Beleidsregels eigen bijdrage ontheemden Oekraïne gemeente Overbetuwe 2024

1. Deze beleidsregels verstaat onder:

• a.

  college: het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe;

• b.

  de regeling: de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO);

• c.

  gemeentelijke opvanglocatie (GOO): een opvangvoorziening zoals bedoeld in artikel 1, sub h van de regeling, in de gemeente Overbetuwe;

• d.

  leefgeld: geld om persoonlijke uitgaven te doen, zoals eten, drinken en kleding, ook wel de financiële toelage genoemd, zoals gesteld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b van de regeling;

• e.

  leefgeldnorm: de hoogte van de financiële toelage, zoals bedoeld in artikel 10 van de regeling, die op de ontheemde van toepassing is;

• f.

  loondervingsuitkering: een uitkering krachtens de verplichte verzekering op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, alsmede een uitkering of inkomensvoorziening op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg aan de werknemer of de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, van die wet, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen en de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen;

• g.

  peildatum: elke eerste dag van de maand, beginnend op 1 december 2024;

• h.

  referteperiode: de maand voorafgaand aan de peildatum;

• i.

  verstrekking: verstrekkingen zoals bedoeld in artikel 6, lid 1 van de regeling;

2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO), de Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne (BooO), de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne dan wel de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

1. Met ingang van 1 juli 2024 bestaat er een wettelijke verplichting tot het betalen van een eigen bijdrage voor gas, water en elektra voor de opvang in een gemeentelijke opvanglocatie (GOO).

2. De eigen bijdrage wordt niet opgelegd met een peildatum eerder dan 1 december 2024.

3. Het college legt de eigen bijdrage aan de gemeentelijke opvang, zoals bepaald in artikel 8, lid 1 van de regeling, op aan de meerderjarige ontheemde die voldoet aan de doelgroepomschrijving van artikel 2, en:

• a.

  inkomsten uit arbeid in Nederland of in het buitenland heeft; of

• b.

  een loondervingsuitkering of toeslag op grond van de Toeslagenwet ontvangt; of

• c.

  geen eigen inkomsten heeft in de referteperiode maar in die periode wel getrouwd is of een geregistreerd partnerschap heeft met een ontheemde die wel bijdrage plichtig is; of

• d.

  gedurende twee weken niet heeft voldaan aan het verzoek van het college om informatie te verstrekken over zijn inkomsten en gezinssamenstelling; of

• e.

  inkomsten verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte van de verstrekkingen gebruik heeft gemaakt.

4. Een meerderjarig kind is geen gezinslid en betaalt een zelfstandige eigen bijdrage.

5. Voor het inkomen zoals bedoeld onder a en b van het derde lid geldt een inkomensgrens voor de eigen bijdrage. De inkomensgrens is 115% van de van toepassing zijnde leefgeldnorm vermeerderd met de hoogte van de eigen bijdrage voor gas, water en elektra. Als het inkomen door het heffen van de eigen bijdrage onder deze grens uitkomt, legt het college niet de verplichting op om de eigen bijdrage te betalen.

1. Het college kan besluiten de eigen bijdrage niet te heffen als dit leidt tot een onevenredige benadeling voor de meerderjarige ontheemde en diens gezin.

2. De meerderjarige ontheemde doet zelf een beroep op onevenredige benadeling via een ingediende zienswijze en verstrekt hiertoe alle benodigde en relevante informatie.

3. Bij het bepalen van onevenredige benadeling kan het college aantoonbare financiële verplichtingen, schulden en uitgaven als gevolg van aantoonbare of aannemelijke bijzondere persoonlijke omstandigheden in aanmerking nemen, tenzij deze zijn ontstaan door (een) verwijtbare gedraging(en).

4. Voor het in aanmerking nemen van schulden geldt dat een concrete aflossingsverplichting op schrift gesteld moet zijn met duidelijke voorwaarden.

1. Elke eerste dag van de kalendermaand geldt als peildatum. De meerderjarige ontheemde geeft voor de peildatum zijn inkomsten, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a en b van deze beleidsregels, over de referteperiode door aan het college.

[Artikel 6, lid 1 bevat een kennelijke verschrijving, hier wordt bedoeld: Elke eerste dag van de kalendermaand geldt als peildatum. De meerderjarige ontheemde geeft voor de peildatum zijn inkomsten, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, onder a en b van deze beleidsregels, over de referteperiode door aan het college.]

2. Het college voert een controle naar de inkomsten van de meerderjarige ontheemde enkel uit als:

• a.

  de ontheemde aangeeft inkomen te hebben ontvangen; of

• b.

  gedurende twee weken na het verzoek tot het doorgeven van inkomen de ontheemde géén inkomsten doorgeeft; of

• c.

  er een redelijk vermoeden bestaat dat de ontheemde inkomen ontvangt.

3. De eigen bijdrage wordt over een volledige kalendermaand geheven. Als de meerderjarige ontheemde niet op de eerste dag van de kalendermaand voor het eerst inschreven staat in de gemeentelijke opvang in de gemeente Overbetuwe, wordt over die kalendermaand geen eigen bijdrage betaald.

4. Bij constante inkomsten wordt er gerekend met het inkomen over de referteperiode. Bij wisselende inkomsten wordt er gerekend met een gemiddeld bedrag aan inkomsten, op basis van drie maanden voorafgaand aan de peildatum. Als dat geen betrouwbaar beeld geeft, dan wordt er gewerkt met een maandelijkse vaststelling.

1. Ontheemden die niet voldoen aan de verplichting tot het betalen van de eigen bijdrage, krijgen hiervan een (betalings)herinnering.

2. Ontheemden die vervolgens niet op de (betalings)herinnering reageren, krijgen een (schriftelijke) aanmaning. Hierin staat in ieder geval de hoogte van de eigen bijdrage, de vervaldatum en de wijze van betaling.

3. Als de ontheemde langer dan drie maanden niet voldoet aan de verplichting tot het betalen van de eigen bijdrage, ondanks een eerdere (betalings)herinnering en aanmaning, kan het college een buitengerechtelijke incassoprocedure starten via een daartoe door het college aangewezen incassobureau.

4. Bij het niet voldoen aan de verplichting tot het betalen van de eigen bijdrage ondanks de inzet van een buitengerechtelijke incassoprocedure, kan nakoming van de verplichting worden gevorderd bij de burgerlijke rechter via een gerechtelijke incassoprocedure.