Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727069
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727069/1
Afvalinzamelbeleid 2030
Geldend van 21-11-2024 t/m heden
Intitulé
Afvalinzamelbeleid 2030“Van afval naar grondstof – op weg naar volledige circulair in 2050”
Vastgesteld door de gemeenteraad op 22 oktober 2024
1. Inleiding – waarom een afvalbeleid en waarom nu?
De gemeente Midden-Delfland realiseerde in de periode 2016 – 2019 het omgekeerd inzamelen in de dorpen. In de laagbouw worden de grondstoffen vanaf die periode aan huis ingezameld en het restafval in de wijk via ondergrondse afvalcontainers. Bij de gestapelde bouw zijn meerdere afvalpunten met afvalcontainers ingericht waar het afval gescheiden kon worden aangeboden. In de buitengebieden werd de inzameling van restafval via minicontainers beperkt tot een maal per vier weken. De invoering van “het nieuwe inzamelen” (HNI) leidde tot een reductie van het huishoudelijk restafval van 34 kg (zie figuur 1).
Figuur 1: Ontwikkeling hoeveelheid restafval 2011-2022 MD (bron: Avalex)
In de periode 2020 – 2023 voerde de Midden-Delfland het gebruik van de zijbelader in. Dit had geen invloed op de hoeveelheid restafval per inwoner, maar reduceerde de kosten van het afvalinzameling met 13%. De gemeente verlaagde mede hierdoor in 2022 de afvalstoffenheffing.
Midden-Delfland voldoet op dit moment niet aan de landelijke Van Afval Naar Grondstof (VANG)-doelstelling van 75% afvalscheiding en/of maximaal 100 kilogram restafval per inwoner per jaar.
In 2022 realiseerde de bewoners van Midden-Delfland een scheidingspercentage van 61% en per inwoner werd 166 kg restafval ingezameld.
Vergeleken bij andere gemeenten
Op basis van de jaarlijkse Benchmark Huishoudelijk Afval vergelijken wij onze resultaten met andere gemeenten. De Benchmark Huishoudelijk Afval is een initiatief van NVRD en RWS (Rijkswaterstaat) Leefomgeving. Door onderlinge vergelijking en uitwisseling van “best practices” biedt de benchmark gemeenten aanknopingspunten voor een effectiever en efficiënter afvalbeleid en -beheer.
De benchmark maakt onderscheid tussen gemeenten door ze in vier hoogbouwklassen (klasse A tot en met D) in te delen. Midden-Delfland zit door het lage hoogbouw-percentage (23%) in klasse C (20-29%). Uit de benchmark van 2021 blijkt dat Midden-Delfland het in klasse C gemiddeld doet als het gaat om de resterende hoeveelheid huishoudelijk restafval (zie figuur 2).
Figuur 2: Hoeveelheid restafval per inwoner in 2021 in vergelijkbare gemeenten (bron: NVRD Benchmark Huishoudelijk Afval 2022)
Waarom nu?
Het Rijk verhoogt de belasting en de CO2 heffing op de verbranding van restafval. Deze belastingen worden door gemeenten doorberekend in de afvalstoffenheffing. Hiermee stimuleert het Rijk de gemeenten om het afval zoveel mogelijk te scheiden, waardoor zij de VANG doelstellingenkunnen realiseren. Wanneer Midden-Delfland de afvalstoffenheffing voor haar bewoners op een acceptabel niveau wil houden dan zal het scheidingspercentage omhoog moeten en de hoeveelheid restafval omlaag. Hiermee draagt Midden-Delfland dan ook bij aan een emissiereductie, wat zowel past binnen de CittaSlow doelstellingen, als ook binnen de strategie klimaatadaptatie gemeente Midden-Delfland 2021-2026 en het Duurzaamheidsprogramma 2020-2023 (Fysiek domein Midden-Delfland).
De NVRD (Nederlandse Vereniging voor Afval- en Reinigingsdiensten) benchmarks van de afgelopen jaren laten zien dat alléén gemeenten die op het restafval een tarief hebben geïntroduceerd in staat blijken te zijn de VANG doelstelling te halen. De NVRD analyse laat zien dat als gemeenten die al communicatieprikkels en een serviceprikkel hebben ingevoerd (zoals HNI) en naar nog minder restafval willen, een tarief op restafval in de praktijk zorgt voor nog minder restafval.
Vandaar dat voorgesteld wordt om ook in Midden-Delfland op restafval een tarief te introduceren. Het zogenaamde restafvaltarief. Hiermee kan de afvalstoffenheffing en de emissies in de komende jaren zo laag mogelijk worden gehouden.
2. Landelijke afvaldoelstellingen en ontwikkelingen
De minister van Infrastructuur en Waterstaat (I en W) stelt op grond van artikel 10.3 van de Wet milieubeheer éénmaal per zes jaar een Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) vast. Hierin worden de doelstellingen en uitgangspunten van het afvalstoffenbeleid beschreven. Het is het beleidskader voor afval in de circulaire economie in Nederland. Alle overheden moeten bij de uitvoering van hun taken op het gebied van afval rekening houden met het LAP. Op 28 december 2017 is het derde LAP in werking getreden. LAP3 ondersteunt de overgang naar een circulaire economie. In LAP3 staat in 85 sectorplannen het beleid uit het beleidskader uitgewerkt voor verschillende afvalstromen. In diverse sectorplannen is uitgewerkt hoe een specifieke afvalstof verwerkt mag worden. Dit zorgt ervoor dat afval niet laagwaardiger wordt verwerkt dan gewenst én mogelijk is. Als de minimum-standaard bijvoorbeeld recycling is, mag dat afval niet worden verbrand omdat recycling hoogwaardiger en goed haalbaar is. LAP3 wordt binnenkort opgevolgd door het Circulair Materialenplan.
VANG programma
Sinds 2013 bestaat het Rijksprogramma Van Afval Naar Grondstof, het ‘VANG-programma’. Dit programma is opgesteld in een samenwerkingsverband tussen het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten), de NVRD (Nederlandse Vereniging voor Afval- en Reinigingsdiensten) en RWS (Rijkswaterstaat). Het doel van het programma is om Nederlandse gemeenten te stimuleren stappen te zetten richting een circulaire economie. Ook is er aandacht voor andere ketenpartijen, zoals de producenten. Het Rijk verwacht van gemeenten dat zij zelf bijdragen aan het realiseren van een circulaire economie. Vooralsnog is dit op vrijwillige basis. Wel gebruikt het Rijk de verbrandingsbelasting, en dan met name het verhogen van deze belasting, als pressiemiddel om gemeenten extra te stimuleren. Eén van de doelstellingen van het VANG-programma is om samen met gemeenten tot minimaal 75% recycling van huishoudelijk afval te komen. De maximum hoeveelheid restafval per inwoner is volgens de VANG-doelstellingen in 2020 nog 100 kilogram, met verdere afname in de jaren daarna.
Om de doelstellingen te realiseren, zet het programma in op de vier hoofdlijnen:
- 1.
Gemeenten formuleren ambitieuze beleidsdoelen;
- 2.
Gemeenten zijn in staat om werk te maken van de eigen beleidsdoelen;
- 3.
Burgers zijn gemotiveerd bij te dragen aan afvalpreventie en afvalscheiding;
- 4.
Ketenpartijen werken samen aan het sluiten van ketens.
Verbrandingsbelasting
De regering besloot de afgelopen jaren de Afvalstoffenbelasting fors te verhogen van € 13,21 naar € 35,70 per ton afval die verbrand wordt. Voor Midden-Delfland komt dit neer op ongeveer € 73.000,- per jaar aan extra belasting (ongeveer € 9,- per huishouden). Voor elke ton restafval moet een gemeentebelasting afdragen; hoe meer restafval, hoe meer belasting. De verwachting is dat de belasting de komende jaren verder zal stijgen.
Toepassing maatregelen andere gemeenten
De branchevereniging NVRD onderzocht in het kader van het programma VANG de stand van zaken rond de vaststelling en implementatie van het afval-/grondstoffenbeleid en de mate waarin gemeenten op koers liggen om de VANG-doelstellingen te halen. Veel gemeenten blijken ambitieus te zijn, omarmen de landelijke doelstellingen en liggen op koers voor het verminderen van restafval. Uit het onderzoek bleek dat negen op de tien gemeenten een vastgesteld afval- en/of grondstoffenbeleid(plan) had, of met een plan bezig is.
In Nederland zijn dus veel gemeenten aan de slag gegaan met nieuwe inzamelsystemen en prikkels om inwoners te stimuleren tot nog meer en kwalitatief betere afvalscheiding. Uit een inventarisatie van de landelijke initiatieven blijkt dat de volgende scenario’s het meest zijn ingezet:
- •
Inzet op communicatie (bewustwording, motivatie, preventie);
- •
Meer service op grondstoffen:
- o
Uitbreiden van verzamelcontainers in de wijk;
- o
Meer grondstoffen inzamelen (bijvoorbeeld drankenkartons, metalen verpakkingen);
- o
Meer grondstoffen aan huis ophalen (bijvoorbeeld plastic verpakkingsmaterialen);
- o
Grotere containers verstrekken voor grondstoffen;
- o
- •
Minder service op restafval;
- o
Minicontainer restafval minder vaak legen (één keer per vier weken tot één keer per acht weken);
- o
Kleinere minicontainers verstrekken voor restafval (van 240 liter naar 140 liter);
- o
Restafval op afstand wegbrengen (omgekeerd inzamelen);
- o
- •
Restafvaltarief:
- o
Huishoudens een tarief op restafval laten betalen voor het restafval dat zij aanbieden (per keer (volume) of per kilo);
- o
Belonen voor aangeboden grondstoffen.
- o
Bovenstaande scenario’s zijn vooral gericht op het verbeteren van de afvalscheiding in de huishoudens zelf (aan de bron). Er zijn ook gemeenten die op het restafval nascheiding van Plastic Metaal en Drankkartonnen (PMD) toepassen. Een nascheidingsinstallatie haalt dan alleen het PMD afval uit het restafval. In het noorden van het land is een aantal nascheidingsinstallaties al jaren operationeel (Omrin, Attero). In het westen zijn AEB (Amsterdam), AVR(Rotterdam) en HVC (Alkmaar) actief op het gebied van nascheiden. De gemeenten die het restafval laten nascheiden zijn wettelijk verplicht om de overige grondstoffen zoals papier, GFT, glas en textiel nog wel aan de bron te scheiden. Het is nu nog niet mogelijk om deze grondstoffen via nascheiding uit het restafval te halen. De beschikbare capaciteit in Nederland om afval na te scheiden is relatief klein. De ontwikkelingen de afgelopen jaren laten zien dat met name grootstedelijke gemeenten zoals Amsterdam, Rotterdam en Utrecht kiezen voor nascheiding. Dit zijn stedelijke gebieden met een hoog percentage hoogbouw, waar het vormgeven van bronscheiding over het algemeen lastiger is. Er zijn nog vraagtekens rond de kwaliteit van het nagescheiden materiaal. Vooralsnog heeft het vanuit kwaliteitsoogpunt de voorkeur om het materiaal aan de bron te scheiden. Diverse afnemers ervaren bij deze vorm van inzameling negatieve effecten als aanhangend vuil en stank.
3. Waar staan we nu?
Huidige resultaten en sorteeranalyse
In 2020 bood een inwoner in Midden-Delfland ruim 160 kilogram restafval ongescheiden aan voor verbranding. Door de situatie rondom het Corona-virus nam de totale hoeveelheid afval toe in plaats van af; dit was een landelijke trend.
Om te zien wat er in het restafval zit, laat de gemeente frequent een sorteeranalyse uitvoeren. De sorteeranalyse laat zien welke grondstoffen nog in het fijne restafval te vinden zijn die de inwoners ook kunnen scheiden (grof restafval is niet geanalyseerd).
Ontwikkelingen gerelateerd aan de Coronapandemie
De Coronapandemie heeft landelijk op de afvalinzameling haar weerslag gehad. We zagen in Midden-Delfland vanaf maart 2020 over de gehele linie de hoeveelheden afval toenemen. Dit was het geval in de containers en ook op de milieustraten (zie figuur 1). Inmiddels neemt de hoeveelheid afval weer af. Het coronaeffect hangt grotendeels samen met het feit dat veel meer inwoners thuiswerken en in en rond het huis recreëren. Afval dat normaal in het bedrijfsafval op het werk kwam, of in de prullenbakken van gelegenheden komt nu thuis in de afvalbak. Daarnaast zijn veel mensen in en rond het huis aan de slag gegaan, waardoor de afvalhoeveelheden op de milieustraten toenamen, denk aan bouw- en sloopafval en puin.
De verwachting is dat op termijn mensen weer meer naar het werk gaan, maar er ook meer thuisgewerkt gaat worden dan vóór de pandemie. Vermoedelijk blijft een deel van het coronaeffect van structurele aard.
Strategie Klimaatadaptatie 2021-2026 & Duurzaamheidsprogramma 2020-2023
In 2020 stelde de gemeente Midden-Delfland de strategie Klimaatadaptatie 2021-2026 vast. De strategie is gekoppeld aan het landelijke Deltaplan Ruimtelijk Adaptatie. In dit plan wordt als één van de meekoppelkansen voor de transitie een circulaire economie genoemd. Ook stelde de gemeente Midden-Delfland in 2019 in het Duurzaamheidsprogramma 2020-2023 vast. Dit programma sluit aan bij de Rijks brede programma Circulaire Economie (circulair in 2050), enerzijds door het gebruik van duurzame grondstoffen te stimuleren, en anderzijds afval te beperken, en in de keten hergebruik en recycling te stimuleren.
Met het afvalbeleid 2030 geeft de gemeente Midden-Delfland een concreet invulling aan zowel de strategie Klimaatadaptatie 2021-2026 als ook aan het Duurzaamheidsprogramma 2020-2023.
4. Welke stappen zijn al gezet?
4.1 Het Nieuwe Inzamelen (HNI)
In de periode 2015-2020 is in Midden-Delfland “het nieuwe inzamelen” (HNI) ingevoerd. Dat betekent dat in de dorpen dat de huishoudens in laagbouwwoningen de gescheiden afvalfracties groente-, fruit- en tuinafval (GFT), plastic-, metalen- en drankkartonverpakkingsmaterialen (PMD), en oud papier en karton (OPK) aan huis verzamelden en het restafval in ondergrondse containers in de buurt. Ook zijn in de periode het aantal ondergrondse containers voor gescheiden fracties (GFT, PMD en OPK) nabij hoogbouwwoningen verhoogt. De inzamelfrequentie voor het restafval van de woningen in de buitengebieden werd verlaagd, ten gunste van de inzameling van gescheiden fracties. In de communicatie campagne die met HNI samenging werden de bewoners gewezen op de voordelen van het scheiden van afval onder de leus ”goed voor het milieu en goed voor uw portemonnee”. HNI zorgde uiteindelijk voor een reductie van 34 kg restafval en het scheidingspercentage liep op van 54 naar 61%.
4.2 Invoering Zijbelader
In de periode 2020-2023 is in Midden-Delfland de zijbelader ingevoerd. Dat betekent dat de minicontainers efficiënter en effectiever ingezameld worden. Hiervoor dienen de minicontainers zoveel mogelijk in een rij aangeboden te worden. De gemeente heeft hiervoor de openbare ruimte aangepast door elke huishouden een aanbiedplek toe te wijzen. Deze aanbiedlocaties zijn met een uitgebreide inspraakprocedure uiteindelijk door het college vastgesteld.
De invoering van de zijbelader zorgde ervoor dat de inzamelkosten verlaagd werden. Hierdoor heeft de gemeente in 2022 de afvalstoffenheffing met € 15,- per huishouden verlaagd en in 2023 nog een keer met € 14,- per huishouden. De invoering van de zijbelader heeft geen invloed gehad op de inzamelresultaten.
4.3 Stimulering scheiden grof afval
In 2023 heeft het college via het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffen per 1 januari 2024 het gratis ophalen van grof huishoudelijk afval afgeschaft. Voor het ophalen van grof huishoudelijk afval moet nu € 25,00 betaald worden. Dit is gedaan om het scheiden van grof huishoudelijk afval te stimuleren. Op de verschillende milieustations van Avalex (en Maassluis) kan het grof huishoudelijk afval makkelijk worden gescheiden. De resultaten van deze maatregel zijn nog niet bekend vanwege de recente invoering.
5. Afvalbeleid; uitgangspunten en strategie
5.1 Uitgangspunten
1. Het behalen van de landelijke VANG-doelstellingen van 75% scheidingspercentage en/of 100 kilogram restafval per inwoner per jaar.
De VANG-doelstelling is een taakstellende doelstelling om gemeenten te stimuleren tot betere scheidingsresultaten te komen. De verbrandingsbelasting op restafval is verhoogd als dwingende aanmoediging. Voor elke ton restafval betaalt de gemeente € 35,70 belasting. Deze kosten komen ten laste van de inwoners via de Afvalstoffenheffing. De verwachting is dat deze belasting in de toekomst verder gaat stijgen. In de planning kiezen we voor een ambitieuze maar haalbare ambitie.
De Coronapandemie en de toename van de totale hoeveelheid afval in Nederland laat zien dat het goed is de focus op beide VANG-doelstellingen te hebben. De 75% is een doelstelling die ook bij een grotere hoeveelheid afval haalbaar is. Het doel is om in 2050 volledig circulair (0 kilo restafval) te zijn.
2. Milieurendement
De gemeente legt niet alleen de focus op de hoeveelheid, maar heeft ook oog voor het scheidingsresultaat, ongeacht de hoeveelheid. De Coronapandemie liet zien dat de hoeveelheid kan oplopen, zonder dat gemeenten daar direct invloed op hebben.
De gemeente zorgt er samen met Avalex voor dat de grondstoffen die apart worden ingezameld, geschikt zijn voor hoogwaardige recycling. In de communicatie met onze inwoners benadrukken wij het belang van het op een juiste manier aanbieden van de grondstoffen, in de juiste containers. Met de verwerkers evalueren wij periodiek de kwaliteit van ons aangeleverde grondstoffen. Een en ander is ook van toepassing op de scheidingsresultaten van het grof huishoudelijk afval.
3. De gemiddelde kosten voor de afvalinzameling en –verwerking voor huishoudens in Midden-Delfland beheersbaar houden.
Bij de keuzes die de gemeente maakt in de uitvoering van het afvalbeleid 2030 is het doel dat deze veranderingen ervoor zorgen dat de kosten voor de afvalinzameling- en verwerking beheersbaar blijven. Door de invoering van het nieuwe beleid krijgen inwoners de regie over een deel van de afvalstoffenheffing, zoals dit al langer geldt voor andere voorzieningen zoals, gas, water en elektra.
4. Bij de keuzes die gemeente maakt wordt rekening gehouden met de op de korte en middellange termijn te verwachten (technologische) ontwikkelingen, zoals nascheiding en het apart inzamelen en verwerken van specifieke stromen.
De ontwikkelingen in de afvalwereld volgen elkaar in rap tempo op. Statiegeld op blikjes is zo’n ontwikkeling om rekening mee te houden en ook de toenemende vraag naar meer producenten-verantwoordelijkheid. Ook zijn er technische ontwikkelingen om scherp in de gaten te houden. Bij nascheiding is het op dit moment mogelijk om plastic en deels de drankenkartons uit het restafval te scheiden. De techniek van het nascheiden wordt doorontwikkeld, waardoor het mogelijk kan worden om ook andere grondstoffen uit het restafval te scheiden. Echter is er nog geen zicht op wanneer dit ook daadwerkelijk mogelijk zal zijn. Dit is een proces van jaren. De capaciteit voor het nascheiden van restafval is op dit moment echter beperkt. Bij een nieuwe aanbesteding van de verwerking het restafval zal Avalex opnieuw alle mogelijkheden onderzoeken en in kaart brengen. Indien dat onderzoek de mogelijkheid geeft om nascheiding te heroverwegen dan zal dat aan de raad worden voorgelegd.
5.2 Strategie
Invoering variabel restafvaltarief
Aangetoond is dat in aanvulling van de reeds ingevoerde communicatie- en serviceprikkel alléén op basis van een tarief op restafval de VANG doelstellingen behaald kunnen worden (bron: presentatie NVRD en Avalex zie bijlage 1). De gemeente stelt op basis van de genoemde uitgangspunten een afvalbeleid 2030 voor, dat gebaseerd is op het invoeren van een variabel tarief voor restafval, op basis van het principe “volume/frequentie”.
Bronscheiding
De gemeente kiest bewust voor een scenario waarbij bronscheiding geldt voor alle te scheiden grondstoffen. Belangrijke redenen hiervoor zijn de educatieve waarde en de helderheid/ eenduidigheid van de boodschap. Alle fracties scheidt men aan de bron. Dit zorgt voor zuivere grondstoffen die goed te recyclen zijn. Dit geldt ook voor het grof huishoudelijk afval. Wanneer de bewoners het grof huishoudelijk afval wegbrengen naar de milieustraten en afval scheiden dan neemt ook het scheidingspercentage van het (grof) huishoudelijk afval toe.
Wat houdt een variabel tarief op restafval in?
In geval van de invoering van een variabel tarief op restafval wordt de afvalstoffenheffing verdeeld over een vast deel en een variabel deel. Voor alle huishoudens is het vaste deel van de afvalstoffenheffing gelijk. Zij krijgen zelf invloed op het variabele deel door de hoeveelheid en/of het aantal keren dat zij restafval aanbieden.
Er zijn diverse vormen van een variabel tarief:
- o
Frequentie: er wordt alleen bijgehouden hoe vaak een minicontainer geleegd wordt, of hoe vaak iemand de ondergrondse container gebruikt. De meest gelijkwaardige manier is als iedereen minicontainers van een gelijk volume heeft. Het tarief bestaat uit een vast deel en een variabel deel, dat afhankelijk is van hoe vaak de minicontainer geleegd is, of de ondergrondse container gebruikt is.
- o
Volume/frequentie: er wordt bijgehouden hoe vaak iemand de ondergrondse container gebruikt, of hoe vaak de minicontainer geleegd wordt en er zijn eventueel verschillende groottes minicontainers in omloop. Het tarief bestaat uit een vast deel en een variabel deel, dat afhankelijk is van hoe vaak de minicontainers geleegd zijn of hoe vaak iemand de ondergrondse container gebruikt heeft.
- o
Gewicht/frequentie: per lediging wordt bijgehouden hoe zwaar de minicontainer is. Het tarief bestaat uit een vast deel en een variabel deel, gebaseerd op het aantal kilo’s afval dat wordt aangeboden.
- o
Tariefzak: ook wel “dure zak” genoemd in gemeenten waar het afval middels stoep-inzameling wordt ingezameld. Het restafval kan alleen aangeboden worden in plastic zakken, vaak met gemeenteopdruk en tegen betaling vooraf.
In samenwerking met Avalex kiest de gemeente Midden-Delfland voor de variant op basis van volume/frequentie. Inwoners betalen per keer dat zij een aanbieding van restafval doen van een bepaald volume. Het volume is afhankelijk van het type in formaat van het inzamelmiddel voor restafval, zijnde ; afvalzak (60 liter), ondergrondse container (30 of 60 liter), minicontainer 140 liter en minicontainer 240 liter. De onderbouwing van deze keuze is terug te vinden in bijlage 4.
5.3 Effecten
Service + maatschappelijk effect
Het serviceniveau voor grondstoffen blijft gehandhaafd als we kijken naar de inzamel-frequentie en de voorzieningen. Het feit dat men een variabel tarief gaat betalen voor het aanbieden van restafval kan een inwoner zowel als positief als negatief ervaren. Inwoners hebben door de invoering van het variabel tarief zelf grip en invloed op de eigen afvalkosten. Zij bepalen met hun eigen scheidings- en/of koopgedrag hoeveel zij in totaal aan variabele afvalstoffenheffing betalen. Dit doen zij door bewuster in te kopen en daarmee afval te voorkomen (preventie) en door het afval dat er vrijkomt beter te scheiden. De hoogte van het variabele gedeelte wordt zodanig gekozen dat huishoudens die 100 kg restafval per inwoners per jaar produceren geen verhoging van de afvalstoffenheffing zullen ervaren. Huishoudens die slechter hun afval scheiden gaan een verhoging van de afvalstoffenheffing ervaren. Dit is in de lijn van “de vervuiler betaalt” principe.
Bedrijfsafval
Het scheidingspercentage neemt toe en de kilo’s restafval per inwoner nemen af. De tariefprikkel werkt immers op huishoudens in alle typen bebouwing. Een bijkomend voordeel van een variabel tarief voor restafval is de ontmoediging van het illegaal dumpen van bedrijfsafval in (ondergrondse) containers. Men betaalt namelijk per aanbieding, waardoor het financieel niet meer gunstig is om via deze weg van het bedrijfsafval af te komen.
Kosten
De gemeente verwacht naast een inflatiecorrectie geen grote stijging van de kosten van afvalbeheer ten opzichte van de huidige situatie en dat door goed scheidingsgedrag bewoners zelf kunnen zorgen voor een besparing. Mensen die beter scheiden gaan minder betalen dan de mensen die minder goed scheiden.
Zodra er (aanzienlijk) minder restafval in de containers komt kan er zelfs sprake zijn van een daling van de totale kosten. Hierdoor gaat er minder restafval naar de verbrandingsoven. De inzamelaar gaat dan bijvoorbeeld de ondergrondse restafvalcontainers ook minder vaak legen. De doelstelling is om de kosten beheersbaar te houden.
De invoering van het afvalbeleid 2030 zelf brengt wel implementatiekosten met zich mee. Deze implementatiekosten bedragen naar verwachting € 410.000,-. Hiervan dient € 180.000,- uit de algemene reserves gefinancierd te worden (zie bijlage 3).
De genoemde kosten bestaan uit de volgende posten;
- –
Communicatie
- –
Facturatiesysteem (Avalex en gemeente)
- –
Controle containerbestand
- –
Inzet extra handhaving
- –
Projectkosten + onvoorziene kosten
Organisatorische consequenties
Voor deze strategie moet de gemeente samen met Avalex een aantal juridische, administratieve en belastingtechnische zaken regelen. Besluitvorming van de Raad is nodig (over onder andere privacyregeling en vaststelling tarieven). Voor de voorbereiding en invoering maken we gebruik van de expertise dat binnen Avalex aanwezig is.
Avalex draagt zorg voor de informatie voor het innen van de heffing voor onze gemeente. Avalex rekent, mede afhankelijk van het aantal gemeenten binnen Avalex die het tarief op restafval willen invoeren, hier wel extra kosten voor, deze zijn meegenomen in de implementatie-kosten.
Met Avalex worden afspraken gemaakt over de registratie van gegevens en het uitlezen hiervan. Avalex heeft tijd nodig om dit in te regelen en samen met de gemeente juridisch goed vast te leggen.
Tevens heeft deze nieuwe werkwijze consequenties voor de afdeling belastingen. Dit komt tot uiting in een toename van tijd (verandering inning leges, kwijtschelding en afhandeling vragen/bezwaren).
Realisatietermijn
Voor de voorbereiding en implementatie van een variabel tarief voor restafval is een termijn van twee jaar realistisch. Randvoorwaarde is dat voor de start alle boven- en ondergrondse restafvalcontainers vervangen zijn door containers met toegangsregistratie, alle minicontainers voorzien zijn van de juiste chip en het registratiesysteem goed functioneert. Voor de afdeling belastingen betekent dat naast de invoering van een nieuwe software omgeving tevens het invoeren van de nieuwe afrekenmethodiek. Het heeft de voorkeur om het variabel tarief aan de start van een kalenderjaar in te voeren, in verband met het correct communiceren en het innen van de afvalstoffenheffing. De invoering van het restafvaltarief is niet eerder dan 1 januari 2026.
Afvalstoffenheffing
Het uitgangspunt is dat de afvalstoffenheffing 100% kostendekkend is. Voor de Afvalstoffenheffing bij invoering van het nieuwe Afvalbeleid geldt dat huishoudens een vast basistarief betalen verdeeld over éénpersoons- en meerpersoonshuishoudens. Daar bovenop komt het variabele tarief op basis van het daadwerkelijk aangeboden aandeel restafval.
Er zijn 3 opties voor het innen;
- a.
Vooraf vastgesteld basistarief innen en in volgend jaar de daadwerkelijk gemaakte variabele kosten innen,
- b.
Vooraf vastgesteld basistarief innen + standaard 12x variabel tarief (of x aantal ondergrondse aanbiedingen). In volgend jaar volgt de verrekening,
- c.
Volledig tarief innen en in volgend jaar een verrekening van de daadwerkelijk gemaakte kosten.
Optie a heeft de voorkeur, omdat dit organisatorisch het makkelijkst is en het brengt de minste extra kosten met zich mee ten opzichte van de andere opties.
5.4 Flankerend beleid
1.Egalisatiereserve afvalstoffenheffing
Conform het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) biedt ons de mogelijkheid tot het opzetten van een egalisatiereserve. Deze voorziening heeft een egalisatiefunctie om fluctuaties in het tarief op te vangen. Pieken en dalen in de exploitatie kunnen op deze manier vermeden worden. De afvalstoffenheffing is een doelbelasting, en is in feite een gesloten systeem. Dat wil zeggen dat de geïnde heffing volledig en alleen ingezet mag worden voor het doel waarvoor het geïnd wordt, in dit geval de inzameling en verwerking van huishoudelijk afval. De stand van de egalisatievoorziening is bepalend voor de tariefsdaling ofwel stijging.
2.Communicatie
Bij de omschakeling naar het afvalbeleid 2030 is communicatie van groot belang. Inwoners worden meegenomen in het hoe en waarom van het besluit. Rond de inzameling en verwerking van afval en het belang ervan gaan soms verschillende verhalen rond, een goede communicatiecampagne moet helderheid scheppen voor onze inwoners. De communicatiecampagne die wij inzetten schept duidelijkheid. We zetten verschillende kanalen in om te garanderen dat we alle inwoners van de gemeente bereiken. Denk aan de eigen communicatiekanalen, maar ook de lokale kranten. De gemeente zal afvalcoaches inzetten om inwoners te voorzien van informatie en om vragen te beantwoorden over afvalbeleid 2030 en ook breder, over alle andere aspecten van (zwerf)afval.
3.Handhaving
Net als communicatie is handhaving van belang bij de invoering van afvalbeleid 2030. We zetten daarom tijdens de invoering extra handhavers in. Zij hebben een preventieve werking, doordat mensen zien dat zij actief controleren op gedumpt afval. Zij zijn gemachtigd om afval te bekijken en te zoeken naar de aanwezigheid van adres¬gegevens. Bij het vinden van gegevens komen zij in actie. Zij gaan het gesprek aan met inwoners die het afval dumpen en indien nodig leggen zij boetes op. Voor de extra inzet wordt in samenspraak met team Handhaving een goede afweging gemaakt of gemeente deze inzet met de eigen handhavers doen of dit extern inhuren.
4.Aanpassing milieustraten
Avalex zal de milieustraten aanpassen. Nu vindt alleen toegangscontrole plaats op basis van vertoon van een pas. Hiermee worden bezoekers die niet in het Avalex gebied wonen buiten de deur gehouden. Door een goede en duidelijke routing maken we het bezoekers makkelijker het afval gescheiden aan te bieden. De focus ligt op de vermindering van het ongescheiden grof restafval. Fijn restafval staan we niet meer toe op de milieustraten.
Tevens zal per 1 januari 2024 het aantal bezoeken per huishouden aan de milieustraten worden beperkt tot 12 per jaar. Daarna wordt per bezoek een bedrag van € 16,90 in rekening gebracht aan de bezoeker. Hiermee wordt voorkomen dat bewoners onder het mom van huishoudelijk afval geregeld bedrijfsmatig afval brengen.
5.Vermindering totale hoeveelheid grof afval via huis aan huis inzamelroutes
Door het gratis ophalen van grof huishoudelijk afval af te schaffen, gaan mensen beter scheiden omdat die grondstoffen gratis weg te brengen zijn naar het milieustraten. Op de milieustraten krijgen de inwoners hulp het (grof) afval zo goed als mogelijk te scheiden. De kosten die inwoners gaan betalen dekken overigens de kosten van de verwerking voor grof afval niet.
6.Onderzoek aanvullende inzamel-opties
Als onderdeel van het onderzoek naar het afvalbeleid 2030 zijn extra opties uitgewerkt die potentieel resultaat verhogend, kostenbesparend en/of service verhogend werken.
Het gaat om de volgende opties:
- o
Verlagen inzamelfrequentie minicontainer restafval (van één keer per vier weken naar één keer per zes weken).
- o
Inzamelen van luiers via bijvoorbeeld containers bij kinderdagverblijven.
Vooralsnog kiest de gemeente ervoor geen van de aanvullende opties in te zetten bij de start van het nieuwe Afvalbeleid. Ervaringen bij andere gemeenten laten zien dat de opties niet bijdragen aan de hoofddoelstelling van het reduceren van het restafval en het verbeteren van het scheidingsresultaat (kwaliteit+kwantiteit). Daar komt nog bij dat er nog geen goede verwerkingsmethode van luiers is die als recycling/hergebruik bestempeld wordt.
Indien bij de jaarlijkse evaluatie blijkt, dat de hoeveelheid restafval nog onvoldoende afneemt kan de gemeente het variabele tarief verhogen als ook de inzamelfrequentie verlagen.
7.Kwijtscheldingsregeling & medische indicatie
De gemeente heeft een regeling voor bewoners met een inkomen rond bijstandsniveau om de afvalstoffenheffing kwijt te schelden. Deze regeling blijft van toepassing voor het vaste tarief van de afvalstoffenheffing, en voor een deel van het variabele deel. De huishoudens die in aanmerking komen voor de kwijtschelding betalen niet voor de eerste 50 kg per inwoner en dus wel voor de hoeveelheid boven de 50 kg per inwoner aangeboden restafval. Hiermee behouden ook deze huishoudens een prikkel om het afval goed te scheiden.
De kwijtschelding is niet van toepassing voor het aanbieden van grof huishoudelijk afval dat wordt aangeboden of wordt weggebracht naar de milieustraten.
Voor mensen in de buitengebieden met een medische indicatie blijft gelden, dat zij op vertoon van een verklaring geen extra kosten berekend krijgen voor een extra restafvalcontainer. Denk aan mensen met medisch incontinentiemateriaal. De huishoudens, zowel in de buitengebieden als ook binnen de kernen, betalen wel voor de hoeveelheid aangeboden restafval.
5.5 Risico’s en kanttekeningen
Het invoeren van het afvalbeleid 2030 kent ook risico’s en kanttekeningen. Het is goed deze van tevoren te kennen, in kaart te brengen en indien mogelijk bij invoering al maatregelen te treffen om deze te verkleinen of te voorkomen. In deze paragraaf zijn de risico’s en kanttekeningen beschreven. Ingegaan zal worden op de impact en de in te zetten maatregelen.
De kwaliteit van de ingezamelde grondstoffen neemt af
Het is een risico dat mensen als zij apart betalen voor de keren dat zij restafval aanbieden het restafval bij de grondstoffen gaan doen. Ervaringen van andere gemeenten en diverse onderzoeken laten zien dat dit veelal een tijdelijk effect is.
Om de afname van de kwaliteit van de grondstoffen te voorkomen zal de gemeente in de communicatie-campagne nadruk leggen op de effecten van dit gedrag. De afvalcoaches nemen dit mee in hun acties. Om de kwaliteit van de ingezamelde grondstoffen te verbeteren zal de gemeente reeds in 2024 een actie starten. Dit zal worden voortgezet in de jaren daarna.
Dumpen van afval neemt toe
De ervaring bij andere gemeenten is dat het dumpen van afval in de beginmaanden na het invoeren van de diverse maatregelen toeneemt. Het dumpen van afval komt voor in de openbare ruimte, maar ook in ondergrondse containers voor de gescheiden grondstoffen (zoals textiel) en in de prullenbakken. Volgens het recent gepubliceerde onderzoek ”Diftar als beleidsinstrument bij huishoudelijk afvalbeheer” van IPR Normag in opdracht van Rijkswaterstaat gaat het hier om een periode van enkele maanden.
Er zijn grofweg drie typen mensen te onderscheiden; mensen die het meteen goed doen (de meerderheid), mensen die dit bewust foutief doen en mensen die onwetend zijn. Inwoners die bewust foutief handelen, confronteren en beboeten we. Inwoners die handelen uit onwetendheid laten we door middel van communicatie en begeleiding beseffen dat zij anders moeten handelen, zodat zij daarna weten hoe het wel moet.
Om de toename van het dumpen te duiden stellen we voor om voorafgaand aan de invoering van het restafvaltarief een nulmeting te doen. Op deze manier kan dan beter worden ingespeeld in de toenames van dumpingen.
Bij de invoering zetten we extra handhaving in om te controleren en daar waar nodig te beboeten. Naast de extra handhaving zetten we ook afvalcoaches in. Deze coaches handhaven niet, maar lichten inwoners toe wat het gewenste gedrag is en waarom dit het gewenste gedrag is. De afvalcoaches kunnen wel in samenwerking met handhavingspersoneel mensen aanspreken die herhaaldelijk in de fout gaan. De afvalcoaches zetten we op verschillende manieren in. Denk bijvoorbeeld aan een actie waarbij de afvalcoaches bij de ondergrondse milieuparkjes staan om mensen voorlichting te geven.
Gezinnen met kinderen voelen zich benadeeld omdat zij relatief veel restafval hebben.
Omdat het op dit moment nog niet mogelijk is om de luiers daadwerkelijk goed te recyclen kiezen we ervoor om nog niet te starten met een aparte luierinzameling. We volgen de ontwikkelingen wel op de voet en zodra luierrecycling mogelijk is met een goed milieurendement en tegen een acceptabel tarief, dan zetten we een aparte inzameling van luiers op.
Samen met de Avalex gemeenten zal onderzocht worden of het aanbieden van wasbare luiers haalbaar en effectief is.
Mensen die actief helpen het zwerfafval op te ruimen in de gemeente worden benadeeld.
Vrijwilligers die zwerfafval opruimen gooien dit afval vaak weg via de eigen restafvalcontainer. Na invoering van het afvalbeleid 2030 zou dit kunnen leiden tot een hogere afvalstoffenheffing. Dit is niet reëel of wenselijk. We zijn blij met en trots op onze vrijwilligers, die zich inzetten voor een schone buitenruimte en willen hen niet benadelen.
Onderzocht zal worden om afspraken te maken met de buitendienst van de gemeente, om op verzoek bij geregistreerde vrijwilligers het verzamelde zwerfvuil op te halen.
De gestelde doelen worden niet gehaald.
Verwacht wordt dat de hoeveelheid restafval per inwoner conform figuur 3 afneemt.
Figuur 3: Verwachte impact van afvalbeleid 2030 op kg restafval per inwoner Midden-Delfland
Echter, het kan zijn dat na het invoeren van het afvalbeleid 2030 de gestelde doelen niet worden behaald. Indien dit gaandeweg de looptijd duidelijk wordt, zijn er instrumenten die de gemeente kan inzetten om alsnog de gestelde doelen binnen handbereik te krijgen en te behalen. Denk aan het verlagen van de inzamelfrequentie van het restafval, het apart en/of intensiever inzamelen van afvalfracties die nog in het restafval aanwezig zijn (zoals GFT, luiers maar ook aan kleine elektrische apparaten) en het intensiever inzetten van de afvalcoaches.
Financiële risico’s.
Er is een risico dat de genoemde financiële voordelen niet gehaald worden. De druk op de afvalmarkt is groot, bij nieuwe aanbestedingen kunnen de verwerkingskosten stijgen. Ook de vergoedingen voor waardevolle grondstoffen staan onder druk en kunnen afnemen. Daarnaast is de kans groot dat het Rijk de verbrandingsbelasting de komende jaren verhoogt en dat er een CO2 belasting wordt ingevoerd. Door de maatregelen die wij treffen neemt het restafval af, dus dat heeft een positief effect. Echter, de verwerkingskosten zijn ook gebaseerd op een verwachte daling van de hoeveelheid (rest)afval. Hoeveel afval er daadwerkelijk verminderd wordt is afhankelijk van menselijk gedrag. Daardoor blijven de besparingen een schatting.
De “Diftar-paradox”
Met de invoering van gedifferentieerde tarieven voor het restafval is een deel van de afvalstoffenheffing die we innen afhankelijk van de hoeveelheid restafval. Als de inwoners minder restafval aanbieden dan verwacht, zijn de variabele inkomsten te laag om alle kosten te dekken, dit noemt men de “Diftar-paradox”.
Door de juiste balans te vinden in het vaste en het variabele deel van de Afvalstoffenheffing zal de gemeente deze paradox tegengaan. Desondanks is het niet uit te sluiten dat er jaren zijn waarbij de geïnde heffing de gemaakte kosten niet volledig dekt.
Ervaring in andere gemeenten in Nederland leert dat het voor het behalen van de gestelde doelen niet nodig is het variabele deel van de heffing hoog te maken. Een kleine financiële ‘prikkel’ is voldoende om mensen in beweging te krijgen en ze beter het afval te laten scheiden. De tarieven stelt de Raad vast met de Verordening Afvalstoffenheffingen en Reinigingsrecht.
5.6 Stappenplan invoering en voorgesteld planning
De invoering van het afvalbeleid 2030 heeft een grote impact op de inwoners. De invoering moet daarom zorgvuldig gebeuren. Dit is een belangrijke reden om te kiezen voor een aanpak waarbij we de tijd nemen om te communiceren naar onze inwoners en het gesprek met hen aan te gaan over het nieuwe beleid.
De doorlooptijd na vaststelling van het afvalbeleid 2030 is circa een 1 jaar. De gemeente zal het principe “zorgvuldigheid gaat voor snelheid” hanteren en dat het de voorkeur heeft de nieuwe tarieven in te voeren aan de start van een nieuw kalenderjaar. We koersen daarom af op de startdatum van 1 januari 2026.
Voor de daadwerkelijke invoering gaan we wel aan de slag met de communicatie richting en participatie met onze inwoners. Onderstaand het volledige stappenplan.
Stappenplan
- 1.
Introduceren/aankondigen Afvalbeleid 2030 bij inwoners via een communicatiecampagne
- 2.
Inspraakprocedure Afvalbeleid 2030
- 3.
Vaststellen Afvalbeleid 2030 door de raad
- 4.
Controle op juistheid alle gegevens (onder andere containerregistraties), vastleggen afspraken met betrokken partijen als Avalex en afdeling belastingen, etc.
- 5.
Vaststellen regels ten aanzien van omgang met privacygevoelige informatie (raadsbesluit)
- 6.
Aanpassing inzamelvoorzieningen restafval met registratiesysteem (met o.a. het plaatsen van ondergrondse containers bij gestapelde bouw met een inworptrommel van 30 en 60 liter)
- 7.
Vaststelling Afvalstoffen Verordening 2025 (raadsbesluit)
- 8.
Vaststelling Verordening Afvalstoffenheffing 2025 (raadsbesluit)
- 9.
Start invoering afvalbeleid 2030
- a.
Invoeren variabel tarief voor restafval; voor minicontainers + ondergrondse restafvalcontainer
- b.
Heffing via Avalex of gemeente volgens nieuwe afspraak met extra heffingsregel op de heffing
- c.
Communicatiecampagne loopt door
- d.
Intensiveren inzet afvalcoaches
- e.
Inzet handhavers bij controles van de kwaliteit en bij afval-bijplaatsingen
- f.
In jaar 1 van het afvalbeleid 2030 intensiever de inzet van de handhavers.
- a.
- 10.
Rapportage
Rapportage geschiedt via onze reguliere planning en control-cyclus.
Doorkijk 2026 en verder
Omdat het afvalbeleid 2030 ingrijpend is, een gedegen aanloopperiode nodig heeft en zal de gemeente het nieuwe beleid pas na 1 januari 2028 evalueren.
De gemeente verwacht dat eind 2027 een scheidingsresultaat van 75% of hoger hebben en onder de 100 kilogram per inwoner per jaar uitkomen.
Op basis van de evaluatie en tussentijdse landelijk ontwikkelingen zal in 2028 een start gemaakt worden met de plannen voor het volgende Afvalbeleid en de daarbij behorende doelstellingen. Dit nieuwe beleid heeft als gewenste ingangsdatum 1 januari 2029. In dat nieuwe Afvalbeleid zal de gemeente de volgende stap zetten op weg naar volledig circulair en 0 kilogram restafval in 2050.
Ondertekening
Bijlage 1: Presentatie NVRD en Avalex tijdens de raadsinformatie avond op 21 maart 2022
NVRD
Bijlage 2: Rekenmodel vast- en variabele delen afvalstoffenheffing
Voorbeelden
Bijlage 3: Kostenraming implementatie afvalinzamelbeleid 2023
Bijlage 4: Onderbouwing keuze volume/frequentie
De diverse vormen van variabel tarief zijn:
- a.
Frequentie
- b.
Volume/frequentie
- c.
Gewicht/frequentie
- d.
Tariefzak
Ad. a. Het restafvaltarief instellen op alleen frequentie kan alleen wanneer alle bewoners dezelfde volume aan restafval aanbieden. Dat is in Midden-Delfland niet het geval. In de kernen zijn er de ondergrondse restafvalcontainers met een inworpvolume van 80 liter. In de buitengebieden kunnen de huishoudens kiezen voor een minicontainer voor restafval van 240 liter of 140 liter.
Ad. b. Het restafvaltarief instellen op volume/frequentie kan wel in Midden-Delfland. Een van de voordelen van deze vorm van variabel tarief is dat het relatief eenvoudig is. Het beschikbare aangeboden volume (30, 60 en 80 liter, 140 liter of 240 liter) wordt afgerekend. Van een huishouden in de kernen wordt het openen van de gemeenschappelijk (ondergrondse) containers geregeld met de Avalexpas. De minicontainers voor restafval hebben een chip ingebouwd. Elke keer dat een container wordt aangeboden, wordt dit geregistreerd.
Het nadeel is in het buitengebied dat wanneer huishoudens hun minicontainer niet vol aanbieden dit als zijnde een volle container wordt geregistreerd. Het voordeel daarbij is dat wanneer buren restafval doen in een niet volle container van een huishouden dit geen nadeel oplevert voor het huishouden die de minicontainer aanbied.
Ad. c. Het restafvaltarief instellen op gewicht/frequentie kan ook in Midden-Delfand. Het voordeel is dat het werkelijke gewicht van restafval wordt afgerekend. Het nadeel is dat het wegen van restafval in de ondergrondse containers en van de minicontainers technisch complexer en duurder is. De weegsystemen in 78 ondergrondse containers voor restafval en van de inzamelvoertuigen zijn kwetsbaar en moeten dan jaarlijks worden geijkt. Een ander nadeel is dat de aangeboden minicontainers door andere mensen “aangevuld” kunnen worden, dat vervolgens door de gebruiker van de minicontainer wordt betaald. Feitelijk zouden met dit systeem sloten op de minicontainers geïnstalleerd moeten worden. Dit zal het legen er niet eenvoudiger op maken.
Ad. d. Het restafvaltarief verrekenen met de aankoop van speciale restafvalzakken. Dit systeem kan alleen wanneer duidelijk is van welk adres de speciale restafvalzakken vandaag komen. Dat is niet mogelijk bij gemeenschappelijke (ondergrondse) restafvalcontainers. Dit systeem zal overigens wel in Midden-Delfland ingezet gaan worden bij de “aan huis regeling”. Bij deze aan huis regeling wordt van huishoudens met mobiliteitsproblemen die hun restafvalzak niet kunnen wegbrengen naar de dichtstbijzijnde ondergrondse containers de restafvalzak opgehaald.
Uit het voorgaande zal duidelijk zijn waarom de gemeente in samenspraak met Avalex gekozen heeft voor volume/frequentie (keuze b).
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl