Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727237
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727237/1
Verordening precario- en reclamebelasting 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening precario- en reclamebelasting 2025De Raad van de gemeente Rotterdam,
gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2024
(raadsvoorstel nr. 24bb006323/24bo007085); 24bb006326;
gelet op de artikelen 227 en 228 van de Gemeentewet;
overwegende dat:
de heffing en invordering van de precario- en reclamebelasting bij verordening wordt geregeld;
besluit:
Artikel 1 Definities
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- -
belastingen: precariobelasting en reclamebelasting;
- -
bouwplaats: geheel van voorwerpen dat zich bevindt op een locatie waar civieltechnische werken of bouwwerken tot stand worden gebracht;
- -
exploitant: natuurlijk persoon of rechtspersoon die ten behoeve van derden tegen vergoeding aankondigingen aanbrengt op hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;
- -
exploitatievergunning: besluit waarbij van gemeentewege aan de belastingplichtige een exploitatievergunning wordt verleend tot het hebben van een terras op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond als bedoeld in artikel 2:30b van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012;
- -
jaar: kalenderjaar of een gedeelte daarvan;
- -
maand: kalendermaand of een gedeelte daarvan;
- -
lichaam: lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
- -
omheinde bouwplaats: locatie niet toegankelijk vanaf de openbare weg, omgeven door een hekwerk, waarbinnen civieltechnische werken of bouwwerken tot stand worden gebracht;
- -
ondernemer: natuurlijk persoon als bedoeld in de artikelen 3.4. en 3.5., tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
- -
onroerende zaak: onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken;
- -
openbare aankondiging: alle tot het publiek gerichte mededelingen welke erop zijn gericht de belangstelling van het publiek te trekken voor hetgeen wordt aangekondigd en gedaan zijn op een plaats waar het publiek daarvan kennis kan nemen;
- -
roerende bedrijfsruimte: bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 221 van de Gemeentewet, bij de bepaling van hetgeen als één roerende bedrijfsruimte wordt aangemerkt, vindt artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken overeenkomstige toepassing;
- -
terras: geheel van tafels, stoelen of andere roerende zaken, die de belastingplichtige buiten opstelt om anderen in de gelegenheid te stellen ter plaatse iets te nuttigen;
- -
vergunning: door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;
- -
vestiging: onroerende zaak of roerende bedrijfsruimte die wordt gebruikt door een lichaam dan wel door een ondernemer in het kader van diens onderneming.
- -
week: periode van zondag tot en met zaterdag, of een gedeelte daarvan;
Artikel 2 Belastbaar feit
-
1. Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, als bedoeld of genoemd in deze verordening.
-
2. Onder de naam reclamebelasting wordt een directe belasting geheven voor een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg.
Artikel 3 Belastingplicht
-
1. Belastingplichtig voor de precariobelasting is het lichaam dat of de ondernemer die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, dan wel degene ten behoeve van wie één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond worden aangetroffen.
-
2. Indien een vergunning is verleend voor het hebben van één of meer voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt de vergunninghouder of diens rechtsopvolger aangemerkt als belastingplichtige voor de precariobelasting, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.
-
3. Belastingplichtig voor de reclamebelasting is het lichaam dat, of de ondernemer die belang heeft bij één of meer openbare aankondigingen.
-
4. Een lichaam of een ondernemer heeft in elk geval belang bij een openbare aankondiging indien die aankondiging:
- a.
de naam of een beeldmerk van het lichaam of de ondernemer dan wel van de organisatie of het bedrijf van het lichaam of de ondernemer bevat;
- b.
van het lichaam of de ondernemer afkomstig is; of
- c.
ten behoeve van het lichaam of de ondernemer is geplaatst of aangebracht.
- a.
-
5. De reclamebelasting ter zake van openbare aankondigingen die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, wordt geheven van de exploitant.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en meetvoorschriften
-
1. De belastingen worden geheven naar de oppervlakte in vierkante meters van de voorwerpen en de openbare aankondigingen. Een gedeelte van een vierkante meter wordt daarbij als een gehele vierkante meter geteld.
-
2. In afwijking van het eerste lid wordt de precariobelasting ter zake van kabels, buizen en andere leidingen geheven naar de lengte daarvan in strekkende meters. Een gedeelte van een meter wordt daarbij als een gehele meter geteld.
-
3. De oppervlakte van een voorwerp wordt bepaald door het vermenigvuldigen van de grootste lengte en de grootste breedte van de voor openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop, waaronder of waarboven het voorwerp zich bevindt.
-
4. Indien op hetzelfde adres meerdere terrassen aanwezig zijn, wordt voor de bepaling van de belastbare oppervlakte, de oppervlakte van alle aanwezige terrassen opgeteld.
-
5. De oppervlakte van een omheinde bouwplaats waar civieltechnische werken of bouwwerken tot stand worden gebracht is gelijk aan 30% van de oppervlakte.
-
6. De oppervlakte van een openbare aankondiging wordt bepaald door het vermenigvuldigen van de grootste lengte en de grootste breedte van de openbare aankondiging.
Artikel 5 Tarieven precariobelasting
-
1. De belastingen worden berekend naar de in dit artikel vermelde tarieven met inachtneming van de in dit artikel opgenomen voorschriften.
-
2. Voor de toepassing van dit artikel worden de op de voet van artikel 4, derde lid, bepaalde oppervlakten van voorwerpen die bij een vestiging behoren bij elkaar opgeteld.
-
3. Voorwerpen behoren in elk geval tot een vestiging, indien zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden gebruikt.
-
4. Het tarief van de precariobelasting is:
- a.
voor voorwerpen die bij een vestiging behoren:
- 1°.
nihil, indien de oppervlakte kleiner is dan of gelijk is aan een vierkante meter;
- 2°.
€ 273,30 per jaar indien de oppervlakte groter is dan een vierkante meter en kleiner is dan of gelijk is aan 50 vierkante meter;
- 3°.
€ 273,30 per jaar vermeerderd met € 35,90 per jaar voor elke vierkante meter die de oppervlakte van de eerste 50 vierkante meter te boven gaat;
- 1°.
- b.
voor voorwerpen die niet bij een vestiging behoren, € 35,90 per jaar per vierkante meter oppervlakte met dien verstande dat een gedeelte van een oppervlakte van een vierkante meter als een oppervlakte van een gehele vierkante meter in aanmerking wordt genomen.
- a.
-
5. Het tarief van de precariobelasting voor voorwerpen die tezamen een terras vormen is:
- a.
nihil, indien de oppervlakte van het terras niet meer is dan 50 vierkante meter;
- b.
€ 37,40 per jaar voor elke vierkante meter die de oppervlakte van de eerste 50 vierkante meter te boven gaat.
- a.
-
6. Indien het gebruik van het terras op grond van de exploitatievergunning structureel is beperkt wordt het tarief per dag dat het terras niet gebruikt mag worden, verminderd met 15%.
-
7. Het tarief van de precariobelasting voor voorwerpen geplaatst op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, al dan niet met een vergunning gebruik van de weg voor bouwwerkzaamheden en overige werkzaamheden als bedoeld in artikel 2:10 van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012, is € 1,60 per vierkante meter per week, met dien verstande dat een gedeelte van een week als een gehele week in aanmerking wordt genomen.
-
8. Het tarief van de precariobelasting is:
- a.
voor kabels, niet zijnde bestemd voor nutsvoorzieningen, € 1,60 per strekkende meter per jaar;
- b.
voor buizen en leidingen, niet zijnde bestemd voor nutsvoorzieningen, € 7,70 per strekkende meter per jaar;
- c.
voor leidingviaducten, € 14,40 per oppervlakte van een vierkante meter per jaar.
- a.
Artikel 6 Tarieven reclamebelasting
-
1. De reclamebelasting wordt berekend naar de in dit artikel vermelde tarieven met inachtneming van de in dit artikel opgenomen voorschriften.
-
2. Voor de toepassing van dit artikel worden de op de voet van artikel 4, zesde lid, bepaalde oppervlakten van openbare aankondigingen die bij een vestiging behoren, bij elkaar opgeteld.
-
3. Openbare aankondigingen behoren in elk geval tot een vestiging, indien zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden gebruikt.
-
4. Het tarief van de reclamebelasting is:
- a.
voor openbare aankondigingen die bij een vestiging behoren:
- 1°.
nihil indien de oppervlakte kleiner is dan of gelijk is aan 30 vierkante meter;
- 2°.
€ 67,20 per jaar voor elke vierkante meter die de oppervlakte van de eerste 30 vierkante meter te boven gaat;
- 1°.
- b.
voor openbare aankondigingen die niet bij een vestiging behoren, € 67,20 per vierkante meter oppervlakte per jaar.
- a.
Artikel 7 Heffingstijdvak
-
1. Het heffingstijdvak is het kalenderjaar.
-
2. In de gevallen waarin het gemeentebestuur een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het heffingstijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het heffingstijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Ontstaan belastingschuld
-
1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het heffingstijdvak.
-
2. Indien de belastingplicht na het begin van het heffingstijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.
Artikel 9 Heffing naar tijdsgelang
-
1. Indien de belastingplicht na het begin van het heffingstijdvak aanvangt, beloopt de belasting zoveel twaalfde gedeelten van het over een volledig heffingstijdvak verschuldigde bedrag als er na het begin van de maand waarin de belastingplicht aanvangt volle kalendermaanden in het heffingstijdvak resteren.
-
2. Indien de belastingplicht in de loop van het heffingstijdvak eindigt, wordt op aanvraag ontheffing verleend over zoveel twaalfde deel als na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.
-
3. Het tweede lid is niet van toepassing op terrassen.
-
4. Er wordt geen ontheffing verleend, indien het bedrag van de ontheffing minder is dan € 50,00.
Artikel 10 Vrijstellingen
-
1. De belastingen worden niet geheven ter zake van:
- a.
verkeersborden, andere voorwerpen of openbare aankondigingen, die uitsluitend ten behoeve van het verkeer zijn aangebracht;
- b.
voorwerpen of openbare aankondigingen die uitsluitend het openbaar belang dienen;
- c.
voorwerpen of openbare aankondigingen die tijdelijk en zonder commercieel oogmerk aanwezig zijn in het kader van en voor de duur van:
- 1°.
activiteiten van culturele, sociale of soortgelijke aard;
- 2°.
braderieën;
- 1°.
- d.
voorwerpen of openbare aankondigingen die met uitdrukkelijke toestemming van de gemeente aanwezig zijn in het kader van door haar, of met toestemming van de gemeente, georganiseerde evenementen, tenzij de oppervlakte van die voorwerpen en openbare aankondigingen in hoofdzaak betrekking heeft op een product of bedrijfsactiviteit.
- a.
-
2. De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van:
- a.
gedeelten van gebouwde eigendommen die zich boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond bevinden en niet meer dan 30 centimeter buiten de rooilijn uitsteken;
- b.
spoorrails;
- c.
gedeelten van onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard;
- d.
rolluikkasten en alarminstallaties;
- e.
voorwerpen ter zake waarvan onder de naam precariobelasting standplaatsen, als bedoeld in de Verordening precario standplaatsen 2025, een belasting wordt geheven;
- f.
de infrastructuur, als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Drinkwaterwet;
- g.
een net als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998;
- h.
een gastransportnet als bedoeld in artikel 39a van de Gaswet; of
- i.
werken als bedoeld in artikel 38 van de Warmtewet.
- a.
-
3. De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van openbare aankondigingen door publiekrechtelijke rechtspersonen gedaan in de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak.
Artikel 11 Wijze van heffing
De belastingen worden geheven bij wege van aanslag.
Artikel 12 Termijn van betaling
-
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 is de belastingaanslag invorderbaar 31 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.
-
2. In afwijking van het eerste lid, is een navorderingsaanslag invorderbaar veertien dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.
-
3. Ingeval de precariobelasting op de in het tweede lid bedoelde wijze wordt geheven, is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het voorlopig gevorderde en het gevorderde bedrag en is het bepaalde in het tweede lid van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het nagevorderde bedrag.
Artikel 13 Ondergrens
Belastingbedragen van minder dan € 50,00 worden niet geheven.
Artikel 14 Overgangsbepalingen
De Verordening precario- en reclamebelasting 2024 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2025 hebben voorgedaan.
Artikel 15 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.
Artikel 16 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening precario- en reclamebelasting 2025.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 en 12 november 2024.
De griffier,
I.C.M. Broeders
De voorzitter,
C.J. Schouten
Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl
Toelichting op de Verordening precario- en reclamebelasting 2025
Algemeen
De Verordening precario- en reclamebelasting 2025 is gebaseerd op de artikelen 227 en 228 van de Gemeentewet. Bij het redigeren van de verordening is gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvormigheid van de precariobelasting en de reclamebelasting. Ook deze eenvormigheid draagt bij aan de eenvoud van de (uitvoering van de) verordening.
Artikelsgewijs
Artikel 1 Definities
Een ‘lichaam’ is een lichaam, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Deze bepaling verstaat onder lichamen: verenigingen en andere rechtspersonen, maat- en vennootschappen, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens.
Een ‘ondernemer’ in de zin van deze verordening is een natuurlijk persoon die ondernemer is in de zin van de artikelen 3.4. en 3.5. van de Wet inkomstenbelasting 2001. Artikel 3.4. van deze wet verstaat onder een ondernemer de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor de verbintenissen betreffende die onderneming. In artikel 3.5. van de Wet inkomstenbelasting 2001 is bepaald dat onder ondernemer tevens wordt verstaan de beoefenaar van een zelfstandig beroep.
Geen ondernemer in de zin van de verordening zijn de ‘pseudo-ondernemers’, bedoeld in afdeling 3.2. Belastbare winst uit onderneming van de Wet inkomstenbelasting 2001. Hoewel het resultaat dat een ‘pseudo-ondernemer’ met zijn werkzaamheid behaalt, wordt bepaald alsof de werkzaamheid een onderneming vormt, meent de raad dat de ‘pseudo-ondernemer’ voor de toepassing van de precario- en de reclamebelasting meer gelijkenis vertoont met de natuurlijke persoon die geen onderneming drijft dan met de ondernemer in de zin van de artikelen 3.4. en 3.5. van de Wet inkomstenbelasting 2001. Een nadere toelichting op dit punt is opgenomen onder artikel 3, het kopje “Geen strijd met het gelijkheidsbeginsel”.
Artikel 3 Belastingplicht
Er is voor gekozen om uitsluitend lichamen en ondernemers in de heffing van de belastingen te betrekken. De begrippen lichaam en ondernemer zijn in artikel 1 gedefinieerd.
Geen strijd met het gelijkheidsbeginsel
Door de keuze om uitsluitend lichamen en ondernemers in de heffing van de belastingen te betrekken, blijven natuurlijke personen die geen ondernemer zijn buiten de reikwijdte van de precario- en reclamebelastingen. Deze impliciete vrijstelling is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat anderen dan ondernemers en lichamen niet in een feitelijk en rechtens gelijke positie verkeren. Bovendien is er voor de impliciete vrijstelling van anderen dan ondernemers en lichamen een objectieve en redelijke rechtvaardiging aan te voeren.
In de eerste plaats is het belang van anderen dan ondernemers en lichamen bij het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of bij openbare aankondigingen wezenlijk anders. Het hierna gespecificeerde belang van anderen dan ondernemers en lichamen is doorgaans een belang dat ligt in de persoonlijke levenssfeer, althans een belang dat niet in hoofdzaak commercieel of anderszins zakelijk van aard is. Het belang van lichamen en ondernemers bij het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of bij openbare aankondigingen daarentegen is wel in hoofdzaak commercieel of anderszins zakelijk van aard.
In de tweede plaats zou zonder de impliciete vrijstelling van anderen dan ondernemers en lichamen de uitvoerbaarheid van de belastingen ernstig in het gedrang komen. Door de impliciete vrijstelling kan het opleggen van een groot aantal betrekkelijk geringe aanslagen achterwege blijven. Dit heeft een gunstig effect op de perceptiekosten van de belastingen, zowel in absolute bedragen als gerelateerd aan de opbrengst van de belastingen.
Belastingplicht bij precariobelasting (eerste en tweede lid)
In artikel 3, eerste lid, is geregeld wie belastingplichtige voor de precariobelasting is. Bij de omschrijving van wie belastingplichtige is, is zo dicht mogelijk bij de tekst van artikel 228 van de Gemeentewet gebleven. Ingevolge artikel 228 van de Gemeentewet kan de gemeente een precariobelasting heffen ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. De voorwerpen ter zake waarvan precariobelasting wordt geheven, zijn genoemd in artikel 5, vierde tot en met het achtste lid, van de verordening.
Belastingplicht bij reclamebelasting (derde lid)
In artikel 3, derde lid, is de belastingplichtige voor de reclamebelasting geregeld. Artikel 227 van de Gemeentewet geeft geen regels over de relatie tussen de belastingplichtige voor de reclamebelasting en de openbare aankondigingen ter zake waarvan hij in de heffing kan worden betrokken. Dat er enige relatie tussen de belastingplichtige en het voorwerp van belasting moet zijn, is vanzelfsprekend.
Belang (vierde lid)
Om de relatie tussen de reclamebelastingplichtige en de openbare aankondiging tot uitdrukking te brengen, wordt de term “belang” gebruikt. Tevens wordt aangegeven welke vormen van belang van een lichaam of een ondernemer bij een openbare aankondiging in elk geval voldoende zijn.
Twee of meer belastingplichtigen
Het is niet uitgesloten dat het bepaalde in artikel 3 van de verordening ertoe leidt dat twee of meer ondernemers voor dezelfde voorwerpen of openbare aankondigingen als belastingplichtige in de precariobelasting of de reclamebelasting kunnen worden betrokken. Indien met het hebben van openbare aankondigingen meer belangen zijn gediend, heeft, indien één van die belangen op de voorgrond treedt, de gemeente geen keuzevrijheid, doch wordt degene van wie het belang op de voorgrond treedt aangemerkt als degene die rechtstreeks belang heeft.
Exploitant (vijfde lid)
Bij reclame-uitingen die door exploitanten worden aangebracht op billboards, abri’s, reclamezuilen, rotondes en dergelijke wordt de exploitant in de heffing betrokken en niet degene die op de reclame-uiting vermeld staat.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en meetvoorschriften
Maatstaf van heffing (eerste en tweede lid)
De heffingsmaatstaf van beide belastingen is de in vierkante meters uitgedrukte oppervlakte. Voor buizen, kabels en andere leidingen is de heffingsmaatstaf van de precariobelasting niet de oppervlakte, maar de lengte in meters (artikel 4, tweede lid, van de verordening).
Maatstaf van heffing bij precariobelasting (derde lid)
De oppervlakte van een voorwerp wordt bepaald door het vermenigvuldigen van de grootste lengte en de grootste breedte van de voor openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop, waaronder of waarboven het voorwerp zich bevindt (artikel 4, derde lid, van de verordening). Per voorwerp wordt het aantal vierkante meters naar boven in hele vierkante meters afgerond. Bij de omrekening van het oude naar het nieuwe tarief is hiermee rekening gehouden.
Maatstaf van heffing bij terrassen (vierde lid)
Onder een terras verstaat de verordening een geheel van tafels, stoelen of andere roerende zaken, die de belastingplichtige buitenshuis opstelt om anderen in de gelegenheid te stellen ter plaatse iets te nuttigen (artikel 1, van de verordening).
In de betreffende exploitatievergunning wordt vergunning verleend aan de exploitant van het terras – die tevens de belastingplichtige is – tot het hebben van een terras, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond (artikel 1, van de verordening). In de aanvraag van de exploitatievergunning dient de exploitant (mede) de afmetingen van het terras aan te geven.
Gebruik van de weg voor bouwwerkzaamheden en overige werkzaamheden (vijfde lid)
Er is een aantal situaties te onderscheiden waarbij de oppervlakte verschillend wordt berekend.
Omheinde bouwplaats waar civieltechnische werken of bouwwerken tot stand worden gebracht
Het bepalen van de oppervlakte van een omheinde bouwplaats is geregeld in artikel 4, vijfde lid. Deze situatie speelt vooral bij nieuwbouw. Binnen de omheining worden civieltechnische werken of bouwwerken tot stand gebracht en bevinden zich tevens voorwerpen zoals bouwketen, materialen, steigers en containers. Van de oppervlakte binnen de omheining wordt alleen de oppervlakte van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond in de heffing betrokken. De bouwkavel zelf heeft die bestemming niet en wordt niet in de heffing betrokken. In deze situatie wordt 30% van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond binnen de omheining in de heffing betrokken.
Bouwplaats of overige werkzaamheden
Artikel 5, zevende lid geldt bij voorwerpen of een verzameling voorwerpen zoals bouwketen, materialen, steigers, geparkeerde auto’s en containers bij bouwwerkzaamheden zoals een renovatieproject of een verhuizing. Indien ter beveiliging van de materialen een hek om de voorwerpen is geplaatst worden de oppervlakten van de voorwerpen binnen de omheining bij elkaar opgeteld. Deze berekeningswijze wordt ook toegepast indien bij een omheinde bouwplaats de bouwwerkzaamheden langer dan incidenteel zijn stilgelegd.
In deze situaties wordt van ieder object afzonderlijk het formaat bepaald en de gezamenlijke oppervlakte wordt in de heffing betrokken.
Omdat uiteindelijk (onder)aannemers hun kosten voor (ver)bouwprojecten bij opdrachtgevers in rekening brengen, vindt omwille van doelmatigheid heffing van precario plaats bij de aanvrager van de bouwvergunning.
Maatstaf van heffing bij reclamebelasting (zesde lid)
Voor de openbare aankondiging is het niet relevant of deze zich onder, op of boven gemeentegrond bevindt. In de bepaling van de oppervlakte van een openbare aankondiging spelen dan ook slechts op grond van artikel 4, zevende lid, de afmetingen van de aankondiging zelf een rol.
Als op een voorwerp twee of meer aankondigingen zijn aangebracht en elk van die aankondigingen vanaf de openbare weg zichtbaar is, dient elk van de aankondigingen in de heffing te worden betrokken. Dit kan zich voordoen bij tweezijdige borden, lichtreclames enz.
Artikel 5 Tarieven precariobelasting
Voor de precarioabelasting zijn de tarieven geregeld in het vierde tot en met achtste lid van artikel 5.
Wat betreft de tariefstoepassing per vestiging wordt nog opgemerkt dat de tariefstoepassing per vestiging tot andere verschuldigde bedragen leidt dan de tariefstoepassing per voorwerp .
Om doelmatigheidsredenen blijft de heffing van precariobelasting achterwege indien de oppervlakte van de voorwerpen minder dan één vierkante meter inneemt.
Voor drie categorieën van objecten is in eigen precariotarieven voorzien. Het gaat om (1) terrassen, (2) bouwplaatsen, (3) kabels, buizen, leidingen en leidingviaducten.
Artikel. 5, vierde lid
Voor voorwerpen die niet bij een vestiging horen, geldt niet het basistarief over de eerste 50 vierkante meter, maar wordt de oppervlakte in rekening gebracht. Een voorbeeld van een voorwerp dat niet bij een vestiging hoort is een afsluiterkooi in het havengebied.
Artikel 5, vijfde lid, onderdeel a en zesde lid
Naar aanleiding van de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 2 maart 2016 met vindplaats ECLI:NL:RBROT:2016:1531 wordt de vrijstellingsbepaling voor de eerste vijftig meter van een terras verduidelijkt. De vrijstelling geldt per locatie, niet per deelterras.
In de voornoemde uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat er sprake is van willekeurige of onredelijke belastingheffing indien geen rekening wordt gehouden met horecaondernemers die op basis van de exploitatievergunning het terras structureel één of meer dagen per week niet mogen gebruiken. Om deze reden wordt in dat geval een correctie op het tarief toegepast van ongeveer 1/7 deel van het tarief, afgerond op 15% per dag.
Artikel 6 Tarieven reclamebelasting
Wat betreft de tariefstoepassing per vestiging op grond van artikel 6, tweede en derde lid, wordt nog opgemerkt dat de tariefstoepassing per vestiging tot andere verschuldigde bedragen leidt dan de tariefstoepassing per voorwerp of per openbare aankondiging.
Om doelmatigheidsredenen blijft de heffing van reclame achterwege indien de oppervlakte van de aankondigingen 30 of minder vierkante meter inneemt.
Artikel 7 Heffingstijdvak
Het heffingstijdvak is het kalenderjaar. Artikel 8, tweede lid, ziet op de situatie waarin de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt. Artikel 9 regelt de heffing naar gelang de tijd in gevallen waarin de belastingplicht niet het gehele jaar bestaat.
Artikel 10 Vrijstellingen
Nadere toelichting behoeft de 'evenementenvrijstelling' in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, voor: 'voorwerpen en openbare aankondigingen die met uitdrukkelijke toestemming van de gemeente aanwezig zijn voor de duur van en in het kader van door haar georganiseerde evenementen, tenzij de oppervlakte van die voorwerpen en openbare aankondigingen in hoofdzaak betrekking heeft op een product of bedrijfsactiviteit.'
Deze vrijstelling geldt voor beide belastingen tegelijk. Zij heeft betrekking op evenementen die naar hun aard geen permanent doch meer een tijdelijk karakter hebben.
Er is gekozen voor een omschrijving met scherpere criteria die bovendien meer recht aan het doel van deze vrijstelling beogen te doen. Zo is duidelijk de voorwaarde gesteld dat het om een evenement moet gaan dat door de gemeente zelf georganiseerd wordt. Daarnaast is onderstreept dat commerciële aspecten niet de boventoon mogen voeren.
Want wanneer dat wel het geval zou zijn, is er geen reden om de desbetreffende voorwerpen en aankondigingen anders te behandelen.
Wanneer echter een bedrijf bereid is als sponsor van een dergelijk niet-commercieel getint evenement medewerking te verlenen, is het begrijpelijk dat het dat op enigerlei wijze publiekelijk bekend wil maken. Om aan die wens tegemoet te komen zonder het bedrijfsleven direct op extra kosten te jagen door de heffing van precario- en reclamebelasting op de voorwerpen en aankondigingen die het daartoe bezigt, is de aanvullende voorwaarde gesteld dat het commerciële element geen hoofdzaak mag vormen. In concreto betekent dit dat de oppervlakte van een voorwerp of aankondiging minder dan 30% product- of bedrijfsgerelateerd mag zijn en dat 70% promotie van het evenement moet betreffen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl