Subsidieregeling Peuteropvang gemeente Zoeterwoude 2025

Geldend van 31-12-2024 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling Peuteropvang gemeente Zoeterwoude 2025

Het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude,

gelet op artikel 160 van de Gemeentewet, art. 2, eerste en tweede lid en artikel 3, vijfde lid van de Algemene Subsidieverordening gemeente Zoeterwoude,

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Subsidieregeling Peuteropvang gemeente Zoeterwoude 2025,

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ASV: de Algemene Subsidieverordening gemeente Zoeterwoude;

  • b.

    bestuursrechtelijke handhaving: handhaving in de vorm van een genomen besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang of een bestuurlijke boete;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoeterwoude;

  • d.

    doelgroeppeuter: peuter die op indicatie van het CJG in aanmerking komt voor een peuterplek VE;

  • e.

    houders: de rechtspersonen aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum exploiteert dat in het LRK staat geregistreerd als kinderdagverblijf;

  • f.

    inkomensverklaring: een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar;

  • g.

    kinderdagverblijf: locatie waar opvang voor kinderen tussen de 0 en 4 jaar wordt gerealiseerd, volgens de eisen van de Wet kinderopvang;

  • h.

    kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk (Belastingdienst) aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang;

  • i.

    Landelijk Register Kinderopvang (LRK): register waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

  • j.

    ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van een peuterplek voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden;

  • k.

    ouders: ouder(s) in de zin van de Wet kinderopvang;

  • l.

    overdrachtsformulier: het in de gemeente Zoeterwoude gebruikte overdrachtsinstrument waarmee pedagogisch medewerkers op een systematische manier hun beeld van de ontwikkeling van een peuter beschrijven. Dit document wordt overgedragen aan de basisschool. Ingeval van een doelgroeppeuter vindt een ‘warme overdracht’ plaats, een overdrachtsgesprek bij voorkeur in aanwezigheid van de ouders;

  • m.

    peuters: in de gemeente Zoeterwoude geregistreerde kinderen van 2 jaar en 5 maanden tot 4 jaar;

  • n.

    peuteropvang: opvang van peuters, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de Wet kinderopvang;

  • o.

    peuterplek regulier: plek waar peuters 320 uur per jaar peuteropvang krijgen aangeboden;

  • p.

    peuterplek VE: plek waar doelgroeppeuters in 1 jaar en 7 maanden 960 uur VE krijgen aangeboden met een maximum van 6 uur per dag;

  • q.

    tabel ouderbijdrage peuteropvang: tabel op basis waarvan voor gesubsidieerde peuteropvang een inkomensafhankelijke tariefstelling voor peuteropvang kan worden vastgesteld. Deze tabel is gebaseerd op de door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde tabel voor de ouderbijdrage peuterwerk;

  • r.

    verzamelinkomen: door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin;

  • s.

    Voorschoolse educatie (VE): peuteropvang voor doelgroeppeuters;

  • t.

    VE-programma: Het aanbod voor kind en ouder bestaande uit verschillende onderdelen ter bevordering van het stimuleren van de (taal)ontwikkeling uitgevoerd door de kinderopvangorganisatie en andere subsidiepartijen binnen een VVE-werkgroep.

  • u.

    VVE-werkgroep: een groep van lokale organisaties die deelnemen aan dit verband en samenwerken om invulling te geven aan het VE-programma.

Artikel 2 Doel van de subsidie

Deze subsidieregeling heeft als doel het verstrekken van subsidies aan houders en VVE-werkgroep voor activiteiten die bijdragen aan

  • a.

    Te zorgen voor kwalitatief hoogwaardige en veilige VE voor VE-geïndiceerde peuters.

  • b.

    Peuteropvang toegankelijk maken voor niet VE-geïndiceerde peuters waarvan de ouders niet in aanmerking voor kinderopvangtoeslag.

  • c.

    Het voorkomen, vroegtijdig opsporen en aanpakken van taal- en onderwijsachterstanden bij peuters.

  • d.

    Ouderbetrokkenheid te stimuleren.

  • e.

    Monitoren.

Artikel 3 Reikwijdte

Voor zover in deze subsidieregeling niet anders is bepaald, zijn de begripsomschrijvingen en bepalingen van de ASV van toepassing.

Artikel 4 Voorwaarden subsidieaanvraag

De subsidieaanvraag voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De aanvraag wordt schriftelijk en bij voorkeur digitaal ingediend bij het college via de website van de gemeente Zoeterwoude.

  • 2.

    De subsidie kan uitsluitend worden verstrekt aan houders die:

    • a.

      peuteropvang aanbieden die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals benoemd in de Wet kinderopvang en het Besluit kwaliteit kinderopvang;

    • b.

      peuteropvang aanbieden in 320 uur per jaar;

    • c.

      van ouders die aangeven recht te hebben op een gesubsidieerd tarief voor peuteropvang een verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag als bedoeld in bijlage 2 hebben ontvangen. De houder is verplicht deze verklaring op verzoek van het college te tonen;

  • 3.

    Aanvullende voorwaarden voor houders om in aanmerking te komen voor subsidie VE zijn:

    • a.

      met een specifieke VE-registratie in het LRK staan vermeld;

    • b.

      peuteropvang aanbieden die voldoet aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

    • c.

      in 1 jaar en 7 maanden 960 uur VE aanbieden;

    • d.

      bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen peuterplek doelgroeppeuters voorrang geven.

    • e.

      een programma aanbieden om ouderbetrokkenheid te stimuleren

    • f.

      een samenwerking tussen houder en VVE-werkgroep voor de invulling van het VE-programma.

  • 4.

    Als sprake is van omscholing van medewerkers, dan maken houders dit in het activiteitenplan bij de aanvraag inzichtelijk.

  • 5.

    Houders kunnen jaarlijks voor maximaal 14 VE-peuterplekken subsidie aanvragen.

    • a.

      houders mogen doelgroeppeuters uit Zoeterwoude op een locatie over de gemeentegrens in Stompwijk opvangen als de bezetting het toelaat en het maximaal aantal peuterplekken binnen de locatie niet wordt overschreden.

  • 6.

    Als houders meer bezette peuterplekken gedurende de subsidieperiode wenst te realiseren dan in de aanvraag staat, dan heeft de houder een meldingsplicht richting de gemeente. Het niet voldoen aan die meldingsplicht, kan leiden tot een lagere verlening of vaststelling.

  • 7.

    Bij de aanvraag verstrekken houders in ieder geval de volgende gegevens

    • a.

      een activiteitenplan waarin het volgende staat omschreven:

      • een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

      • waar en wanneer de activiteit plaatsvindt;

    • b.

      een sluitende begroting

      • met inkomsten en uitgaven voor deze activiteiten;

      • met een opgave van aangevraagde of reeds toegekende subsidies of vergoedingen voor dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

      • als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, inzicht in het vermogen op het moment van de aanvraag.

Artikel 5 Indieningstermijn

Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 1 oktober, na bekendmaking van de nieuwe tarieven, voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

Artikel 6 Beslistermijn

Het college beslist op een aanvraag voor een subsidie binnen uiterlijk 13 weken na sluitingsdatum van de aanvragen.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Een subsidie op grond van deze regeling wordt, behalve volgens het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht of de ASV, geweigerd indien niet voldaan is aan de voorwaarden en criteria genoemd in deze regeling:

  • a.

    de financiële middelen van de aanvrager, met inbegrip van een naar aanleiding van de aanvraag toe te kennen subsidie, onvoldoende worden geacht om de te subsidiëren activiteit(en) te verrichten;

TITEL II. HOUDERS

Artikel 8 Doelgroep

Deze subsidieregeling is bedoeld voor houders. De houders hebben:

  • a.

    peuters die een peuterplek regulier bezetten en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

  • b.

    doelgroeppeuters die een peuterplek VE bezetten en waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

  • c.

    doelgroeppeuters die een peuterplek VE bezetten en waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag.

Artikel 9 Ouderparticipatie

  • 1. De houder is verantwoordelijk voor het betrekken van de ouders bij de uitvoering van het VE activiteitenplan.

  • 2. De houder biedt programmaonderdelen aan voor kind en ouder om de (taal)ontwikkeling te stimuleren.

  • 3. De programmaonderdelen voor ouderparticipatie kan worden uitgevoerd in samenwerking met de subsidiepartijen uit de VVE werkgroep.

  • 4. Indien noodzakelijk kan de houder gebruik maken van een gesubsidieerde tolk vanuit de VVE werkgroep.

  • 5. Indien ouders nalaten of niet in staat zijn om te participeren maakt de houder dit kenbaar bij de gemeente.

Artikel 10 Doorgaande leerlijn

  • 1. De houder doet de overdracht naar het primair onderwijs en maakt daarbij onderscheid tussen twee vormen:

    • a.

      De koude overdracht: dit betreft kinderen waarbij weinig tot geen zorgen zijn en gaat door middel van verzending van formulieren;

    • b.

      De warme overdacht: dit betreft kinderen waarbij zorgen zijn, waaronder in ieder geval alle kinderen met een VE-indicatie. Deze overdracht vindt plaats door middel van mondelinge en schriftelijke overdracht, bij voorkeur in het bijzijn van ouders.

  • 2. De houder en scholen evalueren jaarlijks het proces van de doorgaande leerlijn en leggen hier verslag over af aan de gemeente.

Artikel 11 Beoordeling hoogte ouderbijdrage

  • 1. Het recht op een VE-indicatie wordt beoordeeld door de jeugdverpleegkundige van het CJG aan de hand van criterialijst die als bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd.

  • 2. Het toetsen of ouders in aanmerking komen voor een gesubsidieerde peuterplek doet de houder aan de hand van de Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag die als bijlage 2 bij deze nadere regels is gevoegd, in combinatie met een inkomensverklaring van (bei)de ouder(s). De inkomensverklaring heeft betrekking op het meest recent voltooide kalenderjaar. Wordt een peuter in de periode tussen 1 januari en 1 juli geplaatst, is een inkomensverklaring van het daaraan voorafgaande jaar (2 jaar oud) voldoende.

  • 3. Als het inkomen van ouders in het lopende jaar zodanig wijzigt dat er sprake is van een lager inkomen, dan kan herinschaling aangevraagd worden via de houder. De inkomensgegevens kunnen in dat geval overlegd worden op basis van de meest recente loonstroken of indien sprake is van werkloosheid, een uitkeringsbeschikking van het UWV.

  • 4. Indien sprake is van inkomenswijziging door werkloosheid, kunnen kinderopvangtoeslaggerechtigde ouders nog gedurende zes maanden aanspraak maken op de kinderopvangtoeslag. Nadat deze termijn verstreken is, kunnen zij in aanmerking komen voor de subsidieregeling peuteropvang.

  • 5. Als de inkomenssituatie zodanig wijzigt dat ouders in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag (beide ouders werken/studeren), dan vervalt het recht op de subsidieregeling peuteropvang 3 maanden nadat het recht op kinderopvangtoeslag is ingegaan. Ouders zijn verplicht dit te melden aan de houder.

  • 6. De houder is bevoegd om de juistheid van de aangeleverde gegevens te controleren bij de gemeente.

Artikel 12 Beoordelingscriteria

  • 1. Een aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de in de artikel 4 opgenomen criteria als alle stukken zijn ingediend.

  • 2. Het college neemt een besluit en maakt deze kenbaar overeenkomstig de termijn van artikel 6.

Artikel 13 Hoogte subsidie en verdeelregels

  • 1. Het college stelt een subsidieplafond jaarlijks vast op kosten van maximaal 14 doelgroeppeuters.

  • 2. Het college hanteert jaarlijks uurtarieven voor peuteropvang overeenkomstig de tabel ouderbijdrage peuteropvang.

  • 3. Voor de in artikel 8 genoemde doelgroepen gelden de volgende maximale subsidiebedragen:

    • a.

      Voor de in artikel 8, onder a., genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek het door het college gehanteerde uurtarief per uur tot een maximum van 320 uur per jaar minus de jaarlijkse ouderbijdrage.

    • b.

      Voor de in artikel 8, onder b, genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek het door het college gehanteerde uurtarief per uur tot een maximum van 960 uur in 1 jaar en 7 maanden minus de jaarlijkse ouderbijdrage.

    • c.

      Voor de in artikel 8, onder c, genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek het door het college gehanteerde uurtarief per uur tot een maximum van 480 uur in 1 jaar en 7 maanden.

  • 4. Houders kunnen in aanmerking komen voor een VE-toeslag als omscholingsbudget als dit is opgenomen in de aanvraag.

  • 5. Houders kunnen jaarlijks voor maximaal 14 VE-peuterplekken subsidie aanvragen.

    • a.

      houders mogen doelgroeppeuters uit Zoeterwoude op een locatie over de gemeentegrens in Stompwijk opvangen als de bezetting het toelaat en het maximaal aantal peuterplekken binnen de locatie niet wordt overschreden.

  • 6. Als houders meer bezette peuterplekken gedurende de subsidieperiode wenst te realiseren dan in de aanvraag staat, dan heeft de houder een meldingsplicht richting de gemeente. Het niet voldoen aan die meldingsplicht, kan leiden tot een lagere verlening of vaststelling.

TITEL III. BEVOORSCHOTTING, VERANTWOORDING EN VASTSTELLING

Artikel 14 Bevoorschotting subsidie

  • 1. Het college bevoorschot de subsidie op maximaal 80% van het gevraagde bedrag. De uitbetaling vindt plaats op het moment van de verlening van de subsidie. Het subsidiebedrag wordt definitief vastgesteld na verantwoording.

  • 2. In juli van het subsidiejaar wordt na een tussentijdse evaluatie de andere 20% uitbetaald.

Artikel 15 Verantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, vanaf de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in lid 1, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. Het college zal bij subsidies die direct worden vastgesteld, steekproefsgewijs controleren of de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig de subsidieaanvraag en eventuele overige verplichtingen zijn gerealiseerd.

Artikel 16 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot € 100.000

  • 1. Bij subsidies vanaf € 5.000 tot € 100.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar.

  • 2. Het college kan in individuele gevallen afwijken van de termijn genoemd in lid 1.

  • 3. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht, met daarbij een toelichting op de behaalde impact van de activiteit met het oog op de beoordelingscriteria als omschreven in artikel 8;

    • b.

      een financieel verslag, waaruit de aan de verrichte activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven blijken. De subsidie van gemeente is in het financieel verslag duidelijk weergegeven.

Artikel 17 Verantwoording subsidies vanaf € 100.000

  • 1. Bij subsidies vanaf € 100.000 of meer dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar.

  • 2. Het college kan in individuele gevallen afwijken van de termijn genoemd in lid 1.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht met daarbij een toelichting;

    • b.

      een financiële verantwoording van de subsidiegelden. Dit kan zijn in de vorm van een integrale verantwoording in de jaarrekening of een separate financiële verantwoording. Uit de verantwoording blijken de baten en lasten van de verleende subsidie. De subsidie van gemeente is in het financieel verslag duidelijk weergegeven.

    • c.

      een balans op de slotdatum van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een controleverklaring van een accountant dat voldoet aan het verantwoordings-en controleprotocol zoals door de gemeente is opgesteld.

  • 4. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd. Hieronder kan ook vallen een rapport van feitelijke bevindingen van de accountant van de subsidieontvanger.

Artikel 18 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling dan wel, indien geen aanvraag vereist is, na het indienen van de verantwoording, de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het lid 1 genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling dan wel de verantwoording.

  • 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet binnen de in lid 1 van artikel 15, 16 (of indien van toepassing lid 2) en 17 (of indien van toepassing lid 2) genoemde termijn is ontvangen, gaat het college 6 weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling en het terugvorderen van het toegekende bedrag.

TITEL IV. HARDHEIDSCLAUSULE, INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, één of meerdere bepalingen van deze subsidieregeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 21 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: ‘Subsidieregeling peuteropvang gemeente Zoeterwoude 2025’.

Bijlage 1: VVE criterialijst indicatiestelling CJG artikel 11, eerste lid van de regeling.

Indicatoren harde criteria

Bij minimaal eenmaal ja van de onderstaande 3 vragen, kan er een VVE-indicatie worden afgegeven.

  • 1.

    Heeft de hoofdopvoeder maximaal basisonderwijs vmbo b/k of mbo1 ?

 
  • 2.

    Betreft het een vluchtelingengezin dat minder dan 5 jaar in Nederland is?

    *expats uitgezonderd

 
  • 3.

    Zijn er binnen het gezin factoren zoals financiële problemen, verslavingen, huisvesting e.d. die invloed hebben op de opvoeding van het kind.

 

Bij 3 keer nee, ga door met de onderstaande vragen om de taalomgeving en de kenmerken van het gezinsmilieu in kaart te brengen.

Aantal ja:

  • 4.

    Is er minimaal 8 uur per week aanbod van Nederlands voor het kind binnen of buiten het gezin? Denk hierbij aan aanbod van ouders, oppas, vrienden, familie of kinderopvang.

 
  • 5.

    Het taalniveau van de hoofdopvoeder in het Nederlands wordt ingeschat als voldoende.

 
  • 6.

    Worden er dagelijks taalstimulerende activiteiten (in welke taal dan ook) met het kind gedaan? Denk hierbij aan interactief voorlezen, liedjes zingen, praten over dagelijkse routines e.d.

 

Zijn er in de bovenstaande vragen 2 of meer negatief én is dit niet op te lossen met reguliere opvang, kan er een VVE geïndiceerd worden.

Aantal nee:

Aanvullende vragen

  • 7.

    Worden er dagelijks ontwikkelingsstimulerende activiteiten met het kind gedaan? Denk aan samenspelen, ouders helpen, met andere kinderen spelen.

 
  • 8.

    Is het gezin vrij van opvoedstress?

 
  • 9.

    Zijn er beschermende buffers aanwezig, in en om het gezin?

 

Bij 1 of meer nee in de aanvullende vragen wordt er doorverwezen.

Aantal nee:

Bijlage 2: Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag behorende bij artikel 4 tweede lid onder c.

Gegevens ouder/verzorger (aanvraag op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft)

Voorletters en achternaam: ……………………………………………………………………………

Burgerservicenummer (BSN): …………………………………………………………………………

Straatnaam, huisnummer + toevoeging: ……………………………………………………………...

Postcode en woonplaats: …………………………………………………………………………………

Telefoonnummer: …………………………………………………………………………………………

Gegevens kind (kind dat gaat deelnemen aan peuteropvang):

Voor- en achternaam: …………………………………………………………………………………….

Geboortedatum: ………………………………………………………………………………………….

Burgerservicenummer: ………………………………………………………………………………….

Hierbij verklaar ik dat ik geen recht heb op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet kinderopvang. Dit verklaar ik door hieronder het juiste vakje aan te kruisen:

  • (bij 2 ouders/verzorgers)

    Eén van beide ouders/verzorgers werkt niet en daarom is er geen aanspraak op kinderopvangtoeslag en wij verzoeken daarom in aanmerking te komen voor gesubsidieerde peuteropvang

  • (bij één ouder/verzorger)

    Ik werk niet en heb geen aanspraak op kinderopvangtoeslag en verzoek daarom in aanmerking te komen voor gesubsidieerde peuteropvang

Als bewijsstuk voor de berekening van de ouderbijdrage is bijgevoegd:

  • Een Inkomensverklaring van mijzelf en (indien van toepassing) van mijn toeslagpartner.

    Deze verklaring vraagt u gratis aan via de belastingtelefoon: 0800-0543 of www.belastingsdienst.nl

  • De bijgevoegde inkomensverklaring klopt niet meer, omdat: (vul reden in en lever bewijsstukken in van het huidige inkomen van de laatste drie maanden)

    …………………………………………………………………………………………………………………….

  • Ik kan geen inkomensverklaring ontvangen, omdat (vul reden in)

    ………………………………………………………………………………………………………………………

Ik verklaar dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat vastgesteld kan worden of ik recht heb op gesubsidieerde peuteropvang. Ik weet dat het onjuist invullen van dit formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens door de gemeente op juistheid kunnen worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op gesubsidieerde peuteropvang kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling waar de peuteropvang afgenomen wordt, onder overlegging van bewijsstukken.

Handtekening:

……………………………………….

Plaats en datum:

………………………………………………………………….

Dit formulier en bewijsstuk(ken) inleveren bij de kinderopvangorganisatie.

Toelichting bij Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag

Wanneer heeft u recht op gesubsidieerde peuteropvang?

Als u geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, kunt u bij gebruik van kortdurende peuteropvang in aanmerking komen voor een gemeentelijke regeling. U moet met de ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een inkomensverklaring aan de kinderopvangorganisatie verklaren dat u geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. De gemeente geeft dan subsidie aan de kinderopvangorganisatie, zodat u een lager tarief in rekening gebracht krijgt voor peuteropvang. Dit tarief is gelijk aan wat u zou betalen als u wel recht had op kinderopvangtoeslag. Om de hoogte van de ouderbijdrage te kunnen berekenen heeft de kinderopvangorganisatie uw inkomensverklaring en (indien van toepassing) die van uw toeslagpartner nodig.

Wat is kinderopvangtoeslag?

Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst. U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van:

  • twee werkende ouders/verzorgers in 1 gezin, of ouders/verzorgers die een studie of traject volgen;

  • een alleenstaande ouder/verzorger die werkt, of een studie of traject volgt;

  • een gemeentelijke doelgroep waar een of beide ouder(s)/verzorger(s) onder vallen, bijvoorbeeld: inburgeringcursus of sociaal-medische indicatie.

Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de Belastingdienst via www.toeslagen.nl. Hier kunt u ook een proefberekening maken. Het te ontvangen toeslagbedrag zorgt voor een vermindering van de maandelijkse kosten voor de kinderopvang. De hoogte van het toeslagbedrag is afhankelijk van de hoogte van uw inkomen.

Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming

Zelfstandige ondernemers komen volgens de Wet Kinderopvang ook in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt.

Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet Kinderopvang, hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de belastingdienst en kan er dus geen gebruikgemaakt worden van de gemeentelijke regeling.

Als u een eigen onderneming heeft en u komt niet in aanmerking voor de tegemoetkoming van de Belastingdienst, dan kunt u gebruik maken van de gemeentelijke regeling. U moet dan de ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ aanleveren inclusief de inkomensverklaring van uzelf en (indien van toepassing) van uw toeslagpartner.

Wat is een inkomensverklaring en hoe vraagt u deze aan?

Een inkomensverklaring is een officiële verklaring van de Belastingdienst met uw inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar. Deze verklaring kunt u gratis aanvragen bij de Belastingdienst, via de belastingtelefoon: 0800-0543 of www.belastingdienst.nl. Zorg ervoor dat u bij het aanvragen uw burgerservicenummer(s) (BSN) bij de hand hebt.

Beide ouders/verzorgers (bij eenoudergezin één ouder/verzorger) moeten de inkomensverklaring aanvragen, ieder met hun eigen BSN. Voorwaarde voor het kunnen aanvragen van een inkomensverklaring is dat u belastingaangifte heeft gedaan.

Waar worden deze verklaring en inkomensverklaring/bewijsstukken voor gebruikt?

Deze verklaring en de inkomensverklaring(en) van de Belastingdienst en/of andere bewijsstukken van de hoogte van uw inkomen worden gebruikt om te kunnen bepalen of u aanmerking komt voor de gemeentelijke regeling. Daarnaast worden ze gebruikt om te kunnen beoordelen in welke inkomenscategorie u valt en welk tarief u moet betalen voor peuteropvang. U moet de gevraagde stukken inleveren vóórdat uw kind met de peuteropvang start. U krijgt dan een lager tarief in rekening gebracht voor deelname aan peuteropvang. Wanneer de benodigde formulieren niet aanwezig zijn, zal het reguliere tarief in rekening worden gebracht.