragsproblemen, een somatische aandoening, een lichamelijke handicap en/of verslavingskenmerken), die (tijdelijk) niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Bij de keuze voor een passend arrangement geldt het principe 'zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig'.
|
Begeleid (Zelfstandig) Wonen |
Ondersteund wonen 1 |
Ondersteund wonen 2 |
Beschermd Wonen |
Omschrijving |
|
|
|
|
Doelgroep |
|
|
|
|
Begeleiding |
|
|
|
|
Aanvullende eisen |
|
De cliënt betaalt zelf de kosten voor de huisvesting. |
|
|
Gemiddeld aantal uren per week |
|
|
|
|
1 Dit kan zijn:
- •
een eigen kamer met gezamenlijke ruimtes;
- •
een volledig zelfstandige woonruimte met daarnaast een gemeenschappelijke ruimte;
- •
een volledige zelfstandige woonruimte in de buurt van een centrale eenheid van de aanbieder.
2 Dit kan zijn:
- •
een eigen kamer met gezamenlijke ruimtes;
- •
een volledig zelfstandige woonruimte met daarnaast een gemeenschappelijke ruimte;
Bijlage 4 Eisen ten aanzien van de zorgverlening
Deze bijlage behoort bij artikel 5.17 lid 2 van deze verordening heeft betrekking op alle zorgverleners die zorg verlenen in de vorm van begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen en OAD.
Een zorgverlener:
- a.
biedt hulp die veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verleend.
- b.
werkt actief en integraal samen met andere hulpverleners en -aanbieders in het belang van de cliënt.
- c.
werkt aantoonbaar (met een plan) aan de doelen van het ondersteuningsplan.
- d.
moet, als dat wordt gevraagd, een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) kunnen overhandigen.
- e.
is niet bekend vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met relevante wetgeving of beleidsregels, misleiding of fraude.
Bijlage 5 Eisen ten aanzien professionele zorgverleners
Deze bijlage behoort bij artikel 5.17 lid 3 van deze verordening en heeft betrekking op professionele zorgverleners voor het verlenen van zorg voor begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf, beschermd wonen en OAD.
Naast de eisen zoals opgenomen in bijlage 4 moet een professionele zorgverlener ook aan de onderstaande eisen voldoen om in aanmerking te komen voor het tarief van de professionele zorgverlener.
- a.
Inschrijving bij de Kamer van Koophandel.
- b.
De medewerkers/zorgverleners beschikken over ervaringen, kwalificaties en/of opleidingen die passend zijn bij de te verrichten activiteiten, complexiteit en aard van de problematiek(en) van de cliënt. Dit kan blijken uit een registratie bij het registerplein voor een van de relevante beroepen, of als voldaan wordt aan de eisen die vanuit dit beroepenregister gesteld worden aan opleiding en gedrag. Dit kan ook blijken uit een diploma van een relevante opleiding die is erkend door het Centraal Register Beroepsopleidingen (Crebo) of uit een BIG-registratie voor één van de relevante beroepen.
- c.
Medewerkers ontvangen een salaris dat overeenkomstig is met de betreffende ondersteuning die wordt geboden.
- d.
Eigenaar en medewerkers zijn geen eerste- of tweedegraads familie van de cliënt.
- e.
Een professionele zorgverlener beschikt over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven, als (tijdelijk) verblijf aan de orde is.
- f.
Een professionele zorgverlener heeft een meldplicht bij calamiteiten en geweld.
- g.
Een professionele zorgverlener werkt volgens de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
- h.
Een professionele zorgverlener werkt met een systematische kwaliteitsbewaking. Bijvoorbeeld ISO 9001, EN 15224, HKZ, Kiwa (ZZP en kleine ondernemers), Prezo of vergelijkbaar.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl