Regeling vervalt per 01-07-2026

Uitvoeringsregeling subsidie verduurzaming culturele instellingen Noord-Holland 2025

Geldend van 21-11-2024 t/m 30-06-2026

Intitulé

Uitvoeringsregeling subsidie verduurzaming culturele instellingen Noord-Holland 2025

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in het kader van rechtvaardiging van de staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing achten:

Artikel 38, derde lid, en artikel 41, zesde lid, onder a en b van de Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU, L187) (Algemene groepsvrijstellingsverordening);

Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L 352) (De-minimisverordening);

Besluiten vast te stellen:

Uitvoeringsregeling subsidie verduurzaming culturele instellingen Noord-Holland 2025

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU, L187);

  • b.

    De-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L 352);

  • c.

    verduurzaming: maatregel waardoor een gebouw minder energie verbruikt of zelf energie opwekt;

  • d.

    energiescan: een energiescan van het gebouw van de culturele instelling die voldoet aan de eisen van de Energiescan Noord-Holland, die als bijlage 2 behorende bij deze uitvoeringsregeling is gevoegd.

Artikel 2

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon die eigenaar of exploitant is van een culturele instelling gelegen binnen de grenzen van de provincie Noord-Holland.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde rechtspersoon is een:

    • a.

      archief dat is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regeling of gelieerd lid type C is van de Museumvereniging;

    • b.

      bibliotheek die is aangesloten bij de Vereniging Openbare Bibliotheken;

    • c.

      museum dat is opgenomen in het museumregister of lid is van de Museumvereniging;

    • d.

      poppodium dat is aangesloten bij de Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals;

    • e.

      theater, schouwburg of concertzaal dat lid is van de Vereniging van Schouwburg- en Concertzaal Directies;

    • f.

      centrum voor de kunsten of muziekschool die lid is van de Vereniging Cultuurconnectie;

    • g.

      filmtheater dat lid is van de Nederlandse Vereniging van Bioscopen en Filmtheaters en dat op de ledenlijst onder de categorie klein filmtheater of groot filmtheater valt;

    • h.

      presentatie-instelling die is aangesloten bij De Zaak Nu of gelieerd lid type D is van de Museumvereniging;

    • i.

      eigenaar van een gemeentelijk of provinciaal monument dat tenminste 2 keer en tenminste 16 uur per maand voor publiek toegankelijk is, alsmede eigenaren van een molen die tenminste 4 maal en tenminste 32 uur per jaar toegankelijk is voor het publiek.

Artikel 3

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten die strekken tot verduurzaming van het gebouw waarin de culturele activiteiten plaatsvinden, voor zover deze zijn opgenomen in de energiescan:

  • a.

    aanschaf en installatie van energiebesparingsmaatregelen;

  • b.

    aanschaf en installatie van maatregelen ter bevordering van het opwekken van energie uit hernieuwbare energiebronnen.

Artikel 4

Een aanvraag om subsidie bevat tenminste:

  • a.

    een inhoudelijke beschrijving van de activiteit;

  • b.

    een begroting van de kosten van de activiteit;

  • c.

    een financieringsplan van de kosten van de activiteit;

  • d.

    een meerjarenonderhoudsplan;

  • e.

    indien de aanvrager van de subsidie niet zelf de eigenaar is van het gebouw waarin de culturele instelling is gehuisvest, een verklaring van de eigenaar van de onroerende zaak dat de activiteiten zijn toegestaan;

  • f.

    een planning van de activiteiten;

  • g.

    een afschrift van de omgevingsvergunning van het project voor zover voor het project een omgevingsvergunning vereist is of, indien het vastgoed een monument betreft, een verklaring van de gemeente dat een activiteit vergunningsvrij is;

  • h.

    een energiescan van het gebouw waarin de culturele activiteiten plaatsvinden.

  • i.

    bij aanvragen van de doelgroep onder artikel 2, lid 2 i, een document of ander controleerbaar bewijs waarin openstelling aangetoond wordt.

Artikel 5

  • 1. Een aanvraag om subsidie is tijdig ingediend indien de aanvraag in de periode van 03 februari 2025 tot en met 01 december om 17:00 uur is ontvangen.

  • 2. Een aanvraag die buiten de in het eerste lid genoemde periode wordt ontvangen, wordt geweigerd.

  • 3. Gedeputeerde staten beslissen binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag om subsidie.

Artikel 6

Het subsidieplafond bedraagt € 1.000.000,-.

Artikel 7

  • 1. Aanvragen om subsidie worden behandeld op volgorde van ontvangst.

  • 2. Wanneer een aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag, de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

  • 3. Indien meerdere aanvragen op dezelfde dag worden ontvangen en door honorering van deze aanvragen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de aanvraag met de laagste projectkosten als eerste in behandeling genomen.

  • 4. Indien toepassing van het vorige lid er toe leidt dat aanvragen gelijk eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 8

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de uitvoering van de activiteit is gestart voordat de aanvraag is ontvangen

  • b.

    de activiteit niet financieel haalbaar is;

  • c.

    de activiteit vergunningsplichtig is en de voor de activiteit benodigde vergunning op het moment van de subsidieaanvraag niet is verleend;

  • d.

    voor de activiteit op grond van deze of een andere regeling van een bestuursorgaan reeds subsidie is verstrekt;

  • e.

    de aanvrager een onderneming is die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in paragraaf 2.2 van de Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU, 2014/C 249/01);

  • f.

    tegen de aanvrager een terugvorderingsbevel is gegeven omdat eerdere steun onrechtmatig en onverenigbaar is verklaard met de interne markt.

Artikel 9

  • 1. Een subsidie, als bedoeld in artikel 3, onderdeel a, bedraagt 30% van de in aanmerking komende kosten en wordt berekend op grond van artikel 38, derde lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. De subsidie wordt met 20 procentpunten verhoogd voor steun aan kleine ondernemingen.

  • 2. Een subsidie, als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, bedraagt ten hoogste 45% van de in aanmerking komende kosten en wordt berekend op grond van artikel 41, zesde lid, onder a en b, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3. Niet in aanmerking komen: kosten voor leges, energiescan, architect, staartkosten, onderzoek en advies.

  • 4. Subsidie voor het verduurzamen van culturele instellingen wordt verstrekt op grond van de De-minimisverordening, in het geval de subsidie niet kan worden verstrekt op grond van artikel 38 of artikel 41 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

  • 5. Indien toepassing van het vierde lid zou leiden tot het overtreden van het verbod op het geven van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt het subsidiebedrag in afwijking van het eerste lid zodanig vastgesteld dat het totaal van alle subsidies voor de activiteit niet hoger is dan het bedrag dat op grond van de van toepassing zijnde vrijstellingsverordeningen van de Europese Commissie verstrekt mag worden.

  • 6. De maximale subsidie per ontvanger bedraagt € 150.000,-.

  • 7. Indien de activiteit betrekking heeft op verduurzamingsmaatregelen waar een bestuursorgaan reeds een subsidie voor heeft verstrekt, wordt het subsidiebedrag zodanig vastgesteld dat het maximale subsidiebedrag van deze regeling niet wordt overschreden.

  • 8. Wanneer de kosten voor de investering in energie-efficiëntie binnen de totale investeringskosten als een afzonderlijke investering kunnen worden vastgesteld, vormen deze specifiek op energie-efficiëntie betrekking hebbende kosten de in aanmerking komende kosten.

  • 9. In alle overige gevallen worden de kosten van investeringen in energie-efficiëntie vastgesteld ten opzichte van een vergelijkbare, minder energie-efficiënte investering die zonder de steun op geloofwaardige wijze zou zijn uitgevoerd. Het verschil tussen de kosten van beide investeringen levert de met energie-efficiëntie verband houdende kosten op en geldt als de in aanmerking komende kosten.

  • 10. Gedeputeerde staten verstrekken geen subsidies van minder dan € 5.000,-.

  • 11. Bij subsidies van minder dan € 10.000,- wordt volstaan met subsidievaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening.

Artikel 10

In de beschikking of vaststelling tot subsidieverlening wordt een termijn gesteld waarbinnen de activiteit moet zijn afgerond.

Artikel 11

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 13 weken na voltooiing van de activiteit.

  • 2. Gedeputeerde Staten stellen voor de aanvraag tot vaststelling een formulier beschikbaar op www.noord-holland.nl/Loket/Subsidies.

Artikel 12

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 juli 2026.

  • 3. Deze regeling wordt aangehaald als: “Uitvoeringsregeling subsidie verduurzaming culturele instellingen Noord-Holland 2025”.

Ondertekening

Haarlem, 12 november 2024

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A.Th.H. van Dijk, voorzitter.

M.J.H. van Kuijk, provinciesecretaris.

Bijlage 1

Gemeente Archief Texel

Regionaal Archief Alkmaar

Westfries Archief

Waterlands Archief

Gemeentearchief Zaanstad

Noord-Hollands Archief

Stadsarchief Amsterdam

Streekarchief Gooi en Vechtstreek

Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht

Bijlage 2

Energiescan Noord-Holland

De provincie wil verduurzaming van cultureel erfgoed stimuleren. Het verminderen van het energieverbruik van culturele instellingen, levert een kostenvoordeel op dat de instandhouding van culturele instellingen ten goede komt. Een energiescan geeft inzicht in het energieverbruik en de mogelijkheden om het verbruik te verlagen dan wel op te wekken. Hieronder omschrijven wij de minimale eisen van een bij de subsidieaanvraag gevoegde energiescan.

Eisen

Een Energiescan Culturele Instellingen Noord-Holland bestaat uit een beknopte rapportage volgens onderstaand kader met op het gebouw of gebouwen toegespitste maatregelen die energiebesparing kunnen opleveren.

Inleiding

  • Algemene informatie

  • Aanleiding en doel van de scan

Kader

  • Bestaande technische en bouwfysische condities

  • Huidige energieprestatie(s)

  • Functie en gebruiksintensiteit

  • Financiële ruimte

Maatregelen/ Oplossingen

  • Bouwkundig: bijvoorbeeld isolatie en ventilatie.

  • Duurzame energieopwekking (elektriciteit en verwarming) en energie-uitwisseling

  • Efficiënt gebruik van energie: Kansen voor waterbesparing, groene daken, duurzaam materiaalgebruik en circulariteit

  • Tips voor duurzaam gebruik

Pakketten en/of losse maatregelen

  • Toekomstige energieprestatie

  • Investeringsniveau en terugverdientijden

  • Eventueel conclusie en/o aanbevelingen

Toelichting op de mogelijke onderbouwing in de rapportage:

Inleiding

Heldere uiteenzetting van de aanleiding van de energiescan; de vragen en/of problematiek die spelen; doel van de energiescan.

Kader

De huidige situatie en condities en eventuele toekomstige ambities worden vermeld. Deze factoren zijn bepalend voor het genereren van realistische maatregelen en geven een realistische prognose van het toekomstige energieverbruik.

Indicatie technische staat, bouwtechnische en bouwfysische condities; eventueel huidige duurzame voorzieningen. Hierbij worden naast oppervlaktematen (BVO, opp. glas, opp. metselwerk etc.) ook inhoud gebouw en gebruiksruimte gegeven.

Huidige energieprestatie weergeven in MJ/m³. Vergelijk van de energieprestatie met het gemiddelde energieverbruik van de gebouwcategorie.

De bestaande en/of toekomstige functie en gebruiksintensiteit.

De beschikbare financiële middelen. Deze hoeven niet in het rapport te worden vermeld, maar moeten wel meewegen in het advies.

Maatregelen/Oplossingen

Maatregelen en oplossingen worden geboden vanuit de Trias Energetica principe. Rekening wordt gehouden met het kader (aanwezige monumentale waarden, technische en bouwfysische condities, functie en gebruiksintensiteit, financiële ruimte). Nadruk bij de geschetste maatregelen ligt op de realisatiekans.

Bouwkundige maatregelen (onderscheid tussen herbestemming, restauratie en MJOP)

Duurzame energieopwekking en energie-uitwisseling: mogelijkheden energie op te wekken; indien relevant zowel op gebouwniveau als op een grotere schaal.

Efficiënt gebruik van energie: mogelijkheden om energie op te slaan etc. Indien relevant zowel op gebouwniveau als op een grotere schaal.

Tips voor duurzaam gebruik: bijvoorbeeld verwarmingsprotocol; gebruik luiken, etc.