Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727358
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727358/1
Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Flevoland 2023
Geldend van 28-11-2024 t/m heden
Intitulé
Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Flevoland 2023De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde,
overwegende dat:
- -
ingevolge artikel 14 van de Wet publieke gezondheid de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten van de Veiligheidsregio Flevoland zorgen voor de instelling en instandhouding van een regionale gemeentelijke gezondheidsdienst in die regio;
- -
het voor een optimale behartiging van de taken zoals genoemd in de Wet publieke gezondheid noodzakelijk is dat zij samenwerken;
- -
zij daartoe een openbaar lichaam instellen met de aanduiding “gemeentelijke gezondheidsdienst”;
- -
zij aan dat openbaar lichaam de behartiging van de in deze regeling aan te geven belangen willen opdragen;
- -
zij taken willen overdragen voor een adequate uitvoering van die taken die op grond van de Wet publieke gezondheid binnen een gemeentelijke gezondheidsdienst moeten worden uitgevoerd en daarvoor middelen ter beschikking willen stellen;
- -
het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur daarbij het beleid van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Flevoland gestalte geven en de uitvoering ervan controleren;
- -
de risico's voor de gemeenten door een adequate bedrijfsvoering daarbij zo laag mogelijk moeten blijven;
- -
de gemeenschappelijke regeling dient te worden gewijzigd naar aanleiding van de op 1 juli 2022 gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen;
- -
de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Flevoland en Veiligheidsregio Flevoland hun samenwerking willen versterken en daartoe hun gemeenschappelijke regelingen op structuur willen harmoniseren;
gezien de toestemming van de gemeenteraden van de betreffende gemeenten;
gelet op de Wet publieke gezondheid;
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;
BESLUITEN
de “Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Flevoland“ te wijzigen in “Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Flevoland 2023”, waardoor deze als volgt komt te luiden:
Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Flevoland 2023
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
-
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
DPG: Directeur Publieke Gezondheid, genoemd in artikel 14, derde lid, van de Wet publieke gezondheid;
- b.
regeling: Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Flevoland 2023;
- c.
gemeenten: aan de regeling deelnemende gemeenten, te weten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde;
- d.
college: college van burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente;
- e.
raad: raad van een deelnemende gemeente;
- f.
werkgebied: grondgebied van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;
- g.
gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van Flevoland;
- h.
GGD Flevoland: Gemeentelijke Gezondheidsdienst Flevoland;
- i.
geneeskundige hulpverlening: geneeskundige hulpverlening, genoemd in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s.
- j.
RAV: Regionale Ambulancevoorziening, genoemd in de Wet ambulancezorgvoorzieningen.
- a.
-
2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen in plaats van de gemeente, de (gemeente) raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester respectievelijk gelezen: GGD Flevoland, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Artikel 2 Het openbaar lichaam
-
1. Er is een openbaar lichaam, genaamd Gemeentelijke Gezondheidsdienst Flevoland.
-
2. Het openbaar lichaam heeft rechtspersoonlijkheid en is gevestigd in Lelystad.
Artikel 3 Bestuursorganen
-
1. GGD Flevoland kent de volgende bestuursorganen:
- a.
het algemeen bestuur;
- b.
het dagelijks bestuur;
- c.
de voorzitter.
- a.
-
2. Het algemeen bestuur kan overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen commissies instellen nadat de raden van de gemeenten zijn geïnformeerd en in de gelegenheid zijn gesteld om wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. De ambtelijk secretaris, genoemd in artikel 19, heeft in deze commissies een adviserende stem.
HOOFDSTUK 2 BELANGEN, DOELSTELLING EN TAKEN
Artikel 4 Algemene doelstelling
GGD Flevoland is ingesteld met het doel de belangen van de gemeenten betreffende de publieke gezondheid, alsmede aanverwante wetgeving en belangen in het verlengde van de publieke gezondheid, in gezamenlijkheid te behartigen.
Artikel 5 Taken
-
1. De colleges dragen aan GGD Flevoland de uitvoering op van:
- -
de wettelijk verplichte taken die worden genoemd in de Wet publieke gezondheid en die op grond van die wet binnen een gemeentelijke gezondheidsdienst moeten worden uitgevoerd;
- -
de wettelijke taken in het kader van de Wet op de lijkbezorging voor wat betreft lijkschouwingen.
- -
-
2. De in het eerste lid genoemde taken van GGD Flevoland zijn ondergebracht in het basistakenpakket. Het basistakenpakket vormt een verplicht af te nemen pakket voor de gemeenten.
-
3. Het algemeen bestuur stelt de inhoud van het basistakenpakket jaarlijks vast bij de vaststelling van de begroting.
-
4. De gemeenten betalen voor het basistakenpakket een inwonersbijdrage zoals beschreven in artikel 27.
-
5. Op verzoek van colleges of derden kan GGD Flevoland plustaken verrichten.
-
6. De in het vijfde lid genoemde plustaken zijn andere taken dan taken die zijn opgenomen in het basistakenpakket en worden niet bekostigd uit de inwonersbijdrage.
-
7. Elke gemeente afzonderlijk bepaalt of hij plustaken opdraagt aan GGD Flevoland.
-
8. De plustaken worden door GGD Flevoland geaccepteerd na bekrachtiging door het algemeen bestuur. GGD Flevoland kan voorwaarden verbinden aan de acceptatie van de opdracht.
-
9. GGD Flevoland voert plustaken uit voor rekening van de gemeente of de derde die opdracht geeft tot uitvoering van de plustaak. Het financiële saldo voor plustaken wordt verrekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 27.
-
10. GGD Flevoland draagt zorg voor het ambulancevervoer in het werkgebied uitgevoerd door de RAV, bedoeld in de Wet ambulancezorgvoorzieningen.
-
11. GGD Flevoland draagt eveneens zorg voor het instellen en in stand houden van de Meldkamer Ambulancezorg ressorterend onder de RAV als onderdeel van de Gemeenschappelijke Meldkamer.
-
12. GGD Flevoland adviseert gemeenten, met inachtneming van hetgeen hierover bepaald is in de Omgevingswet, bij vergunningverleningen, omgevingsplannen en gebiedsgerichte- of omgevingsprogramma’s.
-
13. Alle taken die GGD Flevoland uitvoert, vallen onder de verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur.
HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 6 Samenstelling, benoeming en ontslag van het algemeen bestuur
-
1. Het algemeen bestuur bestaat uit evenveel leden als het aantal gemeenten dat aan de regeling deelneemt. Iedere gemeente wordt door één lid vertegenwoordigd en het college wijst dit lid aan het begin van elke zittingsperiode uit zijn midden aan.
-
2. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop het betreffende lid van de betreffende gemeente aftreedt en diens lidmaatschap van het betreffende college eindigt. Het (desbetreffende) college voorziet zo spoedig mogelijk in de ontstane vacature.
-
3. Het college meldt elke aanwijzing tot lid van het algemeen bestuur aan de voorzitter.
-
4. Het college kan een door hem aangewezen lid ontslaan als dit zijn vertrouwen niet meer heeft, nadat dit lid zich heeft kunnen verantwoorden. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn dan van overeenkomstige toepassing.
-
5. Het algemeen bestuur kan zich laten bijstaan door een of meer adviseurs.
Artikel 7 Bevoegdheden algemeen bestuur
-
1. Het algemeen bestuur kan bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur als dat in voorkomende gevallen noodzakelijk is om slagvaardig op te kunnen treden.
-
2. Het algemeen bestuur besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de gemeenten een ontwerp besluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.
-
3. Het algemeen bestuur is bevoegd om, gevraagd of ongevraagd, aan een of meer gemeentebesturen advies te geven of voorstellen te doen, die hij in verband met deze regeling nodig acht.
Artikel 8 Werkwijze algemeen bestuur
-
1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.
-
2. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste zesmaal en verder zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig vindt of tenminste twee leden dit schriftelijk verzoeken, onder opgave van de te behandelen onderwerpen.
-
3. De artikelen 16, 17, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur, voor zover daarvan bij wet niet is afgeweken.
-
4. Artikel 19 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing, waarbij de voorzitter de openbare kennisgeving verzorgt.
-
5. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer tenminste twee van de aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter het nodig oordeelt.
-
6. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:
- a.
het vaststellen of wijzigen van de begroting;
- b.
het vaststellen van de jaarrekening.
- a.
Artikel 9 Besluitvorming algemeen bestuur
-
1. De leden van het algemeen bestuur hebben in de vergadering van het algemeen bestuur ieder één stem.
-
2. Het algemeen bestuur besluit bij meerderheid van stemmen.
-
3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt voor het vaststellen en wijzigen van de begroting en het vaststellen van de jaarrekening het systeem van gewogen stemmen, inhoudende:
- a.
minimaal drie gemeenten stemmen in met het besluit, en
- b.
een besluit wordt genomen met meerderheid van stemmen, en
- c.
voor het nemen van een besluit wordt de volgende stemverdeling toegepast:
Almere: 9 stemmen;
Dronten: 2 stemmen;
Lelystad: 5 stemmen;
Noordoostpolder: 2 stemmen;
Urk: 1 stem;
Zeewolde:1 stem.
- a.
Artikel 10 Zienswijze
Anders dan besluiten waarover bij of krachtens de wet de gemeenteraden een zienswijze naar voren kunnen brengen, zijn er, tenzij door het algemeen bestuur anders bepaald, geen besluiten van het algemeen bestuur waarvoor aan de raden vooraf een zienswijze dient te worden gevraagd als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 11 Participatie
Onverminderd de Gemeentewet en de Wet publieke gezondheid kan, in samenwerking met de gemeente(raden)n, aan ingezetenen en belanghebbenden gelegenheid worden geboden betrokken te worden bij de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van beleid, overeenkomstig de wijze als beschreven in de door het algemeen bestuur op te maken participatieverordening.
HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 12 Samenstelling, benoeming en ontslag van het dagelijks bestuur
-
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van het algemeen bestuur en twee leden.
-
2. Het algemeen bestuur wijst bij het begin van elke zittingsperiode van de colleges uit zijn midden de leden aan van het dagelijks bestuur.
-
3. Een lid dat ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, houdt ook op lid te zijn van het dagelijks bestuur.
-
4. Als tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt, kiest het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid.
-
5. Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur of een of meer leden daarvan ontslag verlenen als deze(n) het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit of bezitten, nadat dit lid zich heeft kunnen verantwoorden. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn dan van overeenkomstige toepassing.
-
6. Het dagelijks bestuur kan zich laten bijstaan door een of meer adviseurs.
Artikel 13 Taken en bevoegdheden dagelijks bestuur
-
1. Het dagelijks bestuur vervult niet meer dan de wettelijke taken die rechtstreeks uit wetgeving aan het dagelijks bestuur worden opgedragen, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.
-
2. Het dagelijks bestuur kan de uitoefening van zijn bevoegdheden voor zover als mogelijk in mandaat verlenen aan de Directeur Publieke Gezondheid.
-
3. In de door het dagelijks bestuur vast te stellen organisatieverordening, genoemd in artikel 21, worden de taken beschreven van de Directeur Publieke Gezondheid.
Artikel 14 Werkwijze dagelijks bestuur
-
1. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.
-
2. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of ten minste twee leden van het dagelijks bestuur dit schriftelijk verzoeken, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, in welk geval de vergadering binnen veertien dagen plaatsvindt.
-
3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.
-
4. Het dagelijks bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet. Deze machtiging wordt opgenomen in het in het eerste lid bedoelde reglement van orde.
-
5. Artikel 56 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15 Besluitvorming dagelijks bestuur
-
1. Elk lid heeft in de vergadering van het dagelijks bestuur één stem.
-
2. Het dagelijks bestuur besluit bij meerderheid van stemmen.
-
3. De stemming in het dagelijks bestuur geschiedt mondeling, tenzij de voorzitter of één der leden verzoekt om schriftelijke stemming.
HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER
Artikel 16 Aanwijzing voorzitter en plaatsvervangend voorzitter
Het algemeen bestuur wijst de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter uit zijn midden aan.
Artikel 17 Taken en bevoegdheden voorzitter
-
1. De voorzitter vertegenwoordigt GGD Flevoland in en buiten rechte. De voorzitter kan deze vertegenwoordiging opdragen aan de Directeur Publieke Gezondheid.
-
2. De voorzitter en de ambtelijk secretaris, genoemd in artikel 19 van deze regeling, ondertekenen de stukken die namens het algemeen bestuur van het openbaar lichaam uitgaan.
HOOFDSTUK 6 INLICHTINGEN EN VERANTWOORDING
Artikel 18 Verantwoording- en inlichtingenplicht
-
1. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur geven aan de raden uit eigen beweging of op hun verzoek alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken en geven de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.
-
2. Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad van de eigen gemeente alle inlichtingen die door die raad of door één of meer leden van die raad worden verlangd.
-
3. Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad van de eigen gemeente ter verantwoording geroepen worden voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.
-
4. Het verstrekken van inlichtingen en het ter verantwoording roepen als bedoeld in dit artikel geschiedt zo spoedig mogelijk en op de wijze zoals vastgesteld in het reglement van orde, genoemd in artikel 8, eerste lid, en artikel 14, eerste lid.
-
5. De leden van het dagelijks bestuur zijn gezamenlijk en ieder afzonderlijk verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur en geven hierover periodiek en tussentijds alle door het algemeen bestuur verlangde inlichtingen, voor zover dit niet strijdig is met het openbaar belang en in ieder geval binnen zes weken.
HOOFDSTUK 7 DE ORGANISATIE
Artikel 19 Directeur Publieke Gezondheid
-
1. De DPG wordt benoemd, geschorst en/of ontslagen door het algemeen bestuur in overeenstemming met het algemeen bestuur van de veiligheidsregio.
-
2. De DPG is belast met de dagelijkse leiding en het beheer van de dienst.
-
3. De DPG is ambtelijk secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur. De artikelen 102 tot en met 106 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
-
4. De DPG woont als ambtelijk secretaris de vergaderingen bij van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en heeft daarin een adviserende stem.
-
5. De DPG is bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden.
Artikel 20 Personeel
-
1. Het algemeen bestuur stelt de rechtspositieregeling vast voor het personeel ressorterend onder deze gemeenschappelijk regeling.
-
2. Het dagelijks bestuur is bevoegd om met ambtenaren arbeidsovereenkomsten te sluiten, deze te beëindigen en ambtenaren te schorsen, met uitzondering van de DPG.
Artikel 21 Organisatieverordening
Het dagelijks bestuur stelt een organisatieverordening vast over de inrichting van de ambtelijke organisatie alsmede over de te verlenen bevoegdheden binnen de organisatie.
HOOFDSTUK 8 FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 22 Middelenbeheer
-
1. Het algemeen bestuur stelt bij of krachtens een verordening regels vast voor het beheer van de geldmiddelen en de boekhouding.
-
2. Voor de controles op het geldelijk beheer en de boekhouding zijn de artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 23 Dienstjaar
Het dienstjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.
Artikel 24 Aanwijzing accountant
Het algemeen bestuur wijst, op voorstel van de DPG, een accountant aan die conform het bepaalde in artikel 213 van de Gemeentewet wordt belast met de toetsing van de jaarrekening inclusief de rechtmatigheidsverantwoording van het dagelijks bestuur en het afgeven van een getrouwheidsoordeel aan het algemeen bestuur.
Artikel 25 Begroting
-
1. Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de artikelen 34 en 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten de begroting vast in het jaar voorafgaand aan dat waarvoor zij dient.
-
2. Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, een raming van de door elke gemeente verschuldigde inwonersbijdrage alsmede de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten.
-
3. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting voor het komende kalenderjaar twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.
-
4. De besturen van de gemeenten leggen de ontwerpbegroting voor eenieder ter inzage en stellen deze algemeen verkrijgbaar tegen betaling van de kosten.
-
5. De inwonersbijdragen, bedoeld in het tweede lid, voor de activiteiten, bedoeld in artikel 5, vierde lid, worden vastgesteld op basis van het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het betreffende dienstjaar, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
-
6. De toegestane kosten voor plustaken van de gemeenten en die van derden worden bepaald op grond van de tarieven zoals het algemeen bestuur die heeft vastgesteld in de begroting van het betreffende dienstjaar.
-
7. De raden van de gemeenten kunnen binnen twaalf weken na toezending van de ontwerpbegroting bij het dagelijks bestuur schriftelijk hun zienswijze hierover kenbaar maken.
-
8. Het dagelijks bestuur voegt deze zienswijzen bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Het dagelijks bestuur stelt de raden voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijzen, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt. Daarna stelt het algemeen bestuur de begroting vast.
-
9. Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, toe aan gedeputeerde staten.
-
10. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur zo nodig de begroting aan de raden van de gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen. Als deze begroting niet afwijkt van de ontwerpbegroting kan het algemeen bestuur volstaan met een schriftelijke mededeling over dit gegeven.
-
11. Indien de raden schriftelijk bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren hebben gebracht, sturen zij hiervan een afschrift aan het dagelijks bestuur.
-
12. Als de begroting en de begrotingswijzigingen de goedkeuring behoeven van gedeputeerde staten, moet onder het achtste lid gelezen worden dat de begroting ter goedkeuring aan gedeputeerde staten wordt toegezonden. Artikel 208 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
-
13. Op een wijziging van de begroting zijn de bepalingen van dit artikel van overeenkomstige toepassing, voor zover die wijziging leidt tot een verandering van de inwonersbijdragen voor de taken van artikel 5, vierde lid. Andere begrotingswijzigingen kan het algemeen bestuur vaststellen zonder toepassing van het zevende en achtste lid.
-
14. De gemeenten zorgen ervoor dat GGD Flevoland altijd over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen tegenover derden te kunnen voldoen, onder voorwaarde dat het algemeen bestuur tijdig op de hoogte is gesteld van een latent risico in de liquiditeit.
-
15. Als blijkt dat een gemeente weigert de uitgaven, bedoeld in het twaalfde lid, op de begroting te zetten, verzoekt het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten om over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
Artikel 26 Jaarrekening
-
1. Het dagelijks bestuur van GGD Flevoland zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de voorlopige jaarrekening van het voorgaande boekjaar aan de raden van de deelnemende gemeenten.
-
2. De voorlopige jaarrekening bevat de door elke gemeente werkelijk verschuldigde gemeentelijke inwonersbijdrage voor het basistakenpakket.
-
3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en de bestemming van het resultaat vast op of vóór 1 juli en het dagelijks bestuur zendt deze binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.
-
4. Het dagelijks bestuur stelt de gemeenteraden in kennis van de vaststelling van de jaarrekening.
-
5. De vaststelling van de jaarrekening ontlast de leden van het dagelijks bestuur van de verantwoording ten aanzien van het verantwoorde en gevoerde financieel beheer, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.
-
6. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks uiterlijk 31 december voorafgaande aan het lopende jaar het normenkader rechtmatigheid vast.
Artikel 27 Bijdragen gemeenten en derden
-
1. De gemeenten betalen een kwart van de in de begroting geraamde inwonersbijdrage voor het basistakenpakket vóór respectievelijk 15 januari, 15 april, 15 juli en 15 oktober van het dienstjaar, tenzij het algemeen bestuur anders besluit. Bij te late betaling is de wettelijke rente verschuldigd.
-
2. De betalingen voor de plustaken, bedoeld in artikel 5, vinden plaats na declaratie of na toekenning van subsidie bestemd voor de desbetreffende plustaak.
-
3. Een saldo dat in de jaarrekening is vastgesteld, wordt verrekend met hiertoe bestaande of te vormen reserves.
-
4. Een nadelig saldo, al dan niet ontstaan door het ontstaan van frictiekosten als gevolg van de beëindiging van een gemeentelijke plustaak, dat niet of niet volledig kan worden verrekend overeenkomstig het derde lid, wordt na vaststelling van de jaarrekening afgerekend met de betreffende gemeente(n).
Artikel 28 Reservevorming
Het algemeen bestuur kan reserves en voorzieningen vormen overeenkomstig de door hem vast te stellen ‘Kadernota reserves en risico.’
HOOFDSTUK 9 ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN
Artikel 29 Archief
-
1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van GGD Flevoland conform de Archiefverordening van de gemeente Lelystad.
-
2. De DPG is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Lelystad.
-
3. Na opheffing van de gemeenschappelijke regeling worden de in het eerste lid bedoelde archiefbescheiden met inachtneming van artikel 8 van het Archiefbesluit voor zover mogelijk vervreemd aan de taakopvolger. De overbrenging van de archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Lelystad geschiedt als had geen opheffing plaatsgevonden. Als er geen taakopvolger is, geschiedt de genoemde overbrenging direct.
-
4. De gemeentearchivaris van de gemeente Lelystad oefent de inspectie uit op het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de Archiefwet.
HOOFDSTUK 10 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Artikel 30 Toetreding en uittreding
-
1. Toetreding tot de gemeenschappelijke regeling of uittreding uit de gemeenschappelijke regeling is niet mogelijk, tenzij op grond van artikel 14, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid en artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s een algemene maatregel van bestuur noopt tot toetreding of uittreding van een of meer bestuursorganen.
-
2. De colleges van de deelnemende gemeenten en die van de toe- of uittredende gemeente(n) regelen in onderling overleg de gevolgen van de toetreding of de uittreding voor het vermogen van de gemeenschappelijke regeling en de deelnemende gemeenten. Daartoe maken zij afspraken over ten minste: personeel, contracten, huisvesting en investeringen. Artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van overeenkomstige toepassing.
-
3. Indien geen overeenstemming wordt bereikt over de gevolgen van uittreding en daarmee de uittreding zelf, kan op verzoek van elk van de colleges toepassing worden gegeven aan artikel 33 van deze regeling.
Artikel 31 Wijziging
-
1. Wijziging van de regeling vindt plaats bij eensluidende besluiten van de colleges, na toestemming van de desbetreffende raden, van ten minste twee derde van de gemeenten, die samen twee derde van het aantal inwoners van het werkgebied omvatten. Een voorstel daartoe kan worden gedaan door het algemeen bestuur of door de colleges van ten minste drie gemeenten.
-
2. Als een voorstel als bedoeld in het vorige lid uitgaat van colleges, dienen zij dit in bij het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur legt het voorstel ter beslissing voor aan de colleges die hun raad om toestemming vragen.
-
3. Het gemeentebestuur, genoemd in artikel 36, eerste lid, geeft van elk besluit van wijziging kennis aan de colleges en de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten.
Artikel 32 Opheffing
-
1. Deze gemeenschappelijke regeling kan alleen worden opgeheven indien in plaats hiervan een nieuwe regeling in werking treedt die voldoet aan de eisen uit de Wet publieke gezondheid dan wel als de verplichting tot instandhouding van een gemeenschappelijke regeling uit de Wet publieke gezondheid niet langer bestaat.
-
2. Bij opheffing van de regeling stelt het algemeen bestuur, gehoord de colleges en de raden van de deelnemende gemeenten, een liquidatieplan vast voor de gevolgen van de opheffing. Hierbij kan van de bepalingen uit deze gemeenschappelijke regeling worden afgeweken.
-
3. Dit liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten om alle rechten en verplichtingen van GGD Flevoland te verdelen op een in het liquidatieplan nader te bepalen wijze. Artikel 9 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is daarbij van overeenkomstige toepassing.
-
4. Het liquidatieplan voorziet tevens in de gevolgen die de beëindiging heeft voor de medewerkers werkzaam bij GGD Flevoland.
-
5. Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van het openbaar lichaam.
-
6. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.
-
7. Zo nodig blijven de organen van het openbaar lichaam ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat de liquidatie is voltooid.
-
8. Het gemeentebestuur, genoemd in artikel 36, eerste lid, geeft van elk besluit van opheffing kennis aan de colleges en de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten.
Artikel 33 Geschillen
-
1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.
-
2. De geschillencommissie bestaat uit vertegenwoordigers van alle bij het geschil betrokken partijen en een door deze vertegenwoordigers aangewezen onafhankelijk voorzitter.
-
3. De geschillencommissie stelt haar werkwijze zelf vast.
-
4. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken partijen.
-
5. De geschillencommissie brengt aan het algemeen bestuur advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen. De geschillencommissie brengt dit advies onverwijld ter kennis van de bij het geschil betrokken partijen. Het advies is openbaar.
HOOFDSTUK 11 SLOTBEPALINGEN
Artikel 34 Evaluatie betrokkenheid gemeenteraden
Voor de evaluatie van deze regeling wordt aangesloten bij het lokale beleid omtrent de evaluatie van verbonden partijen van de deelnemende gemeenten.
Artikel 35 Duur van de regeling
De colleges gaan deze regeling aan voor onbepaalde tijd.
Artikel 36 Bekendmaking en inwerkingtreding
-
1. Het gemeentebestuur van Lelystad is het gemeentebestuur, genoemd in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, en maakt de regeling in alle deelnemende gemeenten bekend in het door dat gemeentebestuur uitgegeven gemeenteblad.
-
2. Het dagelijks bestuur voegt in het register, genoemd in artikel 136, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de gegevens toe, bedoeld in artikel 136, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
-
3. Deze gemeenschappelijke regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.
-
4. Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
Artikel 37 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: “Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Flevoland 2023.”
Artikel 38
In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur.
Ondertekening
Vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde,
Almere,
de secretaris,
de burgemeester,
Dronten,
de secretaris,
de burgemeester,
Lelystad,
loco secretaris,
de burgemeester,
Noordoostpolder,
de secretaris,
de burgemeester,
Urk,
de secretaris,
de burgemeester,
Zeewolde,
de secretaris,
de burgemeester,
Gemeenschappelijke regeling GGD Flevoland – toelichting
Deze regeling sluit zoveel mogelijk aan bij de bepalingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen en/of de Gemeentewet. Hieronder volgt, waar nodig, een toelichting op de artikelen.
Overwegingen
De Wet publieke gezondheid (artikel 14) verplicht de colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten die behoren tot een regio als bedoeld in de Wet veiligheidsregio’s een regionale gezondheidsdienst in te stellen en in stand te houden voor de uitvoering van taken genoemd in die wet. Om deze verantwoordelijkheid optimaal te behartigen, hebben de Flevolandse gemeenten een gemeenschappelijke regeling ingesteld.
In de overwegingen staan enkele uitgangspunten voor het bestuursmodel dat is vastgelegd in de regeling.
Het bestuursmodel van GGD Flevoland hangt nauw samen met de relatie tussen de gemeenten en GGD Flevoland en de werkwijze van GGD Flevoland. Centraal hierin staat dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor hun gezondheidsbeleid. De functies van GGD Flevoland – preventie en acute zorg - zijn bij uitstek overheidstaken, uit te voeren door de gemeentelijke gezondheidsdienst.
De gemeente formuleert zijn gezondheidsbeleid en stuurt GGD Flevoland vanuit dat kader aan. GGD Flevoland moet dan ook genoeg keuzevrijheid bieden en voldoende flexibel zijn om aan te sluiten op de lokale wensen. Maar hij moet ook bedrijfsmatig optimaal kunnen opereren om daarmee de risico's voor de gemeenten te minimaliseren.
De uitgangspunten bij de vormgeving van de bestuurlijke structuur zijn dan ook:
- -
gemeenten hebben een regierol. Daarnaast moeten zij GGD Flevoland zo nodig direct kunnen inzetten.
- -
er moet ruimte zijn voor gemeenten om GGD Flevoland zowel individueel als gezamenlijk aan te sturen;
- -
GGD Flevoland functioneert binnen de (gemeentelijke) kaders als een zelfstandige, professionele organisatie;
- -
gemeenten moeten kunnen ingrijpen als GGD Flevoland de taken niet goed uitvoert.
Van belang is dat GGD Flevoland een slagvaardige bedrijfsvoering kan voeren, die leidt tot het behalen van de door de gemeenten geformuleerde doelen. Daarbij kunnen de gemeenten inhoudelijke kaders stellen en op afstand toezicht houden op het beheer van GGD Flevoland.
Het algemeen bestuur richt zich vooral op de beleidskaders, de begroting en de rekening. Het dagelijks bestuur richt zich vooral op de bedrijfsvoering en uit dien hoofde met het toezicht op de Directeur Publieke Gezondheid.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 3Bestuursorganen
Artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt dat het algemeen bestuur vaste commissies van advies kan instellen. Dit kunnen ook commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter zijn. In dat geval geschiedt de instelling en de regeling van de bevoegdheden en de samenstelling door het algemeen bestuur maar op voorstel van het dagelijks bestuur, onderscheidenlijk de voorzitter. Naast vaste commissies van advies zijn ook andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter mogelijk, deze worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.
Artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt dat het algemeen bestuur commissies kan instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Dat kan evenwel alleen als de gemeenschappelijke regeling in deze mogelijkheid voorziet. De Wet gemeenschappelijke regelingen stelt voorwaarden en beperkingen aan het instellen van dergelijke commissies.
Artikel 5Taken
Artikel 5 van deze regeling beschrijft het takenpakket van GGD Flevoland in globale termen. Hierdoor houdt het algemeen bestuur zijn expliciete bevoegdheid om zelf de omvang en de inhoud van het takenpakket bij te stellen als hij dat nodig vindt. Het moment daarvoor is de jaarlijkse vaststelling van de begroting. Eveneens worden de GHOR-gerelateerde taken alsmede de Meldkamer Ambulancezorg Flevoland tot de GGD-taken gerekend (zie artikel 5, vijfde lid).
Op basis van de Wet op de lijkbezorging is de functie van Gemeentelijk Lijkschouwer belegd bij GGD Flevoland en worden Gemeentelijke Lijkschouwers benoemd en ontslagen door de Directeur Publieke Gezondheid op basis van mandaat van het dagelijks bestuur.
De Wet publieke gezondheid beschrijft de basistaken van de gemeenten. De uitvoering van het basistakenpakket kan per gemeente verschillen: niet alle gemeenten of derden zullen evenveel gebruik maken van dit uniforme aanbod. Soms is dit afhankelijk van incidenten (bijv. een infectieziekte of een crisis op een school), soms van de bevolking (bijvoorbeeld bij gezondheidsverschillen) of van het beroep dat men doet op GGD Flevoland (bijvoorbeeld specifieke inhoudelijke expertise of de website). En natuurlijk is de klant niet verplicht om gebruik te maken van het GGD Flevoland-aanbod (bijvoorbeeld bij gezondheidsonderzoeken of lespakketten).
Het begrip 'plustaak' is bewust niet gedefinieerd. Dit geeft het algemeen bestuur de mogelijkheid om taken uitdrukkelijk als plustaak te accepteren en uit te voeren. Maar het is ook mogelijk om dit begrip een louter financiële betekenis te geven, bijvoorbeeld door als plustaak te benoemen elk product waarvoor betaald wordt buiten de inwonersbijdrage. Gemeenten en derden kunnen er op contract- of subsidiebasis voor kiezen deze taken bij GGD Flevoland af te nemen.
Plustaken in opdracht van één of meer van de aan de regeling deelnemende gemeenten kunnen worden uitgevoerd door of in samenwerking met een deelneming als bedoeld in artikel 7, tweede lid. In dat geval is de verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur in relatie tot de verantwoordelijkheid van de betreffende gemeente(n) voor de deelneming overeenkomstig als bij de uitvoering van een plustaak.
Artikel 5, achtste lid, ziet erop toe dat het algemeen bestuur gepositioneerd is om per plustaak zijn verantwoordelijkheid voor de uitvoering te kunnen waarmaken. Het uitvoeren van plustaken strekt ook kwalitatief tot voordeel van de gehele organisatie van GGD Flevoland.
Artikel 5, negende lid, ziet erop toe dat het risicomanagement van GGD Flevoland naar behoren kan worden toegepast op de uitvoering van plustaken.
Artikel 5, achtste en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van taken in deelnemingen als bedoeld in artikel 7, tweede lid.
Hieronder volgen nog enkele relevante bepalingen uit de Wet publieke gezondheid.
Artikel 2 Wet publieke gezondheid
- 1.
Het college van burgemeester en wethouders bevordert de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen de publieke gezondheidszorg en de afstemming ervan met de curatieve gezondheidszorg en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.
- 2.
Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor:
- a.
het verwerven van, op epidemiologische analyse gebaseerd, inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking,
- b.
het elke vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gemeentelijke gezondheidsbeleid, bedoeld in artikel 13, tweede lid, op landelijk gelijkvormige wijze verzamelen en analyseren van gegevens over deze gezondheidssituatie,
- c.
het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen,
- d.
het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van programma’s voor de gezondheidsbevordering,
- e.
het bevorderen van medisch milieukundige zorg,
- f.
het bevorderen van technische hygiënezorg,
- g.
het bevorderen van psychosociale hulp bij rampen,
(…)
- a.
Artikel 5 Wet publieke gezondheid
- 1.
Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg.
- 2.
Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor:
- a.
het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren,
- b.
het ramen van de behoeften aan zorg,
- c.
de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, met uitzondering van het perinatale onderzoek op phenylketonurie (PKU), congenitale hypothyroïdie (CHT) en adrenogenitaal syndroom (AGS),
- d.
het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding,
- e.
het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.
(…)
- a.
Artikel 5a Wet publieke gezondheid
- 1.
Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de ouderengezondheidszorg.
- 2.
Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor:
- a.
het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van ouderen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren;
- b.
het ramen van de behoeften aan zorg;
- c.
de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen als comorbiditeit ;
- d.
het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding;
- e.
het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.
(…)
- a.
Artikel 6 Wet publieke gezondheid
- 1.
Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de algemene infectieziektebestrijding, waaronder in ieder geval behoort:
- a.
het nemen van algemene preventieve maatregelen op dit gebied,
- b.
het bestrijden van tuberculose en seksueel overdraagbare aandoeningen, inclusief bron- en contactopsporing,
- c.
bron- en contactopsporing bij meldingen als bedoeld in de artikelen 21, 22, 25 en 26.
(…)
- a.
Artikel 8Werkwijze algemeen bestuur
De vergaderfrequentie van het algemeen bestuur volgt de planning-en-controlcyclus van GGD Flevoland. Deze cyclus sluit aan bij de beleidscyclus van de gemeenten. Hierdoor kunnen gemeenten tijdig invloed uitoefenen op het beleid en de financiële kaders van GGD Flevoland en deze daarna meenemen in hun eigen beleid.
Artikel 9Besluitvorming algemeen bestuur
Gebaseerd op het relatieve aandeel van de gemeenten in de regio is in dit artikel vastgelegd dat bij het vaststellen en wijzigen van de begroting en het vaststellen van de jaarrekening het systeem van gewogen stemmen van toepassing is. Het systeem is concreet uitgewerkt en vastgelegd in dit artikel.
Omdat de gemeenschappelijk regeling uitgaat van samenwerking en gelijkwaardigheid is de voorgestelde stemverhouding niet in alle opzichten een rekenkundige afspiegeling van een bepaalde bijdrage, maar weerspiegelt zij het relatieve verschil in aandeel van elke deelnemende gemeente.
Als basis voor de berekening van de stemverhouding is de bijdrage gehanteerd die elke gemeente in 2008 besteedde aan de gemeentelijke bijdrage programma gezondheid. In 2016 is na een zorgvuldige check gebleken dat deze stemverhouding nog altijd als effectief is aan te merken.
Artikel 10Zienswijze
In een gemeenschappelijke regeling moet worden opgenomen of, en zo ja voor welke door het bestuur te nemen besluiten een zienswijze aan de raden wordt gevraagd. Oogmerk is dat gemeenteraden dan hun opvatting kenbaar kunnen maken voordat een bepaald besluit is genomen. De gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen schrijft hierin niets voor. De wet bedoelt slechts om een bewuste afweging door de deelnemers in de gemeenschappelijke regeling te bevorderen. Het kan dus ook een bewuste afweging zijn om géén zienswijzen in de gemeenschappelijke regeling op te nemen.
Het is hier belangrijk om te benadrukken dat op basis van de Wet publieke gezondheid bij de belangrijkste besluiten en het opstellen van de belangrijkste documenten reeds invloedsmogelijkheden van de raden bestaan. Te weten:
- -
Begroting: de gemeenteraden hebben de mogelijkheid tot zienswijze op de ontwerpbegroting als bedoeld in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
- -
Gemeentelijke nota gezondheidsbeleid: op basis van de landelijke nota gezondheidsbeleid stelt de gemeenteraad binnen twee jaar na openbaarmaking van de landelijke nota gezondheidsbeleid, een gemeentelijke nota gezondheidsbeleid vast, waarin de raad in ieder geval aangeeft:
- •
wat de gemeentelijke doelstellingen zijn ter uitvoering van de in de artikelen 2, 5, 5a en 6 van de Wet publieke gezondheid genoemde taken;
- •
welke acties in de bestreken periode worden ondernomen ter realisering van deze doelstellingen;
- •
welke resultaten de gemeente in die periode wenst te behalen;
- •
hoe het college van burgemeester en wethouders uitvoering geeft aan de in artikel 16 van de Wet publieke gezondheid genoemde verplichting om advies te vragen aan de gemeentelijke gezondheidsdienst voordat besluiten worden genomen die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de publieke gezondheidszorg.
- •
- -
Deze mogelijkheden komen naast de reguliere controlerende bevoegdheden van de gemeenteraden naar de burgemeesters en wethouders.
De begroting, de gemeentelijke nota gezondheidsbeleid en de controlerende bevoegdheden van de gemeenteraden definiëren samen de taken van de GGD en bepalen hoe deze taken moeten worden uitgevoerd. Door de invloedsmogelijkheden van de gemeenteraden op deze documenten, wordt de invloed van de gemeenteraden op de GGD en hoe de GGD zijn taken uitvoert geacht reeds voldoende wettelijk te zijn geborgd.
Artikel 11Participatie
De Wet gemeenschappelijke regelingen beoogt ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid van de GGD te betrekken. Het gaat dan om alle fasen van de beleidscyclus, een uitwerking hiervan wordt te gedetailleerd voor de gemeenschappelijke regeling.
De GGD heeft een wettelijke opdracht en wettelijke taken die zij voor eenieder op gelijk niveau moet uitvoeren en aanbieden. Hierbij worden reeds, landelijk en lokaal, belanghebbenden en partners betrokken, zoals in de toelichting van artikel 10 besproken. Een formeel systeem waarin burgers en belanghebbenden bij overige besluiten worden betrokken bestaat bij de GGD momenteel niet.
Om deze reden is in dit artikel opgenomen dat de GGD burgerparticipatie, of het betrekken van belanghebbenden gebruikt, als dat is voorgeschreven bij of krachtens de wet of wanneer dit door het bestuur van de GGD wordt bepaald. Hiermee is de gemeenschappelijke regeling conform de Wet gemeenschappelijke regelingen en wordt de mogelijkheid opengehouden voor het bestuur om, in specifieke situaties waar dit noodzakelijk wordt geacht, gebruik te maken van burgerparticipatie.
Het algemeen bestuur kan verdere verkenning doen naar de mogelijkheden waarop burgerparticipatie een bijdrage kan leveren aan het versterken van de uitvoering van de taken van de GGD. Het algemeen bestuur kan deze mogelijkheden in een participatieverordening beschrijven.
Artikel 13Taken en bevoegdheden dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van GGD Flevoland. Hij mandateert een deel van zijn bevoegdheden binnen nadere voorwaarden aan de Directeur Publieke Gezondheid.
De keuze voor een brede mandatering van de Directeur Publieke Gezondheid wordt vooral ingegeven door het feit dat bilaterale afspraken tussen GGD Flevoland en de gemeenten een belangrijke rol spelen bij de aansturing van GGD Flevoland. Voor de relatie tussen het dagelijks bestuur en Directeur Publieke Gezondheid is er een organisatieverordening.
Op de mandaatverlening is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, die onder andere bepaalt dat de gemandateerde bevoegdheid wordt uitgeoefend namens het bestuursorgaan. De verantwoordelijkheid voor het in mandaat genomen besluit blijft dus bij het mandaterende orgaan, waarbij van elk besluit duidelijk moet zijn dat het namens het bestuursorgaan genomen is. De mandaatgever kan instructies geven voor de uitoefening van een verleend mandaat.
Artikel 18Verantwoording- en inlichtingenplicht
De gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen schrijft voor dat het bestuur van een gemeenschappelijke regeling een actieve informatieplicht heeft omtrent hetgeen in een regeling speelt. Daarmee is deze bepaling vergelijkbaar met de actieve informatieplicht van het college aan de gemeenteraad, zoals is vastgelegd in de Gemeentewet. Deze verplichting richt zich niet alleen op informatie over te nemen besluiten, maar betreft alles wat de raad behoort te weten om zijn taak goed te kunnen vervullen. In gemeenschappelijke regelingen moeten afspraken worden gemaakt over de wijze waarop deze informatie wordt aangeleverd.
Een actieve informatieplicht aan de raden bestaat op gemeentelijk niveau al voor de colleges. Het doortrekken van deze plicht naar het bestuur van een gemeenschappelijke regeling is geen grote ingreep. Daarbij kan de wijze waarop e.e.a. in de Gemeentewet is geregeld als voorbeeld dienen. De Gemeentewet kent in de artikelen 60 en 169 een open formulering.
Het college:
- -
is verplicht zijn besluitenlijst openbaar te maken,
- -
geeft de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft,
- -
geeft de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van bepaalde collegebevoegdheden (bij besluiten met zwaarwegend politieke betekenis of ingrijpende gevolgen).
Het is aan het algemeen bestuur om hierin een eigen handelingskader te bepalen. Bij gemeenten wordt dat door colleges gedaan in de vorm van een protocol of handvest. Deze lijn volgend kan het algemeen bestuur ook een dergelijk protocol met de colleges en de raden overeenkomen. Er is gekozen dit niet in de gemeenschappelijke regeling, maar in het reglement van orde op te nemen. Kortheidshalve wordt in de gemeenschappelijke regeling wel opgenomen dat het algemeen bestuur dit, na overeenstemming met de colleges en de raden, opneemt in het reglement van orde.
Overigens zullen bepaalde elementen uit de bestaande praktijk in het reglement van orde worden opgenomen, want het is uiteraard niet zo dat een actieve informatieplicht een geheel onontgonnen terrein is.
Artikel 22Middelenbeheer
De artikelen 186 t/m 213 uit de Gemeentewet zijn van toepassing. Van belang zijn met name artikel 186 en de artikelen 212 en 213.
Artikel 186 van de Gemeentewet stelt dat “de begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, het jaarverslag en de jaarrekening … voldoen aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te geven regels.” Voor de GGD betreft dit het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).
Artikel 212 van de Gemeentewet bespreekt de noodzakelijke verordeningen van het algemeen bestuur voor met name waardering en afschrijving van activa en voor de financieringsfunctie.
Artikel 213 van de Gemeentewet bespreekt met name de controle op de jaarrekening en de rol van de door het algemeen bestuur benoemde accountant daarbij.
Daarnaast is het “Besluit Begroting en Verantwoording” (BBV) leidend voor wat betreft de verplichte boekhoudkundige vereisten aan de begroting, meerjarenraming en jaarrekening.
Artikel 25 en artikel 26 Begroting en jaarrekening
De artikelen 186 t/m 213 van de Gemeentewet omvatten meer dan uitsluitend de controles op het geldelijk beheer en de boekhouding. De procedure bij de totstandkoming van de begroting (inclusief meerjarenraming) en bij de vaststelling van de jaarrekening wijkt op enkele punten af van die van de gemeenten.
Aan het opstellen van de begroting van GGD Flevoland gaat een ontwerpbegroting met toelichting vooraf. Hierin staan de hoofdlijnen van het beleid voor de komende jaren en de globale financiële gevolgen. De bijdrage vanuit de gemeenten per inwoner is in beginsel gelijk aan het voorgaand boekjaar, met mutaties voor nieuw beleid en voor indexering van prijzen en lonen. De aanpassing voor prijzen en lonen in de begroting van GGD Flevoland verloopt conform de gemeente Lelystad, zodanig dat de aanpassing in boekjaar (T) van GGD Flevoland gelijk is aan de aanpassing in boekjaar (T-1) van de gemeente Lelystad. De ontwerpbegroting boekjaar (T+1) bevat een voorlopige opgave van het financiële resultaat over het boekjaar (T-1). Deze opgave van het voorlopige financiële resultaat is zonder controle van de accountant opgesteld.
Het algemeen bestuur biedt de ontwerpbegroting in april aan de raden van de gemeenten aan, met het verzoek tot het uitbrengen van zienswijzen. De gemeenten kunnen hierdoor tijdig invloed uitoefenen op de wettelijke verplichte begroting, die het algemeen bestuur op basis van de ontwerpbegroting opstelt en uiterlijk 15 september heeft vastgesteld.
De gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen voorziet in een verruiming van de uiterste termijnen voor de indiening van de kadernota, ontwerpbegroting en begroting in de begrotingscyclus. Per regeling kan gekozen worden voor kortere termijnen, maar niet voor latere data. Het oogmerk is de gemeenteraden een sterkere positie te geven in de begrotingscyclus. De begrotingscyclus van gemeenschappelijke regelingen sluit daardoor beter aan op die van gemeenten, waardoor het voor gemeenteraden makkelijker wordt te overzien wat de gevolgen zijn van uitgaven aan regelingen voor de eigen gemeente. Ook krijgen gemeenteraden langer de tijd om een zienswijze op de conceptbegroting van een regeling te geven en ontvangen zij de kadernota later.
- -
de kadernota moet voor 30 april naar de gemeenteraden worden gestuurd in plaats van voor 15 april;
- -
de ontwerpbegroting moet aan de gemeenteraden worden gezonden 12 weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, dat was voorheen acht weken;
- -
de begroting van een regeling moet uiterlijk 15 september naar gedeputeerde staten worden gestuurd in plaats van 1 augustus.
Overigens voert GGD Flevoland naast basistaken ook plustaken uit, die niet uit de inwonersbijdrage worden bekostigd. Het totaal van alle kosten van GGD Flevoland wordt in de begroting (en meerjarenraming) gedekt vanuit zowel de inwonersbijdrage als vanuit inkomsten uit subsidies en contractuele afspraken met betrekking tot de plustaken. De begroting (inclusief meerjarenraming) van GGD Flevoland wordt daarom door het algemeen bestuur vastgesteld inclusief een aannemelijke calculatie van het tarief per plustaak. De vaststelling van de inkomsten uit de plustaken vindt plaats als de bij deze plustaken behorende subsidiebeschikkingen en/of de bij deze plustaken behorende contractuele afspraken zijn bekrachtigd. De geldstromen met betrekking tot de plustaken worden gespecificeerd in de begroting en de jaarrekening.
De jaarrekening geeft een beredeneerd financieel verslag over het afgelopen jaar, inclusief accountantsverklaring. In verband met de vereisten van rechtmatigheid betrekt de accountant hierbij ook de financiële mededelingen van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur in de periodieke bestuursrapportages – in beginsel respectievelijk in het voorjaar en het najaar - van het betreffende boekjaar. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en de bestemming van het financiële resultaat uiterlijk 1 juli vast.
Artikel 27Bijdragen gemeenten en derden
De bijdragen uit subsidie worden afgerekend overeenkomstig de voorwaarden die bij de toekenning zijn bepaald. Artikel 27, vierde lid, ziet erop toe dat financiële risico’s die niet kunnen worden opgevangen binnen de reguliere kaders van het risicomanagement van GGD Flevoland, worden afgedekt door de gemeente of een derde die opdracht heeft gegeven tot een plustaak. In de door het algemeen bestuur onder artikel 5, achtste lid, bepaalde voorwaarden kan worden geregeld dat een voordelig saldo strekt tot vorming of versterking van (bestemmings)reserves als bedoeld in artikel 28. Frictiekosten als gevolg van het beëindigen van een plustaak komen ten laste van de opdracht gevende gemeente(n).
Artikel 30Toetreding en uittreding
Een besluit tot uittreding wordt niet genomen door de uittredende gemeente zelf maar volgt hetzij uit een wijziging van de indeling in regio’s zoals opgenomen in de bijlage bij de Wet veiligheidsregio's, dan wel uit een gemeentelijke herindeling. Dit betekent dat een verzoek tot uittreding van de uittredende gemeente aan het algemeen bestuur niet aan de orde is. Het gaat om een melding waar het algemeen bestuur kennis van neemt.
Een gemeenschappelijke regeling van een gemeentelijke gezondheidsdienst is een regeling van colleges van burgemeester en wethouders, hierdoor zijn alle colleges partij. Zij dienen dus te overleggen over de gevolgen van de uittreding. Kijkend naar artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen lijkt het om redenen van democratische legitimering aantrekkelijk dat alle colleges hun voornemen tot besluitvorming over die gevolgen ter kennis brengen aan de eigen raad en deze om een eventuele zienswijze vragen. Als alle colleges, gedekt door de raden, het eens zijn over de gevolgen van de uittreding is de zaak afgedaan en kan tot afwikkeling worden overgegaan.
Wanneer geen overeenstemming kan worden bereikt, doet zich de vraag voor hoe tot besluitvorming kan worden gekomen, om een patstelling te voorkomen. Het algemeen bestuur heeft hierin geen rol waarin hij een knoop door kan hakken. Bovendien: de uittredende gemeente delft dan altijd het onderspit. Hetzelfde euvel doet zich voor als je de colleges in meerderheid laat beslissen.
Om een oplossing te bieden in die gevallen waarin over de toepassing van de gemeenschappelijke regeling een aanhoudend verschil van opvatting bestaat, is in artikel 33 van deze regeling voorzien in een geschillenregeling.
Een verschil van mening over de gevolgen van de uittreding is logischerwijs misschien wel aan te merken als een geschil over de toepassing van de gemeenschappelijke regeling in de ruimste zin. Maar om onduidelijkheid te voorkomen wordt dit expliciet genoemd en verwezen naar artikel 33 van deze regeling.
Artikel 34Evaluatie betrokkenheid gemeenteraden
De gewijzigde Wet gemeenschappelijke regeling kent een verplichting om afspraken te maken over evaluatie van de gemeenschappelijke regeling. Om onnodige lasten voor de deelnemende partijen te voorkomen, wordt niet in de wet voorgeschreven waar de evaluatie specifiek op gericht moet zijn, hoe vaak die moet plaatsvinden en op welke wijze. Er kan dus ook worden gekozen voor de afspraak om de regeling niet te evalueren, maar dit is dan een bewuste keuze waar de raden mee dienen in te stemmen.
Er is gekozen om het evalueren van deze regeling aan te laten sluiten bij het individuele gemeentelijke beleid van de deelnemende gemeenten. Dit betekent dat de evaluatie van de gemeenschappelijke regeling zal worden uitgevoerd in overeenstemming met het individuele lokale beleid van elke afzonderlijke deelnemende gemeente met betrekking tot het evalueren van verbonden partijen.
Dit heeft als doel om te zorgen dat de evaluatie van de gemeenschappelijke regeling efficiënt en doeltreffend verloopt. Door de evaluatie aan te laten sluiten bij het gemeentelijk beleid omtrent evaluatie van verbonden partijen, wordt voorkomen dat er onnodige extra lasten ontstaan voor zowel de gemeenten als de regeling zelf.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl