Delegatiebesluit zwemlocaties in oppervlaktewateren 2024

Geldend van 26-11-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Delegatiebesluit zwemlocaties in oppervlaktewateren 2024

Gedeputeerde Staten van Limburg,

maken bekend dat zij in hun vergadering van 5 november 2024, gelet op de hiernavolgende overwegingen,

  • dat bij en krachtens de Omgevingswet aan ons college bevoegdheden, waaronder begrepen taken, zijn toegekend ten aanzien van zwemlocaties in oppervlaktewateren in de provincie Limburg;

  • dat bij en krachtens de Omgevingswet aan het Waterschap Limburg eveneens bevoegdheden zijn toegekend ten aanzien van zwemlocaties in oppervlaktewateren in de provincie Limburg;

  • dat het provinciaal bestuur op grond van artikel 107 van de Provinciewet bevoegdheden kan delegeren aan waterschappen, mits de aard en schaal van de over te dragen bevoegdheden zich daartoe lenen en het bestuur van het Waterschap Limburg daarmee instemt;

  • dat de bevoegdheden, die de provincie op grond van de Omgevingswet ten aanzien van zwemlocaties in oppervlaktewateren uitoefent en de bevoegdheden die het Waterschap Limburg op grond van de Omgevingswet uitoefent ten aanzien van deze zwemlocaties raakvlakken met elkaar hebben en ook anderszins verwantschap vertonen;

  • dat de aard en de schaal van de aan de provincie toegekende bevoegdheden betreffende de zwemlocaties in oppervlaktewateren zich in die zin dan ook lenen voor overdracht aan het Dagelijks Bestuur van het Waterschap Limburg;

  • dat door de overdracht de overlapping van de op grond van in de Omgevingswet uit te voeren taken ten aanzien van zwemlocaties in oppervlaktewateren wordt voorkomen en dat als gevolg van de overdracht de over te dragen bevoegdheden efficiënter kunnen worden uitgeoefend;

  • dat (de rechtsvoorgangers van) het Waterschap Limburg al sinds 1994 naar volle tevredenheid de genoemde bevoegdheden uitoefenen op basis van het delegatiebesluit Wet hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden;

  • dat conform artikel 107, zevende lid, van de Provinciewet het provinciaal bestuur na overdracht geen toezicht uitoefent en geen voorschriften geeft met betrekking tot de uitoefening van de over te dragen bevoegdheden;

  • dat aan de gedelegeerde bevoegdheden een financiële vergoeding door de provincie wordt verbonden voor personele en materiële kosten;

  • dat gelet op artikel 107, tweede lid, van de Provinciewet dit delegatiebesluit de gevolgen van de intrekking van het besluit regelt;

  • dat het Algemeen Bestuur van het Waterschap Limburg op 3 juli 2024 heeft ingestemd met het ontwerp-delegatiebesluit;

  • en dat Provinciale Staten op 27 september 2024 hebben ingestemd met het ontwerp-delegatiebesluit;

hebben besloten:

  • I.

    aan het Dagelijks Bestuur van Waterschap Limburg alle bevoegdheden te delegeren die bij en krachtens de Omgevingswet aan ons college zijn of worden toegekend ten aanzien van zwemlocaties in oppervlaktewateren, alsmede de aan ons college bij en krachtens de Algemene wet bestuursrecht en de Provinciewet toegekende bevoegdheden, voor zover deze betrekking hebben op de procedures die voortvloeien uit het uitoefenen van de bevoegdheden bij en krachtens de Omgevingswet ten aanzien van zwemlocaties in oppervlaktewateren;

  • II.

    dat het provinciaal bestuur in het kader van de delegatie van de onder I. genoemde bevoegdheden aan Waterschap Limburg een financiële vergoeding verstrekt van € 120.000,- per jaar, jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de door het CPB gepubliceerde cijfers voor prijsstijging overheidsconsumptie, onderdeel beloning werknemers, voor personele en materiële kosten in verband met het uitoefenen van de gedelegeerde bevoegdheden;

  • III.

    dat bij eventuele intrekking van dit besluit geen financiële vergoeding door het provinciaal bestuur aan Waterschap Limburg zal worden verstrekt en dat de jaarlijkse financiële vergoeding als bedoeld onder II. in dat geval zal worden gestaakt. Het teveel vergoede over het lopende jaar zal door het Waterschap Limburg naar evenredigheid worden gerestitueerd;

  • IV.

    dat de onder III. bedoelde intrekking niet plaats vindt gedurende het vastgestelde badseizoen. Deze intrekking vindt uiterlijk plaats op 1 februari van het betreffende jaar.

  • V.

    dat dit delegatiebesluit met terugwerkende kracht in werking treedt met ingang van 1 januari 2024. Het delegatiebesluit van 10 december 2013 wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van dit delegatiebesluit ingetrokken.

Ondertekening

Maastricht, d.d. 5 november 2024

Gedeputeerde Staten voornoemd

de voorzitter,

E.G.M. Roemer

secretaris,

D.F. Timmer