Evaluatie en herziening geluidbeleid gemeente Winterswijk 2016

Geldend van 20-11-2024 t/m heden

Intitulé

Evaluatie en herziening geluidbeleid gemeente Winterswijk 2016

1 Samenvatting

In september 2008 heeft de raad van de gemeente Winterswijk de nota geluidbeleid vastgesteld.In deze nota is de visie en het beleid vastgelegd om te komen tot een goede manier van omgaan met geluid binnen de gemeente. Voor velerlei aspecten van geluid, zoals industrie- en verkeerslawaai, maar ook recreatie, burenlawaai en meer, zijn in de nota richtlijnen of omgangsvormen vastgelegd.

Omdat bij het vaststellen van de nota al is onderkend dat tijden steeds veranderen, is de visie, en daarmee het daarop gebaseerde beleid, maar vastgesteld tot en met het jaar 2015. In opdracht van de gemeente Winterswijk is een evaluatie uitgevoerd door de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA). Aan de hand van deze evaluatie adviseert de ODA het geluidsbeleid te wijzigen en aan te passen aan de huidige standaard.

De algemene indruk is dat het geluidbeleid redelijk tot goed heeft gefunctioneerd en op veel beleidsterreinen het doel heeft bereikt. Wel is duidelijk zichtbaar dat het geluidbeleid is verouderd en op steeds meer zaken geen antwoord meer kan geven.

Bij de evaluatie kwamen dan ook de volgende kritiekpunten naar voren.

  • 1.

    De complexiteit, strengheid en haalbaarheid van het geluidbeleid;

  • 2.

    De onduidelijkheid van het geluidbeleid op bepaalde punten;

  • 3.

    Het steeds meer uit de pas lopen met het landelijk beleid;

  • 4.

    De onvolledigheid van het geluidbeleid.

Van deze punten is het steeds meer uit de pas lopen met het landelijke beleid wel de belangrijkste en met name de reden om het geluidbeleid te herzien.

Bij het herzien van het geluidbeleid zijn de hiervoor genoemde punten van groot belang en zal het nieuwe beleid:

  • Eenvoudig, flexibel en haalbaar moeten zijn;

  • Duidelijke uitgangspunten en omschrijvingen moeten bevatten;

  • Moeten stroomlijnen met en aansluiten op het landelijk beleid;

  • Duidelijke richtlijnen moeten bevatten.

Met deze kennis is vorm gegeven aan het nieuwe geluidbeleid.

De belangrijkste punten in dit nieuwe geluidbeleid zijn:

  • Voor vergunningverlening milieu zijn duidelijke uitgangspunten en omschrijvingen opgenomen met als kernpunten:

    • o

      Ten aanzien van streef- en grenswaarden voor de gemiddelde geluidsbelasting bij vergunningverlening milieu en het Activiteitenbesluit wordt het gebiedsgerichte beleid verlaten en wordt aangesloten bij de landelijke tendens en dan met name bij het Activiteitenbesluit;

    • o

      Er zijn waarden opgenomen voor maximale geluidsbelasting (piekgeluiden) die stroomlijnen met de waarden uit het Activiteitenbesluit;

    • o

      Er worden duidelijke richtlijnen gegeven hoe om te gaan met:

      • Indirecte hinder;

      • Best Beschikbare Technieken (BBT).

  • Voor een gedegen zonebeheer zal de gemeente een zonebeheersplan gaan uitwerken, zodat overschrijdingen van geluidszones niet meer kunnen ontstaan;

  • Het beleid ten aanzien van wegverkeer zal worden gecontinueerd met als extra aandachtspunt het meenemen van onderzoek naar betere verkeersgeleiding bij ruimtelijke plannen;

  • Voor het verantwoord vaststellen van Hogere Grenswaarden als bedoeld in de Wet geluidhinder heeft de gemeente beleid en regels opgenomen;

  • Het beleid ten aanzien van Horeca en Evenementen is grotendeels uitgewerkt in andere beleidstukken en regelingen, het zal dus niet verder worden behandeld. De beleidslijn dat voor Horeca bedrijven bij vergunningverlening geluidsnormen worden opgelegd gelijk met de grenswaarden komt hiermee te vervallen;

  • Voor het toetsen van bestemmingsplannen is een duidelijke richtlijn opgenomen waarbij wordt getoetst aan:

    • o

      Wet geluidhinder;

    • o

      Belemmering van de omgeving;

    • o

      Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat

    • o

      Extern beleid en overige regelgeving.

2 Aanleiding

In september 2008 heeft de gemeente Winterswijk, net als de gemeenten Aalten, Oost Gelre, een door de Regio Achterhoek voorgesteld geluidbeleid vastgesteld. De andere gemeenten binnen het werkgebied van de Regio Achterhoek hebben geen geluidbeleid vastgesteld.

In hoofdstuk 6 van het geluidsbeleid (2008) is een visie vastgelegd tot en met het jaar 2015. Dit jaar is dus het jaar om te kijken of deze visie nog actueel is.

Uiteraard kan dit alleen door het geluidsbeleid over de afgelopen te evalueren en aan de hand hiervan de visie opnieuw vast of bij te stellen. Daarom heeft de gemeente Winterswijk de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA)verzocht deze evaluatie uit te voeren en een voorstel te doen hoe het geluidsbeleid opnieuw vast te stellen.

Visie

In hoofdstuk 6 “Visie geluid tot en met 2015 gemeente Winterswijk” van het geluidsbeleid wordt een visie gegeven hoe de gemeente Winterswijk de aanpak van geluidhinder tot en met 2015 voor zich heeft gezien. Veel maatregelen zoals, het aanpassen van de maximum snelheid, de aanpak van Dennenoord en dergelijke zijn in het kader van deze visie uitgevoerd. Veel van de punten genoemd in deze visie zijn nog steeds belangrijk en zouden ook als uitgangspunt kunnen worden genomen in een nieuw of aangepast geluidbeleid.

3 Evaluatie

Nu de gemeente zeven jaar ervaring (de laatste twee jaar met de ODA) heeft opgedaan met het geluidbeleid is het een goed moment om dit geluidbeleid te evalueren.

Het geluidbeleid van de gemeente Winterswijk behandelt meerdere aspecten van het thema geluid. Naast een algemene visie en ambities omtrent geluid wordt er aandacht geschonken aan wegverkeerslawaai, hogere grenswaarden, zonebeheer en nog een paar andere zaken (zie voor het volledige overzicht hoofdstuk 7 geluidbeleid 2008. Echter het belangrijkste onderwerp in het geluidbeleid is de gebiedsgerichte benadering. Deze gebiedsgerichte benadering is met name van belang bij vergunningverlening ten aanzien van het aspect milieu. Het grootste deel van deze evaluatie zal dan ook betrekking hebben op het onderdeel vergunningverlening. Deze evaluatie wordt niet nader met cijfers onderbouwd maar is opgebouwd uit ervaringen van medewerkers, akoestische adviseurs en vergunningaanvragers die met dit geluidbeleid werken. Deze evaluatie geeft in het kort de belangrijkste punten aan waar zij in de dagelijkse praktijk tegenaan lopen.

In algemene zin kan worden gesteld dat het geluidsbeleid zijn werk goed heeft gedaan. Toch zijn er punten waarop het geluidbeleid tekort schiet. Deze punten zijn met name:

  • 1.

    De complexiteit, strengheid en haalbaarheid van het geluidsbeleid;

  • 2.

    De onduidelijkheid van het geluidsbeleid op bepaalde punten;

  • 3.

    Het steeds meer uit de pas lopen met het landelijk beleid;

  • 4.

    De onvolledigheid van het geluidsbeleid.

Ad1.

Het geluidsbeleid wordt bij vergunningverlening als erg complex en streng ervaren.

De hoeveelheid aan gebiedstypes en de daarbij horende streef- grens- en plafondwaardes maken het niet erg duidelijk uit te leggen aan burger en ondernemer.

Aan een ondernemer is het bijvoorbeeld niet uit te leggen dat hij in de ene omgeving minder lawaai mag maken en wellicht dure maatregelen moet treffen terwijl een collega ondernemer in een andersoortige omgeving dat niet hoeft. Dit wordt vaak als een aantasting van de concurrentie positie gezien.

Ook zijn enkele normen vrijwel niet haalbaar. Een agrariër in een natuurgebied mag volgens het geluidbeleid maar 30 dB(A) (en hooguit 40 dB(A)) op 50 meter van de inrichting aan geluidsbelasting hebben. Praktisch betekent dit dat het bedrijf niet normaal kan functioneren.

Daarnaast zijn de streefwaarden in veel gevallen ruim gelegen onder de streefwaarden uit de “Handreiking industrielawaai en vergunningverlening milieubeheer (Handreiking)”.

Doordat andere gemeenten geen geluidbeleid hebben worden daar wel ruimere normen gehanteerd. Ook zijn in het geluidbeleid de mogelijkheden tot een ruimere geluidsnorm minder. Hoewel dit natuurlijke een eigen gemeentelijke keuze is wordt dit vaak als onredelijk gevoeld. Zeker in relatie tot de normen uit het Activiteitenbesluit (zie Ad.3).

In veel gevallen kunnen bedrijven niet aan de strenge normen in het geluidbeleid voldoen en is er een bestuurlijke afweging noodzakelijk waarbij met het stellen van ruimere normen en het treffen van maatregelen nodig is. Collega bedrijven in andere gemeenten hoeven dat vaak niet.

Ad2.

Het geluidsbeleid is op veel onderdelen onduidelijk. De belangrijkste worden hieronder kort aangehaald.

Het systeem van streef-, grens- en plafondwaarden is onduidelijk en voor meerdere uitleg vatbaar.

Zo wordt er in hoofdstuk 5.4 aangegeven dat “de streef- en grenswaarden gelden alleen voor nieuwe situaties. Voor bestaande situaties blijft het huidige geluidsregime van kracht totdat een wijziging optreedt”. Dit roept veel vragen op als: wanneer is er nu sprake van een nieuwe situatie? Wat is het bestaande geluidsregime? En wanneer is er sprake van een wijziging? Vragen waarop het geluidsbeleid geen of onvoldoende antwoord geeft.

Zo is het nog wel te begrijpen dat als er ergens een nieuw bedrijf wordt opgericht er sprake is van een nieuwe situatie. Ook als een bestaand bedrijf wordt omgezet naar een totaal ander bedrijf kan het worden gezien als nieuwe situatie of als wijziging.

Maar wat als een bestaand bedrijf van vergunningplicht naar Activiteitenbesluit gaat of vice versa? Of als een agrariër van 100 naar 125 koeien wil? Van een nieuwe situatie is geen sprake, maar is het dan wel een wijziging? De aard van het bedrijf wijzigt immers niet. De gevolgen voor het bedrijf kunnen echter wel groot zijn. Aangezien de term “wijziging” niet nader is omschreven, kan het eenvoudig tot een juridische strijd leiden.

Een ander aspect is de plafondwaarde.

In hoofdstuk 5.4 wordt aangegeven dat alleen in uitzonderlijke gevallen uit mag worden gegaan van plafondwaarden. Als voorbeeld van een uitzonderlijke situatie wordt een motorcrossterrein genoemd. Verder wordt echter niet beschreven wat onder een uitzonderlijke situatie wordt verstaan. De term uitzonderlijk is een ruim begrip en kan dus ruim worden geïnterpreteerd. Een uitzonderlijke situatie zal dus door het ontbreken van specifieke criteria, min of meer op “gevoel” moeten worden bepaald. Dat dit juridisch glad ijs is behoefd geen verdere toelichting.

Ad3.

Het steeds meer uit de pas lopen met het landelijke beleid is wel de belangrijkste reden dat het huidige geluidsbeleid niet meer past in deze tijd.

Vastgesteld kan worden dat de landelijke overheid streeft naar vereenvoudiging van regels en stroomlijning van procedures voor bouw en milieu. Belangrijk voorbeeld hiervan is Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO).

Een uitvloeisel van deze Wet is het Activiteitenbesluit waarin gelijk trekken en vereenvoudigen van regels centraal staat. In dat kader is ten aanzien van het aspect geluid het Activiteitenbesluit geheel afgestapt van het gebiedsgericht benaderen van geluidshinder. Het Activiteitenbesluit kent wat betreft geluidnormering maar twee gebiedstypes (bedrijventerrein en al het overige) met twee bedrijfstypes (agrarisch en tankstations) als uitzondering. Dit staat in schril contrast met het geluidsbeleid met de negen verschillende gebiedstypen en de vele (streef-, grens- en plafond)waarden.

Het verschil in geluidsnorm tussen een bedrijf dat onder het Activiteitenbesluit valt en een bedrijf met een vergunningplicht in het zelfde gebied kan wel 20 dB(A) verschillen (natuurgebied). Een toch wel grote rechtsongelijkheid. Daarbij komt dat het conform het geluidsbeleid (vierde aandachtspunt van hoofdstuk 7.1) nodig is normen (welke norm is niet geheel duidelijk, aangenomen wordt de streef- of grenswaarden) in beginsel op 50 meter van de inrichting te leggen als er binnen deze afstand geen geluidsgevoelige objecten als woningen liggen. Het Activiteitenbesluit kent deze norm alleen voor gezoneerde industrieterreinen. Het verschil wordt daarmee nog groter.

In de praktijk wordt bijvoorbeeld vaak geconstateerd dat een bedrijf dat overgaat van het Activiteitenbesluit naar een vergunning stevig terug gaat in geluidsnorm. Er moet dan vaak flink worden geïnvesteerd (BBT toepassen) om te kunnen voldoen aan de strengere geluidsnormen (of om hogere geluidsnormen te kunnen krijgen).

Nu is het natuurlijk zo dat, met het geluidsbeleid in de hand, voor een bedrijf dat valt onder het Activiteitenbesluit, ook strengere normen moeten worden gesteld (hoofdstuk 7.1, tweede alinea). Dit gebeurt in de praktijk echter zelden.

Wil men het geluidsbeleid goed uitvoeren dan zal elke kennisgeving Activiteitenbesluit moeten worden getoetst aan het geluidbeleid. Ligt het bedrijf in een gebied met een streefwaarde die lager is dan de norm in het Activiteitenbesluit of is er geen geluidgevoelig object binnen 50 meter, dan zullen er nadere eisen moeten worden opgelegd.

Hiervoor moet dan een procedure worden doorlopen. Naast het doorlopen van de procedure, hetgeen de nodige tijd en moeite kost, moet er akoestisch worden aangetoond (akoestisch onderzoek) dat het bedrijf ook kan voldoen aan die strengere norm. Elk bedrijf zal dus in bovengenoemde situaties bij een kennisgeving Activiteitenbesluit een akoestisch onderzoek moeten overleggen.

Bij de reeds geaccepteerde kennisgevingen Activiteitenbesluit zal de gemeente deze akoestische onderbouwing op eigen kosten moeten aanleveren.

Naast de kosten en de hoeveelheid tijd die dit met zich meebrengt, betekent het ook dat aan het doel van het Activiteitenbesluit voorbij wordt gegaan, namelijk het regels eenvoudiger maken.

Ad4

Hoewel het geluidbeleid pretendeert het gehele geluidspectrum te behandelen, hetgeen niet geheel onterecht is, mist het geluidbeleid toch vaak richtlijnen om zaken in de praktijk aan te pakken. Zo wordt in het geluidbeleid regelmatig aangegeven dat de gemeente streeft naar vermindering van geluid, maar met uitzondering van vergunning verlening, wordt niet concreet aangegeven wat zal worden gedaan en wat zal worden bereikt.

Dit is ook niet eenvoudig, want naast vergunningverlening en ruimtelijke ordening, heeft de gemeente slechts een gering aantal middelen om alledaagse geluidhinder effectief te bestrijden. Aan al deze middelen hangt een financieel plaatje. Daarnaast zijn veel maatregelen al uitgevoerd of worden al standaard meegenomen. Zo zijn op veel wegen de snelheden verlaagd en zijn deze voorzien van stiller asfalt. Ook grote lawaaimakers als bijvoorbeeld Dennenoord zijn aangepakt.

Een praktische zaak die ook niet in het geluidbeleid is geregeld is de normering voor de maximale geluidsbelasting (piekgeluiden) van bedrijven. Dit is bij vergunningverlening een groot gemis. Bij vergunningverlening moet nu steeds worden teruggegrepen naar de “Handreiking industrielawaai en vergunningverlening milieubeheer (Handreiking)”.

Conclusie

Het in 2008 vastgestelde geluidbeleid heeft in de meeste gevallen goed gewerkt echter de conclusie is gerechtvaardigd dat het geluidbeleid moet worden aangepast.

Met name het grote verschil dat is ontstaan tussen het landelijke beleid en gemeentelijk geluidbeleid en de hiermee gepaard gaande rechtsongelijkheid vraagt om een andere aanpak.

Aandachtspunten hierbij zijn:

  • Een eenvoudig, flexibel en haalbaar geluidbeleid;

  • Duidelijke uitgangspunten en omschrijvingen;

  • Stroomlijnen met landelijk beleid;

  • Duidelijke richtlijnen.

4 Nieuw geluidbeleid

Nu er inzicht is in de nadelen van het bestaande geluidbeleid is het tijd om het geluidbeleid aan te passen aan de huidige maatstaf. Met de aandachtspunten als uitgangspunt is een beknopt beleid opgesteld met als sterke en zwakke punten.

Sterke punten

  • 1.

    In de meeste gevallen minder regels en meer duidelijkheid;

  • 2.

    Vergunningverlening gaat soepeler, minder bestuurlijke afwegingen;

  • 3.

    Minder ongelijkheid tussen vergunningplichtige en meldingsplichtige bedrijven;

  • 4.

    Wanneer een meldingsplichtig bedrijf groeit en verguningplichtig wordt hoeft het niet ineens aan veel strengere geluidvoorschriften te voldoen;

  • 5.

    Helderheid voor bedrijven en akoestische adviseurs;

  • 6.

    Het verrichten van achtergrondniveau metingen is niet meer nodig;

  • 7.

    Betere aansluiting tussen geluid ruimtelijke ordening, vergunningen en Activiteitenbesluit.

Zwakke punten

  • 1.

    Er wordt op sommige plaatsen meer geluidruimte aan bedrijven gegeven;

5 Beleid bedrijven en geluid

5.1 Doelstelling

Het beleidskader biedt in eerste instantie het juridisch instrument om de volgende doelstellingen te bereiken.

  • Ruimte voor bedrijfsactiviteiten bieden;

  • Bescherming van huidige en toekomstige woningen.

Dit beleid is richtinggevend voor de milieuvergunningverlening (vergunningplichtige inrichtingen), het stellen van maatwerkvoorschriften (inrichtingen die vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit) en het toetsen en ondersteunen van ruimtelijke plannen.

Het doel is ook om in het beleid de normstelling voor het opstellen van vergunningen, waarbij de handreiking vaak de basis vormt en de normstelling van het Activiteitenbesluit meer op elkaar aan te laten sluiten en tevens aansluiting te zoeken bij “bedrijven en milieuzonering”.

Dit heeft als gevolg dat de gebiedsgerichte benadering wordt losgelaten.

5.2 Bestaande Regelgeving

Dit deel van het beleid is alleen van toepassingen op bedrijven. Het is niet van toepassing voor wegverkeerslawaai of evenementen. Gekeken is naar de normen en richtlijnen die hieromtrent zijn.

Noot:

Er moet worden opgemerkt dat de hierna genoemde waarden alleen gelden op woningen en andere geluidgevoelige objecten (scholen, ziekenhuizen e.d. zie verder de Wet geluidhinder). Dus ze gelden niet op gebieden zoals een natuurgebied.

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen bedrijfs- of burgerwoning. Een bedrijf zal niet worden getoetst aan de eigen- of bij het bedrijfbehorende woning (de relatie met het bedrijf moet wel worden aangetoond).

5.2.1 Vergunningverlening

Voor vergunningverlening geeft de “Handreiking industrielawaai en vergunningverlening”, hierna Handreiking genoemd, de werkwijze aan. Deze Handreiking, die uit 1998 stamt, beveelt gemeenten aan om gebiedsgericht geluidbeleid vast te stellen, hetgeen de gemeente Winterswijk heeft gedaan. De handreiking hanteert zelf 4 standaard gebieden met richtwaarden.

Aanbevolen richtwaarden in de woonomgeving in dB(A) Tabel 4 en 5 van de Handreiking.

Aard van de woonomgeving

7:00-19:00

19:00-23:00

23:00-7:00

Landelijke omgeving

40

35

30

Rustige woonwijk, weinig verkeer

45

40

35

Woonwijk in de stad

50

45

40

Bedrijventerrein

55

50

45

Deze richtwaarden mogen na bestuurlijke afweging maximaal worden opgerekt tot 50 dB(A) voor nieuwe en 55 dB(A) voor bestaande bedrijven. Voor bedrijventerreinen is dit zelfs 65 dB(A).

5.2.2 Activiteitenbesluit.

Voor bedrijven die onder de werking van het Activiteitenbesluit vallen bevat Afdeling 2.8 Geluidhinder van het Besluit de geluidvoorschriften. Hierbij worden standaardvoorschriften gesteld en voor agrarische inrichtingen, tankstations en bedrijventerreinen bijzondere voorschriften.

Normen Activiteitenbesluit dB(A)

Omgeving of bedrijfsoort

7:00-19:00

19:00-23:00

23:00-7:00

Standaard

50

45

40

Bedrijventerrein

55

50

45

Agrarische bedrijven

6:00-19:00

19:00-22:00

22:00-6:00

45

40

35

Tankstations

7:00-21:00

21:00-7:00

50

40

5.2.3 VNG-Handreiking

Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen is de VNG-Handreiking “Bedrijven en milieuzonering” van belang voor gemeentelijke beleidsafdelingen. In de VNG-Handreiking wordt voor het aspect geluid aangesloten bij het gebiedstype “rustige woonwijk, weinig verkeer” uit de “Handreiking industrielawaai en vergunningverlening”

Aard van de woonomgeving

7:00-19:00

19:00-23:00

23:00-7:00

Rustige woonwijk, weinig verkeer

45

40

35

Op deze normen zijn de richtafstanden uit VNG-Handreiking gebaseerd. Daarbij worden twee gebiedstypes gehanteerd, het standaard gebied en het gemengde gebied. Dit heeft echter geen directe invloed op de geluidsnorm. In hoofdstuk 5.5 “bedrijven en milieuzonering” wordt hier verder op ingegaan.

5.2.4 Schematische weergave.

Alle hieronder aangegeven waarden zijn etmaalwaarden. Dat wil zeggen dat in de avondperiode de norm 5 dB(A) en in de nacht 10 dB(A) lager ligt.

afbeelding binnen de regeling

Streefwaarden zijn de waarden waaraan een vergunning in beginsel wordt getoetst. Als hieraan kan worden voldaan is geluid geen probleem voor de vergunningverlening. Als niet kan worden voldaan aan de streefwaarden, kan het bevoegd gezag na belangenafweging een hogere norm tot de grenswaarden vaststellen. Belangrijk is wel dat de “Best Beschikbare Technieken (BBT)”zijn gebruikt om de geluidsbelasting zo laag mogelijk te houden. De plafondwaarden zijn alleen opgenomen in het geluidbeleid 2008 en kunnen worden gebruikt wanneer in uitzonderlijke situaties niet kan worden voldaan aan de grenswaarden.

5.3 Keuze Streef- en Grenswaarden gemiddelde geluidsbelasting

Om de doelstelling te behalen wordt een combinatie van een beperkte gebiedsgerichte aanpak met een beperkte bedrijfstypegerichte aanpak toegepast.

Om te voorkomen dat uitgebreide kaarten van de gebiedstypen moeten worden gemaakt wordt gekozen voor gebiedstypen die eenduidig herkenbaar zijn.

Noot:

Er moet worden opgemerkt dat de hierna genoemde waarden alleen gelden op woningen en andere geluidgevoelige objecten (scholen, ziekenhuizen e.d. zie verder de Wet geluidhinder). Dus ze gelden niet op gebieden zoals een natuurgebied.

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen bedrijfs- of burgerwoning. Een bedrijf zal niet worden getoetst aan de eigen- of bij het bedrijfbehorende woning (de relatie met het bedrijf moet wel worden aangetoond).

Streefwaarden op woningen en geluidgevoelige objecten in dB(A)

Gehele gemeente m.u.v. aangewezen industrie- en bedrijventerreinen

Agrarische bedrijven

6:00-19:00

19:00-22:00

22:00-6:00

45

40

35

Overige bedrijven

7:00-19:00

19:00-23:00

23:00-7:00

50

45

40

Tankstations

7:00-21:00

21:00-7:00

50

40

Bedrijventerreinen

Alle bedrijven

7:00-19:00

19:00-23:00

23:00-7:00

55

50

45

Industrieterreinen

Alle bedrijven (zonebeheer)

7:00-19:00

19:00-23:00

23:00-7:00

maatwerk

maatwerk

maatwerk

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning milieu voor nieuwe en bestaande bedrijven moeten de akoestische gevolgen daarvan in eerste instantie getoetst worden aan de streefwaarden.

Er hoeft niet meer per vergunningsaanvraag of per vestiging van een bedrijf dat valt onder het Activiteitenbesluit een referentieniveau van het achtergrondgeluid te worden bepaald.

Geluidniveaus boven de streefwaarde kunnen alleen bij bestaande bedrijven in de gehele gemeente en bij nieuwe bedrijven op een bedrijventerrein, op grond van een bestuurlijke afweging door het bevoegd gezag worden toegestaan. Hierbij dienen de afwegingen als bedoeld in de Handreiking te worden gevolgd. De grenswaarden liggen 5 dB(A) boven de streefwaarden voor overige terreinen en 10 dB(A) voor bedrijfsterreinen.

Noot:

De geluidsnormen voor bedrijventerrein gelden voor woningen op een bedrijventerrein. Voor de woningen buiten het bedrijventerrein gelden de normen voor overig gebied

Bij nieuwe bedrijven (uitgezonderd op een bedrijventerrein) fungeert deze tabel als toetsingskader bij de vraag of al dan niet vergunning kan worden verleend. Met nieuwe situaties worden bedoeld:

  • de vestiging van een nieuw bedrijf bij bestaande woningen;

  • de vestiging van een geheel andersoortig bedrijf in een bestaand(e) bedrijfspand of –locatie (bv. van boerderij naar zorglocatie)

  • de bouw van woningen of andere geluidgevoelige objecten bij een bestaand bedrijf.

5.3.1 Gevolgen

Agrarische en overige bedrijven die onder de vergunningplicht vallen krijgen daardoor 5 tot 10 dB(A) meer ruimte dan nu op grond van de Handreiking het geval is. Ook is de dagperiode bij agrarische bedrijven met een uur verlengd en begint om 6:00 uur.

Vergunningplichtige agrarische bedrijven zijn meestal grotere bedrijven en deze krijgen nu evenveel geluidruimte als de (kleinere) agrarische bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen.

Voor bedrijventerreinen worden de normen van het Activiteitenbesluit ook voor vergunningplichtige inrichtingen in beginsel gehanteerd.

Om de nodige flexibiliteit voor bedrijven op een bedrijventerrein te behouden en omdat de Handreiking deze ruimte biedt kan er na belangenafweging hogere normen (tot 65 dB(A)) worden vergund.

Hoewel de Handreiking geen richtlijn geeft wanneer tot een hogere norm mag worden besloten, is een belangenafweging met daarin aandacht voor het zoveel mogelijk beperken van geluidsuitstoot essentieel.

Voor industrieterreinen (dit zijn gezoneerde terreinen) worden in principe voor bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen altijd maatwerkvoorschriften opgelegd om te voorkomen dat onnodige geluidruimte wordt weggegeven waardoor andere bedrijven in de knel komen. Voor bedrijven waarbij de bijdrage op 50 dB(A) zonegrens niet meer dan 30 dB(A) is kan het opleggen van maatwerkvoorschriften achterwege blijven. Het zonebeheer is maatgevend.

5.3.2 Onderscheid bestaande en nieuwe situaties

Deze beleidsnota bevat streefwaarden waarmee bij de vergunningverlening, bij het stellen van maatwerkvoorschriften voor bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen en beoordeling van het geluidsaspect bij ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Bij uitbreidingen of wijzigingen van bestaande bedrijven, moeten de akoestische gevolgen daarvan in eerste instantie getoetst worden aan deze streefwaarden.

Wanneer sprake is van een moeilijk aanpasbare feitelijke situatie, waardoor er amper mogelijkheden zijn om de uitbreiding of wijziging akoestisch gezien te optimaliseren, kan afgeweken worden van de streefwaarde.

Een en ander neemt niet weg dat geprobeerd moet om zoveel mogelijk te voldoen aan de streefwaarden, voor zover dat redelijkerwijs uitvoerbaar is.

Ingeval sprake is van bestaande (dat wil zeggen vergunde) bedrijven, waarvoor een vergunning mede strekt ter vervanging van de eerder verleende vergunning(en) kan het bedrijf vanzelfsprekend qua activiteiten die worden verricht rechten uit die eerder verleende vergunning(en) ontlenen. Vooral bij oudere vergunningen doet zich daarbij de situatie voor, dat de toenmalige aanvraag en de destijds verleende vergunning de werkzaamheden slechts summier hebben beschreven. Uit jurisprudentie volgt dat voor de vaststelling van de “bestaande rechten” (en de daarbij behorende geluidsruimte) moet worden uitgegaan van de feitelijke bedrijfsvoering op basis van de eerder verleende vergunning(en). Ook moet het vanzelfsprekend gaan om activiteiten die redelijkerwijs (expliciet of impliciet) in de aanvraag om vergunning van destijds zijn genoemd en niet om uitbreidingen die in een later stadium - zonder vergunning - hebben plaatsgevonden.

Het college van burgemeester en wethouders behoudt de mogelijkheid om na een bestuurlijke afweging, af te wijken van de streef- en grenswaarden.

5.3.3 Bedrijfswoningen op bedrijventerreinen

Bij woningen op een bedrijventerrein is het bestemmingsplan primair bepalend voor de vraag om welk soort woningen het gaat: bedrijfswoningen of burgerwoningen.

Als streefwaarde voor woningen op bedrijventerreinen geldt 55 dB(A) etmaalwaarde als streefwaarde en als grenswaarde 65 dB(A).

In verband met de beperking van bedrijven door de aanwezigheid van bedrijfswoningen wordt het ontraden nieuwe bedrijfswoningen op bedrijventerreinen toe te staan.

5.4 Maximale geluidniveaus (LAmax)

Voor het beoordelen van piekniveaus ofwel maximale geluidsniveaus geeft de Handreiking een voorkeursgrenswaarde aan van de richtwaarde + 10 dB(A). Deze zijn per gebiedstype anders. De handreiking geeft tevens grenswaarden voor maximale geluidniveaus van 70 dB(A) dag, 65 dB(A) avond en 60 dB(A) nacht.

De handreiking stelt dat in eerste instantie moet worden uitgegaan van de voorkeursgrenswaarde en dat op basis van een bestuurlijke afweging tot de grenswaarden mag worden toegestaan

In de praktijk zijn de voorkeursgrenswaarden te laag en kunnen bedrijven daar niet altijd aan voldoen. In jurisprudentie zijn de grenswaarden geaccepteerd. Akoestische adviesbureaus toetsen in rapporten dan ook meestal aan de grenswaarden.

In het geluidbeleid van 2008 van Winterwijk wordt niet aangegeven hoe met maximale geluidniveau moet worden omgegaan.

Het Activiteitenbesluit hanteert in alle situaties de grenswaarden waarbij voor agrarische bedrijven en tankstations andere tijden voor de dag-, avond-, en nachtperiode gelden.

Onderstaande tijden en maximale geluidniveaus worden met dit geluidbeleid ook aangehouden voor vergunningverlening.

Onderstaande tijden en maximale geluidniveaus worden met dit geluidbeleid ook aangehouden voor vergunningverlening.

Maximale geluidniveaus in dB(A)

Gehele gemeente alle gebieden

Agrarische bedrijven

6:00-19:00

19:00-22:00

22:00-6:00

70

65

60

Tankstations

7:00-21:00

21:00-7:00

70

60

Overige bedrijven

7:00-19:00

19:00-23:00

23:00-7:00

70

65

60

Maximale geluidniveaus veroorzaakt door laden en lossen worden in het Activiteitenbesluit in de dagperiode van toetsing uitgesloten. Deze uitzondering is niet van toepassing op vergunningverlening en op het toetsen van ruimtelijke plannen.

In nieuwe situaties worden de maximale geluidniveaus in het kader van goede ruimtelijke ordening meegewogen. Dit gebeurt ook bij inrichtingen die onder het Activiteitenbesluit vallen. Bij de toetsing van het maximale geluidniveau in het kader van ruimtelijke ordening worden de maximale geluidniveau veroorzaakt door laden en lossen in de dagperiode meegenomen.

5.5 Bedrijven en milieuzonering

De VNG-Handreiking “Handreiking bedrijven en milieuzonering” (hierna de VNG- Handreiking) wordt doorgaans gebruikt om een goede scheiding tussen wonen en werken te houden. Als aan de richtafstanden in deze VNG-Handreiking wordt voldaan dan kan er van worden uitgegaan dat er sprake is van een goede ruimtelijke ontwikkeling. Met andere woorden dat bedrijven niet worden belemmerd door woningen en dat bij de woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig is. De richtafstanden in deze VNG- Handreiking zijn gebaseerd op een standaard geluidsbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen van 45 dB(A) etmaalwaarde. Echter het geluidbeleid kent verschillende streefwaarden en er kunnen dus andere normen dan 45 dB(A) op geluidgevoelige bestemmingen gelden. Bij een bedrijfswoning op een bedrijventerrein kan bijvoorbeeld 55 dB(A) als norm op de gevel worden toegestaan, terwijl bij een woning in het buitengebied 45 dB(A) de norm is. Het toepassen van de richtafstanden gebaseerd op 45 dB(A), op een woning met een norm van 55 dB(A) geeft daarmee een scheve verhouding. Om een goede afweging te kunnen maken moeten de richtafstanden bij een norm van 55 dB(A) veel kleiner zijn dan bij 45 dB(A).

Om de richtafstanden op de juiste manier aan te passen kunnen de volgende factoren worden gebruikt:

  • 1.

    Voor gebieden waar de streefwaarde 50 dB(A) is, kunnen de richtafstanden genoemd in de handreiking bedrijven en milieuzonering met een factor 0,57 worden aangepast.

  • 2.

    Voor gebieden waar de streefwaarde 55 dB(A) is kunnen de richtafstanden met een factor 0,35 worden aangepast.

Aangepast wil zeggen dat de richtafstanden moeten worden vermenigvuldigd met de genoemde factor. De richtafstand wordt dan verkleind wat weer overeenkomt met de streefwaarde uit dit beleid.

5.6 Indirecte hinder

Voor het begrip indirecte hinder wordt aangesloten bij de circulaire van 29 februari 1996, inzake geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting: beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer (ook Schrikkelcirculaire genoemd). Onder indirecte hinder wordt verstaan de nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt door activiteiten die, hoewel plaatsvindend buiten het terrein van de inrichting, aan de inrichting zijn toe te rekenen. Vanuit het perspectief van geluidhinder gezien zijn verkeersbewegingen van en naar inrichtingen een belangrijke vorm van indirecte hinder.

5.7 Beste Beschikbare Technieken en zorgplicht

Op grond van de Wet milieubeheer dient het bevoegd gezag toepassing te geven aan het BBT- beginsel.

De Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) stelt;

In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk – bij voorkeur bij de bron – te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.

In algemene zin worden maatregelen als "BBT-maatregel" bestempeld, als zij tenminste overeenkomen met de binnen de bedrijfstak of voor die activiteit gangbare stand der techniek. Dit geldt voor geluidsbronnen of onderdelen daarvan die in de betreffende bedrijfstak worden gebruikt, maar kan ook gaan om bronnen of onderdelen daarvan die in meerdere bedrijfstakken worden gebruikt. Voor het antwoord op de vraag welke maatregelen voor het specifieke bedrijf als BBT kunnen worden aangemerkt, staat veel informatie ter beschikking. Uit de vergunningaanvragen of meldingen van vergelijkbare bedrijven kunnen gegevens worden gehaald, vooral wanneer akoestisch onderzoek is verricht. Daarnaast bestaan er handboeken en is er veelal via leveranciers van apparatuur informatie beschikbaar.

Voor sommige bedrijfstakken of onderdelen daarvan zijn gerichte onderzoeken uitgevoerd naar de stand-der-techniek-maatregelen. De stand der techniek is een voortschrijdende ontwikkeling met als gevolg dat in de loop der tijd verdergaande maatregelen tot BBT kunnen worden gerekend.

De toepassing van BBT blijft maatwerk. Per geval moet worden bezien welke maatregelen in beginsel mogelijk zijn (verplaatsing geluidsbronnen, omkastingen, schermen, vervanging door geluidarmere uitvoering, enz.), welke geluidreductie op de immissiepunten daarmee bereikt kan worden en wat daarvan de kosten zijn. In de specifieke situatie zal dan moeten worden bezien wat "redelijk" is.

Het in ongunstige situaties overkappen of inpandige bevoorrading van winkels is een BBT- maatregel. In nieuwe situaties worden daarom wel de maximale geluidniveaus in de dagperiode in het kader van goede ruimtelijke ordening meegewogen.

Voor bedrijven is voor geluid ook de zogenaamde "zorgplicht” van toepassing.

Op grond van de zorgplicht wordt van het bedrijf verwacht dat voortdurend wordt gestreefd naar minimalisering van de (geluid-)emissies en onnodige emissies worden voorkomen.

5.8 Uitzonderlijke situaties.

Het is mogelijk dat bedrijven op bepaalde plaatsen ook na het toepassen van BBT niet aan de grenswaarden kunnen voldoen. Dit betreft dan uitsluitend vanuit het verleden scheef gegroeide situaties met in het verleden vergunde activiteiten.

Het is in die gevallen mogelijk dat het bevoegde gezag na bestuurlijke afweging een norm oplegt voor de gemiddelde geluidsbelasting die hoger is dan de grenswaarde.

Deze norm mag echter niet hoger zijn dan:

  • 70 dB(A) etmaalwaarde voor bedrijven op een bedrijventerrein en

  • 60 dB(A) voor bedrijven elders binnen de gemeente.

De maximale norm voor de maximale geluidsbelasting is:

  • 75 dB(A) etmaalwaarde voor alle bedrijven.

Een dergelijke norm wordt dan opgelegd voor een termijn van 5 jaar. Binnen deze termijn van 5 jaar zorgt de vergunninghouder er minimaal voor dat de geluidsbelasting weer binnen de grenswaarden wordt gebracht.

5.9 Uitgangspunten op een rij

  • Het geluidbeleid wordt toegepast bij

    • vergunningplichtige inrichtingen

    • inrichtingen die onder het Activiteitenbesluit vallen

    • bestemmingsplannen

  • Voor alle drie situaties wordt zoveel mogelijk uitgegaan van dezelfde geluidnormen. Opmerking: omdat in alle situaties van de dezelfde normen wordt uitgegaan zijn de onderzoeken en beoordelingen ten behoeven van bestemmingsplanregels ook te gebruiken voor een vergunningaanvraag of de beoordeling van een melding.

  • In bestaande situaties zijn de vergunde activiteiten een verworven recht, niet de daarbij vergunde geluidsruimte. Bij iedere aanvraag om vergunning wordt opnieuw getoetst aan de streefwaarden.

  • Voor bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen geeft dat Besluit aan hoe moet worden beoordeeld en welke geluiden worden uitgezonderd. (Lmax en stemgeluid). Wanneer maatwerkvoorschriften aan de orde zijn is het geluidbeleid van toepassing. In bepaalde vergunningplichtige situaties is wettelijk bepaald dat het Activiteitenbesluit het toetsingskader is voor geluid (bv. windmolens) Deze methodiek wordt in dat geval gevolgd en staat boven het geluidbeleid.

  • Het gebiedgericht beleid voor inrichtingen wordt beperkt tot zo min mogelijk gebieden. In wezen zijn er nog maar twee gebieden waarop moet worden gelet.

    • -

      bedrijventerrein of industrieterrein

    • -

      overig gebied

  • Er worden voor de gebieden streefwaarden gehanteerd die, aansluiten op het Activiteitenbesluit. Dit geldt ook voor de tijden van de beoordelingsperioden. Grenswaarden liggen voor overig gebied 5 dB(A) boven de streefwaarde en voor bedrijventerreinen liggen deze 10 dB(A) boven de streefwaarde. Plafondwaarden worden niet gehanteerd. Boven de streefwaarde vergunnen kan uitsluiten door een besluit van het bevoegd gezag.

  • Buitengebied

    • Voor agrarische bedrijven geldt als streefwaarde 45 dB(A) dag, 40 dB(A) avond en 35 dB(A) nacht overeenkomstig de geluidnormen voor agrarische inrichtingen van het Activiteitenbesluit;

    • Voor de overige bedrijven geldt als streefwaarde 50 dB(A) dag, 45 dB(A) avond en 40 dB(A) nacht overeenkomst de geluidnormen voor overige inrichtingen van het Activiteitenbesluit.

  • Bedrijventerrein en industrieterrein

    • Voor inrichtingen op een bedrijventerrein geldt als streefwaarde 55 dB(A) dag, 50 dB(A) nacht en 45 dB(A) overeenkomstig de geluidnormen voor inrichtingen van het Activiteitenbesluit.

    • Voor inrichtingen op een industrieterrein wordt aanbevolen altijd maatwerkvoorschriften op te stellen. Alleen wanneer de bijdrage van de inrichting op de 50 dB(A) zonegrens 20 dB(A) lager is kan maatwerk achterwege blijven en wordt 50 dB(A) dag, 45 dB(A) avond en 40 dB(A) nacht op 50 m van de grens van de inrichting gehanteerd, conform de geluidnormen van het Activiteitenbesluit.

6 Zonebeheer Industrieterreinen

Voor vergunningverlening en kennisgevingen Activiteitenbesluit voor bedrijven op een industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder is het van belang dat de geluidsbelasting op basis van alle vergunningen en kennisgevingen niet leidt tot een zoneoverschrijding. Elke vergunning en kennisgeving moet daarom aan de zone c.q. de geluidsruimte van het industrieterrein worden getoetst.

De op te leggen geluidsnormen in een vergunning of bij een kennisgeving moeten op de zone worden afgestemd. Bedrijven op een industrieterrein kunnen daarom geen rechten ontlenen aan de in hoofdstuk 5 vastgelegde streef- of grenswaarden.

De gemeente Winterswijk beschikt momenteel nog over 2 gezoneerde industrieterreinen. Dit zijn:

  • De Steengroeve;

  • Vèèneslat.

Op het industrieterrein de Steengroeve is maar één bedrijf actief. Er zullen op dit terrein ook niet meer bedrijven bij komen. Dit terrein is dus eenvoudig te beheren via de vergunning. Mocht dit bedrijf in de vergunning minder geluidsruimte nodig hebben dan de geluidszonering toestaat, dan kan de gemeente overwegen de zonegrens te verleggen zodat de zone kleiner wordt.

Op het industrieterrein Vèèneslat zijn meer bedrijven actief. Geconstateerd is dat de gezamenlijke geluidbelasting van het terrein groter is dan op basis van de zonering zou mogen. De gemeente heeft dit onderkend en heeft in juli 2014 een geluidsreductieplan opgesteld met als opdracht binnen een termijn van vijf jaar de zoneoverschrijding op te heffen. Dit plan gaat ervan uit het gebruik van Vèèneslat zuid als industrieterrein te continueren en van Vèèneslat noord bedrijventerrein te maken. Hiertoe zal het bestemmingsplan van beide terreinen worden vernieuwd en herzien.

Om niet weer een zoneoverschrijding te laten ontstaan zal het zonebeheer beter ter hand worden genomen en zal hiertoe een zonebeheersplan worden opgesteld. In dit plan zal het beheer van de geluidsruimte (wie krijgt wat) en de bewaking van de geluidsruimte (geen overschrijding van de zone) worden uitgewerkt. Bij het laatste behoort ook de bewaking van de geluidsbelasting op de woningen binnen de geluidszone.

Ook zal worden onderzocht of het nodig of handig is een eventuele akoestische verkaveling (verdeling van geluidsrechten per oppervlakte) in het nieuwe bestemmingplan vast te stellen. Dit kan door bijvoorbeeld door verankering van het zonebeheersplan in het bestemmingsplan. Uitspraken van de Raad van State geven aan, dat juridisch gezien hierin mogelijkheden zijn.

Beleidsuitgangspunten:

  • Het afronden van het geluidsreductieplan Vèèneslat voor 2019;

  • Opzetten van een deugdelijk zonebeheer met daarvoor:

    • o

      Een zonebeheersplan;

    • o

      Een eventuele akoestische verkaveling in het bestemmingsplan.

7 Beleid Wegverkeerslawaai.

Zoals al opgemerkt is de gemeente Winterswijk al voortvarend bezig met het terugdringen van wegverkeerslawaai in het algemeen en op woningen en geluidgevoelige objecten in het bijzonder. Veel wegen zijn al voorzien van geluidsarm(er) asfalt en ook is de maximum rijsnelheid op veel wegen naar beneden gebracht. Grote deel van de bebouwde kom is 30 km het hele buitengebied is 60 km met uitzondering van een aantal wegen (provinciale wegen buiten de bebouwde kom).

Toch zal het een voordurende zorg zijn om het wegverkeerslawaai te laten afnemen en zeker niet te laten toenemen. Hoewel het gebruik van wegen vrij is en ieder zijn eigen weg kan kiezen, is het goed mogelijk verkeerstromen beter te gaan geleiden. Dit kan door bijvoorbeeld sluiproutes te ontmoedigen en de doorstroming op hoofdwegen te verbeteren.

Geluidsreducerende maatregelen, als stiller asfalt of geluidschermen, behoeven dan niet op iedere weg te worden toegepast.

afbeelding binnen de regeling

Aanleg stil asfalt N319

Beleidsuitgangspunten:

  • Het gebruik van stil(ler) asfalt blijven toepassen en blijven kijken of hierin nog mogelijkheden tot verbetering zijn;

  • Onderzoeken of het in kaart brengen van verkeersstromen kan leiden tot een betere verkeersgeleiding en daarmee een lagere geluidsbelasting.

8 Toetsen van bestemmingsplannen.

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor, dat wanneer een ruimtelijk besluit (bestemmingsplan of een buitenplanse afwijking) wordt genomen, de gevolgen voor het milieu goed moeten zijn onderzocht, getoetst en afgewogen.

Bij het toetsen en afwegen van het milieu aspect geluid wordt er in principe naar vier zaken gekeken.

  • Voldoen aan de Wet geluidhinder;

  • Geen belemmering voor de omgeving;

  • aanvaardbaar woon- en leefklimaat;

  • Extern beleid en overige regelgeving.

Het toetsen van deze punten is erg afhankelijk of het een woning of een ander geluidsgevoelig object (hierna geluidsgevoelige bestemming) betreft.

  • Als het een ontwikkeling van een geluidsgevoelige bestemming betreft dienen alle vier de punten te worden getoetst;

  • Als het een ontwikkeling van een niet geluidgevoelige bestemming betreft kan worden volstaan met het toetsen van het woon- en leefklimaat en extern beleid en overige regelgeving.

Wet geluidhinder

Als een geluidsgevoelige bestemming in een zone valt zoals aangegeven in de Wet geluidhinder, zal akoestisch moeten worden aangetoond dat aan de grenswaarden in deze Wet wordt voldaan. Kan niet worden voldaan aan deze grenswaarden, dan bestaat onder voorwaarden de mogelijkheid hogere grenswaarden vast te stellen. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om deze hogere grenswaarden vast te stellen. Hierbij moet een procedure worden doorlopen die aan de eisen van de Wet geluidhinder moet voldoen. Dit is hierna nader uitgewerkt in hoofdstuk 9.

Belemmering

Een geluidsgevoelige bestemming dichtbij een bedrijf kan voor het bedrijf een belemmering opleveren. Omdat bedrijven ten aanzien van een geluidsgevoelige bestemming geluidsnormen zijn opgelegd, zal het realiseren van een geluidsgevoelige bestemming dichter naar de bedrijven toe altijd een beperking (in rechten) voor de bedrijven betekenen. Of deze beperking ook leidt tot directe gevolgen voor de bedrijfsvoering, dient te worden vastgesteld.

De gemeente Winterswijk stelt dit op volgende wijze vast:

  • In beginsel kan er bij het ontwikkelen van een geluidsgevoelige bestemming nabij bedrijven van worden uitgegaan dat als aan de richtafstanden van de de VNG- Handreiking “bedrijven en milieuzonering” wordt voldaan, er geen belemmering plaatsvindt.

  • In gevallen waar niet aan de richtafstanden kan worden voldaan, zal akoestisch moeten worden onderzocht welke geluidsbelasting het bedrijf op het plangebied heeft. Blijkt uit het onderzoek dat de bedrijven ook in de nieuwe situatie prima kunnen voldoen aan de gestelde geluidsnormen, dan is er geen sprake van een belemmering.

Woon- en leefklimaat

Aan elk bestemmingsplan dient een goede ruimtelijke ordening ten grondslag te liggen.

Een van de afwegingspunten bij een goede ruimtelijke ordening is het aanwezig zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Als wonen dicht in de buurt van werken of wegen komt, of andersom, kan het woon- en leefklimaat in het gedrang komen. Het bevoegd gezag is gehouden te kijken of na de realisatie van het plan er nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Nu is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat een moeilijk begrip. Het woon- en leefklimaat op het platteland van Winterwijk is heel anders dan dat in het centrum van Amsterdam. Natuurlijk kunnen hiervoor de normen uit dit geluidbeleid worden gehanteerd of de normen uit de Wet geluidhinder.

Toch blijkt uit vaste jurisprudentie dat bij ruimtelijke plannen verder moet worden gekeken dan de normen uit de diverse wetten. Om hierin toch enige orde te krijgen heeft de VNG de VNG-Handreiking “bedrijven en milieuzonering” opgesteld.

Er kan worden gesteld dat als aan de afstanden wordt voldaan die zijn gesteld in deze VNG-Handreiking er sprake is van en aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Echter voor situaties die niet voldoen aan de afstanden van de brochure, dient de situatie te worden bepaald en afgewogen. Hierbij kan dit geluidbeleid wel een rol spelen.

Extern beleid en overige regelgeving

Het thema geluid wordt wel eens behandeld in regelingen of beleidstukken van andere overheden, als provincie en waterschappen. Een voorbeeld hiervan is hoofdstuk 3.5 van de provinciale Omgevingsverordening. Het betreft hier met name regels ten aanzien van het voorkomen van geluidshinder in natuurgebieden.

De gemeente Winterswijk zal regels en beleid van externe partijen meenemen in de afwegingen bij een ruimtelijk besluit.

9 Hogere grenswaarden

Zoals in hoofdstuk 8 al is aangegeven dient elk ruimtelijk besluit te voldoen aan alle relevante wetgeving. Zo ook de Wet geluidhinder.

Als met een ruimtelijk besluit nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt in de geluidszone van een weg, spoorbaan of industrieterrein, is toetsing aan de wettelijke geluidsnormen verplicht. Ook plannen voor nieuwe wegen, spoorbanen of industrieterreinen en voor uitbreiding en/of wijziging van dergelijke geluidsbronnen moeten aan de wettelijke geluidsnormen worden getoetst.

De Wet geluidhinder is wat dat betreft dus gekoppeld aan de Wet ruimtelijke ordening.

Hogere grenswaarden kunnen door de gemeente Winterswijk alleen worden vastgesteld in combinatie met het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een afwijkingsbesluit.

Voor reconstructies van wegen en spoorlijnen is bovendien ook toetsing vereist indien de reconstructie zonder een ruimtelijk besluit kan worden uitgevoerd.

Conform de Wet geluidhinder hebben industrieterreinen, de meeste wegen en spoorwegen een geluidszone. Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen een zone gelden in beginsel de grenswaarden (hierna de Voorkeursgrenswaarden) van de Wet geluidhinder. Dat wil zeggen, er mag geen hogere geluidsbelasting op de de gevel van de geluidsgevoelige bestemmingen of op de grens van de geluidsgevoelige terreinen (hierna gevel/grens) komen dan de voorkeursgrenswaarde. Ditzelfde is ook van toepassing op een nieuw industrieterrein of nieuwe weg bij bestaande woningen.

Als aan deze norm wordt voldaan dan kan het industrieterrein, de weg of de woning worden gerealiseerd. Meestal is het echter zo, dat niet aan de norm kan worden voldaan. In een dergelijk geval biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid de voorkeursgrenswaarden te verruimen, dit gaat door middel van het vaststellen van een hogere grenswaarde. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd deze hogere grenswaarden vast te stellen. De maximale hoogte van een te verlenen hogere grenswaarde is in de Wet geluidhinder geregeld, echter niet in welke gevallen en onder welke voorwaarden een hogere grenswaarde kan worden verleend.

In het verleden had de wetgever hier wel een strikte richtlijn voor (diverse Besluiten hogere grenswaarden), maar enkele jaren geleden is deze weg verlaten en is het aan de gemeenten om hiervoor regels te stellen.

9.1 Doelstelling

In deze hoofdstuk is het beleid voor het verlenen van hogere grenswaarden vastgelegd. Het beleid heeft een dubbele doelstelling:

  • enerzijds wordt, geheel in de geest van de Wet, gestreefd naar het zoveel mogelijk voorkomen van geluidshinder;

  • anderzijds is geluid in het stedelijk gebied, rondom industrieterreinen en langs infrastructuur soms onvermijdelijk; ondanks de soms hogere geluidsbelasting moet een optimale ruimtelijke ontwikkeling van deze gebieden mogelijk blijven.

Deze beleidsnotitie biedt de basis en het gereedschap voor een evenwichtige afweging van deze beide belangen.

9.2 Grenswaarden en vereisten

In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de grenswaarden die zijn opgenomen in de Wet geluidhinder. Deze tabel is indicatief, immers de wetgever kan ieder moment besluiten de Wet te wijzigen. Voor de actuele grenswaarden wordt verwezen naar de Wet geluidhinder. Er dient altijd te worden uitgegaan van de grenswaarden zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder.

Voorkeursgrenswaarde

uiterste grenswaarde

verkeerslawaai

-

nieuwe situaties:

- auto(snel)wegen en buitenstedelijke wegen

48 dB

53 dB

- binnenstedelijke wegen: nieuwe weg én nieuwe woning

48 dB

53 dB

- binnenstedelijke wegen: nieuwe weg of nieuwe woning

48 dB

53 dB

-

reconstructies:

laagste van huidige geluidsbelastinga) en eerder verleende hogere waarde

idem + 5 dBb)

spoorweglawaai

alle gevallen

55 dB

68 dB

industrielawaai

-

nieuwe situaties

50 dB(A)

55 dB(A)

-

bestaande woningen met > 50 dB(A) binnen zone

50 dB(A)

60 dB(A)

-

onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen

50 dB(A)

60 dB(A)

a) Belasting 1 jaar voor de reconstructie.

b) In heel specifieke gevallen is een hogere belasting mogelijk, waarbij de uiterste grenswaarde nooit mag worden overschreven.

Noot:

Alle in dit hoofdstuk genoemde geluidwaarden betreffen etmaalwaarden (zie gebruikte begrippen) Voorkeursgrenswaarde: De waarde van de geluidsbelasting op de gevel/ grens die bij voorkeur niet wordt overschreden. Indien de geluidsbelasting deze waarde niet overschrijdt, wordt zonder meer aan de wet voldaan.

Uiterste (grens)waarde: De waarde van de geluidsbelasting die in geen geval mag worden overschreden. Een nog hogere geluidsbelasting is alleen toelaatbaar als een zogenaamde "dove gevel" wordt toegepast, een gevel waarin alleen bij uitzondering te openen delen zijn opgenomen (bijvoorbeeld een nooddeur).

Als de geluidsbelasting op een geluidsgevoelige bestemmingen hoger is dan de voorkeursgrenswaarde dan biedt de Wet een mogelijkheid een hogere grenswaarde vast te stellen. Er mag echter geen hogere waarde worden vastgesteld dan de uiterste grenswaarde. Daarnaast stelt de Wet ook een aantal eisen aan de hogere grenswaarden en de procedure.

Zo is in de Wet geluidhinder een onderzoeksplicht opgenomen naar maatregelen, die kunnen leiden tot een geluidbelasting, die zo laag mogelijk ligt.

De Wet geluidhinder legt daarbij de prioriteit bij maatregelen aan de bron, zoals toepassing van stille wegdekken of geluid reduceren bij de bedrijven (via de milieuvergunning).

Als daarmee onvoldoende effect wordt bereikt, komen maatregelen in de overdrachtssfeer (wallen of schermen) in aanmerking.

Maatregelen bij de ontvanger (bijvoorbeeld gevelisolatie) zijn alleen acceptabel als de twee hiervoor genoemde maatregelen niet of onvoldoende werken.

Laatst genoemde maatregelen zijn feitelijk alleen gericht op het waarborgen van een acceptabel binnenniveau in een geluidsgevoelige bestemmingen (conform de Wet geluidhinder) en niet op het reduceren van de geluidbelasting.

Voor de te nemen maatregelen wordt dus de onderstaande voorkeursvolgorde gehanteerd:

  • 1.

    maatregelen aan de bron;

  • 2.

    maatregelen die de overdracht van geluid beperken;

  • 3.

    maatregelen bij de ontvanger (conform Bouwbesluit).

Onderzoeksplicht bij wegreconstructies

Ook bij reconstructies van wegen moet de geluidbelasting beoordeeld worden. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek kan het zijn dat ook hier een hogere grenswaardenprocedure moet worden gevolgd.

9.3 Beleid

De Wet geluidhinder is duidelijk over de aanpak en de procedure. Waar de Wet echter niet duidelijk over is, wanneer de maatregelen aan de bron of in de overdracht mogelijk, wenselijk of redelijk zijn. Immers technisch is heel veel mogelijk, maar het kan om allerlei reden soms niet redelijk of wenselijk zijn.

Met dit beleid zal een richtlijn worden gegeven hoe en wanneer deze maatregelen wel of niet moeten worden ingezet.

Als het volgens deze richtlijn niet mogelijk is om de geluidsbelasting onder of tot de voorkeursgrenswaarde terug te brengen, moet voor de resterende geluidbelasting een hogere grenswaarde worden vastgesteld.

AD1 Maatregelen aan de bron

Het treffen van maatregelen aan de bron is eigenlijk alleen effectief bij het wegverkeer. Bij bestaande industrieterreinen zijn veelal de zonegrenzen en de hogere grenswaarden vastgelegd. Bij nieuwe industrieterreinen kunnen maatregelen aan de bron zeker effect hebben, echter er zal niet altijd bekend zijn welke bedrijven zich op het nieuwe terrein gaan vestigen en dus ook niet welke bronnen er zullen komen. Daarvan afgezien zullen er vooralsnog geen nieuwe gezoneerde industrieterreinen in Winterswijk komen.

Tot slot heeft de gemeente slechts geringe invloed op bronmaatregelen ten gevolge van spoorwegen.

Voor de motivering van uitvoeren van maatregelen is verplicht tenzij deze bezwaarlijk zijn vanwege:

  • Stedebouwkundige aard;

  • Bestemmingstechnische aard;

  • Verkeers/vervoerkundige aard;

  • Landschappelijke aard of;

  • Financiële aard.

De bezwaarlijkheid dient uiteraard te worden aangetoond.

Uit hoofdstuk 7 blijkt al dat de gemeente druk bezig is wegen stiller te maken of te wel maatregelen te treffen aan de bron. Hierbij wordt goed gekeken naar wat nodig is, financieel haalbaar en wat verkeerstechnisch mogelijk is.

De gemeente Winterswijk is van mening dat al het mogelijk wordt gedaan om de geluidemissie van het wegverkeer zo laag mogelijk te maken. Meer maatregelen aan de bron zijn volgens de gemeente niet haalbaar.

AD2 Maatregelen in de overdracht

Bij het treffen van maatregelen in de overdracht kan men aan veel mogelijkheden denken. In eerste instantie wordt vaak gedacht aan geluidschermen of wallen. Maar ook glazen gevels voor bijvoorbeeld een galerij of een zogenaamde dove gevel (geen gevel volgens de Wet geluidhinder = gevel zonder te openen delen) zijn vormen van maatregelen in de overdracht.

Deze maatregelen zijn doorgaans erg kostbaar en niet altijd landschappelijk mooi of inpasbaar. Daarnaast zijn ze ook niet altijd nodig.

De wetgever acht een geluidniveau van 35 dB(A) (industrie) of 33 dB (wegverkeer) etmaalwaarde in een geluidsgevoelige ruimte acceptabel. Uitgaande van het bouwbesluit dat voorschrijft dat de geluidsisolatie voor (nieuwe) woningen minimaal 20 dB(A)/dB moet bedragen, zal een geluidsbelasting van 55 db(A) of 53 dB niet leiden tot een onaanvaardbaar geluidniveau in geluidsgevoelige ruimten.

Bij geluidsbelastingen - zonder maatregelen in de overdracht of aan de bron – op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingenen tot 55 dB(A) of 53 dB zijn maatregelen in de overdracht niet nuttig en behoeven daarom niet te worden aangebracht.

Maatregelen in de overdracht dienen wel te worden onderzocht als:

  • De geluidsbelasting hoger is dan 55 dB(A) of 53db;

  • Het een bestaande geluidsgevoelige bestemming betreft waarvan de geluidsisolatie minder is dan 20 dB(A)/dB;

  • Het Geluidgevoelige terreinen betreft.

Het uitvoeren van maatregelen is verplicht tenzij deze bezwaarlijk zijn vanwege:

  • Stedebouwkundige aard;

  • Bestemmingstechnische aard;

  • Verkeers/vervoerkundige aard;

  • Landschappelijke aard of;

  • Financiële aard.

De bezwaarlijkheid dient uiteraard te worden aangetoond.

Noot:

Alle in dit hoofdstuk genoemde geluidwaarden betreffen etmaalwaarden (zie gebruikte begrippen).

AD3 Maatregelen bij de ontvanger

Als maatregelen in overdracht of aan de bron, niet of onvoldoende resultaat opleveren dienen maatregelen bij de ontvanger te worden onderzocht.

Uitgangspunt in de Wet geluidhinder is dat het geluidniveau in een geluidsgevoelige bestemming, vanwege de bron waarvoor hogere grenswaarde wordt aangevraagd, niet hoger is dan 35 dB(A) voor industrielawaai en 33dB voor weg- en railverkeer. Deze normen gelden alleen in geluidgevoelige ruimtes zoals omschreven in de Wet.

Bij geluidsbelastingen hoger dan 55 dB(A)/53dB moet worden gekeken of een geluidsgevoelige bestemming voldoende (geluid) geïsoleerd is (of wordt) om te kunnen voldoen aan het voorgeschreven binnenniveau van 35 dB(A)/33dB.

Het uitvoeren van maatregelen is verplicht tenzij deze bezwaarlijk zijn vanwege:

  • Stedebouwkundige aard;

  • Bestemmingstechnische aard;

  • Verkeers/vervoerkundige aard;

  • Landschappelijke aard of;

  • Financiële aard.

De bezwaarlijkheid dient uiteraard te worden aangetoond.

9.4 Cumulatie

Cumulatie is het bij elkaar optellen van de geluidsbelasting van verschillende (soorten) geluidsbronnen.

De Hogere grenswaarde systematiek in de Wet geluidhinder is gebaseerd op één bron met één zone. Zo wordt industrie, weg- en railverkeer ieder gezien als afzonderlijk bron.

Een hogere grenswaarde wordt daarom ook per bron vastgesteld.

In de Wet geluidhinder is verder aangegeven dat bij het vaststellen van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of de eventuele cumulatie van geluid niet leidt tot een onaanvaardbaar akoestische situatie.

Uit de wetstekst kan worden afgeleid dat het zowel om bronnen van dezelfde soort gaat (bijvoorbeeld 2 of meer wegen) als om bronnen van verschillende soorten (bijvoorbeeld weg- en spoorweglawaai).

In bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 is een berekeningsmethode opgenomen om de geluidshinder van de verschillende bronsoorten te cumuleren. Deze berekeningsmethode geeft een eenduidig waarde en is dwingend voorgeschreven. Conform artikel 110f lid 4 van de Wet geluidhinder hoeven formeel alleen de geluidsbelastingen van bronnen waarbij de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden te worden gecumuleerd.

Echter er is jurisprudentie waaruit blijkt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening op hoog belaste locaties ook de hinder van niet wettelijke bronnen of geluidsbelastingen onder de voorkeursgrenswaarden moet worden meegewogen.

De gecumuleerde geluidsbelasting wordt:

  • berekend overeenkomstig de wettelijk voorgeschreven methode uit bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006.

  • Bij de geluidsbelasting van 2 of meerdere wegen als hogere grenswaarde vastgelegd;

  • gebruikt bij het bepalen van het geluidsniveau binnen een geluidsgevoelige bestemming;

  • meegenomen bij de afweging van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;

9.5 Kadastrale registratie

De Wet geluidhinder schrijft voor om de hogere waarden te registreren bij het Kadaster. Dit dient conform de Wet ‘zo snel als mogelijk’ te gebeuren.

Bij gedetailleerde plannen, waarbij straatnaam en huisnummers bekend zijn, is dit vrij eenvoudig.

Bij vaststellen van een globaal bestemmingsplan waarbij straatnamen en/of huisnummers vaak nog niet bekend en zullen de hogere waarden worden vastgesteld op bepaalde locaties in het plangebied. In een dergelijk geval is inschrijving pas mogelijk als de bouwvergunning is verleend. In de praktijk kan er daarmee een aanzienlijk tijdsverschil optreden tussen het vaststellen van hogere waarden en het registreren van hogere waarden. In een dergelijk geval wordt het kadaster daarvan in kennis gesteld.

10 Horeca en evenementen.

Horeca en evenementen zijn onderwerpen in het geluidbeleid. Het hier vastgelegde beleid is grotendeels uitgewerkt in Evenementenbeleid en Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en Horecaconvenant. Deze stukken worden met enige regelmaat geëvalueerd en eventueel bijgesteld.

Specifiek is onder het kopje “Horeca” aangegeven dat horeca bedrijven in maatwerkvoorschriften normen krijgen opgelegd die gelijk zijn aan de grenswaarden geldend voor het gebied waarin ze zijn gelegen.

Gesteld kan worden dat met de standaardnormen in het nieuwe geluidbeleid deze bedrijven voldoende geluidsruimte krijgen, zodat het specifiek normen toestaan tot de grenswaarden niet meer nodig is.

De bijzondere status van horeca bedrijven kan hierdoor worden beëindigd en deze bedrijven kunnen als ieder ander bedrijf worden getoetst aan de normen van dit beleid.

11 Overige

In het geluidbeleid van 2008 zijn onderwerpen opgenomen die eigenlijk onder andere regelingen vallen. Dit zijn bijvoorbeeld:

  • Burenlawaai;

  • Bouwlawaai;

  • Luchtvaartlawaai;

  • Infrastructuur.

De eerste twee zijn hoofdzakelijk geregeld in het Bouwbesluit en de Algemene Plaatselijke Verordening. Voor het derde punt is specifieke wetgeving en het laatste punt is wat betreft geluid geregeld in de Wet geluidhinder.

Ze zullen hier dan ook niet verder worden behandeld.

Ook is er aandacht besteed aan:

  • Solitaire (grote) lawaaimakers in stille (buiten)gebieden;

  • Sporadische activiteiten inrichtingen;

  • Cumulatie;

  • Handhaving en klachten.

Omdat het gebiedsgerichte beleid is verlaten zullen veel grote lawaaimakers onder het nieuwe geluidsbeleid kunnen vallen. Om knelpunten ontstaan door grote lawaaimakers op te kunnen lossen is hoofdstuk 5.8 in geluidbeleid opgenomen. Dit geeft ruimte om deze knelpunten adequaat op te lossen.

In de Handreiking wordt ruimte geboden om sporadische activiteiten die leiden tot het overschrijden van de geluidsnormen, afzonderlijk te vergunnen. Een mogelijkheid die de Handreiking biedt is deze activiteiten gedurende maximaal 12 maal per jaar vrij te stellen van de geluidsnormen. Dit dient dan in een verordening te worden vastgelegd. De gemeente Winterwijk heeft dit gedaan in de Algemene Plaatselijke Verordening.

Ook biedt de Handreiking de mogelijkheid om regelmatig terugkerende activiteiten (bijvoorbeeld het wekelijks leveren van goederen) die de geluidsnormen overschrijden, afzonderlijk te vergunnen. Deze mogelijkheid is echter niet opgenomen in het Activiteitenbesluit. Om de uniformiteit te behouden wordt deze mogelijkheid niet opgenomen in dit geluidbeleid.

In het geluidbeleid 2008 is opgenomen dat als meerdere bedrijven een geluidsbelasting op een zelfde woning hebben de streefwaarde dan geldt voor de bedrijven gezamenlijk. Deze regel is juridisch moeilijk uit te voeren en werkt in de praktijk dus niet. Hij zal dan ook niet in dit geluidsbeleid worden opgenomen.

Dit geldt ook voor de geluidsboekhouding. Dit is moeilijk uit te voeren en heeft ook geen juridische kracht.

Handhaving en klachten worden momenteel uitgevoerd door de Omgevingsdienst Achterhoek.

Ondertekening

GEBRUIKTE BEGRIPPEN

APV

Algemene Plaatselijke Verordening

Awb

Algemene wet bestuursrecht

Beste Beschikbare Technieken (BBT)

BBT staat voor Best Beschikbare Technieken. Art. 1.1 van de Wet milieubeheer geeft daarvoor de volgende uitleg: de voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die – kosten en baten in aanmerking genomen – economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, evenals de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld

Cumulatie

Het optellen van geluidsniveaus van verschillende bronnen

dB

Geluidsterkte wordt uitgedrukt in dB (decibels). De decibel is een logaritmische grootheid. Dit betekent dat een verdubbeling van het geluidsniveau niet leidt tot een verdubbeling van het aantal decibels, maar tot een toename van 3 dB

dB(A)

A-gewogen decibel (correctiefactor voor het menselijke gehoor)

Dove gevel

In de Wet geluihinder gedefinieerd als zijnde een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), evenals een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte

Etmaalwaarde, Letmaal

Letmaal is de hoogste van de volgende drie waarden:

  • a.

    de waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.00 - 19.00 uur (dag) (agrarischde bedrijven 06.00 – 19.00 uur);

  • b.

    de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 19.00-23.00 uur (avond);

  • c.

    de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 23.00-07.00 uur (nacht) (agrarische bedrijven 23.00 – 06.00 uur)

Geluidgevoelige bestemmingen:

  • -

    woningen;

  • -

    onderwijsgebouwen;

  • -

    zieken- en verpleeghuizen;

  • -

    verzorgingstehuizen;

  • -

    psychiatrische inrichtingen;

  • -

    medische centra;

  • -

    poliklinieken;

  • -

    medische kleuterdagverblijven.

Onder woningen wordt op basis van jurisprudentie alles verstaan dat bedoeld is voor permanente bewoning.

Geluidgevoelige terreinen

  • -

    terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, evenals verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;

  • -

    woonwagenstandplaatsen;

Op basis van de lijst met geluidgevoelige bestemmingen kan geconcludeerd worden dat geluidgevoelige terreinen, de terreinen zijn behorende bij:

  • -

    verpleeghuizen;

  • -

    verzorgingstehuizen;

  • -

    psychiatrische inrichtingen;

  • -

    medische centra;

  • -

    poliklinieken, en;

  • -

    medische kleuterdagverblijven.

Het terrein van een woonwagenstandplaats wordt beschermd in de Wet geluidhinder. Door de geluidbelasting op de grens van de woonwagenstandplaats te beperken wordt de geluidbelasting op de woonwagen zelf ook beperkt. Daarom wordt in de Wgh een woonwagen niet afzonderlijk aangewezen als een geluidgevoelige bestemming.

Geluidgevoelige ruimten

ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, evenals een keuken van ten minste 11 m2;

leslokalen, theorielokalen en theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;

onderzoeks- en behandelingsruimten, recreatie- en conversatieruimten evenals ruimten voor patiënten-huisvestiging van ziekenhuizen en verpleeghuizen;

onderzoeks-, behandelings-, recreatie- en conversatieruimten, evenals woon- en slaapruimten van gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder

Geluidbelasting

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke geluidsbronnen in een bepaald gebied

Geluidhinder

Overlast ten gevolge van geluid die leidt tot gevoelens van irritatie, wrevel, afkeer, boosheid, ergernis en dergelijke

Geluidzone

Afgebakend gebied waarbinnen de normen en grenswaarden van de Wgh en bijbehorende uitvoeringsbesluiten van toepassing zijn

Grenswaarde

De grenswaarde is een uit onderstaande handreiking afgeleide gemeentelijke geluidnorm per gebiedstype. De handreiking hanteert voor verschillende gebiedstypen met betrekking tot industrielawaai een geluidnorm waaraan bij voorkeur moet worden voldaan.

Handreiking industrielawaai en vergunningverlening.

De door het voormalige Ministerie van VROM in samenwerking met de VNG, IPO en het bedrijfsleven (o.a. VNO en NCW) opgestelde handleiding voor de beoordeling van industrielawaai van vergunningplichtige bedrijven

Hogere grenswaarde

Grenswaarde die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder, maar nog voldoet aan de hoogst toelaatbare geluidnorm.

Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT)

Equivalent A-gewogen geluidniveau op een beoordelingspunt over een specifieke beoordelingsperiode ten gevolge van een specifieke bedrijfstoestand, zo nodig gecorrigeerd voor de aanwezigheid van impulsachtig geluid, zuivere tooncomponenten of muziekgeluid (industrielawaai)

Lden

Dosismaat voor wegverkeerslawaai over een etmaal, voor de dag-, avond- en nachtperiode

LAmax

Het maximaal te meten A-gewogen geluidniveau in de geluidmeterstand “fast” (veel metingen in kort tijdsbestek) en gecorrigeerd met de meteo-correctieterm (weersinvloeden)

Ruimtelijk besluit

Het vaststellen van een bestemmingsplan of het afwijken van de bestemming bij een omgevingsvergunning.

Voorkeursgrenswaarde

Grenswaarde die bij voorkeur niet wordt overschreden

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wgh

Wet geluidhinder

Wro

Wet ruimtelijke ordening