Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727224
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727224/1
Notitie adviesrecht, verplichte participatie en delegatiebesluit 2024 Westervoort
Geldend van 30-11-2024 t/m heden
Intitulé
Notitie adviesrecht, verplichte participatie en delegatiebesluit 2024 Westervoort1. Inleiding
1.1. Aanleiding
Op 21 februari 2022 is de notitie adviesrecht gemeenteraad, verplichte participatie + delegatiebesluit vastgesteld door de gemeenteraad. Voor wat betreft het delegatiebesluit heeft de raad destijds geen besluit hoeven nemen voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Met de vaststelling van deze notitie is het delegatiebesluit toegevoegd. De bevoegdheid om een wijziging van het omgevingsplan vast te stellen ligt in beginsel bij de gemeenteraad. Met het delegatiebesluit wijst de gemeenteraad gevallen aan waarin het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om namens de gemeenteraad een wijziging van het omgevingsplan vast te stellen.
In overeenstemming met de notitie van 21 februari 2022 wijst de gemeenteraad gevallen aan waarover de gemeenteraad een advies wil uitbrengen voor een aanvraag omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Ook in overeenstemming met de notitie van 21 februari 2022 wijst de gemeenteraad gevallen aan waarvoor participatie verplicht is gesteld voor een aanvraag omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
Deze notitie vervangt de vorige notitie vastgesteld op 21 februari 2022.
1.2. Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat de aanwijzing van gevallen waar de gemeenteraad haar adviesrecht wil gebruiken bij een aanvraag buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Hoofdstuk 3 bevatten de aanwijzing van gevallen waarvoor participatie als verplicht indieningsvereiste geldt bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Hoofdstuk 4 bevat het delegatiebesluit. Hoofdstuk 5 gaat over de evaluatie van de aangewezen gevallen waarvoor het adviesrecht en verplichte participatie geldt, plus het delegatiebesluit.
1.3. Verklarende woordenlijst
BOPA |
buitenplanse omgevingsplanactiviteit: activiteit inhoudende
|
College |
college van burgemeester en wethouders |
MBA |
milieubelastende activiteit: activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken, niet zijnde een lozingsactiviteit op een oppervlaktelichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk of een wateronttrekkingsactiviteit.2 |
2. Adviesrecht gemeenteraad bij omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit
2.1. Wettelijk kader
Het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) is het bevoegd gezag voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Met het verlenen van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (hierna: BOPA) krijgt de aanvrager toestemming om een activiteit uit te voeren die niet past binnen de regels van het omgevingsplan.
De gemeenteraad kan advies geven aan het college over een aanvraag voor een BOPA. De gemeenteraad kan echter alleen advies geven over gevallen die zij hiervoor vooraf heeft aangewezen.3 Voor de niet aangewezen gevallen is er geen adviesrecht van de raad en hoeft het college ook geen advies te vragen. Het college heeft dan de volledige beoordelingsvrijheid bij het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
2.2. Proces rondom het adviesrecht
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor een BOPA geldt een beslistermijn van 8 weken met de mogelijkheid deze met 6 weken te verlengen.4 De omvang van de aanvraag heeft geen invloed op de termijn. Het standaard verlengen van de beslistermijn om de raad in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen, is niet in lijn met de doelstellingen van de Omgevingswet. Te weten snellere besluitvorming. De beslistermijn wordt ook niet automatisch langer als een advies van de gemeenteraad nodig is. Een werkproces en werkafspraken rondom advisering van de raad op een BOPA is van belang om tijdig een besluit op de aanvraag te nemen. Bij het niet tijdig nemen van een besluit verbeurt het college aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is.
Voor wat betreft de werkwijze rondom het uitvragen van het advies is apart een werkproces vastgesteld.5 Het werkproces is geen onderdeel van deze notitie, omdat het betrekking heeft op de uitvoering en niet op de aanwijzing van de gevallen waarvoor het adviesrecht geldt.
2.3. Lijst met gevallen – adviesrecht
De gemeenteraad wil op basis van artikel 16.15a onder b van de Omgevingswet in de volgende gevallen gebruik maken van het adviesrecht:
|
Omschrijving |
Toelichting |
|
||
|
Het toevoegen van 1 of meer woningen binnen de bebouwde kom, tenzij uitvoering wordt gegeven aan het woningsplitsingsbeleid of functieveranderingsbeleid of diens rechtsopvolgers. |
De bebouwde kom: Er wordt gekeken naar de feitelijke situatie en de aard van de omgeving. Van belang hierbij is waar de bebouwing feitelijk (nagenoeg) ophoudt. Het buitengebied is het gebied buiten de bebouwde kom. |
|
Het toevoegen van 1 of meer woningen in het buitengebied, tenzij uitvoering wordt gegeven aan woningsplitsingsbeleid of functieveranderingsbeleid of diens rechtsopvolgers. |
|
|
||
|
Het oprichten, veranderen of uitbreiden van milieubelastende activiteiten in een zwaardere milieubelastende activiteit dan het omgevingsplan al toestaat, zowel in de bebouwde kom als op bedrijventerreinen. |
De bebouwde kom: Er wordt gekeken naar de feitelijke situatie en de aard van de omgeving. Van belang hierbij is waar de bebouwing feitelijk (nagenoeg) ophoudt. Het buitengebied is het gebied buiten de bebouwde kom. |
|
Het oprichten, veranderen of uitbreiden van niet-agrarische milieubelastende activiteiten in het buitengebied voor zover dat niet nu al is geregeld in het (tijdelijk) omgevingsplan. |
|
|
||
Het oprichten van een grondgebonden antenne-installatie hoger dan 10 m. |
- |
|
|
||
Projecten ten behoeve van intensieve recreatie, inclusief de daarbij behorende voorzieningen (zoals paden, ontsluiting en groen). |
Onder intensieve recreatie wordt verstaan een gebied specifiek bedoeld voor recreatiedoeleinden. Het kan hier gaan om zowel dagrecreatie alsook verblijfsrecreatie. Bij deze vormen van recreatie is sprake van permanent ruimtebeslag, eventueel aangevuld met faciliteiten ten behoeve van dat recreatieve gebruik. Voorbeelden zijn recreatieterreinen, campings, zwemplassen, etc. Recreatief medegebruik van gronden voor wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zien wij als extensieve dagrecreatie. |
|
|
||
|
Het realiseren van minimaal één windturbine met een as-hoogte van ten minste 15 meter hoogte. |
In de keuze en normering van de projecten genoemd onder 5.1 t/m 5.3 is het onderscheid gemaakt tussen grootschalige en individuele toepassing. Kleinschalige individuele energieopwekking voor eigen gebruik (bijvoorbeeld zonnepanelen op de eigen garage) valt daarbij buiten het adviesrecht van de gemeenteraad. |
|
Het realiseren van weiden met zonnepanelen van ten minste 1 hectare. |
|
|
Het opwekken en/of opslag van andere grootschalige vormen van energie (zoals buurtbatterij, biomassa-installatie en waterstof). |
|
|
||
|
Het realiseren van grootschalige maatschappelijke voorzieningen, zoals een multifunctionele accommodatie (MFA) of multifunctioneel centrum (MFC). |
Met ‘grootschalig’ wordt hier bedoeld die maatschappelijke voorzieningen, die normaal gesproken niet zonder meer overal in de woonomgeving passen, gelet op specifieke eisen ten aanzien van het gebruik, situering en bereikbaarheid. In veel gevallen gaat het hier om intensieve functies/ voorzieningen, die tot 7 dagen in de week / 24 u per dag toegankelijk zijn. |
|
Het realiseren van sportinfrastructuur, waaronder sportparken en sporthallen. |
- |
|
||
Het aanleggen/bouwen van grootschalige infrastructurele (kunst)werken. |
Grootschalig (bij adviesrecht): hiermee wordt bedoeld o.a. de nieuw-aanleg van rondwegen, spoortunnels en viaducten. |
|
|
||
Indien - naar mening van het college - sprake is van maatschappelijke onrust of anderszins politiek gevoelige initiatieven. |
De onderwerpen 1 t/m 7 van deze lijst zijn niet uitputtend. Er zullen zich gevallen voordoen, welke voorheen niet in te schatten waren, maar waarbij het college toch graag het advies van de gemeenteraad inwint. |
3. Verplichte participatie bij omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit
3.1. Wettelijk kader
Bij een aanvraag omgevingsvergunning gelden aanvraagvereisten. Eén van de aanvraagvereisten is dat de aanvrager moet aangeven of derden (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen) zijn betrokken bij de voorbereiding van de aanvraag.7 Indien in de aanvraag is aangegeven dat er participatie heeft plaatsgevonden, moet aangegeven worden wat hiervan de resultaten zijn.8 Het bevoegd gezag betrekt deze informatie bij de integrale belangenafweging.
Participatie is bij een aanvraag omgevingsvergunning in beginsel niet verplicht. De aanvrager moet aangeven óf er geparticipeerd is. Ook de wijze van participeren en wie ze betrekken is vormvrij. De aanvraag mag niet worden geweigerd wanneer geen participatie heeft plaatsgevonden. Een uitzondering hierop is als de gemeenteraad gevallen aanwijst waarin participatie een verplicht aanvraagvereiste is. Dit kan alleen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (hierna: BOPA).
De gemeenteraad kan gevallen aanwijzen waarbij de initiatiefnemer verplicht wordt om participatie toe te passen. Ook in deze gevallen is participatie vormvrij. Het is aan de initiatiefnemer om, voordat een aanvraag voor een BOPA wordt ingediend, de participatie te organiseren. Is er geen of onvoldoende aan participatie gedaan, dan kan het college de aanvraag buiten behandeling laten, nadat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld om het gebrek te herstellen.9 Het bevoegd gezag beoordeeld of er voldoende is geparticipeerd. Participatie is een aanvraagvereiste en geen beoordelingsregel. Participatie is geen grond om de omgevingsvergunning te weigeren.
Vraagt de overheid een omgevingsvergunning aan voor eigen werken? Dan heeft zij zelf de rol van initiatiefnemer. Bij een aanvraag moet10 ze dan aangeven of en hoe ze de omgeving betrokken heeft bij haar plannen en wat de resultaten hiervan zijn.
3.2. Lijst met gevallen – verplichte participatie
De gemeenteraad stelt op basis van artikel 16.55, lid 7 van de Omgevingswet in de volgende gevallen participatie verplicht bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
|
Omschrijving |
Toelichting |
|
||
|
Het toevoegen van 1 of meer woningen binnen de bebouwde kom, tenzij uitvoering wordt gegeven aan woningsplitsingsbeleid of functieveranderingsbeleid of diens rechtsopvolgers. |
De bebouwde kom: Er wordt gekeken naar de feitelijke situatie en de aard van de omgeving. Van belang hierbij is waar de bebouwing feitelijk (nagenoeg) ophoudt. Het buitengebied is het gebied buiten de bebouwde kom. |
|
Het toevoegen van 1 of meer woningen in het buitengebied, tenzij uitvoering wordt gegeven aan het woningsplitsingsbeleid of functieveranderingsbeleid of diens rechtsopvolgers. |
|
|
||
|
Het oprichten, veranderen of uitbreiden van milieubelastende activiteiten in een zwaardere milieubelastende activiteit dan het omgevingsplan toestaat, zowel in de bebouwde kom en op bedrijventerreinen. |
De bebouwde kom: Er wordt gekeken naar de feitelijke situatie en de aard van de omgeving. Van belang hierbij is waar de bebouwing feitelijk (nagenoeg) ophoudt. Het buitengebied is het gebied buiten de bebouwde kom. |
|
Het oprichten, veranderen of uitbreiden van niet-agrarische milieubelastende activiteiten in het buitengebied. |
|
|
||
Het oprichten van een antenne-installatie, ongeacht de hoogte. |
- |
|
|
||
Projecten ten behoeve van intensieve recreatie, inclusief de daarbij behorende voorzieningen (zoals paden, ontsluiting en groen). |
Onder intensieve recreatie wordt verstaan een gebied specifiek bedoeld voor recreatiedoeleinden. Het kan hier gaan om zowel dagrecreatie alsook verblijfsrecreatie. Bij deze vormen van recreatie is sprake van permanent ruimtebeslag, eventueel aangevuld met faciliteiten ten behoeve van dat recreatieve gebruik. Voorbeelden zijn recreatieterreinen, campings, zwemplassen, etc. Recreatief medegebruik van gronden voor wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zien wij als extensieve dagrecreatie. |
|
|
||
|
Het realiseren van minimaal één windturbine, ongeacht de hoogte, tenzij het initiatief past binnen het beleidskader initiatieven grootschalige opwek wind- en zonne-energie. |
In de keuze en normering van de projecten genoemd onder 5.1 t/m 5.3 is het onderscheid gemaakt tussen grootschalige en individuele toepassing. Kleinschalige individuele energieopwekking voor eigen gebruik (bijvoorbeeld zonnepanelen op de eigen garage) valt daarbij buiten de verplichte participatie. Het beleidskader initiatieven zon en wind bevat ook al specifieke voorwaarden voor participatie bij concrete wind- en zonprojecten. Het is niet nodig dat er nog een extra participatieplicht wordt toegevoegd. |
|
Het realiseren van weiden met zonnepanelen, ongeacht de grootte, tenzij het initiatief past binnen het beleidskader initiatieven grootschalige opwek wind- en zonne-energie. |
|
|
Het opwekken en/of opslag van andere grootschalige vormen van energie (zoals buurtbatterij, biomassa-installatie en waterstof). |
|
|
||
|
Het realiseren van grootschalige maatschappelijke voorzieningen. |
Met ‘grootschalig’ wordt hier bedoeld die maatschappelijke voorzieningen, die normaal gesproken niet zonder meer overal in de woonomgeving passen, gelet op specifieke eisen ten aanzien van het gebruik, situering en bereikbaarheid. In veel gevallen gaat het hier om intensieve functies/ voorzieningen, die tot 7 dagen in de week / 24 u per dag toegankelijk zijn. |
|
Het realiseren van sportinfrastructuur, waaronder sportparken en sporthallen. |
- |
|
||
Het aanleggen/ bouwen van grootschalige infrastructurele (kunst)werken. |
Grootschalig (bij adviesrecht): hiermee wordt bedoeld o.a. de nieuw-aanleg van rondwegen, spoortunnels en viaducten. |
|
|
||
Indien - naar mening van het college - sprake is van maatschappelijke onrust of anderszins gevoelige initiatieven. |
De onderwerpen 1 t/m 7 van deze lijst zijn niet uitputtend. Er zullen zich gevallen voordoen, welke voorheen niet in te schatten waren, maar waarbij het college toch graag het advies van de gemeenteraad inwint. Omdat niet scherp te maken is om welke gevallen het concreet zal gaan, kan niet bij voorbaat participatie verplicht worden gesteld. |
4. Delegatiebesluit gemeenteraad vaststellen wijziging omgevingsplan
4.1. Wettelijk kader
De gemeenteraad kan de bevoegdheid tot het vaststellen van delen van het omgevingsplan delegeren aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college).12 Het delegatiebesluit bepaalt binnen welke grenzen en onder welke voorwaarden de bevoegdheid kan of moet worden uitgeoefend en, voor zover nodig, binnen welke termijn.
Als een deel van het omgevingsplan op grond van het delegatiebesluit wordt gewijzigd, dan kan daartegen op dezelfde manier worden opgekomen als tegen de vaststelling van een wijziging van het omgevingsplan door de gemeenteraad. Dit betekent dat er een zienswijze op het ontwerpbesluit kan worden ingediend. Vervolgens kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het definitieve besluit. Tegen het delegatiebesluit zelf staan geen rechtsmiddelen open.
4.2. Lijst met gevallen – delegatie aan het college
De gemeenteraad delegeert op basis van artikel 2.8 van de Omgevingswet de bevoegdheid tot het vaststellen van een wijziging van het omgevingsplan aan het college van burgemeester en wethouder voor de volgende gevallen:
|
Toelichting |
|
Dit betreft wijzigingen die plaats moeten vinden als gevolg van nieuwe software of digitale standaarden. |
|
Dit betreft wet- of regelgeving, vanuit hogere overheden dat is vastgesteld en wat moet worden opgenomen in het omgevingsplan. |
|
Hier gaat het om grammaticale en tekstuele wijzigingen die geen wezenlijke invloed op de fysieke leefomgeving tot gevolg hebben. |
|
De Omgevingswet bepaalt dat vergunningen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (al dan niet na het adviesrecht van de raad) binnen vijf jaar moeten worden verwerkt in het omgevingsplan. Dit is een administratieve handeling. Datzelfde geldt voor het verwerken van omgevingsvergunningen die niet in strijd zijn met het omgevingsplan. |
|
Wanneer de gemeenteraad of het college beleidsregels heeft vastgesteld die moeten worden opgenomen in het omgevingsplan, kan dit door het college worden gedaan. Het gaat immers om het inpassen van beleid waar al sprake is geweest van een inhoudelijke afweging door de raad of het college. |
|
Onder de voormalige Wet ruimtelijke ordening kon het college een bestemmingsplan wijzigen om een nieuwe ontwikkeling mogelijk te maken, als er een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan staat. De Omgevingswet kent deze wijzigingsbevoegdheid niet. Het college kan na inwerkingtreding van de Omgevingswet dus geen wijzigingsplan meer vaststellen, tenzij de raad deze bevoegdheid delegeert. |
|
Het voorbereidingsbesluit is een besluit dat tijdelijk ontwikkelingen inperkt die op grond van de geldende regels in een omgevingsplan mogelijk zijn, maar bijvoorbeeld op grond van (nieuwe) inzichten niet wenselijk zijn of niet passen in een omgevingsplan dat in voorbereiding is. Omdat de voorbereiding van een raadsbesluit enige tijd duurt, zou in de tussentijd alsnog iemand de onwenselijke mogelijkheid die het omgevingsplan biedt, kunnen gebruiken. Om sneller onwenselijke regels tijdelijk buiten werking te kunnen stellen, kan dit worden gedelegeerd. |
|
Hierbij gaat het om de begripsbepalingen die worden gehanteerd in het omgevingsplan. Met de begripsbepalingen wordt omschreven wat men in het omgevingsplan verstaat onder bepaalde begrippen. De begripsbepalingen mag slechts gewijzigd worden, of een begripsbepaling mag slechts toegevoegd worden, wanneer deze wijziging of toevoeging naar verwachting geen of slechts minimale gevolgen heeft voor de fysieke leefomgeving. |
|
(Gemeentelijke) monumenten moeten in het omgevingsplan zijn aangewezen. Het aanwijzen, wijzigen en schrappen kan gedurende de overgangsperiode nog gebeuren op grond van de Verordening fysieke leefomgeving. Bij het aflopen van de overgangsperiode kan het aanwijzen, wijzigen of schrappen van gemeentelijke monumenten alleen nog op basis van het omgevingsplan plaatsvinden. In de huidige Verordening fysieke leefomgeving is het aanwijzen, wijzigen of schrappen een bevoegdheid van het college. Onder de huidige regelgeving is het college ook het bevoegd gezag die belast is met de registratie hiervan. Door het opnemen van deze bepaling kan het college zelfstandig gemeentelijke monumenten aanwijzen, wijzigen of schrappen. |
|
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet komen regels op Rijksniveau te vervallen. De regels die het Rijk heeft gesteld zijn gebundeld in het tijdelijk deel van het omgevingsplan/ omgevingsplan van rechtswege. Het beleidsneutraal overzetten van deze regels naar het omgevingsplan kan gebeuren zonder dat uw raad daarover een besluit hoeft te nemen. Wanneer er een politieke afweging moet worden gemaakt bij het overzetten, dient uw raad daarover wel een besluit te nemen. |
5. Evaluatie
5.1. Adviesrecht buitenplanse omgevingsplanactiviteit
Het adviesrecht wordt om de 2 jaar geëvalueerd. Met betrekking op de aanvragen voor een BOPA waar het adviesrecht van toepassing is, wordt het volgende geëvalueerd:
- -
Op hoeveel aanvragen is het adviesrecht van toepassing;
- -
Op hoeveel aanvragen waarbij adviesrecht van toepassing is, heeft de raad geen advies gegeven;
- -
Wat is de inhoud van de aanvraag waar de raad geen advies op heeft gegeven;
- -
Op hoeveel aanvragen heeft de raad wel advies gegeven;
- -
Wat is de inhoud van de aanvraag waar de raad advies op heeft gegeven;
- -
Wat is de inhoud van het advies die de raad heeft gegeven.
De evaluatie heeft als doel om inzicht te krijgen of de onderwerpen waarop de raad advies wil geven nog actueel is of al dan niet aangepast kan worden. Een evaluatie kan ook direct een aanleiding zijn om een voortel tot wijziging van het adviesrecht neer te leggen bij de raad. De evaluatie wordt gedeeld middels een kennisgeving aan de raad.
5.2. Verplichte participatie buitenplanse omgevingsplanactiviteit
De verplichte participatie wordt om de 2 jaar geëvalueerd. Met betrekking op het aanvragen voor een BOPA waar verplichte participatie van toepassing is, wordt het volgende geëvalueerd:
- -
Op hoeveel aanvragen is de verplichte participatie van toepassing;
- -
Hoe de participatie is vorm gegeven/uitgevoerd door de initiatiefnemer;
- -
Zijn er aanvragen waarvoor participatie alsnog verplicht is gesteld (nr. 8 gevoelige onderwerpen);
- -
Zijn er actuele ontwikkelingen die vragen voor het toevoegen van onderwerpen voor verplichte participatie.
De evaluatie heeft als doel om inzicht te krijgen of de verplichte participatie nog in lijn is met de onderwerpen waar de raad verplichte participatie op van toepassing wil laten. De evaluatie wordt gedeeld middels een kennisgeving aan de raad.
5.3. Delegatiebesluit
Het delegatiebesluit wordt om de 2 jaar geëvalueerd. Met betrekking tot het delegatiebesluit wordt het volgende geëvalueerd:
- -
Hoeveel wijzigingen van het omgevingsplan zijn op basis van het delegatiebesluit vastgesteld;
- -
Welke type wijzigingen van het omgevingsplan op basis van het delegatiebesluit zijn vastgesteld;
- -
Welke en hoeveel wijzigingen van het omgevingsplan heeft de raad vastgesteld als hamerstuk.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl