Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727230
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727230/1
Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid Waalwijk 2024-2)
Geldend van 22-11-2024 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid Waalwijk 2024-2)De burgemeester van Waalwijk,
overwegende dat:
- -
in het Integrale Veiligheidsbeleid 2023-2027 gemeente Waalwijk de aanpak van ondermijnende criminaliteit een van de geprioriteerde thema’s is;
- -
ondermijnende criminaliteit in belangrijke mate drugsgerelateerd is;
- -
het belangrijk is dat de overheid zichtbaar optreedt tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor deze vormen van ondermijnende criminaliteit;
- -
naast strafrechtelijke sancties ook bestuursrechtelijke sancties ingezet dienen te worden zodat de bestuursrechtelijke sancties het beëindigen, opheffen en/of voorkomen van herhaling van de illegale drugshandel kunnen bewerkstelligen;
- -
artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles) het juridisch instrument is om bestuurlijk op te treden tegen illegale drugshandel;
- -
actuele lokale ontwikkelingen in de aanpak van drugsgerelateerde problematiek vragen om een nadere duiding van mogelijke maatregelen vanwege gevaarzetting waaronder ook de toepassing van artikel 13b Opiumwet;
- -
ontwikkelingen in de jurisprudentie nopen tot actualisering van de beleidsregels
gelet op Artikel 13b Opiumwet
besluit
vast te stellen de “Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet” (Damoclesbeleid Waalwijk 2024-2).
1. Inleiding
De gemeente Waalwijk, en in het bijzonder haar burgemeester, achten het wenselijk om actuele beleidsregels te hanteren die als doel hebben om het woon- en leefklimaat te beschermen door actief te handhaven op overtredingen die de openbare orde schaden. In dit kader worden de criminele handelingen die gepaard gaan met de productie en handel van drugs door de gemeente gezien als dusdanig belastend en ontwrichtend voor haar inwoners en omgeving dat er maatregelen worden genomen om deze overtredingen te voorkomen en te beëindigen. De tientallen sluitingen van woningen en lokalen in de afgelopen jaren geven blijk van de noodzaak om de adequate continuering van dit beleid te bewerkstelligen.
De toepassing van artikel 13b Opiumwet heeft onder andere tot doel de betrokkenheid van panden bij de productie van en handel in verdovende middelen tegen te gaan, de openbare orde en veiligheid, het woon- en leefklimaat en verstoorde structuren in de samenleving te herstellen en duurzaam tegen nieuwe overtredingen te beschermen, en de bekendheid van panden in het drugscircuit weg te nemen zodat de loop van personen uit het criminele circuit wordt doorbroken. Door een zichtbare toepassing van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet laat de burgemeester ook zien dat hij staat voor de handhaving van de openbare orde, de bescherming van het woon- en leefklimaat en ondernemersklimaat, en de bescherming van de veiligheid van omwonenden en derden.
Het landelijke tweesporenbeleid is enerzijds gericht op het strafrechtelijk sanctioneren van personen die zich schuldig maken aan illegale drugshandel en voorbereidingshandelingen. Omdat hiermee niet per definitie het beëindigen of voorkomen van herhaling wordt bereikt, richt gemeente Waalwijk zich anderzijds op bestuursrechtelijke sancties. Deze gezamenlijke aanpak zorgt voor een breder omvattende bestrijding van drugscriminaliteit in deze regio.
2. Juridisch kader/bevoegdheid
Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I), artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II) en artikel 10a eerste lid, aanhef en onder 3 en artikel 11a van de Opiumwet (voorbereidingshandelingen) is in die wet het artikel 13b opgenomen#_ftn1 1.
De burgemeester gebruikt de bevoegdheid om handhavend op te treden op grond van artikel 13b van de Opiumwet wanneer in of vanuit woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven voorbereidingshandelingen worden gepleegd c.q. voorwerpen en/of stoffen die hiertoe dienen voorhanden zijn en/of drugshandel plaatsvindt, dan wel middelen hiertoe aanwezig zijn.
Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:
- 1.
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
- a.
een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
- b.
een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
- a.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.
Eveneens is de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie d.d. 27 februari 2015 van kracht (inwerking getreden per 1 maart 2015; Staatscourant 2015, nr. 5391) waarop het beleid is afgestemd.
3. Definities
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
- -
drugs: harddrugs en softdrugs;
- -
drugshandel: de verkoop, vervaardiging, aflevering of verstrekking van drugs in al zijn verschijningsvormen, dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in een pand of op de daarbij behorende erven;
- -
handelshoeveelheid: een hoeveelheid hard- of softdrugs waarvan in beginsel, behoudens tegenbewijs, aannemelijk is dat de drugs bestemd zijn voor de verkoop, aflevering of verstrekking; bij het bepalen van deze hoeveelheden wordt aangesloten bij het bepaalde in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie2 en benoemd in hoofdstuk 6;
- -
harddrugs: een middel opgenomen in lijst I van de Opiumwet;
- -
hennep: elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden; een hennepstek wordt aangemerkt als een individuele hennepplant;
- -
pand: een woning of een en al dan niet voor publiek toegankelijk lokaal met bijbehorende erven, niet zijnde gedoogde verkooppunten voor softdrugs (coffeeshops); ook een (woon)wagen, -schip en -keet kunnen vallen onder het begrip pand;
- -
softdrugs: een middel opgenomen in lijst II van de Opiumwet;
- -
strafbare voorbereidingshandelingen: het in een pand voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 3° of artikel 11a van de Opiumwet.
4. Damoclesbeleid (Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet)
Deze beleidsregels zien op:
- -
De bevoegdheid tot het sluiten van woningen of lokalen en daarbij behorende erven door de burgemeester indien daarin dan wel daarop een middel als bedoeld in lijst I of II of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I en II is aangewezen in een ministeriële regeling wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
- -
De bevoegdheid tot het sluiten van woningen of lokalen en daarbij behorende erven door de burgemeester indien daarin dan wel daar op voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor onder meer het telen, bereiden of verhandelen van drugs en welke handelingen strafbaar zijn gesteld.
- -
De bevoegdheid tot het sluiten van coffeeshops door de burgemeester indien de gedoogcriteria overtreden worden.
De bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet is in beginsel gericht op het pand en is niet gericht tegen de eigenaar c.q. gebruiker. Het betreft namelijk geen strafsanctie maar een herstelmaatregel. De bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet strekt ertoe de geconstateerde overtreding van de Opiumwet in het pand te beëindigen en herhaling daarvan te voorkomen. Bestuursdwang op grond van het eerste lid van artikel 13b Opiumwet is in de praktijk een tijdelijke sluiting van het pand.
Concreet beogen de beleidsregels uit dit document het bereiken van de volgende doelstellingen:
- •
Het bestrijden van illegale drugshandel vanuit woningen, lokalen en daarbij behorende erven.
- •
De bekendheid van het pand als drugspand in het drugscircuit te doorbreken en te verhinderen dat het pand (weer) wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel.
- •
Een duidelijk en zichtbaar signaal af te geven dat de handel in en productie van drugs niet wordt getolereerd en dat daartegen wordt opgetreden.
- •
Het beschermen van het woon- en leefklimaat in en rond het pand waarbij de bescherming van mens en milieu wordt gewaarborgd.
- •
de openbare orde, veiligheid en/of gezondheid te herstellen en rust terug te brengen in de directe omgeving van het pand.
5. Uitgangspunt bestuursdwang
Het uitgangspunt van deze beleidsregel is dat de burgemeester overgaat tot sluiting van een pand als sprake is van een overtreding van de Opiumwet. Een sluitingsmaatregel heeft een direct effect. Het pand wordt namelijk gesloten. De overtreding is beëindigd, herhaling van de overtreding wordt zo tegengegaan en het pand verliest zijn bekendheid als drugslocatie. Bijkomend voordeel van een zichtbare sluiting is dat voor gebruikers van en handelaren in drugs duidelijk is dat het pand geen onderdeel meer uitmaakt van het drugscircuit. Maar ook dat voor omwonenden, voorbijgangers en omliggende ondernemingen, duidelijk is dat de burgemeester staat voor de veiligheid en de bescherming van het woon- en leefklimaat.
Afhankelijk van de omstandigheden van de situatie kan op grond van artikel 5:32, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht gekozen worden om gebruik te maken van een andere lichtere maatregel, zoals een last onder dwangsom of een waarschuwing.
5.1 Spoedeisende bestuursdwang
Indien er sprake is van drugscriminaliteit, is de situatie altijd zodanig ernstig dat direct optreden het uitgangspunt is. De burgemeester gaat daarom in principe over tot het sluiten van het pand door middel van spoedeisende bestuursdwang zonder voorafgaande last, zoals bedoeld in artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht.
Direct optreden is noodzakelijk in verband met de trends op het gebied van drugscriminaliteit en de toenemende druggerelateerde geweldsdelicten.
Drugshandel tast de openbare orde en veiligheid aan en vormt een groot risico. Deze handel wordt veelal aangestuurd door criminele organisaties. Gebruik van geweld is aan de orde van de dag inclusief ripdeals, liquidaties en intimidaties. Beschietingen en aanslagen van woningen nemen landelijk meer en meer toe en deze zijn in vrijwel alle gevallen druggerelateerd.
De veiligheid van de burgers en het tegengaan van handel in drugs hebben in Waalwijk een topprioriteit en het is belangrijk om er alles aan te doen om voor de burger zijn woon c.q. werkomgeving zo veilig mogelijk te maken.
Direct optreden zorgt ervoor dat het pand direct uit het drugscircuit wordt gehaald en dat het dealen van drugs met alle bijkomende gevaren vanuit het pand direct wordt gestaakt en de openbare orde wordt hersteld. Daarmee kan niet worden gewacht. Het is ook een direct signaal naar de omwonenden toe dat opgetreden wordt tegen drugscriminaliteit.
5.2 Noodzakelijkheid en evenredigheid van sluiting
Voordat over wordt gegaan tot een directe sluiting, wordt de noodzakelijkheid van de sluiting van het pand beoordeeld en wordt de evenredigheid van de sluiting getoetst. Een nadere toelichting van de evenredigheidstoets staat in bijlage 1 beschreven
Dit betekent dat direct beoordeeld wordt wat de ernst van de overtreding is, of er sprake is van een recidive, of er signalen zijn voor handel uit het pand en of het een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk betreft.
Ook wordt direct getoetst of een sluiting evenredig is, waarbij de verwijtbaarheid van de betrokkenen zal worden beoordeeld en de mogelijke gevolgen van de sluiting. De in algemene zin bekende nadelige gevolgen die samenhangen met de tijdelijke sluiting van een pand worden betrokken. Ook wordt voorafgaand aan de sluiting onderzocht of betrokkenen bekend zijn met specifieke zorgtrajecten c.q. een bijzondere kwetsbaarheid en of er minderjarige kinderen woonachtig zijn. Indien de situatie zich daarvoor leent, zullen betrokkenen door een ter plaatse aanwezige toezichthouder worden gevraagd naar hun mondelinge zienswijzen over de sluiting.
Uit de beoordeling van de noodzakelijkheid en evenredigheid kan volgen dat wordt afgezien van een directe sluiting als het gewenst is eerst zienswijzen te vragen over de sluiting. Gedacht kan worden aan situaties waarbij de omstandigheden nog onvoldoende bekend zijn of waarbij onvoldoende duidelijk is wat de gevolgen van de sluiting zijn voor de betrokkenen.
Dit zal bijvoorbeeld bij de aanwezigheid van minderjarige kinderen in de meeste gevallen aan de orde zijn.
Een directe sluiting van een pand kan daarnaast ook in het belang van de overtreder zijn in het geval deze in detentie verblijft.
6 Reikwijdte
6.1 Drugshandel
Bij de beoordeling of (een last onder) bestuursdwang wordt toegepast, moet in ieder geval sprake zijn van de aanwezigheid van een middel als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet. Tevens wordt, waar in deze beleidsregels gesproken wordt over drugshandel, ook bedoeld het daartoe aanwezig hebben van verdovende middelen. Hiermee wordt in deze beleidsregels opvolging gegeven aan de ‘Aanwijzing Opiumwet’, ook maatgevend is voor de beoordeling van wel of geen overtreding van artikel 13b Opiumwet.
In geval van een hoeveelheid van meer dan 5 hennepstekjes of planten wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is dan dus geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Voor softdrugs wordt een hoeveelheid van meer dan 5 gram gezien als handelshoeveelheid.
Sinds 1 januari 2023 is Lachgas (distikstofmonoxide) toegevoegd aan lijst II van de Opiumwet. Het is vanaf 1 januari 2023 verboden om lachgas voor recreatief gebruik binnen Nederland te vervoeren, te verkopen, te produceren of in bezit te hebben. Uitzondering op het verbod wordt gemaakt indien betrokkene in het bezit is van een ontheffing voor het verrichten van handelingen met lachgas op grond van artikel 6 en artikel 8 van de Opiumwet. Om te bepalen of er sprake is van een handelsvoorraad lachgas wordt gekeken naar de criteria uit de Nota van Toelichting op het Lachgasbesluit.
In geval van harddrugs geldt voor hoeveelheden groter dan 0,5 gram gezien wordt als handelshoeveelheid. In geval harddrugs zich niet laat uitdrukken in grammen dan gelden de hoeveelheden die een gebruikershoeveelheid overstijgen (bijvoorbeeld hoeveelheden groter dan 1 XTC-pil en groter dan 5 ml GHB)3.
De verboden van de Opiumwet gelden niet alleen voor middelen als genoemd in lijst I en II, maar ook voor middelen die vooruitlopend op plaatsing op lijst I of II, zijn aangewezen bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet.
6.2 Voorbereidingshandelingen
Van voorbereidingshandelingen is sprake als in een woning of lokaal of op een erf voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs. Het gaat om voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a of 11 van de Opiumwet.
Deze bepalingen vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op het erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Een en ander kan reeds blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof (bijvoorbeeld de opslag van 2000 liter zoutzuur in een woonwijk) of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie (zoals een drugslaboratorium of hennepkwekerij in aanbouw), maar soms ook uit de uit een opsporingsonderzoek verkregen resultaten van tapgesprekken of observaties. Sluiting is aan de orde zodra het pand een schakel vormt in de productie of distributie van drugs.
Niet alle strafbare voorbereidingshandelingen die vermeld staan in artikel 10 of 11a van de Opiumwet vallen binnen de reikwijdte van deze beleidsregels. Deze beleidsregels gelden niet voor in een pand aangetroffen vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet. De relatie van vervoer- of betaalmiddelen met het pand zal op zichzelf in veel gevallen te mager zijn om sluiting van het pand te rechtvaardigen. Uiteraard kunnen in een pand aangetroffen vervoer- of betaalmiddelen of (geheime) ruimten wel bijdragen aan het oordeel dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat.
7 Noodzakelijkheid en evenredigheid en van de op te leggen maatregel
Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling)4 hebben specifiekere kaders gesteld voor sluitingen op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Om vast te stellen of een pand moet worden gesloten dienen een aantal stappen doorlopen te worden:
Is de burgemeester bevoegd?
Er moet bepaald worden of aan de voorwaarden van artikel 13b van de Opiumwet wordt voldaan en de burgemeester dus bevoegd is deze bevoegdheid in het concrete geval te gebruiken. De voorwaarden staan beschreven in het juridisch kader in hoofdstuk 2 van dit beleidsdocument. Indien er sprake is van aanwezigheid van een middel of voorbereidingshandelingen, zoals uitgelegd in hoofdstuk 6 van dit document, kan de burgemeester bevoegd zijn om artikel 13b van de Opiumwet toe te passen.
In het geval dat vastgesteld wordt dat de burgemeester in principe bevoegd is toepassing te geven aan artikel 13b van de Opiumwet moeten de volgende 3 aspecten beoordeeld worden:
- •
Is de maatregel noodzakelijk ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning en het herstel van de openbare orde?
- •
Is de maatregel (sluiting) geschikt om het doel/de doelen genoemd in hoofdstuk 3 te realiseren?
- •
Is de maatregel evenwichtig?
Voor meer informatie over de toepassing van deze genoemde stappen, zie bijlage 1 bij deze beleidsregels.
7.1 Overige (minder ingrijpende) maatregelen
Uit de beoordelingstoets kan volgen dat sluiting van een pand niet noodzakelijk of niet evenredig is en dat er dient te worden afgezien van deze bestuurlijke maatregel. De gevolgen van de sluiting staan dan niet in redelijke verhouding tot het doel dat met de sluiting wordt beoogd. In dat geval kan de burgemeester een last onder dwangsom inzetten gericht aan de overtreder(s) of een bestuurlijke waarschuwing geven in plaats van dat (een last onder) bestuursdwang wordt opgelegd.
De hoogte van een op te leggen dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van de vermeende geschonden belangen. Dat wil zeggen dat het bedrag een voldoende afschrikwekkend effect moet hebben zodat voorkomen wordt dat wederom een overtreding van artikel 13b van de Opiumwet plaatsvindt.
8 Zorgplicht
Een gemeente heeft zorgplicht voor haar inwoners. Indien inwoners van de gemeente Waalwijk te maken krijgen met een bestuurlijke maatregel dan stelt de gemeente zich als plicht om de situatie van de betreffende inwoners nauwkeurig te bezien.
Uitgangspunt daarbij is dat betrokkenen hierin hun eigen verantwoordelijkheid hebben. Indien het noodzakelijk wordt geacht, gaat de gemeente in dat kader na welke rol zij kan spelen in een zorgtraject van betrokken inwoners.
9 Beleidsregels woningen en/of daarbij behorende erven: aanwezigheid handelshoeveelheid drugs/ voorbereidingshandelingen drugs
9.1 Woongenot
De sluiting van woningen en/of daarbij behorende erven grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Daarom wordt hiertussen onderscheid gemaakt. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.
9.2 Feitelijk voor bewoning gebruikt
De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een feitelijk voor bewoning gebruikte ruimte. Dat betekent dat er feitelijk sprake is van het hebben van woongenot. Of een ruimte wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse. Veelal staat dit verwoord in het proces-verbaal van bevindingen van de politie. Dit kan echter ook geconstateerd worden door een medewerker van de gemeente Waalwijk en in een controlerapport vastgelegd worden. Eventuele inschrijvingen in de Basisadministratie personen kunnen een aanwijzing zijn voor feitelijke bewoning. Een voor de bewoning bestemde ruimte die niet feitelijk gebruikt wordt als woning wordt aangemerkt als lokaal en valt daarmee onder het handhavingsbeleid dat voor lokalen geldt.
9.3 Aanwezigheid of voorbereiding van drugs: Constatering in een woning en/of bijbehorende erven
De burgemeester maakt geen onderscheid tussen middelen van lijst I ("harddrugs") of lijst II ("softdrugs") van de Opiumwet.
Gelet op de professionalisering die de hennepteelt heeft doorgemaakt, de risico’s die daarbij genomen worden en de uitstraling daarvan op de leefomgeving is ook bij de handel in softdrugs sprake van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde. Dit rechtvaardigt een directe sluiting. Worden de hoeveelheden voor eigen gebruik (justitiële gedoogregels) overschreden, dan wordt aangenomen dat de drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn en kan artikel 13b worden toegepast.
Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven een handelshoeveelheid drugs van een middel als bedoeld in lijst I of lijst II of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I en II is aangewezen in een ministeriële regeling wordt aangetroffen of een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a voorhanden is, volgt bij een eerste constatering een sluiting van 3 maanden. Bij een tweede constatering van een overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de eerste constatering, wordt de woning voor 6 maanden gesloten.
Handhavingsmatrix woningen en/of bijbehorende erven |
|||
Constatering |
1e constatering |
2e constatering en volgende constateringen |
|
Aanwezigheid van drugs in handelshoeveelheid van lijst I of lijst II of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I en II is aangewezen in een ministeriële regeling of aanwezigheid van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a |
3 maanden sluiting |
6 maanden sluiting |
|
10 Beleidsregels niet gedoogde verkooppunten van drugs: aanwezigheid handelshoeveelheid drugs (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen en/of daarbij behorende erven, niet zijnde coffeeshops/voorbereidingshandelingen
10.1 Niet gedoogde verkooppunten van drugs
Onder de in deze categorie bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten). Ook niet feitelijk bewoonde woningen vallen onder deze categorie.
10.2 Aanwezigheid of voorbereiding drugs: Constatering in niet gedoogde verkooppunten
De burgemeester maakt geen onderscheid tussen middelen van lijst I ("harddrugs") of lijst II ("softdrugs") van de Opiumwet.
Gelet op de professionalisering die de hennepteelt heeft doorgemaakt, de risico’s die daarbij genomen worden en de uitstraling daarvan op de leefomgeving is ook bij de handel in softdrugs sprake van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde.
Bij een eerste constatering van de aanwezigheid van een handelshoeveelheid van een middel als bedoeld in lijst I of lijst II of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I en II is aangewezen in een ministeriële regeling wordt aangetroffen of een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a voorhanden is, dan wordt het pand gesloten voor de duur van 6 maanden. Bij een tweede constatering, binnen vijf jaar na de eerste constatering wordt het pand gesloten voor de duur van 12 maanden.
Handhavingsmatrix lokalen en/of bijbehorende erven, niet zijnde coffeeshops |
||
Constatering |
1e constatering |
2e constatering en volgende constateringen |
Aanwezigheid van drugs in handelshoeveelheid van lijst I of lijst II of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I en II is aangewezen in een ministeriële regeling of aanwezigheid van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a |
6 maanden sluiting |
12 maanden sluiting |
11 Beleidsregels gedoogde verkooppunten van softdrugs (coffeeshops)
(Gelet op het experiment gesloten coffeeshopketen en de gevolgen die de uitkomsten hiervan zullen hebben op de uitwerking van beleidsregels omtrent artikel 13b van de Opiumwet en eventuele andere beleidsregels, is ervoor gekozen om dit deel van de beleidsregels bij de deze wijziging ongewijzigd te laten.)
11.1 Coffeeshop
Een coffeeshop is een alcoholvrije horecagelegenheid waarin met inachtneming van gedoogcriteria de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van softdrugs wordt gedoogd.
11.2 Toepassingsbereik
De toepassing van artikel 13b Opiumwet heeft een directe relatie met het coffeeshopbeleid van de gemeente Waalwijk. Bij coffeeshops gaat het immers ook om panden waar gehandeld wordt in softdrugs, maar waar bewust de handhaving op grond van artikel 13b Opiumwet onder de werking van de AHOJGI-criteria niet plaatsvindt.
Er kunnen zich twee verschillende situaties voordoen:
- -
De eerste betreft de situatie waarin er sprake is van activiteiten in de coffeeshop die betrekking hebben op de AHOJGI-criteria.
- -
De tweede is de situatie, waarin de coffeeshop alcohol aanwezig heeft of wordt gebruikt als verkoopplaats van alcohol.
11.3 AHOJGI-criteria en plus-criteria
Coffeeshops dienen zich aan strikte gedoogvoorwaarden te houden. De voorwaarden betreffen de zogeheten AHOJGI-criteria en plus-criteria. Hieronder staan de criteria uitgewerkt.
AHOJGI-criteria:
A: geen affichering: dit betekent geen enkele vorm van reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;
H: geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;
O: geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshops rondhangende klanten;
J: geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van minimaal 18 jaar;
G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (5 gram of meer). Onder "transactie" wordt begrepen: alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper;
I: geen toegang voor de coffeeshop voor anderen dan ingezetenen van Nederland.
Plus-criteria:
Geen alcohol:
Coffeeshops mogen geen alcoholische dranken verkopen of ten verkoop aanwezig hebben.
Maximale handelsvoorraad:
Coffeeshops mogen slechts een beperkte handelsvoorraad hebben (niet meer dan 500 gram)5.
11.4 Bestuursdwang
Er wordt bestuursrechtelijk handhavend opgetreden tegen een coffeeshop bij overtreding van de AHOJGI-criteria en/of de plus-criteria. Er wordt geen last onder dwangsom opgelegd. Bestuursdwang is immers een meer geëigend middel om zeker te stellen dat een eind gemaakt wordt aan de overtreding van de Opiumwet.
11.5 Artikel 1:6 APV
In de APV is een artikel opgenomen op grond waarvan de burgemeester een vergunning kan intrekken. Dit artikel is ook van toepassing op de gedoogbeschikkingen die de gemeente Waalwijk aan de coffeeshophouders heeft verstrekt.
Het artikel luidt:
“Artikel 1:6 APV geeft de burgemeester de bevoegdheid de vergunning in te trekken:
a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een
daarin gestelde termijn dan wel bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;
e. indien de houder dit verzoekt.”
In de gedoogbeschikking die de gemeente Waalwijk aan de coffeeshophouders heeft verstrekt is een extra voorwaarde opgenomen:
‘de gedoogbeschikking is persoonsgebonden en is alleen verleend voor voornoemde horeca-inrichting op voornoemd perceel. De gedoogbeschikking is niet overdraagbaar”.
11.6 Coffeeshops en overtreding gedoogvoorwaarden
De handhaving die de gemeente Waalwijk hanteert wanneer coffeeshops de gedoogvoorwaarden overtreden staan hieronder per gedoogvoorwaarde opgenomen. Aan het eind van de weergave staat een matrix opgenomen waar in een oogopslag te zien is hoe gehandhaafd wordt.
11.6.1 Overtreding A-criterium
(geen affichering)
Bij een eerste constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde A in coffeeshops of daarbij behorende erven, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 1 maand. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering, voor de duur van 3 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering voor de duur van 6 maanden om vervolgens bij een vierde overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering over te gaan tot sluiting voor de duur van 12 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.
11.6.2 Overtreding H-criterium
(geen harddrugs)
Indien in coffeeshops of daarbij behorende erven drugs worden verkocht dan wel voorhanden zijn (H-criterium), als bedoeld in lijst I (harddrugs), volgt bij een eerste constatering een sluiting van 12 maanden. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering wordt de coffeeshop voor 24 maanden gesloten en de gedoogbeschikking ingetrokken.
11.6.3 Overtreding O-criterium
(geen overlast)
Bij een eerste constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde O in coffeeshops of daarbij behorende erven, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 1 maand. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering, voor de duur van 3 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering voor de duur van 6 maanden om vervolgens bij een vierde overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering over te gaan tot sluiting voor de duur van 12 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.
11.6.4 Overtreding J-criterium
(geen verkoop/toegang jeugdigen)
Bij een eerste constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde J, in coffeeshops of daarbij behorende erven, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 6 maanden. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 12 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering volgt sluiting voor 24 maanden en wordt de gedoogbeschikking ingetrokken.
11.6.5 Overtreding G-criterium
(verkoop gebruikershoeveelheid)
Bij een eerste constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde G, in coffeeshops of daarbij behorende erven, krijgt de coffeeshop een bestuurlijke waarschuwing. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de bestuurlijke waarschuwing, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 3 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering voor de duur van 12 maanden om vervolgens bij een vierde overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering over te gaan tot sluiting voor de duur van 24 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.
11.6.6 Overtreding I-criterium
(verkoop aan ingezetenen)
Bij een eerste constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde I, in coffeeshops of daarbij behorende erven, krijgt de coffeeshop een bestuurlijke waarschuwing. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de bestuurlijke waarschuwing, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 3 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering voor de duur van 12 maanden om vervolgens bij een vierde overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering over te gaan tot sluiting voor de duur van 24 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.
11.6.7 Overtreding Plus-criteria
Geen alcohol:
Bij een eerste constatering van het aanwezig zijn, verstrekken of gebruik van alcohol in een coffeeshop volgt een sluiting van 3 maanden. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering, volgt een sluiting van 6 maanden en bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering, volgt sluiting van de coffeeshop voor een periode van 12 maanden6. Bij een vierde overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering volgt sluiting voor de duur van 24 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.
Maximale handelsvoorraad:
De maatregel die getroffen wordt bij overtreding hangt af van de hoeveelheid handelsvoorraad die wordt aangetroffen. Hiertoe zijn staffels opgesteld. Deze staffels zijn te vinden in bijlage 2.
Bij een eerste constatering van een overtreding van de maximale handelsvoorraad, in coffeeshops of daarbij behorende erven, kan de handhaving variëren van een bestuurlijke waarschuwing tot een maximale sluiting van 12 maanden. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar varieert de handhaving van sluiting voor de duur van 1 maand tot een maximale sluiting van 12 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering volgt sluiting voor de duur van 24 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.
Handhavingsmatrix coffeeshops |
||||
Overtreding |
1e constatering |
2e constatering |
3e constatering |
4e en volgende constateringen |
A-criterium |
1 maand sluiting |
3 maanden sluiting |
6 maanden sluiting |
Sluiting 12 maanden en intrekken gedoogbeschikking |
H-criterium |
12 maanden sluiting |
Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking |
n.v.t. |
n.v.t. |
O-criterium |
1 maand sluiting |
3 maanden sluiting |
6 maanden sluiting |
Sluiting 12 maanden en intrekken gedoogbeschikking |
J-criterium |
6 maanden sluiting |
12 maanden sluiting |
Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking |
n.v.t. |
G-criterium |
Bestuurlijke waarschuwing |
3 maanden sluiting |
12 maanden sluiting |
Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking |
I-criterium |
Bestuurlijke waarschuwing |
3 maanden sluiting |
12 maanden sluiting |
Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking |
Plus-criterium Geen alcohol |
3 maanden sluiting |
6 maanden sluiting |
12 maanden sluiting |
Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking |
Plus-criterium Maximale handelsvoorraad |
Maximale sluiting 12 maanden conform staffels (bijlage 1) |
Maximale sluiting 12 maanden conform staffels (bijlage 1) |
Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking |
n.v.t. |
11.7 Samenloop
Onder samenloop bij coffeeshops wordt verstaan dat bij één constatering meerdere gedoogvoorwaarden worden overtreden.
Bij samenloop van op te leggen maatregelen is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing.
AFWIJKINGSBEVOEGDHEID
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht kan van deze beleidsregels worden afgeweken indien toepassing van het beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen.
Er wordt altijd per geval aan de hand van de concrete omstandigheden beoordeeld of een sluiting geboden is of dat een minder vergaande sanctie dient te worden opgelegd.
INWERKINGTREDING EN VERVALLEN EERDERE BELEIDSREGELS
- 1.
Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.
- 2.
Zij zijn onmiddellijk van toepassing op reeds lopende procedures.
- 3.
De “Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid Waalwijk 2024)” vervallen op het in het eerste lid genoemde moment.
CITEERTITEL
Deze regeling kan worden aangehaald als Damoclesbeleid Waalwijk 2024-2
Ondertekening
Aldus vastgesteld door de burgemeester op 29 oktober 2024.
De burgemeester van Waalwijk,
Sacha C.A.M. Ausems
Bijlagen
Bijlage I Werkwijze opleggen bestuurlijke maatregel
Hieronder staat in hoofdlijnen beschreven welke werkwijze de burgemeester hanteert bij het opleggen van een bestuurlijke maatregel op grond van overtreding van artikel 13b Opiumwet:
- •
Rapportage
De politie informeert de burgemeester zo spoedig mogelijk na een constatering van een overtreding van de Opiumwet. De communicatie kan op diverse manieren plaatsvinden, bijvoorbeeld middels het verstrekken van politierapportages, processen-verbaal en/of een bestuurlijke rapportage. De politie kan de informatie in beginsel ook mondeling verstrekken, als er sprake is van een spoedeisende situatie. Een rapportage wordt door de politie dan zo spoedig mogelijk -achteraf- opgesteld.
- •
Bestuurlijke maatregel
Aan de hand van de politie-informatie, de overige omstandigheden, de beoordeling over de noodzakelijkheid van de sluiting en de evenredigheidstoets, bepaalt de burgemeester welke bestuurlijke maatregel moet volgen op de geconstateerde overtreding. In beginsel gelden deze vastgestelde beleidsregels. Alleen op basis van feiten en/of omstandigheden kan de burgemeester in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de maatregelen uit deze beleidsregels (artikel 4:84 Awb).
- •
Voorbereiding van het besluit tot (spoedeisende) bestuursdwang, sluiting
Bij spoedeisende situaties wordt deze stap over geslagen. Vindt geen directe sluiting plaats dan wordt ter voorbereiding van een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang het voornemen bekend gemaakt waartegen zienswijzen kunnen worden ingediend (artikel 4:8 en 4:9 Awb). Besluit
Na het verlopen van de termijn van zienswijze, indien van toepassing, neemt de burgemeester een daadwerkelijk besluit. Hier heeft de burgemeester aandacht voor de zienswijzen en –indien nodig- voor de zorgcomponent. Bij een directe sluiting wordt het schriftelijke besluit zo spoedig mogelijk na ontvangst van de rapportage van de politie opgesteld en toegezonden
- •
Registratie van het besluit
Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen moet een bestuursorgaan dat een pand heeft gesloten op grond van de Opiumwet dit besluit registreren in de Basisregistratie Kadaster Publiekrechtelijke beperkingen (BRK-PB). Iedereen kan op deze wijze kennisnemen van eventuele van kracht zijnde of eerdere sluiting(en) van een pand of perceel.
Effectuering van het sluitingsbesluit
Direct of na de bekendmaking van het sluitingsbesluit wordt overgegaan tot het sluiten van het pand of de woning en/of bijbehorende erven. De eigenaar/gebruiker krijgt de kans om voor de sluiting persoonlijke eigendommen uit de woning en het lokaal en/of daarbij behorende erven te halen. Alle deuren en ramen dienen te worden gesloten. De handhavers controleren of de eigenaar en/of gebruiker heeft voldaan aan de last tot bestuursdwang. Indien nodig krijgt de gemeente assistentie van de politie.
Sloten vervangen
De gemeente geeft een derde opdracht om de sloten van alle toegangsdeuren te vervangen. Dit om er zeker van te zijn dat het pand niet geopend kan worden met eventuele niet ingeleverde sleutels. De eigenaar/gebruiker moet hieraan medewerking verlenen.
Makelaarsbord
Aan een gevel(raam) wordt een bord met de tekst “Drugspand op last van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet gesloten; betreden is verboden op grond van artikel 2:41 van de APV” opgehangen. Het bord wordt bij voorkeur op de eerste verdieping van het pand aangebracht en –indien mogelijk- aan de binnenzijde van een raam. Tevens is het telefoonnummer van de politie op het bord vermeld. Het bord heeft een omvang van 1 meter bij 0,70 meter. Het bord wordt door een medewerker van de gemeente aangebracht. De eigenaar/gebruiker moet hieraan medewerking verlenen.
Ook wordt indien mogelijk aan de binnenzijde van een raam een plaat met dezelfde informatie aangebracht.
Verzegeling
Als een eigenaar/gebruiker van een woning of een lokaal en/of een daarbij behorende erven zelf sluit, kan niet worden gegarandeerd dat de woning of lokaal en/of bijbehorende erven daadwerkelijk gesloten blijven. Daarom worden de ramen en toegangsdeuren van het pand verzegeld door middel van verzegelingsstickers. Zonder het aanbrengen van zegels kan niet worden gecontroleerd of het pand gedurende de sluitingsperiode inderdaad gesloten blijft. Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is in artikel 2:41 lid 2 van de Algemene plaatselijke verordening het betreden van een gesloten woning, lokaal en/of erf, strafbaar gesteld.
Verslag van binnentreding
Indien het noodzakelijk is dat de burgemeester een machtiging tot binnentreden van een woning afgeeft op grond van de Algemene wet op het binnentreden, wordt een verslag van binnentreding opgesteld overeenkomstig artikel 10 van genoemde wet.
Ketenpartners
Bij de uitvoering van de sluiting kunnen naast een medewerker van de gemeente en politie ook vertegenwoordigers van andere (keten)partners aanwezig zijn, bijvoorbeeld: een aannemer, het energiebedrijf, de GGD of een medewerker van een verslavingszorginstelling.
Belangrijke jurisprudentie
Aangescherpt beoordelingskader
Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hebben specifiekere kaders gesteld voor sluitingen op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Om vast te stellen of een pand moet worden gesloten dienen een aantal stappen doorlopen te worden. Nadat is vastgesteld dat de burgemeester bevoegd is om een woning te sluiten dient er vervolgens te worden bepaald of er voldoende noodzaak bestaat voor een sluiting. Hierna moet beoordeeld worden of een sluiting ook evenredig is. Geschiktheid en evenwichtigheid van de maatregel dienen in het kader van deze evenredigheid te worden vastgesteld.
Verwijtbaarheid
Volgens vaste jurisprudentie speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de exploitant geen rol bij de vraag of er zich een situatie voordoet die tot sluiting van inrichting noopt. De exploitant is verantwoordelijk voor de gang van zaken in de door hem geëxploiteerde inrichting. Echter de mate van verwijtbaarheid is wel van invloed bij de beoordeling van de evenredigheid van een sluiting. In dit kader zou het volledig ontbreken van verwijtbaarheid een reden kunnen zijn om af te zien van een sluiting.
Geringe hoeveelheid en/of geen drugshandel en/of geen overlast
Uit vaste jurisprudentie blijkt dat indien een voorraad aanwezig is die meer bedraagt dan de door het Openbaar Ministerie bepaalde voorraad voor eigen gebruik, deze aangemerkt kan worden als handelsvoorraad. Voor het ontstaan van de bevoegdheid om op grond van art. 13b lid 1 Opiumwet bestuursdwang toe te passen is derhalve niet vereist dat daadwerkelijk drugs zijn verhandeld, maar dat uit het woord ‘daartoe’ in deze bepaling volgt dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs bestemd voor verkoop, aflevering of verstrekking de bevoegdheid verschaft tot sluiting van de woning. Hieruit volgt ook dat er geen sprake hoeft te zijn van daadwerkelijke overlast.
Financieel belang
Dat sprake kan zijn van financiële consequenties is inherent aan de sluiting van een pand. Dit is dan ook geen reden om het pand niet te sluiten. Vaste jurisprudentie heeft dit bevestigd.
Noodzaak tot sluiting
Bij de beoordeling of een pand gesloten moet worden wordt getoetst of deze maatregel noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat rondom de woning en in de bredere omgeving, en het duurzame herstel van de openbare orde. Dit gebeurt aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding en de kwetsbaarheid van de wijk. In recente uitspraken heeft de Raad van State het beoordelingskader verder verduidelijkt voor wat betreft de noodzaak van woningsluiting.
De volgende feiten en omstandigheden zijn daarbij onder andere van belang:
• Er is wel of geen sprake van gevaar voor de openbare orde.
• De mate van gevaarzetting en de risico’s voor de omgeving, waaronder de aard en omvang van de aangetroffen stoffen en goederen.
• Het soort verdovende middelen in samenhang met de hoeveelheid aangetroffen drugs.
• Is er sprake van (kans op) recidive.
• De ligging van een woning of lokaal in een voor (drugs)criminaliteit kwetsbare wijk, waarbij een groter gewicht mag worden toegekend aan de signaalfunctie.
• De drugshandel of hennepteelt/ drugsproductie heeft beroeps- of bedrijfsmatig karakter.
• Feitelijke handel in/vanuit pand: voor de beoordeling van de ernst en de omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld en of sprake is van een ‘loop’ naar het pand.
• Een combinatie van aanwezigheid van middelen als bedoeld op Lijst I en II van de Opiumwet.
• De mate van (ernstige) overlast rondom de locatie.
• Overige feiten en/of omstandigheden die duiden op georganiseerde drugshandel en/of ernstige ondermijnende criminaliteit in (georganiseerd) verband.
Evenwichtigheid van de maatregel
Bij beoordeling van de evenredigheid zijn onder andere de volgende omstandigheden van belang:
- •
De mate van verwijtbaarheid.
- •
De gevolgen van de sluiting.
- •
De medische situatie van belanghebbende.
- •
Een eventuele bijzondere binding met de woning.
- •
De mogelijkheid om weer in de woning terug te keren.
- •
De aanwezigheid van minderjarige kinderen in de woning.
De mate van verwijtbaarheid en de (nadelige) gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester de sluiting noodzakelijk mocht achten. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenredig maar er dient wel te worden beoordeeld of een geschikte en noodzakelijke maatregel in de gegeven omstandigheden niet onredelijk bezwarend is voor een belanghebbende. Indien noodzakelijk kan de burgemeester ook afwijken van de handhavingsmatrix door een kortere sluitingsduur op te leggen.
Kosten
Als niet wordt voldaan aan de lastgeving, wordt door de gemeente overgegaan tot sluiting van het pand. Aan een sluiting zijn diverse kosten verbonden: vervanging van sloten, verzegeling, ontsmetting, ontruiming, ambtelijke uren voor de sluiting, afsluiting van nutsvoorzieningen en dierenopvang. De kosten van sluiting kunnen ingevolge art. 5:25, eerste lid Awb op de overtreder worden verhaald. Het kan zijn dat zaken meegevoerd en opgeslagen worden om de last onder bestuursdwang toe te passen, als bedoeld in artikel 5:29 Awb. Zolang de verschuldigde kosten niet zijn voldaan, kan de teruggave van de zaken worden opgeschort.
Rechtsopvolging
Dit beleid is gerelateerd aan de locatie en niet aan de bewoner, huurder, gebruiker of eigenaar. Dit betekent dat een opgelegde sluiting ook werkt voor rechtsopvolgers. Ook geldt bij een tweede constatering in het pand of de daarbij behorende erven direct een langere sluitingstermijn, ook al is er sprake van een nieuwe overtreder.
Verjaring
Indien gedurende vijf jaar na de waarschuwing of het op de eerdere constatering genomen besluit geen nieuwe constatering plaatsvindt, wordt de zaak als afgedaan beschouwd. Een latere constatering op dezelfde locatie geldt dan als een eerste constatering.
Bijlage II Staffels handelsvoorraad coffeeshop
Bij de eerste overtreding volgt een maatregel conform de volgende uitgangspunten;
- a.
500 gram tot 1 kilo: waarschuwing
- b.
1 tot 5 kilo: 1 maand sluiting
- c.
5 tot 10 kilo: 3 maanden sluiting
- d.
10 tot 15 kilo: 4 maanden sluiting
- e.
15 tot 20 kilo: 5 maanden sluiting
- f.
20 tot 25 kilo: 6 maanden sluiting
- g.
25 tot 30 kilo: 7 maanden sluiting
- h.
30 tot 40 kilo: 8 maanden sluiting
- i.
40 tot 50 kilo: 9 maanden sluiting
- j.
50 tot 60 kilo: 10 maanden sluiting
- k.
60 tot 80 kilo: 11 maanden sluiting
- l.
80 en meer: 12 maanden sluiting
Indien binnen vijf jaar na een vorige (eerste) constatering een nieuwe (tweede) overtreding wordt geconstateerd, volgt een maatregel conform de volgende uitgangspunten:
- a.
500 gram tot 1 kilo: 1 maand sluiting
- b.
1 tot 2 kilo: 2 maanden sluiting
- c.
2 tot 3 kilo: 3 maanden sluiting
- d.
3 tot 20 kilo: 6 maanden sluiting
- e.
20 kilo en meer: 12 maanden
Indien binnen vijf jaar na een vorige (tweede) constatering een derde overtreding wordt geconstateerd, volgt een sluiting van 24 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.
Noot
1Artikel 13b eerste lid onder a Opiumwet wordt in beginsel niet toegepast in geval er een kleine hoeveelheid drugs wordt aangetroffen bestemd voor eigen gebruik
Noot
2Aanwijzing Opiumwet van het college van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie d.d. 27-02-2015 van kracht (st getreden per 27 februari 2015; Staatscourant 2015, 5391).
Noot
3Bij het bepalen van deze hoeveelheden wordt aangesloten bij het bepaalde in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl