Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie gemeente Pijnacker-Nootdorp 2024

Geldend van 26-11-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie gemeente Pijnacker-Nootdorp 2024

Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het advies van de afdeling Beleid d.d. 12 november 2024;

gezien het advies van de Adviesraad Sociaal domein d.d. 30 oktober 2024;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat beleidsregels nodig zijn die gevolgd moeten worden bij aanvragen voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang als er sprake is van sociaal medische indicatie voor ouder(s)/ verzorger(s) of kind;

besluit:

vast te stellen de volgende Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie gemeente Pijnacker-Nootdorp 2024:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels worden dezelfde begrippen gebruikt als in de Wet kinderopvang.

Artikel 2. Doelgroep

De beleidsregels gelden voor ouders/verzorgers, die in de gemeente Pijnacker-Nootdorp wonen. Dit moet duidelijk worden uit een inschrijving in de Basisregistratie Personen. Daarnaast moet de ouder/verzorger voldoen aan minimaal één van de volgende voorwaarden:

  • a.

    De ouder/verzorger heeft een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking. Er is vastgesteld, zoals beschreven in artikel 6, dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken.

  • b.

    De ouder/verzorger heeft een kind ten aanzien van wie is vastgesteld, zoals beschreven in artikel 6, dat kinderopvang noodzakelijk is in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind.

Artikel 3. Aanvraag

  • 1. De aanvraag om een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie wordt bij het college ingediend via het daarvoor bedoelde aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres, burgerservicenummer, geboortedatum van de ouder/verzorger;

    • b.

      indien van toepassing: naam, burgerservicenummer, geboortedatum van de partner en, als dit een ander adres is dan het adres van de ouder/of verzorger: het adres van de eventuele partner;

    • c.

      naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarover deze aanvraag gaat;

    • d.

      bewijsstukken waarmee het bruto verzamelinkomen van de ouder/verzorger en diens eventuele partner duidelijk wordt;

    • e.

      uitleg van de noodzaak en het gewenste resultaat van de aangevraagde kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie, en het aangevraagde aantal dagdelen;

    • f.

      andere gegevens die het college nodig heeft voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 4. Ingangsdatum

  • 1. De tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf de aanvraagdatum, maar niet eerder dan dat er daadwerkelijk kosten voor kinderopvang worden gemaakt.

  • 2. De tegemoetkoming kan niet met terugwerkende kracht worden toegekend.

Artikel 5. Redenen voor afwijzing

  • 1. Een aanvraag voor tegemoetkoming wordt geweigerd als het kind al voor de aanvraagdatum gebruik maakt van de nodige kinderopvang en de ouder/verzorger dit op eigen kracht kan voortzetten. Er is dan geen sprake van een noodzaak voor de tegemoetkoming.

  • 2. Een aanvraag voor tegemoetkoming wordt geweigerd als de ouder/verzorger aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening.

  • 3. Tot de voorliggende voorzieningen wordt in ieder geval gerekend:

    • a.

      kinderopvangtoeslag op grond van het Besluit kinderopvangtoeslag;

    • b.

      een voorziening op grond van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

    • c.

      een voorziening op grond van de Wet langdurige zorg;

    • d.

      een voorziening op grond van de Jeugdwet;

    • e.

      een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • f.

      een medisch kinderdagverblijf;

    • g.

      een bijdrage van de werkgever;

    • h.

      een adequate (opvang)voorziening in niet-professionele zin (eigen netwerk, eigen kracht initiatieven, zorgverlof, etc.);

    • i.

      overige algemeen toegankelijke voorzieningen (ondersteuning van het kernteam, jeugdgezondheidszorg, maatschappelijk werk en welzijnswerk).

Artikel 6. Vaststelling van de sociaal medische indicatie

  • 1. Het college stelt vast of de ouder/verzorger:

    • a.

      een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking heeft en in welke mate daardoor kinderopvang noodzakelijk is, of;

    • b.

      een kind heeft waarvoor kinderopvang noodzakelijk is voor een goede en gezonde ontwikkeling en in welke mate hiervoor kinderopvang noodzakelijk is.

  • 2. Het college stelt de noodzaak voor kinderopvang als bedoeld in het eerste lid vast met een sociaal medisch advies van een door het college aangewezen onafhankelijk sociaal medisch adviseur als bedoeld in artikel 7.

  • 3. Er wordt geen sociaal medisch advies opgevraagd, als een onafhankelijke deskundige als bedoeld in artikel 7, tweede lid, naar het oordeel van het college voldoende schriftelijk heeft aangetoond dat sprake is van ernstige sociaal-medische problematiek die kinderopvang noodzakelijk maakt.

  • 4. Als er sprake is van een voorliggende voorziening, ziet het college af van de vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie.

  • 5. Het college kan gemotiveerd afwijken van het sociaal medisch advies, als dit naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk wordt geacht.

  • 6. Het college kan periodiek een herindicatie uitvoeren van personen als bedoeld in artikel 2. De herindicatie vindt plaats volgens de bepalingen in deze beleidsregels.

Artikel 7. Sociaal medisch advies

  • 1. Het sociaal medisch advies bevat in ieder geval:

    • a.

      de redenen voor de noodzaak voor kinderopvang;

    • b.

      de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk is;

    • c.

      de duur van de kinderopvang die noodzakelijk is.

  • 2. Onderstaande adviseurs worden in ieder geval aangemerkt als onafhankelijke deskundigen die via een schriftelijk advies een indicatie geven over de sociaal- medische problematiek waardoor kinderopvang noodzakelijk is:

    • a.

      een verpleegkundige of arts van het consultatiebureau, GGD of thuiszorg;

    • b.

      een (ortho)pedagoog;

    • c.

      een psycholoog;

    • d.

      een psychiater;

    • e.

      medewerker kernteam van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

Artikel 8. Wijze van afhandeling

  • 1. Afhandeling gebeurt door de afdeling Sociaal Domein op aanvraag door de ouder/verzorger.

  • 2. De aanvraag voor een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie wordt in behandeling genomen nadat de aanvrager een aanvraagformulier heeft ingeleverd inclusief de benodigde bewijsstukken.

  • 3. Als de aanvrager een bewijsstuk inlevert waarmee in voldoende mate is aangetoond dat sprake is van sociaal-medische problematiek die kinderopvang noodzakelijk maakt, neemt de gemeente een besluit op de aanvraag.

  • 4. Als de aanvrager geen bewijsstuk inlevert zoals bedoeld in het derde lid zal de gemeente een schriftelijk advies aanvragen bij een onafhankelijk adviseur zoals genoemd in artikel 7, tweede lid. Na ontvangst van het schriftelijke advies neemt de gemeente een besluit op de aanvraag.

Artikel 9. Hoogte van het voorschot op de tegemoetkoming

  • 1. Als de gemeente een toekennend besluit heeft genomen, dient de ouder/verzorger de volgende gegevens aan te leveren:

    • -

      Kopie van de offerte of overeenkomst van de kinderopvang met LRK nummer;

    • -

      Schatting van het gezamenlijk bruto (jaar)inkomen; loonstrook en/of uitkeringsspecificatie van ouder/verzorger en eventuele partner;

    • -

      Kopie van een bankpas of bankafschrift.

  • 2. Het college gaat bij het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming uit van het wettelijk maximumuurtarief, welke is vastgesteld door de Belastingdienst.

  • 3. De hoogte van het voorschot op de tegemoetkoming wordt inkomensafhankelijk vastgesteld op basis van de kinderopvangtoeslagtabel van de Belastingdienst, rekening houdend met het inkomen van de ouder/of verzorger en diens eventuele partner.

  • 4. De tegemoetkoming wordt bij wijze van voorschot één keer per maand uitbetaald.

  • 5. Het voorschot wordt uitbetaald aan de ouder/verzorger of aan de instelling voor kinderopvang.

  • 6. Na ontvangst van de onder het eerste lid genoemde bewijsstukken ontvangt de ouder/verzorger een beschikking met informatie over:

    • a.

      de hoogte en betaalwijze van de gemeentelijke bijdrage;

    • b.

      de hoogte en betaalwijze van de eigen bijdrage;

    • c.

      de duur van de toegekende periode van tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie;

    • d.

      de verplichtingen van de ouder/verzorger en eventuele partner om de gemeente schriftelijk te informeren over tussentijdse wijzingen (zoals beëindiging plaatsingsovereenkomst of wijziging in uren, dagen of locatie).

Artikel 10. Definitieve vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1. Na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend, stelt het college de definitieve tegemoetkoming vast. Als het college hierom vraagt levert de ouder/verzorger daarvoor de volgende documenten in:

    • a.

      een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang per kind over deze periode;

    • b.

      een inkomensverklaring (IB60) van de Belastingdienst, waarop de inkomsten van de ouder/verzorger en eventuele partner staan.

  • 2. De definitieve vaststelling vindt plaats binnen acht weken na ontvangst van de gevraagde documenten.

  • 3. Als de hoogte van de definitieve tegemoetkoming verschilt van de hoogte van het voorschot, wordt het verschil door het college nabetaald of teruggevorderd.

  • 4. Als de ouder/verzorger de gevraagde documenten niet aanlevert en daardoor geen definitieve vaststelling kan plaatsvinden, kan het college de tegemoetkoming in zijn geheel terugvorderen.

  • 5. Bedragen onder € 100 worden niet teruggevorderd.

Artikel 11. Geldigheidsduur en eenmalige verlenging van de indicatie

  • 1. De indicatie geldt in beginsel voor maximaal 6 maanden.

  • 2. Iedere aanvraag kan eenmalig worden gedaan voor elk kind met de mogelijkheid van een eenmalige verlenging.

  • 3. De indicatie als bedoeld in het eerste lid kan eenmalig worden verlengd met zes maanden, nadat de ouder/verzorger een aanvraag om verlenging heeft ingediend en het college de noodzaak van de verlenging heeft vastgesteld.

  • 4. Een aanvraag om verlenging als bedoeld in het derde lid moet uiterlijk op de einddatum van de indicatie door de aanvrager worden ingediend.

Artikel 12. Beperking duur tegemoetkoming

De tegemoetkoming kinderopvang kan in ieder geval eerder worden ingetrokken dan de door het college vastgestelde duur als:

  • a.

    de ouder/of verzorger niet voldoet aan de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 15 van deze beleidsregels;

  • b.

    er geen of in onvoldoende mate gebruik wordt gemaakt van de kinderopvang;

  • c.

    de ouder/verzorger en/of het kind niet meer woonachtig is in de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

  • d.

    de ouder/verzorger aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening zoals bedoeld in artikel 5, tweede en derde lid;

  • e.

    de sociaal-medische indicatie komt te vervallen.

Artikel 13. Omvang van de kinderopvang

  • 1. Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat op grond van de sociaal medische advies dan wel dat naar haar oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is, met een maximum van 2 dagen, oftewel 4 dagdelen per week.

  • 2. Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren buitenschoolse opvang dat op grond van het sociaal medisch advies dan wel dat naar haar oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is, met een maximum van 1 dagdeel per week.

Artikel 14. Inspanningsverplichting

  • 1. De ouder/verzorger en diens eventuele partner doen al het mogelijke om de periode waarin noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo kort mogelijk te laten zijn.

  • 2. De ouder/verzorger en diens eventuele partner doen al het mogelijke om het aantal uren waarop noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo kort mogelijk te laten zijn.

  • 3. De ouder/verzorger en diens eventuele partner verlenen medewerking aan de begeleiding door het kernteam gedurende de duur van de indicatie, om de noodzakelijke kinderopvang zo kort mogelijk te laten zijn.

Artikel 15. Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder/verzorger meldt uiterlijk binnen 2 weken schriftelijk en uit zichzelf bij het college als er informatie bekend is geworden die van invloed is op het recht op de tegemoetkoming of kan leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2. Als het college daar om vraagt, verstrekt de ouder/verzorger alle gegevens en inlichtingen over hem-/haarzelf en diens eventuele partner die van belang zijn voor de aanspraak op en de hoogte of duur van de tegemoetkoming. De ouder/verzorger verstrekt deze gegevens en inlichtingen binnen redelijke termijn die het college bepaalt.

  • 3. Als de ouder/verzorger de inlichtingenplicht, zoals genoemd in het eerste en tweede lid, schendt en hierdoor ten onrechte een tegemoetkoming of een te hoge tegemoetkoming heeft ontvangen, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen.

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze regels, als de toepassing hiervan leidt tot bijzonder onredelijke gevolgen.

Artikel 17. Inwerkingtreding en intrekking vorige beleidsregels

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie.

  • 2. De Beleidsregels tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie 2021 worden gelijktijdig ingetrokken.

Artikel 18. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie 2024.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 12 november 2024.

het college van Pijnacker-Nootdorp,

Annelies Kroeskamp

Secretaries

Björn Lugthart

burgemeester

Algemene toelichting

Sociaal Medische Indicatie (SMI) is een vangnetregeling die gemeenten de mogelijkheid geeft om gezinnen tijdelijk financieel te ondersteunen in de kosten van de kinderopvang als zij door bepaalde medische of sociale omstandigheden tijdelijk niet in aanmerking voor de kinderopvangtoeslag komen. De ouder/verzorger of beide ouders en verzorgers kunnen niet werken door (psychische) ziekte of door een crisis in het gezin. Het uiteindelijke streven is om het gezin in de positie te krijgen dat de ouder/verzorger weer meedoet aan het arbeidsproces en/of er weer een opvoedingssituatie in het gezin komt die de SMI overbodig maakt. SMI kan ook worden ingezet om de inzet van duurdere voorzieningen te voorkomen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Geen toelichting.

Artikel 2. Doelgroep

Een ouder/verzorger kan een vergoeding voor de kosten van kinderopvang ontvangen als vaststaat dat het om sociaal-medische redenen noodzakelijk is dat diens kind gebruik maakt van kinderopvang.

Artikel 3. Aanvraag

Geen toelichting.

Artikel 4. Ingangsdatum

Een aanvraag kan niet met terugwerkende kracht worden toegekend. Bij een toekenning wordt de tegemoetkoming verstrekt vanaf aanvraagdatum en niet eerder dan dat er daadwerkelijk kosten kinderopvang op grond van de sociaal medische indicatie zijn.

Artikel 5. Redenen voor afwijzing

Er zijn geen financiële criteria voor de tegemoetkoming SMI. Hoogte van inkomen of vermogen kan dus geen reden zijn voor het afwijzen van een aanvraag. Een aanvraag kan wel worden afgewezen als de tegemoetkoming niet noodzakelijk is, doordat de ouder/verzorger al op eigen kracht in de nodige kinderopvang heeft voorzien en hier ook mee kan doorgaan tijdens de periode waarvoor de tegemoetkoming is aangevraagd.

Op de voorliggende voorzieningen genoemd onder sub d en e kan een uitzondering worden gemaakt. Als de inzet van een tegemoetkoming op grond van de SMI een goedkopere oplossing is voor een dure jeugdhulpvoorziening of een Wmo-voorziening, dan wordt de voorkeur gegeven aan een tegemoetkoming op grond van de SMI.

Artikel 6. Vaststelling van de sociaal medische indicatie

Met deze bepaling worden de VNG richtlijnen gevolgd. De gemeente kan alleen een voorziening aanbieden als de aanvrager inwoner is van Pijnacker-Nootdorp. Van belang is dat de grondslag voor een sociaal-medische indicatie kan liggen bij zowel de ouder/verzorger als bij de inwonende kind(eren).

Artikel 7. Sociaal medisch advies

Deze bepaling dient als waarborg dat een indicatie-advies is gebaseerd op het oordeel van een onafhankelijke deskundige. Verder wordt aangegeven welke adviseurs als onafhankelijk worden aangemerkt. Huisartsen vallen hier niet onder.

Artikel 8. Wijze van afhandeling

Om te garanderen dat aanvragen correct en tijdig worden afgehandeld is er voor gekozen om dit proces op te nemen in de regeling. Bij het aanvragen van deze voorziening wordt ook de eigen verantwoordelijkheid van de ouder/verzorger aangesproken. Daarom is het belangrijk dat ook deze verantwoordelijkheden worden benoemd.

Artikel 9. Hoogte van het voorschot op de tegemoetkoming

In de Wet kinderopvang is geregeld dat ouder/verzorger die aanspraak maakt op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang (kinderopvangtoeslag), een inkomensafhankelijke bijdrage betaalt. Ouder/verzorger met een inkomen op minimumniveau ontvangt een tegemoetkoming die vrijwel alle kosten dekt. Ook de tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie wordt afgestemd op het inkomen van de aanvrager en de eventuele partner. Het maximumuurtarief is het bedrag waarover een ouder/verzorger maximaal een vergoeding kan krijgen voor de kosten van kinderopvang. Alle kosten boven dit bedrag betalen ouder/verzorger volledig zelf. Jaarlijks worden de maximum uurprijzen van de kinderopvangtoeslag opnieuw vastgesteld. Deze worden aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling.

Artikel 10. Definitieve vaststelling van de tegemoetkoming

De definitieve tegemoetkoming wordt pas vastgesteld in het jaar nadat de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend is afgelopen. Bijvoorbeeld: als de tegemoetkoming SMI in 2024 is afgelopen, wordt deze pas in 2025 definitief vastgesteld. Dit komt doordat een inkomensverklaring (IB60) van de Belastingdienst nodig is voor de vaststelling. Deze inkomensverklaring is pas ongeveer een half jaar na afloop van het betreffende kalenderjaar beschikbaar.

Artikel 11. Geldigheidsduur en eenmalige verlenging van indicatie

In lid 1 wordt een maximum gesteld aan de termijn waarover de tegemoetkoming SMI wordt toegekend. Hiermee wordt het tijdelijke karakter van de regeling benadrukt. Er wordt ervan uitgegaan dat er binnen 6 maanden een oplossing dan wel hulp georganiseerd is. Als dat mogelijk is, wordt de voorziening eerder afgebouwd.

In lid 2 staat vermeld dat iedere aanvraag eenmalig voor elk kind kan worden ingediend. Als bij een aanvraag de maximale termijn van 6 maanden (met een eventuele verlening van maximaal 6 maanden) is bereikt, dan kan voor dat kind niet opnieuw een aanvraag worden ingediend.

In lid 3 wordt, indien nodig, mogelijk gemaakt dat er eenmalig een verlenging van 6 maanden kan worden aangevraagd, voor die gevallen waar de maximale termijn van 6 maanden onvoldoende blijkt.

In lid 4 wordt vermeld dat een aanvraag om verlenging uiterlijk 6 weken voor het bereiken van de einddatum van de indicatie door de aanvrager moet zijn ingediend. De verlenging van de indicatie moet aansluiten op de eerder afgegeven indicatie.

Artikel 12. Beperking duur tegemoetkoming

In dit artikel wordt de een niet-complete opsomming gegeven van situaties waarin het college de tegemoetkoming kinderopvang in ieder geval kan intrekken.

Artikel 13. Omvang van de kinderopvang

Met dit artikel wordt vastgesteld dat over maximaal vier dagdelen kinderopvang per week de tegemoetkoming SMI wordt verstrekt. Voor de buitenschoolse opvang is dit maximaal 1 dagdeel per week. Bij kinderen vanaf de leeftijd van 10 jaar wordt de zelfredzaamheid van een kind meegewogen in de beoordeling van het recht op de tegemoetkoming SMI. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de leeftijdgrens zoals deze ook geldt in het leerlingenvervoer.

Artikel 14. Inspanningsverplichting

Aan de inzet van de kinderopvang op grond van de SMI verbinden wij de verplichting dat de ouder/verzorger en diens eventuele partner volledige inzet toont om de duur van de periode en het aantal uren kinderopvang zo kort mogelijk te laten zijn. De vergoeding van de kinderopvang is tijdelijk en heeft als doel de ouder/verzorger (tijdelijk) te ontlasten. Het doel is dat de ouder/of verzorger op zoek gaat naar een andere passende oplossing en gaat werken aan het verminderen van de problemen.

De kernteams van de gemeente Pijnacker-Nootdorp voeren de regie en de ouders/verzorger dient volledig mee te werken aan de begeleiding. Met als doel om de periode van de opvang zo goed mogelijk te benutten zodat verlenging niet noodzakelijk is.

Artikel 15. Inlichtingenplicht

Ouder/verzorgers moeten uit eigen beweging schriftelijke mededeling doen van inlichtingen en gegevens die van invloed zijn op het recht op de tegemoetkoming of kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming. Dit moet uiterlijk binnen twee weken bij het college worden gemeld.

Artikel 16 t/m 18

Geen toelichting.