Financiële beheersverordening gemeente Nieuwegein 2024

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 22-11-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Financiële beheersverordening gemeente Nieuwegein 2024

De raad van de gemeente Nieuwegein,

gelezen het voorstel van het College van 27 augustus 2024;

gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Financiële beheersverordening gemeente Nieuwegein 2024

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • Financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van mutaties betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Nieuwegein om tot een goed inzicht te komen in:

    • a.

      de financiële positie

    • b.

      het financieel beheer

    • c.

      de uitvoering van de begroting

    • d.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden

    • e.

      alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

  • Administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • Financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Nieuwegein.

  • Doelmatigheid: de mate waarin de gemeente erin slaagt om met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen het gewenste resultaat te bereiken.

  • Doeltreffendheid: de mate waarin de gemeente erin slaagt het resultaat te bereiken zoals vooraf met het vastgestelde beleid werd beoogd.

  • Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van het College waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

  • Rechtmatigheidsstoetsing; de controle op het voldoen aan wet- en regelgeving op het gebied van begrotingsrechtmatigheid, voorwaardencriterium, misbruik- en oneigenlijk gebruik

  • Begrotingsrechtmatigheid; de toetsing op afwijkingen van de lasten en baten op programmaniveau.

  • Voorwaardencriterium; de toetsing op naleving van wet- en regelgeving, specifiek op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen.

  • Misbruik- en oneigenlijk gebruik; Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • Acceptabel; afspraken met de raad over de mate waarin een afwijking van de begroting als ‘acceptabel’ wordt gezien

  • Normenkader: dit betreft de wet- en regelgeving waarop het college zich moet verantwoorden in het kader van de rechtmatigheidsverantwoording. De raad stelt deze normen jaarlijks vast.

  • Fouten: Rechtmatigheidsfouten treden op bij financiële beheershandelingen, waarbij de in het normenkader beschreven wet- en regelgeving niet is nageleefd.

  • Onduidelijkheden: Indien het College van B&W in het kader van de verslaggeving niet kan aangeven of er sprake is van een rechtmatigheidsfout of niet.

  • Afwijkingen: posten die niet rechtmatig tot stand zijn gekomen (fouten) en posten, waarbij voor het College van B&W een onduidelijkheid bestaat over de rechtmatigheid.

  • Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • BBV: Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeente

  • Taakvelden: eenheden waarin de programma’s of eenheden in overzichten en bedragen binnen de begroting zijn onderverdeeld.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1. De raad geeft bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode aan of de programma-indeling moet worden aangepast. Deze indeling staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dingende redenen zijn tot wijzigingen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het College per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten

    • b.

      de wijze waarop gestreefd wordt naar die effecten te bereiken

    • c.

      De indicatoren om dit te meten.

    • d.

      de raming van de baten en lasten.

  • 3. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

  • 4. Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de maatschappelijke effecten en van de wijze waarop de maatschappelijke effecten worden bereikt, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de baten en lasten per product en de reservemutaties weergegeven.

  • 2. In de begroting en de jaarstukken wordt een overzicht ingericht naar taakvelden opgenomen.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt: van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 4. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt: in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 5. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 6. In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 25.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1. Het College biedt jaarlijks aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. De nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de begroting geautoriseerd, tenzij de raad op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.

  • 3. Het college waarborgt dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 4. Het college draagt er ten aanzien van de begroting zorg voor dat:

    • a.

      de lasten en baten eenduidig zijn toegewezen aan de taakvelden;

    • b.

      de budgetten en de kredieten voor (vervangings)investeringen passen binnen de kaders waarmee de raad in de nota bedoeld in artikel 4, heeft ingestemd.

  • 5. Aanpassing van het totaal van de baten en lasten boven een bedrag van € 25.000 van een programma, het overzicht algemene dekkingsmiddelen, de stelposten, reservemutaties en kredieten is alleen mogelijk door middel van een door de raad goedgekeurde begrotingswijziging.

  • 6. het college kan door middel van een collegebesluit de raming van de lasten en baten van producten wijzigen, mits dit niet leidt tot een wijziging van het totaal van de lasten en baten van een programma, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en de reservemutaties. Voor bedragen beneden de € 25.000 is het college eveneens bevoegd tot wijzigingen aan te brengen in het totaal van de lasten en baten van een programma, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en de reservemutaties, mits deze binnen de begroting budgettair neutraal kunnen worden verwerkt.

  • 7. Het college informeert de raad via de tussentijdse rapportage, bedoeld in artikel 6, over te verwachten verschillen in de werkelijke lasten en baten ten opzichte van de in de begroting geraamde bedragen en/of wijzigingen van het geautoriseerde investeringskrediet. En doet daarbij een voorstel aan de raad voor wijziging van het budget, investeringskrediet of voor bijstelling van het beleid indien de afwijking groter is dan € 25.000.

  • 8. In bijzondere gevallen worden begrotingswijzigingen volgend uit afzonderlijke beleidsvoorstellen aan de raad voorgelegd.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het College informeert de raad door middel van een bestuursrapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente.

  • 2. Deze bestuursrapportage bevat in ieder geval een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen

    • c.

      het overzicht van wijzigingen op fiscaal gebied;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten, volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e;

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussentijdse rapportage, zoals bedoeld in lid 1, worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten groter dan € 25.000 en investeringskredieten in de begroting toegelicht.

  • 4. Het college legt, in aanvulling op lid 1 t/m 3, twee keer per jaar in het kader van de begrotingsrechtmatigheid een technische begrotingswijziging aan de gemeenteraad voor waarmee alle budgetmutaties, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en de reservepositie worden vastgesteld.

  • 5. Overhevelingen van in de begroting geraamde budgetten vinden zoveel mogelijk via de 2e technische wijziging plaats. Middelen die in een laat stadium van derden (w.o. het Rijk) worden ontvangen kunnen via de jaarrekening worden overgeheveld.

  • 6. In het kader van de rechtmatigheidsverantwoording informeert het College de raad uiterlijk in januari van het volgende boekjaar in ieder geval over de volgende onderwerpen:

    • a.

      verwerking van de effecten uit de decembercirculaire.

    • b.

      verwachte grote afwijkingen binnen lasten of baten van de programma’s groter dan € 500.000.

Artikel 7. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen (informatieplicht)

  • 1. Het college is bevoegd tot het doen van uitgaven binnen de door de raad vastgestelde programma’s. De raad wordt echter vooraf geïnformeerd over het voornemen en in de gelegenheid gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij de begroting vastgestelde “afzonderlijke” verplichtingen inzake:

    • a.

      nieuwe investeringen groter dan € 500.000

    • b.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 500.000,

    • c.

      mutaties in deelnemingen

    • d.

      een situatie waarbij bovengenoemde zaken in combinatie, binnen een en hetzelfde programma, een bedrag van € 500.000 overschrijdt.

  • 2. Onder dit artikel vallen ook transacties in natura en worden de aangegeven grensbedragen geacht van toepassing te zijn conform de waarde die aan die transactie in natura kan worden toegekend in het gebruikelijk economisch verkeer.

  • 3. In een situatie van overduidelijke overmacht is het college gerechtigd besluiten te nemen en kosten te maken mits zij de raad hiervan onverwijld per afzonderlijke brief op de hoogte stelt.

Artikel 8. EMU-saldo

  • 1. Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het College de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het College een aanpassing nodig achten, doet het College een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad wordt, via de paragraaf Bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken geïnformeerd over de verantwoording van rechtmatigheid; voorwaardencriterium, misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) en begrotingsrechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3. Voorwaarden die direct van invloed zijn op de verslaggeving c.q. het getrouwe beeld van de jaarrekening worden niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording.

  • 4. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

  • 5. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de overige geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen en groter zijn dan € 100.000 nader toegelicht. Tevens wordt vermeld welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen.

Artikel 10. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Het College biedt jaarlijks ter vaststelling in de raad van uiterlijk december een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Het College operationaliseert dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.

Artikel 11. Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen; Afwijkingen van baten (lager of hoger) en lagere lasten leiden in beginsel niet tot een begrotingsonrechtmatigheid, tenzij de raad hierover niet op tijd is ingelicht. De begrotingsrechtmatigheid van de baten en lasten wordt beoordeeld op programmaniveau.

  • 2. Dit betreft de toetsing op de volgende afwijkingen:

    • Als bij de realisatie van doelen en het realiseren van activiteiten de door de gemeenteraad vastgestelde budgetten voor wat betreft de lasten of investeringsbudgetten wordt overschreden,

    • Als toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves plaatsvinden die niet door de gemeenteraad zijn vastgesteld,

    • en als bij onderschrijdingen van lasten of investeringsbudgetten en/of lagere of hogere baten dan begroot de begroting de raad niet tijdig is geinformeerd zoals vermeld in artikel 6 lid 4 en 6.

  • 3. Afwijkingen zoals bedoeld in lid 2 worden als acceptabel aangemerkt indien:

    • a.

      Er sprake is van een overschrijding van de lasten en,

      • A1.

        Indien direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

      • A2.

        Indien er sprake is van een overschrijding op een open-einde regeling.

      • A3.

        Indien er sprake is van overschrijdingen die passen binnen het bestaande beleid die niet eerder konden worden gemeld aan de raad

    • b.

      Bij overschrijdingen van investeringskredieten tot een bedrag van 25.000 euro.

    • c.

      In situaties waarbij de raad na het vaststellen van de 2e technische wijziging door het college via een raadsbrief uiterlijk in januari geïnformeerd is over een afwijking van de lasten (en baten) van het programma, zoals vermeld in artikel 6 lid 6.

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen. Het College zorgt voor de vastlegging van regels ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik door derden/ externen van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

  • 2. Fraude (te definieren als misbruik door medewerkers van de gemeente) valt onder de getrouwheidscontrole van de accountant en daarmee niet onder de rechtmatigheidsverantwoording van het college. Indien zich er een geval van fraude voordoen, dan informeert het college hierover via de paragraaf Bedrijfsvoering.

De accountant heeft een verantwoordelijkheid met betrekking tot fraude in het kader van de controle van de jaarrekening. Dit type fraudes omvat opzettelijke handelingen door één of meerdere personen binnen de gemeente, waarbij gebruik wordt gemaakt van misleiding teneinde een onrechtmatig of onwettig voordeel te behalen. Een voorbeeld is het betalen van valse facturen waarbij één of meerdere personen binnen de gemeente betrokken zijn. Dit type fraudes is een onderdeel van de getrouwheidsverklaring van de accountant en wordt daarom niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Als de gemeente deze fraude op een juiste manier heeft verwerkt in de jaarrekening, dan kan deze toegelicht worden in de paragraaf bedrijfsvoering, maar er is geen verplichting.

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Vaste activa worden gewaardeerd en afgeschreven conform de uitgangspunten zoals die zijn vastgelegd in de nota “Investerings- en Afschrijvingsbeleid”

Artikel 14. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het College biedt de raad ten minste eens in de 5 jaar de (bijgestelde) nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      de vorming en besteding van (bestemmings)reserves,

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen,

    • c.

      de vorming en besteding voorziening oninbare vorderingen;

    • d.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

    • e.

      de looptijd van de reserves

  • 2. Het college informeert de raad elk jaar over de stand van zaken m.b.t. de reserves en voorzieningen via de begroting en jaarrekening. Mutaties in de looptijd van de reserves worden aan de raad ter besluitvorming voorgelegd.

Artikel 15. Verbonden Partijen

  • 1. Het college biedt ten minste één keer in de vijf jaar aan de raad de nota verbonden partijen aan. De nota geeft kaders en richtlijnen voor de relatie met de verbonden partijen en vormgeving van de sturingsrelatie en risicobeheersing.

  • 2. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen tenminste de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoordingprovincies en gemeenten op. De beleidsrealisatie omtrent verbonden partijen is opgenomen in het bijbehorende programma en samengevat in de paragraaf Verbonden partijen.

Artikel 16. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. Het college biedt ten minste één keer in de vijf jaar aan de raad de (bijgestelde) nota ‘Risicomanagement & weerstandsvermogen’ aan.

  • 2. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. De nota “Risicomanagement & Weerstandsvermogen”, als uitvloeisel van deze verordening, bevat het beleid en nadere regels over het risicomanagement.

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar de beheerplannen openbare ruimte aan. Deze plannen geven het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, schoon, spelen, riolering, civiele bouwwerken en weg- en straatmeubilair. De raad stelt deze plannen vast.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 3. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een onderhoudsplan maatschappelijk vastgoed aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, alsmede de planning en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het plan vast.

  • 4. De nota kapitaalgoederen, als uitvloeisel van deze verordening, bevat het beleid en nadere regels omtrent het onderhoud van kapitaalgoederen.

  • 5. Bij het besluit met betrekking tot de plannen zoals bedoeld in lid 1, 2 en 3 bevat tevens de gekozen methodiek vermeld en de wijze waarop deze kosten in de begroting worden verwerkt.

Artikel 18. Grondbeleid

  • 1. Het college biedt de raad ten minste eens in de 5 jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • e.

      de methode van winstneming;

    • f.

      het risicomanagement;

    • g.

      het vormen van voorzieningen voor verlieslatende exploitaties.

  • 2. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoordingprovincies en gemeenten in ieder geval op de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten.

  • 3. Het College stelt jaarlijks een nota grondprijzen vast met een vastgestelde uitgifteprijs voor zowel maatschappelijke grond als intern door te leveren grond.

Artikel 19. Verslaglegging Grondbedrijf

  • 1. Verslaggeving over het grondbedrijf vindt plaats conform het besluit begroting en verantwoording en de regels en uitgangspunten zoals die zijn vastgelegd in de nota Grondbeleid Nieuwegein. Hierin is onder andere vastgelegd op welke wijze voorzienbare verliezen moeten worden genomen, op welke wijze het resultaat op winstgevende complexen kan worden genomen en in welke gevallen rentebijschrijving op de boekwaarde van onderhanden werken is toegestaan.

  • 2. Gelijktijdig met de jaarrekening stelt de raad elk kalenderjaar de exploitatieopzetten van het grondbedrijf vast.

  • 3. Kredieten van het grondbedrijf kunnen worden vrijgegeven in de primitieve begroting indien deze binnen de vastgestelde grondexploitatie passen. Dit vindt plaats onder specificatie van de investeringen op het betreffende programmaveld in de begroting.

  • 4. Het college verstrekt aan de raad informatie over de lopende exploitaties in een tussentijdse rapportage als bedoeld in artikel 6.

Artikel 20. Lokale heffingen

  • 1. Het college biedt ten minste ieder jaar een (bijgesteld) raadsvoorstel lokale heffingen en belastingen aan. Dit voorstel behandelt in ieder geval:

    • a.

      de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke heffingen en belastingen;

    • b.

      de kostendekking van de heffingen;

    • c.

      de druk van de lokale belastingen en heffingen in relatie tot landelijke en regionale cijfers;

    • d.

      het kwijtscheldingsbeleid;

    • e.

      het tarievenbeleid.

  • 2. Het raadsvoorstel bevat voorts een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata waarop de tarieven en prijzen zijn vastgelegd.

  • 3. De raad stelt de verordeningen vóór 31 december van het jaar voorafgaande aan het heffingsjaar vast.

  • 4. Het College neemt in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;

    • b.

      de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 24, eerste lid;

Artikel 21. Financieringsfunctie

  • 1. Het college stelt regels op ter uitvoering van de financieringsfunctie en legt deze regels vast in een Besluit Financieringsstatuut. Het college zendt het Besluit Financieringsstatuut ter kennisneming aan de raad.

Artikel 22. Garantstelling

  • 1. Het college verleent gemeentegaranties onder de voorwaarden van het gestelde in lid 2 tot en met 4.

  • 2. Het verlenen van gemeentegaranties voor sport is mogelijk onder voorwaarde dat de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) mede garant staat.

  • 3. Het verlenen van gemeentegarantie is mogelijk in incidentele gevallen indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de te realiseren voorziening dient het algemeen belang en er worden geen commerciële activiteiten verricht;

    • b.

      zonder gemeentegarantie komt de voorziening niet van de grond;

    • c.

      geen andere mogelijkheden binnen het gemeentelijk beleid bieden uitkomst;

    • d.

      uit meerdere offerten blijkt dat financiële instellingen niet bereid zijn financiering te verzorgen zonder gemeentegarantie;

    • e.

      het risico aanvaardbaar is door zekerheidsrechten of bestuurlijke invloed.

  • 4. Voor het oversluiten van reeds gegarandeerde geldleningen voor door de gemeente gesubsidieerde instellingen is het mogelijk de garantstelling te verlengen onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de conversielening binnen de oorspronkelijke looptijd afloopt;

    • b.

      er niet meer wordt gegarandeerd dan de pro-resto hoofdsom;

    • c.

      een exploitatievoordeel wordt bereikt door het afsluiten tegen een lagere rente;

    • d.

      het risico voor de gemeente niet groter wordt.

  • 5. Afwijkingen op het bepaalde in dit artikel zijn mogelijk door hier een besluit op te vragen van de raad.

Artikel 23. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken, zoals binnen gemeenten gebruikelijk is.

  • 2. Bij het doorbelasten van rente wordt er uitgegaan van een gemiddeld percentage op aangetrokken langlopende geldleningen.

  • 3. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij eveneens zoals binnen gemeenten gebruikelijk, ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en de kosten voor straatreiniging betrokken.

  • 4. In de begroting wordt jaarlijks uiteengezet hoe de kosten aan programma’s, producten en de heffingen worden toegerekend.

Artikel 24. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3. Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doet het College vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 25. Budgethouderschap

  • 1. Het college stelt minstens één keer in de vijf jaar een regeling budgethouderschap vast.

  • 2. Het college draagt op grond van deze regeling zorg voor het vastleggen van verleende mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en kapitaalkredieten conform de bepalingen van deze regeling en het financieringsstatuut .

Artikel 26. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, enzovoorts;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording door het College aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving,

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

    • g.

      het registreren van bezittingen, activa, passiva en vermogen.

Artikel 27. Financiële organisatie

  • 1. Het college draagt zorg voor en legt zo nodig in besluiten vast:

    • a.

      De inrichting en de werking van de financiële administratie, zodanig dat deze voldoet aan het ‘Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten’ en andere relevante wet – en regelgeving.

    • b.

      Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

    • c.

      Een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de ambtelijke organisatie;

    • d.

      Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • e.

      Instructies voor de functie van heffingsambtenaar ex art. 231 lid 2c Gemeentewet en invorderings-ambtenaar ex art. 231 lid 2c Gemeentewet

    • f.

      De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten in de budgethouderschapsregeling;

    • g.

      De interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    • h.

      De te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

    • i.

      De kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden of producten;

    • j.

      Het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten. De interne regels in overeenstemming zijn met de landelijke en Europese regelgeving. Dit wordt vastgelegd in het inkoop- en aanbestedingsbeleid Nieuwegein;

    • k.

      Het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

    • l.

      Het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 28. Interne controle

  • 1. Het College draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen (fouten en onduidelijkheden) rapporteert het College daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 10. Daarnaast informeert het College de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen in de paragraaf Bedrijfsvoering.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Artikel 29. Fiscaliteiten

  • 1. De raad stelt elke 4 jaar een fiscale beleidsnota vast.

  • 2. Deze nota bevat tenminste de kaders voor de afhandeling van BTW, Vpb en loonheffing en het risicoprofiel dat de gemeente daarbij hanteert.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 30. Intrekking oude regeling

  • 1. De financiele beheersverordening Nieuwegein 2021 wordt ingetrokken.

Artikel 31. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2024.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële beheersverordening gemeente Nieuwegein 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 10 oktober 2024

De voorzitter,

De griffier,