Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR726629
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR726629/1
Geldend van 21-11-2024 t/m heden
1 Omgevingsvisie deel 1
1.1 Inleiding
1.1.1 Een visie op de leefomgeving voor de lange termijn
Met de omgevingsvisie Rijssen-Holten geven we een toekomstbeeld waarmee we laten zien hoe onze gemeente er over tien jaar uit kan zien en waar onze doelen en ambities liggen. Dit toekomstbeeld gaat over de fysieke leefomgeving: alles wat we buiten zien en nodig hebben om te kunnen leven, wonen, werken en ontspannen. Zowel binnen de kernen als in ons buitengebied.
Met de omgevingsvisie geven we richting, sturing en duidelijkheid over de wijze waarop we Rijssen-Holten willen ontwikkelen, zowel voor onze inwoners als voor onze partners waarmee we samen optrekken en investeren in een toekomstbestendig Rijssen-Holten. We zoeken hierbij een balans tussen het beschermen en benutten van onze leefomgeving en geven richting over de wijze waarop we ontwikkelingen kunnen en willen bevorderen en faciliteren. We maken ruimte voor dat wat we belangrijk vinden en zetten in op behoud van dat we koesteren. Zo werken we samen aan een toekomstbestendig Rijssen-Holten voor de generaties van nu en in de toekomst.
Beschermen, bevorderen en faciliteren zijn drie perspectieven op een gezonde leefomgeving van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het model van het PBL laat zien dat de drie verschillende perspectieven elkaar raken en overlappen, zo hebben het fysieke en sociale domein elkaar nodig om doelen te bereiken. Wij hebben benutten als vierde perspectief toegevoegd, omdat wij dit perspectief vonden ontbreken. Elk perspectief zegt iets over de rol die wij als gemeente innemen. Hieronder worden de perspectieven toegelicht:
1. Het beschermen gaat over het zorgen dat de schade aan de leefomgeving zo laag mogelijk is. Dit betreft bijvoorbeeld normeringen of milieuzoneringen die bepalend zijn in de planontwikkeling. Wanneer wij als gemeente ruimtelijk gezien iets willen of moeten beschermen, nemen wij daarvoor regels op in het omgevingsplan. Op basis van deze regels kunnen we als gemeente handhaven als dat nodig is.
2. Het benutten gaat over het gebruiken van de kwaliteiten en kansen die de leefomgeving biedt. Het is daarbij belangrijk dat de activiteiten die plaatsvinden geen significante negatieve effecten hebben op de leefomgeving. Als gemeente stellen we in het omgevingsplan welke activiteiten zijn toegestaan of onder voorwaarden kunnen worden toegestaan.
3. Het bevorderen gaat over het actief stimuleren van verbetering van de leefomgeving. Bijvoorbeeld ervoor zorgen dat gezond gedrag een makkelijke keuze is in de leefomgeving. Hierbij werken we als gemeente actief samen met inwoners en gebruikers.
4. Het faciliteren gaat over het nemen van eigen initiatief en verantwoordelijkheid van inwoners: de zelf- en samenredzaamheid. De gemeente heeft hierbij slechts een ondersteunende rol en kan randvoorwaarden stellen.
1.1.2 Leeswijzer
In deel 1 van de omgevingsvisie Rijssen-Holten wordt het overkoepelende beeld voor de gehele gemeente geschetst. Dit gedeelte bevat de inleiding, de relatie met het landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid, en de kenmerken, opgaven, strategie en ambities per thema voor de gehele gemeente.
In deel 2 van de omgevingsvisie Rijssen-Holten worden beleidsuitgangspunten per thema vertaald naar de kaart. Hierin komen de verschillende deelgebieden die onze gemeente kent: de centra, de woonwijken, het bedrijventerrein en het buitengebied tot uiting. De thema's waar we op in gaan zijn: leefbaarheid en omgeving; milieu en gezondheid; klimaat en energie; bodem en water; natuur, landschap en groen; mobiliteit; recreatie en toerisme; economie en wonen.
1.1.3 Aanpak omgevingsvisie
Aanleiding
De Omgevingswet is op 1 januari 2024 in werking getreden en zorgt voor een nieuw stelsel van regels voor de gehele fysieke leefomgeving. De Omgevingswet heeft als doel dat alle thema's binnen de fysieke leefomgeving integraal worden opgepakt en afgestemd. De wet heeft daarnaast als doel de regels voor de ontwikkeling en het beheer van de fysieke leefomgeving eenvoudiger en inzichtelijker te maken. De Omgevingswet biedt zes kerninstrumenten om overheidsinstanties hierbij te helpen. De omgevingsvisie is één van deze kerninstrumenten. De Omgevingswet stelt dat gemeenten een omgevingsvisie op moeten stellen net als de provincie en het Rijk.De gemeente Rijssen-Holten heeft de verplichting tot het opstellen van een omgevingsvisie vooral aangegrepen als kans. We zien het als kans om vanuit onze unieke positie in de regio te kijken naar wie wij zijn als gemeente, welke ambities we hebben en welke beleidsuitgangspunten hierbij horen. Daarnaast zien we het als gemeente als uitdaging om op een andere manier aan onze beleidsvoorbereiding, beleidsdoorwerking, monitoring en evaluatie te werken. Hierbij zetten we in op inwonersparticipatie en een integrale benadering, waarbij naast fysieke ook sociale belangen afgewogen worden.
Aanpak omgevingsvisie
Het proces om te komen tot de omgevingsvisie Rijssen-Holten bestaat uit twee hoofdstappen.
Stap 1 Omgevingsagenda Rijssen-Holten:
De eerste stap voor de omgevingsvisie Rijssen-Holten is gezet bij het maken van 'De Foto van Nu' (maart 2019). 'De Foto van Nu' heeft inzicht gegeven in een gedeeld beeld van het profiel van Rijssen-Holten, onze karakteristieken, kwaliteiten en de positie die wij in de regio hebben. Vanuit 'De Foto van Nu' zijn perspectieven en kernopgaven vastgesteld (juni 2019). Vervolgens zijn deze kernopgaven verder uitgewerkt en is een aanpak geformuleerd om te komen tot een gemeentebrede omgevingsvisie Rijssen-Holten. Hierbij komen de ambitie, opgaven en de aanpak op het terrein van de fysieke leefomgeving samen in de Omgevingsagenda Rijssen-Holten. Deze Omgevingsagenda is de basis voor stap 2: de omgevingsvisie Rijssen-Holten.
Stap 2 omgevingsvisie Rijssen-Holten:
De aanpak om te komen tot een omgevingsvisie Rijssen-Holten is vastgesteld in de Omgevingsagenda Rijssen-Holten. Het opstellen van een omgevingsvisie voor de gehele gemeente werd hierbij als een te grote stap in één keer gezien. Daarom is gekozen voor een gefaseerde en gebiedsgerichte aanpak.
Gebiedsgerichte aanpak
Met een gebiedsgerichte aanpak proberen we zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de 'werkelijke leefwereld' van onze inwoners. Daarbij worden de gebiedspartners betrokken (zie 1.1.6 Participatie). Binnen de gebiedsgerichte aanpak wordt de gemeentebrede omgevingsvisie stap voor stap opgebouwd aan de hand van vier verschillende deelgebieden: buitengebied, bedrijventerreinen, centra en wijken.In hoofdstuk 2 van de omgevingsvisie is de gebiedsgerichte uitwerking van de deelgebieden te vinden. Dit deel wordt gekoppeld aan de kaart, om zo inwoners ook gebiedsgericht de visie te laten zien. Wanneer je als inwoner op een locatie klinkt zullen alle relevante visieteksten voor die locatie getoond worden.
Thema's omgevingsvisie
De omgevingsvisie is opgebouwd vanuit thema's die de fysieke leefomgeving raken. Binnen de verschillende deelgebieden worden dezelfde thema's besproken, waarbij per thema bekeken wordt in welke mate er beschermd, benut, bevorderd of gefaciliteerd moet worden.
Actualisering van de omgevingsvisie Rijssen-Holten
De omgevingsvisie Rijssen-Holten wordt geen statisch document. Na vaststelling is het een kwestie van actualiseren en bijstellen waar nodig. Dat kan gebiedsgericht, maar ook thematisch. In de tijd zal de omgevingsvisie Rijssen-Holten zich verder ontwikkelen op basis van nieuwe trends, ontwikkelingen en opgaven binnen de gemeente.
1.1.4 Relatie landelijk, provinciaal en lokaal beleid
1.1.4.1 Wettelijke kaders omgevingsvisie
Wij zijn als gemeente niet de enige overheid die een omgevingsvisie opstelt. Het Rijk heeft een nationale omgevingsvisie (NOVI) opgesteld en ook de provincie Overijssel is druk bezig met het opstellen van een provinciale omgevingsvisie (POVI). Het fundament voor deze laatste visie is in juni 2022 door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Bij de verdere uitwerking van de nieuwe provinciale omgevingsvisie zullen wij als gemeente betrokken blijven en deze spiegelen aan onze gemeentelijke omgevingsvisie. Daarnaast hebben we te maken met wettelijke kaders waaraan onze gemeentelijke omgevingsvisie moet voldoen. De omgevingsvisie moet rekening worden houden met/moet het volgende bevatten:
- a.
een beschrijving van de hoofdlijnen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving (wat is er en wat is de kwaliteit daarvan);
- b.
de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied (wat gebeurt er/gaat er gebeuren aan ontwikkelingen en instandhouding van het grondgebied);
- c.
de hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid (wat zijn de na te streven doelen en op welke manier worden die bereikt);
- d.
de milieubeginselen:
1.1.4.2 Relatie landelijk beleid
Nationale omgevingsvisie (NOVI)
Nederland staat voor grote ruimtelijke uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De NOVI zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten:
1. Ruimte voor klimaatadaptie en energietransitie:
Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
2. Duurzaam economisch groeipotentieel:
Nederland werkt naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede kwaliteit van leven. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair.
3. Sterke en gezonde steden en regio's:
Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stellen en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied:
Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zetten we in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, zijn ongewenst en worden tegengegaan.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiervoor worden drie afwegingsprincipes gebruikt:1. Combinatie van functies gaan voor enkelvoudige functies. In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal. Het verschilt tussen gebieden wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling en tussen concurrentiekracht en leefbaarheid. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;3. Afwentelen wordt voorkomen. Het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie inwoners, zonder dat dit ten koste gaat van toekomstige generaties.
Landelijk Gebied
Het landelijk gebied zal flink moeten veranderen. We willen de kwaliteit van onze natuur verbeteren, ons watersysteem robuuster en gezonder maken en op weg naar een klimaatneutraal landelijk gebied. De natuur kan niet langer wachten en op meerdere vlakken zullen grote stappen moeten worden gezet, niet in de laatste plaats op het terrein van de overbelasting aan stikstofdepositie. Een forse inzet op natuurherstel en -behoud is ook nodig om zo ruimte te creëren voor duurzame, economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Daarnaast geldt dat Nederland zich op meerdere terreinen Europees en internationaal verplicht heeft aan diverse natuur-, water- en klimaatdoelstellingen.
1. Natuur:
Voor de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) hebben de verplichtingen betrekking op de instandhouding van Europees beschermde soorten en habitats binnen Natura 2000-gebieden, maar ook daarbuiten. Op dit moment vormt de overbelasting van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden een grote belemmering om te voldoen aan de verplichtingen van de VHR, met alle gevolgen van dien. Het realiseren van de wettelijke stikstofdoelstellingen, ofwel het terugbrengen van overmatige depositie/emissie, van groot belang.
2. Water:
Vanuit de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Nitraatrichtlijn en de EU Grondwaterrichtlijn wordt de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater bepaald. In 2027 moeten de benodigde KRW-maatregelen genomen zijn.
3. Klimaat:
De internationale klimaatafspraken, de Europese klimaatwetgeving, de nationale Klimaatwet en het Klimaatakkoord landbouw en landgebruik (terugdringen broeikasgassen door landbouw en landgebruik) bepalen de opgave voor landbouw en landgebruik: veeteelt, glastuinbouw, veenweide, landbouwbodems en bomen, bossen en natuur. Met het coalitieakkoord is het nationale reductiedoel in de Klimaatwet aangescherpt. Hier zijn indicatieve emissiedoelen voor 2030 van afgeleid voor de verschillende sectoren. Op basis van de ramingen in de Klimaat- en Energieverkenning 2022 worden definitieve restemissiedoelen 2030 voor alle sectoren, en dus ook voor de landbouw en voor het landgebruik, vastgesteld. De hiervoor benodigde broeikasgasreductie zal voor een belangrijk deel gerealiseerd moeten worden met de integrale aanpak in het landelijk gebied. In het coalitieakkoord is een indicatieve broeikasgasreductie van 5 megaton gekoppeld aan deze aanpak. De klimaatopgave voor de glastuinbouw maakt overigens geen onderdeel uit van de integrale aanpak in het landelijk gebied.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Vanuit het Rijk wordt een zorgvuldig ruimtegebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd en als procesvereiste opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijk ordening (Bro). Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en het bewerkstelligen van een goede ruimtelijke ordening, onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Wordt een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk gemaakt, dan moet gemotiveerd worden waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied mogelijk is.
Klimaatakkoord
In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken dat de opwarming van de aarde wordt beperkt tot minder dan twee graden Celsius ten opzichte van het pre-industriële tijdperk. Het streven is om de opwarming beperkt te houden tot anderhalve graad. Het kabinet heeft met het nationale Klimaatakkoord een centraal doel: het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen in Nederland met 49 % ten opzichte van 1990. Het kabinet pleit in Europa voor een broeikasgasreductie van 55% in 2030. Mocht een aangescherpte doelstelling in de EU niet haalbaar blijken, dan zal Nederland ernaar streven om met gelijkgestemde Noordwest-Europese landen tot ambitieuzere afspraken te komen dan de door de EU toegewezen landenallocatie. Omdat de uitkomst van de internationale gesprekken nog niet vaststaat, kan de uiteindelijke doelstelling voor 2030 afwijken van de 49% waar het kabinet nu van uitgaat. Een betekenisvolle stap is gezet in de Europese Raad van 20 juni 2019, waarbij een grote meerderheid van de lidstaten klimaatneutraliteit voor 2050 heeft omarmd.
Het centrale doel van het Klimaatakkoord, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. De transitie is in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Het zijn niet altijd gemakkelijke keuzes, waarbij burgers en bedrijven bovendien op elkaar en op de overheid zijn aangewezen. Een bundeling van daadkracht, investeringen, kennis en kunde is nodig.
Sinds februari 2018 hebben daarom meer dan 100 partijen gewerkt aan een samenhangend pakket aan voorstellen waarmee het CO2-reductiedoel in 2030 gerealiseerd kan worden. Het eindresultaat is het voorliggende Klimaatakkoord. Dit Klimaatakkoord is zodoende een pakket aan maatregelen met een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak, dat de actieve steun heeft van zoveel mogelijk bijdragende partijen en waarmee het politieke reductiedoel van 49% in 2030 wordt gerealiseerd. Per sector zijn de volgende afspraken gemaakt:
1. Elektriciteit: In 2030 komt 70 procent van alle elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. Dat gebeurt met windturbines op zee, op land en met zonnepanelen op daken en in zonneparken. Tegelijk groeit de vraag naar elektriciteit. Auto’s worden elektrisch, de industrie vervangt olie en gas door schone stroom. Gebouwen gaan van het gas af en zullen meer stroom nodig hebben voor verwarmen en koken. Omdat de stroomvoorziening meer afhankelijk wordt van het grillige weer zijn veel maatregelen nodig om de levering betrouwbaar te houden.
2. Gebouwde omgeving: In 2050 moeten 7 miljoen woningen en 1 miljoen gebouwen van het aardgas af. Dat betekent isoleren en gebruikmaken van duurzame warmte en elektriciteit. Er moet flink wat gebeuren. Als eerste stap moeten in 2030 de eerste 1,5 miljoen bestaande woningen verduurzaamd zijn. Dat gaat wijk voor wijk, maar wel in een steeds hoger tempo. Bewoners worden daarbij betrokken. Het is de bedoeling dat de investering in verduurzaming betaald kan worden uit de opbrengst van een lagere energierekening.
3. Industrie: In 2050 is de industrie circulair en stoot vrijwel geen broeikasgas meer uit. De fabrieken draaien dan op duurzame elektriciteit uit zon en wind of energie uit aardwarmte, waterstof en biogas. De grondstoffen komen uit biomassa, reststromen en -gassen. De restwarmte gebruikt de industrie zelf of levert die aan de tuinbouw of gebouwen en woningen. De industrie is dan naast gebruiker van energie ook producent en buffer van energie. In 2030 moet de industrie al flink minder CO2 uitstoten. Dat is een tussenstap op weg naar volledige duurzaamheid. Veel van de nieuwe manieren van produceren staat nog in de kinderschoenen en is nog te duur. Bedrijven investeren zelf in deze vernieuwing. Er is ook subsidie om de ontwikkeling op gang te krijgen. Op die manier kan de industrie uitgroeien tot de meest CO2-efficiënte industrie in Europa, en wel op een manier die de internationale concurrentiepositie niet in gevaar brengt.
4. Landbouw en landgebruik: In 2050 moet de landbouw en het landgebruik klimaatneutraal zijn. Een ingewikkelde uitdaging, omdat een deel van de uitstoot van broeikasgas niet te vermijden is. Koeien produceren methaan (CH4) en uit kunstmest komt lachgas (N2O) vrij, beide zijn broeikasgassen. Anderzijds legt de sector ook CO2 vast: in de bomen, de bodem en het gras. Dat draagt weer bij aan de reductiedoelstelling. Het klimaatbeleid staat ook niet op zichzelf, maar is onderdeel van de noodzakelijke verduurzaming van onze voedselproductie en -consumptie. Er is dan ook zo veel mogelijk synergie gezocht met andere doelen, zoals beschreven in de visie Landbouw, Natuur en Voedsel ‘Waardevol en verbonden’. Voor ondernemers is dit van groot belang, omdat de verschillende maatregelen samenkomen op het boerenerf. Een integrale aanpak maakt de slagingskans groter.
5. Mobiliteit: Mobiliteit in 2050 is emissieloos en van hoge kwaliteit. Nog niet alle oplossingen zijn voorhanden, bijvoorbeeld voor het vrachtvervoer. Toch moet het wel schoner, slimmer en dus anders. Hierover zijn tientallen afspraken gemaakt tussen betrokken partijen en de overheid. Die zorgen dat er voor 2030 structurele veranderingen in gang worden gezet. Elektrisch rijden is daarbij belangrijk.
1.1.4.3 Relatie provinciaal beleid
Omgevingsvisie en omgevingsverordening Overijssel
In 2030 ziet Overijssel er anders uit dan nu. En in 2050 zal er weer van alles veranderd zijn. De provincie Overijssel heeft samen met experts, boegbeelden, bewoners, studenten, het Rijk, gemeenten en waterschappen de toekomst verkend. De conclusie: het is niet te voorspellen hoe Overijssel er in 2030 precies uitziet, laat staan in 2050. Wel is bekend wat van waarde is in Overijssel en waar opgaven en kansen liggen om de provincie leefbaar en vitaal te houden. Kortom, het is bekend waarvoor ruimte gemaakt en behouden moet worden.
De omgevingsvisie Overijssel is dé provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel en heeft een wettelijke basis in de Omgevingswet. In de omgevingsvisie worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang bekeken voor een duurzame ontwikkeling van Overijssel. Ontwikkeling die nodig is om Overijssel toekomstbestendig te houden.
De hoofdambitie van de provincie is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap (ruimtelijke kwaliteit). De centrale kwaliteitsambitie hierbij is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn (sociale kwaliteit) met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke voorraden (duurzaamheid). Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. Duurzaamheid wil de provincie realiseren door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door naast bescherming in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast zet de provincie Overijssel in op de sociale kwaliteit. Dit gaat over welzijn of 'goed voelen' van de mens. Daarbij spelen zaken als gezondheid en vitaliteit een belangrijke rol, maar ook arbeidsparticipatie (mede in relatie tot onderwijs), sociale uitsluiting en armoede. In de omgevingsvisie ligt de focus ten aanzien van sociale kwaliteit op het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.
De omgevingsverordening is een uitvoeringsinstrument van de omgevingsvisie. In de omgevingsverordening zijn onderwerpen juridisch geborgd waar de provincie belang aan hecht. Er wordt dus niet meer geregeld dan nodig is voor het belang zoals dat in de omgevingsvisie is verwoord. De verordening voorziet ten opzichte van de omgevingsvisie niet in nieuw beleid.
Op weg naar een nieuwe omgevingsvisie Overijssel
Op dit moment is de provincie Overijssel bezig met het vernieuwen van het beleid voor de leefomgeving in Overijssel. In het beleid komen belangrijke thema's aan de orde, zoals klimaatverandering, energie, wonen, werken, natuur, landbouw, duurzaamheid, mobiliteit en gezondheid. Gedeputeerde Staten hebben hierbij de keuze gemaakt voor het perspectief 'Zelfbewust Overijssel'. Op basis van dit perspectief zijn beleidsvoorstellen uitgewerkt vanuit vier leidende principes:
Water en bodem als basis (uitgaan van het natuurlijke systeem);
Zuinig en meervoudig ruimtegebruik (het combineren van functies op één plek);
Krachtige en complementaire DUS-regio's (dit zijn grotere en kleinere steden en dorpen waar dagelijks gewoond, gewerkt en geleefd wordt, die liggen in regio's die elkaar aanvullen en versterken);
Voortbouwen op sterke netwerken.
Daarnaast zijn in de beleidsvoorstellen vier belangrijke waarden voor het provinciale Omgevingsbeleid meegenomen, ofwel rode draden: sociale kwaliteit, gezondheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Samen vormen de leidende principes en de rode draden het fundament van de omgevingsvisie Overijssel.
1.1.4.4 Relatie lokaal beleid
Strategische visie Rijssen-Holten
In 2030 ziet de gemeente Rijssen-Holten er anders uit dan nu. Hoe anders, dat is lastig te zeggen, maar met de strategische visie wordt richting gegeven aan deze ontwikkeling. De ontwikkeling zoals opgeschreven in de strategische visie is gebaseerd op drie pijlers:
Pijler 1: Eigen identiteit De kernen van Rijssen-Holten hebben een eigen identiteit. Door die te erkennen, te koesteren en te versterken krijgt onze gemeente meer uitstraling naar buiten. De kern Rijssen en de kern Holten met zijn buurtschappen hebben elk eigen sterke punten. Die ondersteunen we en stimuleren we.
Pijler 2: Ondernemend Rijssen-Holten! Het ondernemerschap zit bij veel inwoners in de genen en het is er goed wonen en werken. De gemeente steunt en stimuleert het ondernemende klimaat. Daarmee is Rijssen-Holten aantrekkelijk voor het bedrijfsleven en een economische factor om rekening mee te houden in de regio.
Pijler 3: Modern noaberschap Modern noaberschap betekent dat we als inwoners van Rijssen-Holten voor elkaar zorgen. We zijn trots op de samenhang die inwoners ervaren in onze gemeente. Om dat te behouden en te versterken heeft dit gevolgen voor de inwoners en het bestuur. Hierbij kunnen we denken aan sociaal ondernemerschap, aan welzijnsactiviteiten en aan een aanpak waarin de wensen en mogelijkheden van de wijk centraal staan.
Verdere relevante aspecten over de fysieke leefomgeving die genoemd worden zijn:
Cultureel erfgoed is onlosmakelijk verbonden met de identiteit van Rijssen-Holten. Als gemeente stellen we heldere kaders om de kwaliteit van monumenten te waarborgen, daarnaast hebben we een visie op het behoud van (materieel en immaterieel) erfgoed en houden we oog op nieuw cultureel erfgoed.
We willen als gemeente een goed vestigingsklimaat bieden. Hierbij horen een prettige woonomgeving, een mooi aanbod aan detailhandel, cultuur en horeca.
De commerciële leegstand in onze gemeente behoort tot de laagste in Overijssel. Dit willen we zo houden en we spannen ons in om leegstand waar mogelijk te reduceren, de verblijfskwaliteit verder te verbeteren en functieverandering mogelijk te maken. Dit komt de vitaliteit en aantrekkelijkheid van onze centra ten goede.
Het toerisme is een belangrijke pijler onder de economie en de Holterberg is daarbij een natuurlijk voordeel en een krachtig merk. Voorwaarde voor de ontwikkeling in de recreatiesector is dat de recreatievorm past binnen de gewenste uitstraling van onze gemeente.
Rijssen-Holten is trots en zuinig op haar groene omgeving en wil investeren in behoud en verbetering van leefkwaliteit. Inbreiding en vernieuwing gaan hierbij in beginsel voor uitbreiding van de stedelijke bebouwing, mits een ontwikkeling bijdraagt aan een duurzaam aantrekkelijke (en groene) leefomgeving.
Er wordt ecologisch gebruik gemaakt van het landschap en er is een gezonde balans in het beschermen en benutten van de omgeving en de natuurwaarden. Waarbij aandacht is voor het verminderen van druk op kwetsbare gebieden.
Het landelijk gebied is een gebied met een grote economische, sociale, ecologische en landschappelijke component. Het is geen 'leeg gebied' waarin de niet-stedelijke functies gepland worden.
De gemeente werkt samen met inwoners en partners aan een aantrekkelijke, groene en herkenbare leefomgeving. Groenstructuren worden gehandhaafd en waar mogelijk versterkt tot een duurzaam, samenhangend en daardoor herkenbaar raamwerk van groenelementen.
Biodiversiteit wordt bevorderd en er is aandacht voor klimaatadaptatie en het tegengaan van hittestress.
Richting 2030 verwachten we een toenemende ruimtevraag, met name door de transitie binnen de maakindustrie naar een meer digitale en innovatieve industrie en de ontwikkelingen in dienstverlening binnen de logistieke sector. We spannen ons in om zoveel mogelijk openingen te creëren voor ondernemersinitiatieven. Hierbij houden we rekening met de beperkte ruimte binnen onze gemeentegrenzen, het Natuurnetwerk Nederland en stimuleren we intensief ruimtegebruik, met mogelijkheden voor hoogbouw.
Coalitieakkoord 'Met daadkracht, in vertrouwen'
Met daadkracht, in vertrouwen hebben de coalitiepartners in 2022 hun schouders onder de grote maatschappelijke opgaven gezet waar Rijssen-Holten mee te maken heeft. In het coalitieakkoord 2022-2026 zijn afspraken vastgelegd. Deze afspraken zijn:
In Rijssen-Holten hebben we oog voor elkaar. Gezondheid, eigen regie over je zorg en meedoen in de maatschappij is voor iedereen belangrijk. We koesteren ons modern noaberschap. Die doen we door te werken aan een sociale, inclusieve samenleving;
Rijssen-Holten is een ondernemende gemeente. Onze ondernemers spelen een essentiële rol in de lokale economie, zorgen voor veel werkgelegenheid en bevorderen daarmee de vitaliteit van Rijssen-Holten. we willen een MKB-vriendelijk klimaat, met ruimte voor ondernemerschap en aandacht voor duurzaam ondernemen. Dit vraagt een balans tussen economische groei en leefomgeving. We gaan voor levendige centra en op de bedrijventerreinen gaan we naast de in gang gezette uitbreidingen aan de slag met herstructurering. We staan open voor groei, maar deze groei heeft grenzen;
Rijssen-Holten heeft een vitaal buitengebied en een sterke agrarische sector. De ontwikkelingen die op de agrarische sector afkomen zijn uitdagend. Toch moeten agrarische bedrijven zich kunnen ontwikkelen om levensvatbaar te blijven, passend bij het karakter en de schaal van ons landschap. Het buitengebied geeft ook plek aan toerisme, verkoop van streekproducten en zorg als nevenfunctie bij agrarische bedrijven. Nieuwe of extra functies worden gestimuleerd.
Wonen in een goed, duurzaam en betaalbaar huis is een basisbehoefte;
Mooie en groene wijken dragen bij aan de leefbaarheid en veiligheid en nodigen uit om naar buiten te gaan, te ontmoeten en te bewegen;
Er wordt ingezet op groene en veilige wijken, waarbij specifiek aandacht is voor klimaatadaptatie en de gevolgen van hittestress, maar ook voor veiligheid en sociale aspecten;
De duurzame groei en ontwikkeling van de gemeente Rijssen-Holten speelt een centrale rol in het coalitieakkoord. Er wordt ingezet op de transitie naar schone energie, een toekomstbestendige leefomgeving en er is aandacht voor biodiversiteit.
Thematische visies
De thematische visies die de gemeente Rijssen-Holten kent worden waar mogelijk integraal verwerkt in de visie, waarbij gebiedsgericht een ruimtelijke vertaling gemaakt zal worden van de verschillende thema's. Het gaat hierbij om:
Het landschapontwikkelingsplan;
Kadernota Landelijk Gebied;
Duurzaamheidsvisie 2021-2024;
Visie vrijetijdseconomie Rijssen-Holten;
Visie westrand Holterberg;
Watervisie;
Structuurvisie Rijssen-Holten 2012;
Woonvisie 2021-2023;
Ambitieplan Nationaal Park Sallandse Heuvelrug en Twents Reggedal;
Integraal veiligheidsplan;
Lichtbeleid;
Visie en programma Water en Riolering 2024-2028;
Externe veiligheidsbeleid;
Transitievisie warmte;
Themalaag landschap en groen (verwerking Groenstructuurvisie);
1.1.5 Procesverantwoording
1.1.5.1 Algemeen
De omgevingsvisie is een dynamisch document. Dit betekent dat de visie met enige regelmaat geactualiseerd en / of aangevuld wordt. Dit kan plaatsvinden op basis van thema's, gebieden of in zijn geheel. Per actualisatie wordt het gehele document opnieuw aangeboden. Deze eerste omgevingsvisie bestaat uit de vertaling van de Omgevingsagenda Rijssen-Holten naar opgaven en ambities per thema (deel 1 Omgevingsvisie). In 2022 heeft de gemeenteraad de themalaag 'landschap en groen' voor de omgevingsvisie vastgesteld. Deze themalaag is verwerkt in deze omgevingsvisie (zowel in deel 1 als in deel 2).
In onderliggende sub-paragrafen wordt de procesverantwoording beschreven over de betreffende actualisatie in de omgevingsvisie.
1.1.5.2 Thema mobiliteit
De gemeente heeft het doel gesteld om te komen tot een integrale en actuele visie op het thema mobiliteit. Hierbij zijn de volgende stappen doorlopen:
Begin 2023 is gestart met de visie op basis van een bestuursopdracht;
Start ambitiebepaling en participatie;
Vaststelling nota van uitgangspunten door college als koersdocument voor de uitwerking van de visie op mobiliteit in september 2023;
Vervolg participatie en uitwerking visie;
Concept visie maart 2024;
Ontwerp visie juni 2024.
1.1.6 Participatie
1.1.6.1 Algemeen
Rijssen-Holten hecht grote waarde aan inbreng van haar inwoners en partners. Zij krijgen de kans om mee te denken en te praten over onderwerpen die hen aangaan, mits dit passend en haalbaar is binnen het vraagstuk. Samen komen we tot betere ideeën en gezamenlijke beelden. Samen vergroten we de kwaliteit en uitvoerbaarheid van het beleid.
Door participatie willen wij betrokkenheid creëren bij de totstandkoming en uitvoering van beleid binnen de fysieke leefomgeving. Een goede betrokkenheid kan leiden tot draagvlak, maar draagvlak is geen doel op zichzelf. Het is het gevolg van een goede 'noaber' zijn, het maken van betere plannen en zorgvuldige en transparante besluitvorming.
Voorafgaand aan de start van het opstellen van de omgevingsvisie Rijssen-Holten heeft een uitgebreid participatietraject plaatsgevonden bij het opstellen van de Foto van Nu. Dit proces wordt toegelicht in 1.2.
Bij het opstellen van de omgevingsvisie Rijssen-Holten vindt per deelgebied of per thema gefaseerd ook participatie plaats.
1.1.6.2 Thema mobiliteit
Voor het thema mobiliteit heeft participatie plaatsgevonden. Onderstaande is in een kort overzicht weergegeven welke partijen hebben mee-geparticipeerd, op welk niveau zij hebben mee-geparticipeerd en welke rol zij hadden binnen het participatieproces:
Participanten |
Participatieniveau |
Rol |
Externe stakeholders - Adviesraad Sociaal Domein (ASD) - Verkeersoverleggroep (VOG: gemeente, politie, VVN) - Buurtbusvereniging (FlexRRReis) - Hulpdiensten (Brandweer, politie) - GGD - Onderwijsinstellingen - Winkeliersverenigingen (HABI / HHV) - Bedrijfsverenigingen (Werkgroep Mobiliteit: HIG, KWR, Bij de Tijd) |
Adviseren |
Meedenken |
Inwoners |
Raadplegen |
Mening geven |
1.2 Perspectief en principes
1.2.1 Profiel Rijssen-Holten en positie in de regio
Rijssen-Holten heeft een unieke ligging tussen drie stedelijke regio's (regio Twente, regio Zwolle en regio Deventer-Apeldoorn). Het maakt Rijssen-Holten een erg aantrekkelijke woongemeente: wel de eigen voorzieningen en de lusten van de voorzieningen van de grotere steden binnen handbereik, maar niet de lasten en de agglomeratienadelen van deze grotere steden. Dit maakt, gecombineerd met de unieke ligging in het groen, Rijssen-Holten een bijzonder aantrekkelijke plek om te wonen. Voornamelijk voor gezinnen met jonge kinderen.
Rijssen-Holten is bovendien de MKB-vriendelijkste gemeente van Nederland. Het MKB is en blijft de basis voor een regionale en landelijke economie. Met deze sterke uitgangspositie en centrale ligging heeft Rijssen-Holten een belangrijke troef in handen om als onmisbare schakel te functioneren tussen kennis en praktijk.
De unieke ligging in het groen, met bijbehorende rust, ruimte en natuur maken van Rijssen en Holten ook in recreatieve zin een economische pijler van formaat. Ook hier zorgt de centrale ligging tussen de stedelijke regio's voor alle gemakken van de stad binnen handbereik en andersom.
Kortom, Rijssen-Holten is door de unieke strategische ligging tussen de drie grootstedelijke regio's een belangrijke woongemeente, en heeft een schakelfunctie als MKB- én (verblijfs)recreatieve gemeente in de regio voor nu en in de toekomst.
1.2.2 Identiteit
Naast het profiel en onze positie in de regio vinden we ook onze identiteit belangrijk. We nemen daarom de Rijssen-Holtense identiteit als vertrekpunt voor onze toekomst. Dat doen we omdat we uiteindelijk willen komen tot een gemeenschap waar men goed en prettig kan wonen, werken en leven. In de 'foto van nu' wordt een beeld gegeven van onze karakteristieken en kwaliteiten.
Als er één woord is dat de inwoners van de gemeente Rijssen-Holten kenmerkt, dan is het ondernemerschap. Zowel de inwoners van Rijssen als de inwoners van Holten. Ook noaberschap is alomvertegenwoordigd. Maar er zijn ook duidelijke verschillen. Rijssenaren worden gezien als harde werkers, betrouwbaar, wat behoudend en spaarzaam, maar ook enigszins eigenwijs. Holtenaren worden als meer vrijgevochten, liberaal en open minded gekarakteriseerd. In Holten is er ook meer sprake van 'import' (inwoners van elders) dan in Rijssen. Holtenaren kenmerken zich verder door gastvrijheid en ze zijn goed in feestjes bouwen, iets wat goed van pas komt in een omgeving die aantrekkelijk is voor toerisme en recreatie. De verschillen in volksaard van de inwoners van Rijssen en Holten zijn deels te verklaren door het verschil in de rol van het geloof in de gemeenschap, maar ook door het verschil in streekgevoel. In Rijssen voelen mensen zich Twents, in Holten voelen inwoners over het algemeen meer verbinding met Salland.
1.2.3 Maatschappelijke opgaven
De maatschappelijke opgaven waar wij de komende jaren voor aan de lat staan zijn groot, complex en er is een sterke onderlinge samenhang. Denk hierbij aan klimaatverandering en de energietransitie, de opgaven in het landelijk gebied en de woningbouwopgave. Deze opgaven zijn niet op te lossen door de opgaven sectoraal te benaderen. De omgevingsvisie geeft een richting waarbinnen de uitwerking plaats kan vinden. Invulling geven aan deze opgaven kan alleen door samen te werken met onze inwoners, maatschappelijke partners, ondernemers en medeoverheden.
Naast de grootte en de samenhang van de opgaven, doen ze ook allemaal een beroep op de beperkte ruimte die we hebben binnen onze gemeente. Niet alles kan overal. Dat vraagt om (ruimtelijke) keuzes, die in deze omgevingsvisie tot uitdrukking komen. Hierbij is ons doel om deze keuzes en ons handelen aan te laten sluiten bij ons profiel en onze identiteit, te kijken wat we als gemeente kunnen en willen zijn in 2030 en wat en wat we daarvoor nodig hebben om dat te bereiken.
1.2.4 Perspectief 2030
Rijssen-Holten: 'De onmisbare schakel tussen stad en platteland: dynamiek aan de voordeur, rust en ruimte aan de achterdeur'.
Met deze hoofdambitie willen we onze unieke positie in de regio behouden en versterken en werken aan een mooi en toekomstbestendig Rijssen-Holten.
Hierbij staan vier perspectieven centraal:
Ondernemen: de schakel tussen kennis en praktijk
Leven: aantrekkelijk wonen in het groen
Recreëren: de schakel tussen rust, ruimte en vermaak
Noaberschap: als de verbindende schakel
1.2.5 De tien kernopgaven voor Rijssen-Holten
Via tien kernopgaven geven wij invulling aan ons toekomstperspectief voor 2030. Deze tien kernopgaven werken hierbij als een vliegwiel voor een duurzame, ruimtelijk-economische ontwikkeling van onze gemeente en zijn daarmee richtinggevende kaders voor onze gemeentelijke omgevingsvisie:
1. Het profiel van MKB-gemeente benutten, versterken en aanvullen;
2. Zorg voor voldoende en 'goed' geschoold personeel;
3. Het profiel van recreatief aantrekkelijke gemeente benutten, versterken en aanvullen;
4. Bereikbaarheid: zorg voor goede verbindingen met de stedelijke regio's;
5. Het vergroten van de leefkwaliteit: zorg voor een gezond en aantrekkelijk leefklimaat;
6. Een duurzame woningvoorraad (zowel kwalitatief als kwantitatief);
7. Vitale centra;
8. Vitaal platteland;
9. Benut vooral de eigen sociale kracht;
10. Zet in op een maatwerksamenwerking.
1.2.6 Rode draden en leidende principes
De aanpak van de maatschappelijke opgaven en kernopgaven zoals hiervoor beschreven vraagt om het maken van ruimtelijke keuzes. Deze keuzes hebben impact op onze leefomgeving, waarbij we een aantal belangrijke rode draden en leidende principes voorop willen stellen. De rode draden worden gezien als doorsnijdende thema's die in elke opgave een plek krijgen. De leidende principes vormen een gezamenlijk kompas binnen de opgave. Deze twee samen ondersteunen bij het maken van de keuzes en het uitwerken van ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente.
Rode draden
De rode draden in de gemeente Rijssen-Holten zijn:
1. Duurzaamheid
2. Leefbaarheid en veiligheid
3. Gezondheid; en
4. Ruimtelijke kwaliteit
Met duurzaamheid bedoelen we dat we keuzes die we nu maken er ook in de toekomst voor zorgen dat we fijn kunnen blijven wonen en werken in de gemeente Rijssen-Holten. Met leefbaarheid en veiligheid bedoelen we dat de gemeente samen met inwoners en partners werkt aan een aantrekkelijke, groene, veilige en herkenbare leefomgeving. Fysieke en sociale veiligheid zijn een belangrijk element bij de inrichting van onze leefomgeving. Met gezondheid bedoelen we dat onze leefomgeving uitnodigt tot bewegen en er ruimte is voor ontmoeting wat bijdraagt aan de geestelijke gezondheid en veiligheidsbeleving van onze inwoners en bezoekers. Met ruimtelijke kwaliteit bedoelen we dat ontwikkelingen in de leefomgeving passen bij de plek en het landschap, ruimte bieden voor mens, dier en natuur, cultuurhistorische waarden worden gerespecteerd en toekomstbestendig worden ingericht.
De rode draden staan niet op zichzelf, maar komen bij elk ruimtelijk initiatief in samenhang naar voren. Aan de hand van de rode draden wordt er een basisambitie neergelegd voor de kwaliteit bij de planvorming en de uitvoering.
Leidende principes
Naast de rode draden zijn er een aantal leidende principes die richtinggevend zijn voor de ruimtelijke keuzes om onze gemeente op een toekomstbestendige manier in te richten. Als gemeente Rijssen-Holten vinden we het belangrijk om inkleuring te geven aan de leidende principes van het Rijk en de provincie Overijssel. Hierbij geven wij onze eigen blik op de invulling van de leidende principes en vullen we deze aan met onze gebiedseigen principes.
De leidende principes in Rijssen-Holten zijn:
1. Water en bodem is de basis:
Het eerste principe is dat water en bodem de basis vormen van waaruit we werken. Door klimaatverandering staat het water- en bodemsysteem onder druk. We merken dit in de vorm van extreme wateroverlast of juist extreme droogte, ook in onze gemeente. Vanwege de klimaatopgave stelt het Rijk en daarmee ook de Provincie Overijssel het water- en bodemsysteem voorop bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dit betekent dat we bij ruimtelijke ontwikkelingen goed moeten afwegen of de ontwikkeling past bij het aanwezige water- en bodemsysteem en wat de effecten van de ontwikkeling zijn op het water- en bodemsysteem. De plek wordt niet meer aangepast aan (nieuwe) functies, maar de functies moeten passend zijn op de plek. Het ruimtelijke ontwerp van een ontwikkeling moet dus rekening houden met het aanwezige bodem- en watersysteem. Dit betekent voor ons als gemeente niet dat we alle mogelijke technische oplossingen achterwege laten. Dit houdt in dat we wel voor een technische oplossing kiezen wanneer er een zwaarwegend maatschappelijk belang aan de ontwikkeling vast zit.
2. Duurzaam omgaan met onze ruimte:
Het tweede principe is duurzaam omgaan met onze ruimte. De lokale economie en onze lokale ambities vragen om groei, maar we zijn ons ervan bewust dat de ruimte voor groei beperkt is. Als gemeente willen we bij ruimtelijke ontwikkelingen slim omgaan met de ruimte die er is. Dit betekent dat meervoudig ruimtegebruik, of een combinatie van functies wenselijker is dan enkelvoudig ruimtegebruik. Daarnaast leidt dit principe tot keuzes of bepaalde functies wel of niet wenselijk zijn in bepaalde gebieden. Waar we als gemeente met dit principe ook aandacht op willen vestigen bij ruimtelijke ontwikkelingen is klimaat- en natuurinclusief bouwen. In beginsel gaat inbreiding en vernieuwing voor uitbreiding van de stedelijke bebouwing, mits de ontwikkeling bijdraagt aan een duurzaam aantrekkelijk (en groene) leefomgeving. Dit ondersteunt het eerste principe door met technische en innovatieve oplossingen bij te dragen aan biodiversiteit, het tegengaan van hittestress en wateroverlast met als doel een kwalitatief goede leefomgeving.
3. Inzetten op leefbare kernen en hierop voortbouwen:
Het derde principe gaat uit van het inzetten op leefbare kernen. Onze kernen Dijkerhoek, Holten en Rijssen hebben elk hun eigen identiteit en structuur. We zien als gemeente graag dat ontwikkelingen deze identiteit en structuur versterken en verbeteren. Dat gaat onder andere over geschikte en duurzame woningen, (sociale) voorzieningen, onderwijs, werkgelegenheid, bedrijven, detailhandel, horeca, bereikbaarheid en infrastructuur. Het is hierin belangrijk om onze kernen in samenhang met elkaar te bekijken en elkaar te laten versterken met hun eigen identiteit. Zoals eerder benoemd staan we ruimtelijk gezien voor een grote opgave als het gaat om het meewerken aan oplossingen voor alle (maatschappelijke) opgaven. De drie leidende principes hierboven, met in achtneming van de rode draden, zijn de basis voor de te maken ruimtelijke keuzes.
1.3 Opgaven en ambities per thema
1.3.1 Thema Leefbaarheid en Omgeving
1.3.1.1 Kenmerken en opgaven
1.3.1.1.1 Leefbaarheid en Omgeving
Ruimte, rust, natuur, een breed voorzieningenaanbod, aantrekkelijke woonbuurten, aanbod van werkgelegenheid en een goede ligging en bereikbaarheid maken Rijssen en Holten aantrekkelijke kernen. Het rijke en gevarieerde landschap vol wandel-, fietspaden en mountainbikeroutes biedt bovendien een aantrekkelijke omgeving voor recreatie. Karakteristiek zijn de Holterberg, kerken, het Parkgebouw, de Pelmolen, de beide centrale pleinen in de centra en natuurlijk de paasvuren. Op het gebied van duurzaamheid zijn er steeds meer initiatieven die bijdragen aan Rijssen-Holten als groene en toekomstbestendige gemeente. Ondanks deze initiatieven is er nog een slag te maken.
Inwoners stellen steeds hogere eisen aan de kwaliteit en veiligheid van hun woon- en leefomgeving. De keuze om ergens te (gaan) wonen wordt steeds vaker genomen op grond van de leefkwaliteit. Belangrijk hierbij is het gemak dat werk, gezin, sport en ontspanning gecombineerd kunnen worden met de mogelijkheid om van daaruit banen te bereiken. Wat betreft een veilige woon- en leefomgeving is het belangrijk om bij de inrichting van een gebied ook door een veiligheidsbril te kijken. Dit houdt in dat er nagedacht wordt over bijvoorbeeld de aanrijroute naar woonwijken en bedrijventerreinen. Daarnaast voorkomen we ongewenste donkere plekken in de omgeving die zorgen voor een onveilig gevoel.
Bovendien draait het bij een goede leefkwaliteit, naast een gezonde en veilige leefomgeving, ook om een eigen identiteit. We gaan aan de slag om de leefkwaliteit en hiermee de aantrekkelijkheid van onze gemeente te vergroten. We hebben aandacht voor klimaatadaptatie, de energietransitie en het tegengaan van hittestress (meer groen). Onze leefomgeving is veilig en er is ruimte voor ontmoeting. Daarnaast nodigt een groene omgeving uit tot beweging en draagt bij aan de positieve gezondheid en veiligheidsbeleving van onze inwoners en bezoekers. We maken hierbij gebruik van onze eigen sociale kracht, ons noaberschap.
Voorzieningen dragen voor een belangrijk deel bij aan de leefbaarheid van een buurt, wijk of kern. Denk hierbij aan scholen, dorpshuizen, medische voorzieningen, winkels, culturele- en sportvoorzieningen en parken. Niet alle voorzieningen hoeven overal te zijn, want we kunnen terugvallen op de voorzieningen in omliggende steden. Door in te zetten op goede verbindingen met deze steden, zijn de voorzieningen goed bereikbaar.
Ook hebben we aandacht voor ons verleden, door ons erfgoed te beschermen en te bewaren. Denk hierbij aan monumenten, oude landschappen, bomenrijen, holle wegen, sloten, oude hessenwegen, mini reliëf, archeologie en karakteristieke bebouwing. Erfgoed is tenslotte een verbindende factor voor de samenleving, het is ons DNA. Toch is er niet altijd voldoende kennis over erfgoed. Er liggen kansen om de kennis over erfgoed te vergroten, denk daarbij aan onderwijs en recreatie en toerisme.
1.3.1.2 Strategie en ambities voor het thema leefbaarheid en omgeving
1.3.1.2.2 Benutten
De gemeente Rijssen-Holten benut kansen om de leefkwaliteit van haar inwoners beter te benutten door:
1.3.1.2.3 Bevorderen
De gemeente Rijssen-Holten bevordert de leefkwaliteit van haar inwoners door:
de aantrekkelijkheid van onze gemeente te vergroten
aandacht te hebben voor klimaatadaptatie, de energietransitie en hittestress;
aandacht te hebben voor erfgoed;
onze werkgelegenheid te vergroten;
erfgoed te koppelen aan recreatie, toerisme en onderwijs;
de realisatie van basissportvoorzieningen, waarbij kwaliteit gaat voor kwantiteit.
1.3.1.2.4 Faciliteren
De gemeente Rijssen-Holten faciliteert:
in de openbare ruimte een groene leefomgeving die uitnodigt om in beweging te komen;
een bedrijventerrein met een aantrekkelijk vestigingsklimaat;
levendige centra;
de samenwerking tussen verschillende partners om te werken aan cultuureducatie en het belang van ons cultuurhistorisch erfgoed;
de lokale en streekgebonden cultuur;
de samenwerking tussen onderwijs, sport, jeugd- en jongerenwerk, politie, kerken, welzijnswerk en culturele instellingen.
1.3.2 Thema Gezondheid en Milieu
1.3.2.1 Kenmerken en opgaven
1.3.2.1.1 Gezondheid
Mensen die niet kunnen meekomen in de maatschappij verdienen aandacht en zorg. Dit staat hoog in het vaandel bij onze gemeente. Het is de gezamenlijke uitdaging van de gemeente en de gemeenschap om voldoende aandacht te geven en zorg te verlenen in een veranderend zorgstelsel, waarbij de menselijke maat het uitgangspunt is. We kantelen van een verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij. Van een samenleving die draait om welvaart naar een samenleving die meer gericht is op welzijn. Preventie en leefstijl zijn belangrijk. Hier ligt een stimulerende rol voor de gemeente.
Leefbaarheid en welzijn beginnen in de straat, de wijk en in de eigen netwerken van mensen. Netwerken en vertrouwen vormen de basis voor leefbaarheid en welzijn. Ook wordt meer aandacht geschonken aan een gezonde leefstijl. Dat gebeurt door de gemeente, maar ook door zorgverzekeraars en andere instanties. We schenken aandacht aan meer bewegen, ontspanning en gezonde voeding en aan minder roken en alcoholconsumptie. Dit doen we niet alleen, maar samen met de maatschappelijke partijen in het veld.
De gemeente Rijssen-Holten wil naast gezondheidspreventie ook gaan inzetten op gezondheidsbevordering. Bij ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving worden kansen op gezondheidsbevordering benut. Het Beweegvriendelijke Omgeving Model (BVO-model) geeft inzicht in het nut, de mogelijkheden en de (sociale) effecten van een beweegvriendelijke omgeving. Een omgeving die uitdaagt tot bewegen draagt binnen een gemeente immers bij aan een betere gezondheid van de inwoners, betere leefbaarheid en meer participatie van kwetsbare groepen.
Een gezonde fysieke leefomgeving draagt bij aan de aantrekkelijkheid van onze gemeente voor onze inwoners, ondernemers en bezoekers. In hoeverre fysieke ingrepen direct bijdragen aan het verminderen van gezondheidsverschillen is niet eenduidig aan te tonen. Er zijn diverse onderzoeken met data beschikbaar bij de GGD Twente (Gezondheidsmonitor VO 2020). Eén van de onderzochte dingen is of inwoners van de gemeente Rijssen-Holten voldoen aan de beweegrichtlijn. Volwassenen en ouderen voldoen aan de beweegrichtlijn als ze 150 minuten per week matig intensief bewegen, en daarnaast twee keer per week spier- en botversterkende activiteiten doen. In Rijssen-Holten voldoet 53% van de volwassenen en 35% van de ouderen aan deze richtlijn. Daarnaast geven 61% van de volwassenen en 72% van de ouderen aan meer te bewegen door aanwezigheid van groen in de buurt.
Hoewel maatregelen in de fysieke leefomgeving niet één op één te relateren zijn aan gezondheidswinst is het wel duidelijk dat combinaties van maatregelen ervoor zorgen dat de leefomgeving hoger wordt gewaardeerd en de gezondheid van bewoners verbetert.
Maatregelen waar je aan zou kunnen denken zijn: een omgeving die uitnodigt tot bewegen, spelen en sporten. Waar fietsen, wandelen en het gebruik van openbaar vervoer worden gestimuleerd. Er plekken zijn waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Een goede milieukwaliteit aanwezig is (geluid, lucht, bodem en externe veiligheid). Er voldoende groen, natuur en water en aandacht voor klimaatadaptatie is. Er duurzame woningen met een gezond binnenklimaat zijn. En er een aantrekkelijke en gevarieerde openbare ruimte is. Ook is een gevarieerd aanbod van voorzieningen, zoals scholen, winkels, cultuur, bedrijven een sport belangrijk. Tot slot dragen investeringen in veiligheid en noaberschap bij aan een gezonde fysieke leefomgeving en mogelijk het verminderen van gezondheidsverschillen.
1.3.2.1.2 Milieu
Bij een gezonde leefomgeving is een goede milieukwaliteit een randvoorwaarde. Daarom moet in de omgevingsvisie expliciet rekening worden gehouden met de vier milieubeginselen. Dit zijn:
Het voorzorgsbeginsel;
Het beginsel van preventief handelen;
Het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron bestreden moeten worden;
Het beginsel dat de vervuiler betaalt.
De milieubeginselen dragen samen met de algemene rechtsbeginselen bij aan de kwaliteit van beleid en regelgeving en aan het vinden van een goede balans tussen bescherming en benutting van de fysieke leefomgeving. Om de milieubeginselen en het begrip milieu concreet te maken hebben we het specifiek over: luchtkwaliteit, geluid, trillingen, geur, licht en donkerte en externe veiligheid. Per milieu-onderdeel volgt hieronder een toelichting.
Luchtkwaliteit
Luchtverontreiniging levert een belangrijke bijdrage aan ziektelast door milieufactoren. In de lucht komen allerlei verontreinigde stoffen voor. Dit zijn bijvoorbeeld de gassen stikstofdioxide (NO2) en ozon (O3), maar daarnaast ook deeltjes fijnstof. Fijnstof is een verzamelnaam voor alle deeltjes die in de lucht zweven en kleiner zijn dan 10 micrometer (=0,01 mm) in doorsnede. Verkeer, industrie, landbouw en huishoudens (o.a. houtstook) zijn belangrijke bronnen van fijnstof. Zo is bijvoorbeeld bandenslijtage een bron van fijne stofdeeltjes in de lucht (PM2,5). Deze deeltjes kunnen schadelijk zijn voor de luchtwegen en de menselijke gezondheid, voornamelijk in de vorm van luchtweg aandoeningen en een toenemend risico op hart- en vaatziekten.Voor NO2 is het autoverkeer de grootste bron. Als er zich veel verontreinigde stoffen in de lucht bevinden, dan is er sprake van een slechte luchtkwaliteit. Dit heeft effect op de gezondheid. We zetten daarom in op de drie V's (verminderen, verschuiven en verschonen). Dit betekent eerst nadenken over of je wel moet verplaatsen, daarna welk vervoersmiddel het best geschikt is en vervolgens probeer je de impact van je verplaatsing te beperken (bijvoorbeeld door het gebruik van een elektrische (deel)auto).
Voor fijnstof voldoen wij als gemeente aan de norm die de World Health Organisation stelt. Deze waarde is strenger dan de landelijke omgevingswaarde (ondergrens). Om deze norm ook in de toekomst te kunnen behouden is het van belang dat nieuwe ontwikkelingen niet in betekende mate bijdragen aan de voorgrondbelasting. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat een toename van 1,2 µg/m3 niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van het woon- en leefklimaat. Beide normen zullen geborgd worden in het omgevingsplan.
Voor stikstof (NO2) geldt de bestaande emissie als maximaal. De bestaande emissie is voor (agrarische) bedrijven en infrastructurele projecten vastgelegd in een vergunning of melding op basis van de Wet natuurbescherming, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor bedrijfsmatige activiteiten blijft hogere regelgeving onverkort van toepassing. Dat betekent dat bedrijven nog steeds een melding moeten indienen of een omgevingsvergunning voor de activiteiten milieu of beperkte milieutoets moeten aanvragen als hogere regels dat voorschrijven. De milieuregels uit het omgevingsplan zijn afgestemd op eventuele hogere regelgeving.
Niet alleen de veehouderijen leveren een bijdrage aan de concentraties verontreinigende stoffen, maar ook het wegverkeer en industrie. De verkeersaantrekkende werking als gevolg van nieuwe voorzieningen, woonwijken en/of uitbreiding van bedrijfsbebouwing kan leiden tot een toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Per functie kan sprake zijn van sterk uiteenlopende verkeersgeneraties. Voor wat betreft luchtkwaliteit zijn de volgende stoffen van belang: PM1, PM2,5 en PM10 (fijnstof), NOx, en NH3.
Geluidshinder
Voor geluid gelden regels rondom (agrarische) bedrijven en (spoor)wegen om omliggende gevoelige functies te beschermen. Als gemeente willen we niet dat het aantal geluidgehinderde woningen toeneemt. Hier moet bij ontwikkelingen rekening mee gehouden worden. Dit doen we door regels over geluid op te nemen in het omgevingsplan.
Trillingshinder
Trillingen kunnen nadelige gevolgen hebben voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Ze kunnen effect hebben op het welzijn of schade aan gebouwen veroorzaken. Bronnen van trillingen kunnen bijvoorbeeld weg- en railverkeer en bouw- en sloopwerkzaamheden zijn. Hier moet bij ontwikkelingen rekening mee gehouden worden. Dit doen we door regels over trillingen op te nemen in het omgevingsplan.
Geurhinder
Voor geur gelden er regels rondom (agrarische) bedrijven om omliggende gevoelige functies te beschermen. Als gemeente willen we niet dat het aantal geur-gehinderde woningen toeneemt. Hier moet bij ontwikkelingen rekening mee gehouden worden. Dit doen we door regels over geur op te nemen in het omgevingsplan en regelmatig te monitoren of de geurhinder niet toeneemt.
Licht/donkerte
Donkerte is een kwaliteit waar de gemeente Rijssen-Holten trots op is. Sommige plekken van het buitengebied behoren tot de donkerste plekken van Nederland. Ontwikkelingen in het buitengebied mogen niet leiden tot aantasting van donkerte. Dit borgen we door regels over licht/donkerte op te nemen in het omgevingsplan. Nieuwe ontwikkelingen moeten hier aan voldoen.
Ten aanzien van het gebruik van licht in de openbare ruimte worden in het centrumgebied en de woongebieden de thema's sociale veiligheid, verkeersveiligheid, leefbaarheid en economie belangrijk gevonden. Verlichting in centrum- en woongebieden is nodig in het kader van veiligheid. De inrichting van deze gebieden moet daarom altijd vanuit het veiligheidsoogpunt bekeken worden. Denk hierbij aan donkere plekken die leiden tot (jeugd)overlast, maar ook hotspots van verkeer of thuisroutes van uitgaanspubliek. Wel wordt de uitstraling van licht van stedelijk gebied naar het buitengebied zoveel mogelijk voorkomen.
Bedrijventerreinen zijn een grote bron van lichtvervuiling. Bij een bedrijventerrein worden verkeersveiligheid en economie (snelle doorstroom van verkeer) hoog gewaardeerd. 's Avonds en 's nachts ligt het accent op donkerte. Voorwaarde daarbij is dat de verkeersveiligheid en sociale veiligheid worden gewaarborgd.
Externe veiligheid
GERESERVEERD
1.3.2.2 Strategie en ambitie voor gezondheid en milieu
1.3.2.2.1 Beschermen
Leefomgevingskwaliteit die gezondheid geen schade doet, waarin:
blootstelling aan schadelijke factoren wordt beperkt, door regels te stellen aan een goede milieukwaliteit (geluid, trillingen, geur, lucht, bodem en externe veiligheid);
schadelijke uitstoot wordt teruggedrongen;
gevaarlijke situaties worden gesaneerd;
ruimtelijke functies worden gescheiden waar nodig.
1.3.2.2.3 Bevorderen
De gemeente Rijssen-Holten bevordert gezondheid door:
een leefomgeving die uitnodigt tot bewegen, spelen, sporten en ontmoeten;
wandelen, het gebruik van de fiets en openbaar vervoer te stimuleren;
wandel-, fietspaden en routestructuren een kwaliteitsimpuls te geven;
de leefomgeving aantrekkelijk en (bio-)divers in te richten, met voldoende groene en blauwe elementen en waarbij aandacht is voor rust en stilte;
de leefomgeving klimaatadaptief in te richten;
rekening te houden met de behoeften van (toekomstige) bewoners en specifieke doelgroepen (kinderen, ouderen, chronisch zieken, gehandicapten en lagere inkomensgroepen).
1.3.3 Thema Klimaat en Energie
1.3.3.1 Kenmerken en opgaven
1.3.3.1.1 Klimaat
Ons dagelijks leven heeft een grote impact op onze leefomgeving. Door de vele grondstoffen die we gebruiken en de uitstoot van broeikasgassen putten we onze aarde uit. De uitstoot van broeikasgassen heeft weerslag op ons klimaat en ecosystemen staan onder druk. Daarom liggen er voor de gemeente grote uitdagingen op het gebied van klimaat en energie.
Rijssen-Holten is in 2050 100% circulair. We hebben nagenoeg geen zwerfafval meer, voedsel wordt niet verspild en al onze materialen en gebouwen komen uit en keren terug in gezonde kringlopen. Ons afval dient als bouwsteen voor een volgend leven. Recycling en hergebruik van al onze huishoudelijke afvalstromen vinden vooral lokaal of regionaal plaats. Dit stimuleert de lokale en regionale economie met sociale werkgelegenheid en vergroot de zichtbaarheid en bewustwording van een circulaire economie.
Dit vraagt een aanpassing van onze manier van leven met minder afval en het hergebruiken van materialen. We kennen in onze gemeente nog steeds veel lineair consumptiegedrag waardoor er ook diverse reststromen zijn die we niet hergebruiken of recyclen, maar afdanken. Dit gebeurt door zowel bedrijven als door inwoners zelf. In 2020 bedroeg ons huishoudelijk restafval circa 134 kilogram per inwoner per jaar. Hierdoor verspillen we schaarse grondstoffen en vernietigen we waarde. De landelijke doelstelling voor 2025 bedraagt maximaal 30 kilogram restafval per inwoner per jaar.
Ook wordt de samenwerking met het bedrijfsleven opgezocht. Er zijn veel bedrijven in Rijssen-Holten die de ontwikkeling richting een circulaire economie hoog op de agenda hebben staan. Als gemeente sluiten we aan bij regionale en lokale overleggen waarin ontwikkelingen en kennis met elkaar wordt gedeeld. Er wordt samen met het bedrijfsleven steeds meer gewerkt om kringlopen korter te sluiten en af te stappen van lineaire productieprocessen.
Op het gebied van circulariteit is binnen de gemeente Rijssen-Holten nog een slag te maken. Al wordt circulariteit steeds meer meegenomen in de (her)ontwikkeling van de openbare ruimte en wordt het meegenomen in aanbestedingen, er is altijd ruimte voor verbetering. De transitie richting een circulaire economie kost tijd.
Naast het bereiken van een circulaire economie in het kader van klimaatverandering, moet ook de fysieke leefomgeving aangepast worden aan het veranderende klimaat. Binnenstedelijk gaat het daarbij vooral over de aanpak van hittestress en wateroverlast. In het buitengebied speelt vooral verdroging een grote rol.
In 2050 is Rijssen-Holten klimaatbestendig en waterrobuust ingericht. De gemeente Rijssen-Holten zet tot 2050 in op het kunnen opvangen van wateroverlast tot buien van 70 millimeter en het verkoelen van centra en wijken door het versterken van de groene leefomgeving. Zo zorgen wij ervoor dat in 2050 de veiligheid op orde is door de robuustheid van onze vitale infrastructuur en dat de leefbaarheid voor onze inwoners in stand blijft. Dit doen wij samen met onze inwoners, ondernemers en sociale partners.
De leefbaarheid wordt vergroot door het creëren van een veilige, groene en gezonde leefomgeving waarin we wateroverlast tegengaan door onder andere vergroening en ontstening van de openbare ruimte te bevorderen. Er zijn vijf pijlers gedefinieerd waarop de visie op een klimaatadaptief Rijssen-Holten in 2050 steunt:
1. Gezonde en groene kernen;
2. Een robuuste en vitale infrastructuur;
3. Klimaatadaptieve ontwikkelingen;
4. Betrokken en actieve mensen;
5. Een adaptief landelijk gebied.
1.3.3.1.2 Energie
Volgens de klimaatmonitor wordt in Rijssen-Holten gemiddeld per inwoner 36,8 gigajoule (GJ) energie (gas en elektra) op jaarbasis gebruikt. Deze hoeveelheid is net onder het gemiddelde van gemeenten binnen de provincie Overijssel (37,8 GJ). In de totale energiebalans van de gemeente zijn verkeer en vervoer de grootste verbruiker van energie. Het totaal bekend energieverbruik (incl. auto) van de gemeente Rijssen-Holten ligt op 3.568 terajoule (TJ). Hiervan wordt 265 TJ hernieuwbaar opgewekt. Kortom ongeveer 7% van het totaal bekende energieverbruik binnen de gemeente is afkomstig van hernieuwbare energie.
We volgen de landelijke doelstellingen uit het Nationale Klimaatakkoord als het gaat over het afscheid nemen van fossiele brandstoffen. Dit betekent dat we in 2030 naar 49% minder CO2-uitstoot willen ten opzichte van 1990 en richting 2050 inzetten op 95% CO2-reductie ten opzichte van 1990.
Om deze doelstellingen te halen wordt ingezet op drie verschillende sporen:
Voor de uitvoering van het Klimaatakkoord moeten realistische plannen worden gemaakt. Op regionaal niveau wordt gewerkt aan de Regionale Energie Strategie Twente (RES Twente). De RES is een instrument om te komen tot regionaal gedragen keuzes voor de warmtetransitie in de gebouwde omgeving, de opwekking van duurzame elektriciteit en de daarvoor benodigde infrastructuur en opslagcapaciteit. In juli 2021 is de RES Twente 1.0 vastgesteld, echter heeft de gemeente Rijssen-Holten zich hier niet aan gecommitteerd. Wel steunt het college van B&W de gezamenlijke ambitie van 1,5 TWh duurzame energie op te wekken en de energietransitie te realiseren. Eind 2023 wordt de RES 2.0 vastgesteld. Hierin wordt de verhouding in opwekking van zon- en windenergie vastgelegd en ruimtelijk vertaald. Op dit moment wordt er regiobreed toegewerkt naar RES 2.0;
Vanuit de kant van bedrijven wordt ook een substantiële inspanning verwacht. Acties vloeien voort vanuit de tafel "industrie" (behorende bij het landelijk Klimaatakkoord). We zetten samen in op een efficiënter gebruik van fossiele bronnen door betere benutting van industriële restwarmte met als doel: CO2-emissievrij;
Voor de gebouwde omgeving betekent dit dat alle 7 miljoen woningen en 1 miljoen (commerciële) gebouwen in Nederland van het aardgas af moeten. Rijssen-Holten heeft als doel gesteld om voor 2030 44% aardgasreductie te realiseren ten opzichte van 2017. Dit is een flinke opgave voor de gemeente. Maar het is nodig om stapsgewijs toe de besparing in 2050 te komen die het Rijk ons oplegt. In de Transitievisie Warmte Rijssen-Holten, stapsgewijs naar een aardgasvrij Rijssen-Holten (2021) zijn de ambities, doelstellingen en aanpak van de warmtetransitie voor Rijssen-Holten verwoord. Hierbij wordt uitgegaan van individuele oplossingen, zoals het aanschaffen van een warmtepomp of aanschaffen van zonnepanelen. Dit vraagt om actie van de inwoner, waarbij de gemeente Rijssen-Holten alleen maar ondersteunt en faciliteert. Deze ontwikkeling is dus afhankelijk zowel intrinsieke motivatie als beschikbare middelen van de inwoners. De gemeente zoekt samenwerking met de woningcorporaties bij het verduurzamen van wijken waar ook huurwoningen staan. Daarnaast gaat het toenemende aantal elektrische voertuigen een groeiende druk leggen op het bestaande energie netwerk. Gezien de problematiek (capaciteit van het net en de teruglopende salderingsregeling) is het kunnen opslaan van eigen opgewekte duurzame energie in de toekomst belangrijk. Daarbij bieden elektrische voertuigen kansen voor inwoners om eigen opgewekte duurzame energie op piekmomenten te kunnen opslaan en te gebruiken op momenten van energieschaarste.
1.3.3.2 Ambitie en strategie voor het thema klimaat en energie
1.3.3.2.1 Beschermen
Een leefomgeving waarbij we de basis beschermen door ervoor te zorgen dat:
een basisveiligheidsniveau wordt gehanteerd: door normeringen en eisen te stellen aan nieuwbouw en herinrichtingen;
bebouwing geen schade ondervindt bij hevige neerslag (een bui van 70 mm/u);
geen onveilige situaties ontstaan bij hevige neerslag (een bui van 70 mm/u);
de kans op nachthitte verlaagd is bij hitte;
hittestress bij kwetsbare groepen tot de verleden tijd behoort;
schade aan openbaar groen beperkt blijft bij droogte;
nooddiensten beschikbaar blijven bij hevige neerslag;
vitale en kwetsbare functies geen schade of uitval ondervinden bij hevige neerslag;
schade aan landbouwgewassen en natuur beperkt blijft bij wateroverlast en droogte;
open water en grondwater van voldoende kwaliteit blijven bij droogte en hitte;
voldoende (drink)water beschikbaar blijft voor inwoners bij droogte.
1.3.3.2.3 Bevorderen
Een leefomgeving die toekomstbestendig, circulair en klimaatrobuust is door:
als gemeenschap onze leefomgeving klimaatadaptief in te richten;
bewustwording te creëren en mensen te activeren hun eigen perceel energieneutraal en klimaatadaptief in te richten;
10% van de bestaande woningen voor 2030 van het aardgas af te koppelen ten opzichte van 2017;
10% van de oude woningen te slopen en te vervangen voor 2030 voor duurzame, toekomstbestendige woningen ten opzichte van 2017;
20% te besparen op het gasverbruik van overige woningen voor 2030 ten opzichte van 2017 via het verduurzamen van de bestaande bouw en grootschalige isolering;
bewustwording rondom afvalscheiding te vergroten;
meer dan 30% schaduw op openbare verblijfsplekken in de kernen tegen hittestress en er is binnen 300 meter een koelteplek aanwezig;
meer dan 40% schaduw op loop- en fietsroutes;
het toegankelijk blijven van hoofdontsluitingen bij hevige neerslag;
het binnen een uur weer toegankelijk zijn van overige wegen voor calamiteitenverkeer bij hevige neerslag;
het hanteren van een 'basisveiligheidsniveau' om nieuwbouw en herinrichtingen alleen nog maar klimaatadaptief te realiseren. Totdat het 'basisveiligheidsniveau' er is, benutten we meekoppelkansen maximaal;
de toename van biodiversiteit en de weerbaarheid van flora en fauna aanzienlijk is versterkt bij droogte;
verkoeling die mensen en dier bij hitte kunnen vinden in het (open) landelijk gebied.
1.3.3.2.4 Faciliteren
Als gemeente creëren we voorwaarden zodat:
inwoners zelf in staat zijn om hun eigen perceel klimaatadaptief in te richten;
het gesprek/particitpatieproces rondom de energietransitie gevoerd kan worden;
we het goede voorbeeld geven op het gebied van duurzaamheid, circulariteit en klimaatadaptatie;
particuliere groene initiatieven in overweging genomen kunnen worden;
er regionaal samengewerkt kan worden op het thema klimaatadaptatie;
er toegewerkt kan worden naar een mogelijkheid voor verplichte natuurinclusieve bouw;
inwoners en bedrijven zich bewust zijn van de effecten van wateroverlast, hitte en droogte op hun leefomgeving;
inwoners kennis hebben van welke maatregelen zij kunnen nemen om risico's op wateroverlast, hittestress en droogte tegen te gaan.
1.3.4 Thema Bodem en Water
1.3.4.1 Kenmerken en opgaven
1.3.4.1.1 Bodem en water
Bodem en water sturend
Ons bodem- en watersysteem staat onder druk. Dit systeem kan de effecten van de klimaatverandering, zoals wateroverlast of extreme droogte, niet meer aan. De Rijksoverheid en de Provincie kiezen er daarom voor om het bodem- en watersysteem sturend te laten zijn. Wij willen daarbij aansluiten door een bodem- en watersysteem te realiseren dat klimaateffecten opvangt, aansluit bij het natuurlijke systeem en zorgt voor een zo goed mogelijke beschikbaarheid van water voor verschillende functies, zoals landbouw, natuur en wonen.We houden bij water de strategie van "vasthouden, bergen, afvoeren" aan. Waarbij water eerst vastgehouden wordt in het gebied, als dat niet kan wordt water tijdelijk geborgen en als dat niet kan wordt het water afgevoerd. Hiermee houden we water zo lang mogelijk vast in het gebied, zodat het kan infiltreren in de bodem en het op een later moment beschikbaar kan komen voor gebruikers (natuur, landbouw, etc.).De bodem en de ondergrond vervullen veel functies waar mensen afhankelijk van zijn: het bouwen van woningen, het verbouwen van landbouwgewassen, etc. Voor het goed uitvoeren van deze functies is een draagkrachtige, vruchtbare en schone bodem nodig. Ook bewaart de bodem een deel van onze geschiedenis in de vorm van archeologische bijzonderheden en het landschap. Daarnaast zijn de bodem en de ondergrond van belang voor maatschappelijke vraagstukken als klimaatadaptatie, energietransitie en biodiversiteit.Het leidende principe water en bodem sturend betekent dat het bodem- en watersysteem niet meer wordt aangepast aan (nieuwe) functies. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten zich aanpassen aan het bodem- en watersysteem ter plaatse. We willen een robuust bodem- en watersysteem realiseren dat klimaateffecten opvangt en zorgt voor een zo goed mogelijke beschikbaarheid van water voor verschillende functies, zoals steden, natuur of landbouw. Op sommige plekken is het bodem- en watersysteem niet meer geschikt voor bepaalde nieuwe functies, op andere plekken wel. Gebieden die een grote kans op overstromingen hebben, zijn bijvoorbeeld niet geschikt voor extra woningbouw. Gebieden die droogte kennen zijn niet meer geschikt voor hoogproductieve landbouw. Het betekent voor ons als gemeente niet dat we alle mogelijke technische oplossingen achterwege laten. Als er een zwaarwegend maatschappelijk belang aan een ontwikkeling vast zit, kiezen wij in overleg met andere overheden voor technische oplossingen.
Stedelijk afvalwater
Om de uitdagingen met water aan te gaan en de kwaliteit van de leefomgeving in de gemeente op niveau te houden, is het van belang om de openbare ruimte met de onderliggende systemen en structuren te onderhouden. Eén van de kernfactoren hierbij is het in stand houden en optimaliseren van de voorzieningen omtrent de riolering en het watersysteem. Deze hebben immers de volgende belangrijke doelen voor het dagelijks leven:
het beschermen van de volksgezondheid tegen infectieziekten;
het schoon houden van de bodem en het oppervlaktewater;
het voorkomen van schade door hevige regenval én bij extreme droogte in de bebouwde omgeving;
het voorkomen en beperken van structureel nadelige gevolgen van grondwater.
Het inzamelen en verwerken van afvalwater en hemelwater is een taak van de gemeente. We hebben als gemeente een zorgplicht voor de samenstelling van het in te zamelen (bedrijfs)afvalwater via de gemeentelijke riolering (indirecte lozingen). Het waterschap zorgt vervolgens voor de zuivering van het afvalwater. Tevens heeft de gemeente een regierol in de aanpak van structurele grondwateroverlast in het stedelijke gebied. De riool- en watertaken gaan verder dan alleen de buizen onder de grond. Onder meer de gemalen, sloten en greppels dragen bij aan de bovenstaande doelen. De effecten van klimaatverandering raken nauw aan de gemeentelijke watertaken en zorgplichten; de gevolgen van hevige regenbuien, meer hittestress en toenemende droogte komen nu al aan het licht. Ook leidt het verstenen van de bebouwde omgeving, zeker in combinatie met de klimaatverandering tot een grotere kwetsbaarheid van woon-, werk- en winkelgebieden. Van belang is dat, zodra de openbare ruimte meerdere functies vervult (zoals berging van water-op-straat, verwerking van water in groenvoorzieningen), dit duidelijk wordt gecommuniceerd naar de gebruikers hiervan. Door de klimaatadaptatie mee te nemen bij de invulling van de watertaken, blijft de kwaliteit van de leefomgeving ook in de toekomst op niveau. Een doorvertaling van bovenstaande doelen naar concretere ambities en maatregelen voor de gemeentelijke watertaken en zorgplichten is gemaakt in het Programma Water en Riolering 2024-2028.
Drinkwater
De gemeente Rijssen-Holten heeft op haar grondgebied twee drinkwaterwinningen: Espelose Broek en Holten. Daar omheen liggen verschillende beschermingszones (grondwaterbeschermingsgebied en intrekgebied) om de kwaliteit van het drinkwater te waarborgen. De gemeente heeft, net als alle overheden, een drinkwaterzorgplicht. Ten behoeve van de gezondheid van onze inwoners streeft de gemeente samen met de waterschappen, de provincie Overijssel, het Rijk en Vitens, naar een duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening. Dat betekent dat functies binnen drinkwaterbeschermingsgebieden geen negatieve invloed hebben op de drinkwaterkwaliteit. De provincie is leidend in de bescherming van grondwater bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening. De gemeente volgt het beleid dat hiervoor in de provinciale omgevingsvisie en - verordening wordt opgenomen en neemt de ruimtelijke beschermingsregels van de provincie over die gelden voor de gebieden aangewezen als: waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied, koude-warmteopslagvrije zone, boringsvrije zone en intrekgebied. In deel 2 van deze omgevingsvisie zijn de verschillende beschermingszones voor drinkwater opgenomen. Onder de zorgplicht valt ook het beschermen van de infrastructuur en de productiemiddelen (zoals pompen) die nodig zijn voor de levering van drinkwater aan inwoners. Ook de hoofdtransportleidingen die het water vervoeren van de waterwinlocatie naar de productielocatie en van de productielocatie naar de afnemers van het water vallen onder de zorgplicht. Deze transportleidingen worden planologisch beschermd, zodat voorkomen wordt dat deze leidingen verlegd hoeven te worden, niet worden beschadigd en beheer en onderhoud aan de leidingen plaats kan vinden. Dit voorkomt veiligheidsrisico's en hoge maatschappelijke kosten. Ook ligt er een taak in het bewust maken van inwoners en bedrijven van de consequenties van het wonen en werken binnen een grondwaterbeschermingsgebied/intrekgebied en hun invloed op de drinkwaterkwaliteit en drinkwaterkwantiteit.
Drinkwaterbesparing
Drinkwater is een onmisbare grondstof en het is van belang dat we daar spaarzaam mee omgaan. De gemeente zet daarom in op het duurzaam omgaan met/gebruik van drinkwater. Dit kan bijvoorbeeld door haar eigen gebouwen te verduurzamen, door groen/blauwe (klimaatadaptieve) inrichting van het stedelijk gebied om droogte en hittestress te voorkomen (zo hebben we minder energie en drinkwater nodig), door berging van water in tijden van hevige neerslag (zo hebben we voldoende water in tijden van droogte) en door het minimaliseren van verharding en het vergroenen van bestaande verharding (zo kan meer regenwater infiltreren naar het grondwater). Daarnaast zal de gemeente sturen op vermindering van waterverbruik bij bouwplannen. Stedelijke uitbreiding vergroot namelijk de watervraag, maar waterbesparende maatregelen kunnen vraagstijging afvlakken. Tot slot stimuleert de gemeente waterbesparing bij inwoners door te werken aan bewustwording over drinkwatergebruik.
Bodemenergiesystemen
Met de energietransitie wordt steeds vaker naar de (diepe) ondergrond gekeken. Het gaat dan om aardwarmte (geothermie) en bodemwarmte (bijvoorbeeld warmte-koudeopslag). Deze systemen brengen risico's met zich mee voor de kwaliteit van het grondwater. De belangrijkste zijn het doorboren van de afdekkende kleilaag, de risico's op lekkage van boor- en vloeistoffen of afdracht van warmte aan het grondwater. In waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones zijn energiesystemen niet toegestaan. Voor intrekgebieden wordt per situatie beoordeeld of de risico’s van het bodemenergiesysteem acceptabel zijn en worden eventueel aanvullende eisen gesteld aan de installatie. Geothermie is nooit toegestaan in drinkwaterbeschermingsgebieden.
1.3.4.2 Ambitie en strategie voor het thema bodem en water
1.3.4.2.1 Beschermen
De gemeente Rijssen-Holten beschermt haar bodem- en watersysteem op de volgende manieren:
we zorgen voor een balans tussen het beschermen en benutten van de bodem en ondergrond. Daarbij houden we er rekening mee dat de bodem een traag werkend systeem is;
we beschermen de bodem als grootste en meest geschikte reservoir om water vast te houden en te bergen;
functie volgt bodem en water; functies plaatsen wij bij voorkeur op de plekken met de juiste kwaliteiten van bodem en ondergrond. Initiatieven moeten bijdragen aan het beschermen en waar mogelijk herstellen van de kwaliteiten van bodem en ondergrond. Het bodem- en watersysteem is daarom leidend bij ontwikkelingen;
de bescherming van het bodem- en watersysteem heeft een plek in regels en normeringen;
door het beschermen van de volksgezondheid tegen infectieziekten met een afdoende vuilwaterafvoer;
door het schoon houden van de bodem en het oppervlaktewater in samenwerking met de waterschappen;
door het voorkomen van schade door hevige regenval én extreme droogte in de bebouwde omgeving;
door het voorkomen en beperken van structureel nadelige gevolgen voor grondwater;
door het beschermen van de drinkwatervoorziening en daarbij behorende infrastructuur.
1.3.4.2.2 Benutten
De gemeente Rijssen-Holten benut haar bodem- en watersyteem op de volgende manieren, door:
te zorgen voor een balans tussen het beschermen en benutten van de bodem en ondergrond. Daarbij houden we er rekening mee dat de bodem een traag werkend systeem is;
het meegeven van voorwaarden voor het gebruik van bodem en ondergrond. Het gebruik moet passend zijn bij een duurzame regionale ontwikkeling en de risico's zijn aanvaardbaar en beheersbaar;
geen van de maatschappelijke opgaven volledig leidend te laten zijn in het gebruik van de ondergrond. We maken een integrale afweging van de functies die bodem en ondergrond (kunnen) vervullen in het betreffende gebied;
nagenoeg al het afvalwater in te zamelen via riolering en centraal te zuiveren. Op enkele locaties in het buitengebied wordt het afvalwater niet via riolen ingezameld, maar wordt dit lokaal verwerkt (gezuiverd). Stankklachten en/of verontreinigingen van sloten en bodem komen hierdoor nauwelijks voor;
de rioleringsinspectie op een gedetaileerde wijze uit te voeren en te monitoren in het beheersysteem. Reparaties, relinen en vervangingen worden doelmatig en adequaat uitgevoerd, na een transparante en integrale afweging. Overlast voor bewoners bij storingen/calamiteiten is beperkt tot een minimum;
de huidige technische staat en onderhoud van bermsloten en gemeentelijke watergangen te blijven voortzetten;
de huidige reactieve aanpak van klachten bij grondwateroverlast voort te zetten;
de huidige monitoring van de grondwatersituatie in stedelijk gebied goed in beeld te blijven houden ten behoeve van grondwateroverlast.
1.3.4.2.3 Bevorderen
De gemeente Rijssen-Holten bevordert het duurzaam gebruik van haar bodem- en watersysteem op de volgende manieren, door:
duurzaam, veilig en efficiënt bodem- en ondergrondgebruik om de maatschappelijke opgaven en gemeentelijke ambities voor de leefomgeving uit onze omgevingsvisie te realiseren;
rekening te houden met nationale en provinciale kaders. Waar die kaders onze ambities in de weg staan gaan wij in gesprek over (technische) oplossingsrichtingen om het duurzaam benutten van de bodem en ondergrond te bevorderen en te faciliteren;
het stimuleren van meervoudig gebruik bij initiatieven. We reserveren ruimte in de ondergrond voor toekomstig gebruik;
het bodem- en watersysteem meer ruimte te geven, zodat het ruimte houdt en krijgt om te functioneren;
te zorgen voor een robuust bodem- en watersysteem dat in staat is om hevige neerslag op te vangen en vast te houden en daarnaast een goede basis is voor het vergroten van de biodiversiteit, natuur en groen;
regenwater te zien als bouwsteen in de ontwikkeling van een robuust watersysteem, niet als afvalwater, waarbij de voorkeursvolgorde van vasthouden-bergen-afvoeren wordt aangehouden;
de riolering robuuster te maken met behulp van het afkoppelen van verhard oppervlak, waarbij inwoners gevraagd wordt hun hemelwater te bergen en verwerken op eigen terrein;
nieuwe systemen robuust aan te leggen. Enig water-op-straat is acceptabel, zolang er geen wateroverlast optreedt. Anticiperend op de verwachte toename van hevige regenbuien als gevolg van klimaatverandering is de maatstaf van een bui van 70 mm in één uur;
samen met waterschappen met het regulier beheer in te zetten op de optimale uitstraling en het functioneren van de watergangen en (retentie)vijvers;
de belevingswaarde en biodiversiteit van het oppervlaktewater, gezamenlijk met de waterschappen, te vergroten.
het bevorderen van waterbesparende maatregelen bij nieuwbouw, om zo de watervraag af te vlakken.
1.3.4.2.4 Faciliteren
De gemeente Rijssen-Holten faciliteert het duurzaam gebruik van het bodem- en watersysteem door:
rekening te houden met de nationale en provinciale kaders. Waar die onze ambities in de weg staan gaan wij in gesprek over oplossingsrichtingen om het duurzaam benutten van de bodem en ondergrond te bevorderen en te faciliteren;
samenwerking tussen initiatiefnemers, belanghebbenden en gemeente te stimuleren en te faciliteren bij beleidsvorming en projecten rondom water, bodem en ondergrond;
samenwerking tussen verschillende partijen in het buitengebied (waterschap, agrariërs en andere grondeigenaren) te stimuleren om water beter bovenstrooms vast te houden;
het vergroten van kennis rondom bodem en bodemgebruik bij grondgebruikers in het buitengebied;
bewoners bewust te maken van het positieve effect van het vergroenen van tuinen;
het creëren van een aantrekkelijke woonomgeving waar genieten van water mag, om zo het waterbewustzijn van inwoners te vergroten;
het creëren van bewustwording over de consequenties van wonen en werken in een grondwaterbeschermingsgebied en hun invloed op de drinkwaterkwaliteit en drinkwaterkwantiteit;
het vergroten van kennis over het nut en de noodzaak van de openbare ruimte als het gaat om opvang van water etc.
1.3.5 Thema Natuur, Landschap en Groen
1.3.5.1 Kenmerken en opgaven
1.3.5.1.1 Natuur
De meest markante waarden in de natuurlijke ondergrond van de gemeente Rijssen-Holten zijn de stuwwallen van de Sallandse Heuvelrug (de Holterberg) en de Rijsserberg, Beuseberg en Zuurberg. De stuwwallen zijn in de ijstijd opgeduwde aardlagen, die nu nog tientallen meters hoger liggen dan de omgeving. Daarmee zijn ze goed zichtbaar in de wijde omgeving en bieden wijdse uitzichten over de omgeving. De stuwwallen bestaan uit zandgronden die nu zijn begroeid met heide en bos.
De rest van de gemeente bestaat uit dekzandvlakten en beekdalen, die overigens nauw verbonden zijn met elkaar. De dekzandvlakten zijn een door de wind gevormd zandlandschap. Door de aanwezigheid van reliëf in het zandpakket kent het dekzandlandschap natte en droge delen, waarbij de grote reliëfverschillen in de loop der jaren vaak zijn geëgaliseerd om de productieomstandigheden van de landbouw te verbeteren. Tussen de dekzandruggen liggen de beekdalen. In deze laagtes verzamelde het water zich, wat leidde tot broekbossen en beken, zoals de Regge, de Oude Schipbeek en Schipbeek, Boterbeek, Soestwetering, Peters Waterleiding, Koordes Waterleiding en de Maatgraven. De van oorsprong meanderende loop van de beken is ten behoeve van de waterhuishouding recht getrokken, maar deze wordt nu op een aantal locaties teruggebracht in oude staat. Zo is de natuurlijke veerkracht van o.a. de Regge vergroot.Op dit moment scoort de natuur in Rijssen-Holten op de GDI-index twee keer zo hoog als de landelijke score vanwege het groene buitengebied. Tegelijkertijd is de natuur in onze gemeente kwetsbaar voor verdroging en zien we dat de natuur (mede) daardoor onder druk komt te staan en de kans op natuurbranden wordt vergroot. Daarnaast speelt de negatieve invloed van stikstof op natuur op dit moment een grote rol.
Natuur is net als landschap in belangrijke mate kaderstellend voor nieuwe ontwikkelingen, doordat ze een belangrijke basis vormt voor de ambities van de gemeente op het vlak van duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De natuur is een basisfunctie in het buitengebied en één van de belangrijkste trekpleisters van de gemeente, met de Sallandse Heuvelrug als letterlijk en figuurlijk hoogtepunt. Natuur en recreatie trekken samen op. Inwoners en toeristen kunnen op velerlei manieren van de natuurlijke omgeving genieten. De kwaliteiten van de natuur zijn hoog en dragen in grote mate bij aan de belevingswaarde van het landelijk gebied. Het in stand houden en beschermen van de bestaande natuurwaarden staat voorop. De gemeente vindt gezonde ecosystemen van belang. De provincie Overijssel werkt op dit moment aan de uitwerking de methodiek Basiskwaliteit Natuur (afhankelijk van de keuze van Provinciale Staten). Als gemeente houden we deze ontwikkeling in de gaten en waar nodig zal de gemeente de basiskwaliteit van de natuur buiten de natuurgebieden vergroten. We stimuleren biodiversiteit bij inwoners reeds door diverse subsidies (bloemmengsels voor akkerranden, boomplantdag, 1001ha kruidenrijk grasland, etc.) en zijn ook actief als gemeente bezig met bijvoorbeeld het omvormen van naaldbos naar loofbos.
In de gemeente liggen meerdere natuurgebieden. Voor het overgrote deel zijn de natuurwaarden beschermd op bovengemeentelijk niveau. De gemeente hecht veel waarde aan de bestaande natuurgebieden. Het gaat dan om de op landelijk niveau aangewezen Natura2000 en Natuurnetwerk Nederland (NNN)-gebieden, maar ook de gemeentelijke basisfunctielaag natuurlandschap in het omgevingsplan Buitengebied. De gemeente wil hier de natuurfunctie beschermen. Daarnaast zijn er de landelijke opgaven om het bosareaal uit te breiden (bossenstrategie) en het vergroten van de groen-blauwe dooradering. Ook zijn er de Weidevogelgebieden. Deze gebieden hebben als uitgangspunt dat zij verschillende flora en fauna beschermen, zodat deze niet verdwijnen. Nieuwe grootschalige functies worden in en nabij de natuurgebieden niet toegestaan, tenzij er toch voldaan wordt aan alle relevante wetgeving en geldende beleidsuitgangspunten. De door de gemeente aangewezen ecologische verbindingszones (Visie thema landschap en groen) zorgen voor verbindingen tussen natuurgebieden. Binnen de ecologische verbindingszone ligt de focus op het versterken van de biodiversiteit in de zones, waarbij ook rekening wordt gehouden met klimaatadaptatie.
Recreatieve druk en de bescherming van de natuurwaarden gaan niet altijd samen. Waar nodig zal de gemeente de recreatieve druk beperken om kwetsbare natuur de ruimte te geven, door middel van zoneringen. Verbinden en verweven van natuurgebieden in de recreatieve infrastructuur wordt door de gemeente ondersteund, daar waar kan en behoefte is. De gemeente wil de toegankelijkheid van de natuurgebieden optimaliseren waar dat mogelijk is, waarbij bezoekers ook daadwerkelijk de kwaliteiten van de natuurgebieden kunnen ervaren. Daarbij gaat het om zaken als het ervaren van rust en ruimte, geuren, echte duisternis en natuurgeluiden.
Verder willen we als gemeente proberen landbouw en natuurbehoud te verbinden door ons in te zetten voor natuur-inclusieve landbouw, waarbij meer balans wordt gezocht tussen economische rendabele landbouw en natuurbehoud en -verbetering.
1.3.5.1.2 Landschap en groen
"De gemeente werkt samen met inwoners en partners aan een aantrekkelijke, groene en herkenbare leefomgeving. We zetten in op het handhaven waar mogelijk en versterken van groenstructuren tot een duurzaam, samenhangend en daardoor herkenbaar raamwerk van groenelementen. Onze leefomgeving nodigt hierbij uit tot bewegen en er is ruimte voor ontmoeting, wat bijdraagt aan de gezondheid van veiligheidsbeleving van onze inwoners en bezoekers. Samen met de inwoners en partners gaan we aan de slag met het vergroenen van openbare en particulieren ruimtes (meer groen, water en minder asfalt en stenen). We bevorderen biodiversiteit, zetten in op soortenbescherming en passen ons wijk- en gebiedsbeheer hierop aan. Binnen ons beleid hebben we aandacht voor klimaatadaptatie en het tegengaan van hittestress en door het toepassen van ruimtelijke adaptatie bij ontwikkelingen wordt de inrichting van onze leefomgeving aangepast op de effecten van klimaatverandering" (Strategische Visie 2022).
Bovenstaand citaat uit de Strategische visie onderstreept het cruciale belang van groen voor een leefomgeving die klaar is voor de toekomst. Groen vormt geen op zichzelf staand element, maar is integraal verbonden met de bredere benadering van de leefomgeving. Het openbaar groen speelt een essentiële rol in het streven naar een gezonde, duurzame en aantrekkelijke woon- en leefomgeving. De waarde van groen is veelzijdig: het biedt een habitat voor planten en dieren, draagt bij aan natuurwaarden, is een krachtig middel tegen hittestress, reguleert wateroverlast en droogte, fungeert als toeristische trekpleister, is een drager van de gemeentelijke identiteit, en bevordert de gezondheid door bij te dragen aan schone lucht en mentaal welbevinden.
De ambities op het gebied van landschap en groen benadrukken het behoud en de versterking van bestaand groen en kenmerkende landschappen. Onze gemeente kent diverse landschapstypen en -elementen. Dit diverse karakter koesteren we en willen we voor de toekomst zichtbaar en beleefbaar houden. Er wordt daarnaast actief ingezet op het verder vergroenen van de kernen, zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin. Deze ambities vinden aansluiting bij verschillende pijlers, waaronder biodiversiteit en natuurwaarde, klimaatadaptatie en duurzaamheid, economie, recreatie en toerisme, identiteit en beleving, en een vitale leefomgeving. Deze geïntegreerde aanpak vormt de basis voor een leefomgeving die niet alleen groen is maar ook veerkrachtig, duurzaam, en aantrekkelijk voor de huidige en toekomstige generaties.
De ambitie is om de totale oppervlakte aan openbaar groen minimaal gelijk te houden en bij voorkeur te vergroten. Dit gaat hand in hand met het versterken van de biodiversiteit en het creëren van een robuust groen-blauw netwerk met verbindingen op grote en kleine schaal. De groene trekpleisters blijven een blijvende bijdrage leveren aan de aantrekkelijkheid van de gemeente. Het groen dat de toeristische trekpleisters met elkaar en met de centra verbindt, wordt versterkt. Op toeristisch belangrijke locaties is het openbaar groen van een hoger niveau dan het gemiddelde binnen de gemeente.
1.3.5.2 Ambitie en strategie voor het thema natuur, landschap en groen
1.3.5.2.1 Beschermen
De gemeente Rijssen-Holten beschermt haar natuurlijke waarden op de volgende manieren, door
het diverse karakter van de verschillende landschapstypen te koesteren en voor de toekomst zichtbaar en beleefbaar te houden;
onze landschapselementen te behouden en te versterken;
het totale oppervlakte aan openbaar groen te behouden, waarbij de totale oppervlakte minimaal gelijk blijft en bij voorkeur toeneemt.
het belang van groen op het gebied van een goede luchtkwaliteit, het voorkomen van ziekten en plagen en het mentale welbevinden te erkennen;
op toeristisch belangrijke plekken het openbaar groen van een hoger niveau dan gemiddeld in de gemeente te laten zijn;
specifiek voor de oude wal van Rijssen de cultuurhistorie te waarborgen in het groen;
gemeentelijk groen in eigendom te houden en geen nieuwe ontwikkelingen met bebouwing toe te staan in gemeentelijk groen. Wel is het mogelijk om met grondruil het bestaande areaal te vergroten of robuuster te maken;
te zorgen dat recreatieve druk zo veel mogelijk verspreid wordt over de gemeente. Daar waar nodig gaan we het gesprek aan over recreatieve zoneringen.
1.3.5.2.2 Benutten
De gemeente Rijssen-Holten benut haar natuurlijke waarden op de volgende manieren, door:
1.3.5.2.3 Bevorderen
De gemeente Rijssen-Holten bevordert kansen om de natuurlijke waarden te versterken, door:
het stimuleren van biodiversiteit door milieuvriendelijker bermbeheer;
de biodiversiteit te versterken en het creëren van een robuust groen-blauw netwerk met verbindingen op grote en kleine schaal;
een klimaatadaptieve, duurzame en groene inrichting van de openbare ruimte die bestand is tegen het veranderende klimaat en zorgt voor minder hittestress;
het koesteren van de verschillende landschappen, landschapstypen en -elementen. Deze willen we behouden, beschermen en waar mogelijk versterken;
het bevorderen van de groene trekpleisters in onze gemeente, omdat ze blijvend bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de gemeente;
de relatie tussen bebouwde kom en het omliggende landschap te versterken en biodiversiteit te vergroten met gebiedskarakteristieke beplanting;
het vasthouden van water op de hoger gelegen gebieden van de kernen te vergroten;
het groenareaal optimaal in te zetten voor waterberging en klimaatadaptatie, waarbij koppelkansen worden gezocht met biodiversiteit;
verhard oppervlak te vergroenen en optimaal in te zetten voor klimaatadaptatie, bijvoorbeeld door het stimuleren van groene daken en gevels, het benutten van bermen bij het vasthouden regenwater;
openbaar groen ook voor natuurlijk spelen, aankleding van recreatieve routes, sport en spelen te gebruiken;
waar mogelijk de hoogwaardige groenstructuur uit te breiden en het groen oppervlak te vergroten;
stads- en dorpsranden groen in te kleden, om de overgang van kern naar buitengebied zo natuurlijk mogelijk te laten verlopen.
1.3.5.2.4 Faciliteren
De gemeente Rijssen-Holten heeft een faciliterende rol, door:
samenwerking met verschillende partijen in de natuurgebieden te stimuleren;
samen met inwoners en bedrijven te werken aan een groener, biodiversere en klimaatadaptieve leefomgeving, waarbij middelen beschikbaar worden gesteld voor bijvoorbeeld: akkerranden, groen-blauwe diensten, operatie steenbreek en boomplantdag.
1.3.6 Thema Mobiliteit
1.3.6.1 Kenmerken en opgaven
1.3.6.1.1 Kenmerken en opgaven
De gemeente Rijssen-Holten ligt in het hart van de driehoek gevormd door de stedelijke regio's Zwolle, Enschede-Hengelo en Deventer-Apeldoorn-Zutphen. De ligging van de A1 en de treinstations zorgen ervoor dat Rijssen en Holten in oostelijke en westelijke richting goed verbonden zijn met hun omgeving, met de grotere steden Deventer, Almelo, Hengelo en Enschede en met Randstad en Duitsland. We zien Rijssen-Holten hiermee als de verbindende schakel tussen stad en platteland.
Vanuit landelijke regelgeving worden gemeenten geconfronteerd met ruimtelijke uitdagingen. Denk hierbij aan de verduurzaming van mobiliteit, het verbeteren van verkeersveiligheid en het verlagen van maximumsnelheden. Als gemeente willen we aantrekkelijk blijven voor inwoners en ondernemers. We willen blijven ontwikkelen op het gebied van wonen en bedrijvigheid, wat hand in hand gaat met verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid.
Verkeersveiligheid
Vanaf 1970 is er door overheden sterk ingezet op een verbetering van de verkeersveiligheid. Zo zijn er verplichte maatregelen voor voertuigen toegepast zoals gordels op achterbanken en airbags voor bestuurders en bijrijders. Door zowel maatregelen voor voertuigen als voor de infrastructuur te nemen is het aantal verkeersdoden door de jaren heen flink gedaald. Landelijke cijfers laten zien dat dit blijft steken boven de zeshonderd doden per jaar.
Het aandeel betrokken fietsers bij verkeersongevallen is flink gestegen. Niet alleen ongevallen met andere voertuigen en andere fietsers, maar ook eenzijdige ongevallen onder 70-plussers is sterk toegenomen. De elektrische fiets biedt naast de bewegingsvrijheid van ouderen ook gevaren voor deze groep. De elektrische aandrijving leidt tot hogere snelheden, wat vooral binnen de bebouwde kom kan leiden tot verkeersonveiligheid.
Als gemeente willen we dat mensen meer en vaker kiezen voor de fiets. Daarbij is het belangrijk dat we als gemeente beschikken over fietsvoorzieningen van hoge kwaliteit, welke afgezonderd zijn van rijbanen met minimale conflictpunten. Daarbij moet rekening gehouden worden met de directheid van fietsroutes en de snelheid die daarop gereden kan en mag worden. Ook voorrangssituaties tussen motorvoertuigen en fietsers moet goed afgewogen worden, waarbij de veiligheid van fietsers altijd bovenaan dient te staan. Het aannemen van dit standpunt, samen met het uitvoeren van de hoogwaardige fietsvoorzieningen draagt bij aan de verkeersveiligheid van fietsers.
We borgen en verbeteren onze verkeersveiligheid door:
Proactief en risico-gestuurd in te zetten op het verder terugdringen van het aantal verkeersslachtoffers;
Adequate maatregelen te nemen ten aanzien van harde cijfers en statistieken, zoals ongevallenstatistieken en snelheidsmetingen;
De rijsnelheden voor gemotoriseerd verkeer zoveel mogelijk te verlagen.
Bereikbaarheid
Bereikbaarheid is een belangrijke factor in de toegankelijkheid van essentiële voorzieningen zoals winkels en scholen, alsook voor de bevordering van economische groei. Het vergemakkelijkt de mobiliteit van werknemers, wat de werkgelegenheid stimuleert. Bovendien draagt goede bereikbaarheid bij aan sociale inclusie door ervoor te zorgen dat alle burgers gelijke kansen hebben om deel te nemen aan de samenleving. Daarnaast speelt het een belangrijke rol bij het verminderen van verkeerscongestie en luchtverontreiniging, waardoor de milieubelasting wordt verminderd.
We houden onze gemeente bereikbaar, waarbij:
Inwoners, bedrijven en bezoekers beschikken over toegang tot betrouwbare verbindingen welke een voorspelbare reistijd hebben met minimale verstoringen;
Inwoners, bedrijven en bezoekers veilig, makkelijk en voldoende snel van A naar B kunnen reizen;
Mobiliteitsarmoede wordt bestreden zodat eenieder over de mogelijkheden en voorzieningen kan beschikken om zich vrij te kunnen verplaatsen.
Leefbaarheid
De mate van mobiliteit in een straat heeft een aanzienlijke invloed op de leefbaarheid. Factoren zoals de snelheid van het verkeer, het aantal passerende auto's en de hoeveelheid parkeerplaatsen bepalen in grote mate de ervaren veiligheid, rust en uitstraling van de straat. Deze aspecten dragen bij aan de identiteit van de straat en hebben een directe impact op de algehele verblijfs- en woonkwaliteit.
Onze visie op leefbaarheid in woonwijken draait om het creëren van aangename leefstraten waar bewoners zich thuis voelen en veilig kunnen leven. We streven naar verbeterde infrastructuur voor voetgangers en fietsers om de leefstraten groener, rustiger en socialer te maken. Duurzame mobiliteit staat centraal, waarbij we actief wandelen, fietsen en openbaar vervoer aanmoedigen en autoverkeer verminderen. Toegankelijkheid en bereikbaarheid van voorzieningen blijven belangrijk. Leefstraten vormen het kloppende hart van de buurt, waar mensen verbonden zijn met elkaar en met hun omgeving. Door te investeren in een gezonde mix van mobiliteit, groen en sociale interactie, streven we naar een plek waar mensen graag wonen, werken en ontspannen.
Mobiliteitstransitie
De mobiliteitstransitie verwijst naar een verandering in hoe onze inwoners zich verplaatsen. Deze transitie is een reactie op diverse uitdagingen, waaronder klimaatverandering, congestie, luchtvervuiling en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Het doel van de mobiliteitstransitie is om het transportsysteem te transformeren naar een duurzamer, efficiënter en meer geïntegreerd systeem dat voldoet aan de behoeften van de samenleving, terwijl het de impact op het milieu vermindert.
Om bij te dragen aan de mobiliteitstransitie zetten we als gemeente in op de drie V's. Dit houdt in dat de volgende punten nodig zijn:
1) een vermindering van automobiliteit;
2) een verschuiving van de automobiliteit naar openbaar vervoer, fietsen en wandelen;
3) het verschonen van de resterende conventionele automobiliteit naar elektrische automobiliteit.
Daarnaast maken we gebruik van het STOMP-principe bij het opstellen van ons mobiliteitsbeleid en de inrichting van de fysieke leefomgeving. Dit principe staat voor het Stappen, Trappen, Openbaar vervoer, Mobility-as-a-service (deelmobiliteit) en Personenauto. We houden hierbij rekening met het karakter en de schaal van onze gemeente, de verschillende kernen en deelgebieden. Dit principe geeft de prioritering van vervoerswijzen (modaliteiten) aan. Binnen deze visie is ervoor gekozen om per deelgebied een andere prioritering te geven aan deze modaliteiten.
1.3.6.2 Ambitie en strategie voor het thema mobiliteit
1.3.6.2.1 Beschermen
De gemeente Rijssen-Holten beschermt haar weggebruikers door:
veilige en directe looproutes en oversteekpunten te realiseren om onze kwetsbare verkeersdeelnemers te beschermen;
toegankelijkheid voor mindervalide verkeersdeelnemers te borgen, met name in de centrumgebieden en woonwijken;
fietsers als kwetsbare verkeersdeelnemer extra te beschermen;
fietsers veilige fietsvoorzieningen te bieden langs gebiedsontsluitingswegen;
deelmobiliteit in de toekomst te reguleren;
het gebruik van de auto door onze inwoners positief te ontmoedigen;
de personenauto een ondergeschikte plaats te geven binnen centrumgebieden en woonwijken;
de interne verkeersuitwisseling van de auto te verminderen tussen woonwijken en centrumgebieden en tussen woonwijken en bedrijventerreinen;
de externe autobereikbaarheid tussen andere gemeenten, de bedrijventerreinen en de centrumgebieden te borgen;
bestaande en toekomstige woon- en werkgebieden op hoofdstructuur te ontsluiten op een toekomstbestendige manier;
sluipverkeer in het buitengebied te weren / tegen te gaan;
te blijven lobbyen bij hogere overheden om verkeersveiligheid op wegvakken buiten onze jurisdictie te verbeteren;
de hoeveelheid gemotoriseerd verkeer in schoolomgevingen te verminderen;
de Dorpsstraat tussen rotonde Larenseweg en Kerstraat voor gemotoriseerd verkeer af te sluiten;
het Zwartepad in te richten als voetgangerszone;
de verkeersveiligheid op de Nijverdalseweg te verbeteren.
1.3.6.2.2 Benutten
De gemeente Rijssen-Holten benut haar infrastructuur door:
de 3 V's samen met het STOMP-principe te gebruiken om deelgebieden in te richten;
het voetgangersnetwerk te benutten en te versterken, met name in centrumgebieden en woonwijken;
het fietsnetwerk beter te benutten;
de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de personenauto in de centrumgebieden en woonwijken te borgen;
de bestaande weginfrastructuur in te richten naar de geldende maximum snelheid;
bestemmings- en doorgaand verkeer zoveel mogelijk te geleiden over de hoofdinfrastructuur;
onderzoek te doen naar de mogelijkheden om parkeren op eigen terrein in bestaande woonwijken mogelijk te maken;
ondernemers op bedrijventerreinen te verplichten om voldoende parkeergelegenheden op eigen terrein te gaan regelen;
de huidige Nota Parkeernormen te herzien.
1.3.6.2.3 Bevorderen
De gemeente Rijssen-Holten bevordert haar infrastructuur door:
proactief en risico-gestuurd in te zetten op het terugdringen van het aantal verkeersslachtoffers;
adequate maatregelen te nemen ten aanzien van harde cijfers en statistieken, zoals ongevallenstatistieken en snelheidsmetingen;
onze straten in te richten aan de hand van de multidimensionale ontwerpmethode waarbij we meer ruimte geven aan leefbaarheidsaspecten;
als gemeente aansluiting te zoeken bij de provinciale ambitie om bovenregionale fietsverbindingen, samen met fietssnelwegen, te realiseren om intergemeentelijk fietsverkeer te bevorderen;
een variantenstudie te doen naar een ongelijkvloerse fietsverbinding om de noord- en zuidzijde van het station Holten met elkaar te verbinden;
zich in te zetten om openbaar vervoer binnen de gemeente te behouden en te bevorderen;
actief samen te werken met RRReisFlex en Arriva voor verdere doorontwikkeling;
ontwikkelingen op het gebied van Mobility-as-a-Service te volgen en te kijken bij andere gemeenten in de regio;
alternatieve mobiliteitsvoorzieningen te bieden waarmee gestuurd wordt op een vermindering van het autobezit onder onze inwoners;
alternatieve mobiliteitsvoorzieningen te bieden waarmee het buitengebied toegankelijker wordt voor andere modaliteiten;
duurzame (stads)logistiek te stimuleren om een beter leefklimaat in bebouwde gebieden te realiseren;
onderzoek te doen op welke wijze de frequentie van pakketbezorging in woonwijken kunnen verminderen (/ de efficiëntie te verbeteren);
veilige en korte aanrijroutes voor bevoorrading te borgen en dit te bespreken met onze ondernemers;
ons als gemeente in te zetten voor een robuust transportnetwerk tussen en van Rijssen en Holten over provinciale wegen en naar Rijkswegen;
landelijk beleid omtrent GOW30 (gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 30 km/u) te implementeren. Op basis hiervan herzien we het huidige hoofdwegennet en het onderliggend wegennet;
de robuuste verbindingen van bedrijventerreinen met het hoofdwegennet en Rijkswegen te bevorderen;
alle wegen binnen de bebouwde kom in Rijssen-Holten, welke gekenmerkt zijn of worden als gebiedsontsluitingswegen (GOW50) met verplaatsingsfunctie, in te richten als 50 km/uur wegen;
alle wegen binnen de bebouwde kom in Rijssen-Holten, welke gekenmerkt zijn of worden als gebiedsontsluitingswegen (GOW30) met verplaatsingsfunctie, in te richten als 30 km/uur wegen;
alle wegen binnen de bebouwde kom in Rijssen-Holten, welke gekenmerkt zijn of worden als erftoegangswegen (ETW30) met verblijfsfunctie, in te richten als 30 km/uur wegen;
alle wegen binnen de bebouwde kom in Rijssen-Holten, welke gekenmerkt zijn of worden als erven met verblijfsfunctie, in te richten als 15 km/uur gebieden;
in ieder geval tot en met 2030 aangesloten te blijven bij de regionale laadconcessie van Gelderland en Overijssel (GO-RAL);
1.3.6.2.4 Faciliteren
De gemeente Rijssen-Holten faciliteert mobiliteit voor haar inwoners, bedrijven en bezoekers door:
toegang te bieden tot betrouwbare verbindingen welke voorspelbare reistijd hebben met minimale verstoringen;
veilig, makkelijk en voldoende snel van A naar B te kunnen laten reizen;
lokale en regionale ontwikkelingen van deelmobiliteit binnen de gemeente te ondersteunen;
onderzoek te doen naar de mogelijkheid om gemeentelijke voertuigen in te zetten als deelauto;
te ondersteunen in de aanstaande mobiliteitstransitie;
rondom mobiliteitsknooppunten binnen de kernen van Rijssen en Holten hubs te realiseren, met daarbij als doel om op de middellange termijn een netwerk van hubs te realiseren op strategische locaties binnen de gehele gemeente;
parkeervoorzieningen voor de centrumgebieden in de nabije toekomst gratis en goed toegankelijk met de auto te houden;
hoogwaardige parkeervoorzieningen te realiseren met meervoudige voorzieningen;
meer fietsparkeervoorzieningen in centrumgebieden en rond openbare (mobiliteits)voorzieningen te realiseren;
op strategische locaties openbare laadlocaties aan te wijzen door:
1.3.7 Thema Recreatie en Toerisme
1.3.7.1 Kenmerken en opgaven
1.3.7.1.1 Recreatie en toerisme
Met de landschappelijke en natuurlijke rijkdom en status van het Nationaal Park De Sallandse Heuvelrug, is het niet verwonderlijk dat er sprake is van veel natuurrecreatie. Deze wordt gefaciliteerd met een uitgebreid routenetwerk voor fietsers, wandelaars, ruiters en mountainbikers.
Naast het landschap en de natuur zijn er ook andere toeristische trekpleisters. De Canadese Begraafplaats markeert niet alleen een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis, maar trekt ook veel bezoekers. Ook zorgen evenementen als de Triathlon Holten en de Ronde van Overijssel voor grote aanloop van buitenaf.
Toeristen kunnen onderdak vinden in verschillende vakantieparken, campings en hotels. Holten biedt horeca en speciaalzaken en Rijssen is een prettige winkelomgeving en beschikt over cultuurhistorische bezienswaardigheden als de Pelmolen/Zomp, de Oosterhof, het Parkgebouw en het Leemspoor. Al met al zorgen de verschillende vormen van en mogelijkheden tot verblijfsrecreatie ervoor dat het gebied interessant is voor (dag)recreanten en toeristen.
De toeristische sector blijft landelijk en regionaal groeien. Met onze goede bereikbaarheid en landschappelijke rijkdom hebben we daarbij alle troeven in handen om een recreatief aantrekkelijke gemeente te zijn en te blijven. Er is ruimte voor kwaliteitsverbetering, vitalisering, diversificatie en uitbreiding van het recreatieve aanbod. Op dit moment zijn er zowel positieve als negatieve ontwikkelingen in het aanbod van verblijfsrecreatie. Daarnaast willen we het aanbod aan (slechtweer-) voorzieningen uitbreiden.
De aantrekkingskracht van Rijssen-Holten houdt niet op bij de gemeentegrens. Bij het vermarkten van Rijssen-Holten zijn we onderdeel van Salland Marketing en Twente Marketing. De lokale toeristische informatie wordt verzorgd door Toerisme Rijssen-Holten.
Duurzaamheid is een breed begrip en moet in het kader van recreatie en toerisme gezien worden vanuit een goede balans tussen ecologie en economie. Natuur moet je beleven, maar als het te druk is dan gaat dat ten koste van de natuur en van de recreatiebeleving. Het zoneren van natuur en recreatie om de recreatiedruk te spreiden kan hierbij helpen. Daarnaast zien we duurzame recreatie als vergroening van de sector. Stimuleren van duurzaam (recreatief) vervoer en minder auto's in de kwetsbare natuurgebieden zijn hier voorbeelden van.
1.3.7.2 Ambitie en strategie voor het thema recreatie en toerisme
1.3.7.2.3 Bevorderen
De gemeente Rijssen-Holten bevordert haar recreatief potentieel door:
de toegankelijkheid van routes vergroten, zodat iedereen de kans krijgt om van de natuur te genieten;
seizoensverlenging te stimuleren, bijvoorbeeld door het realiseren van dagrecreatieve slechtweervoorzieningen;
de interactie tussen het dorp Holten en de Holterberg te stimuleren en vergroten;
recreatie als nevenactiviteit bij agrarische bedrijven te stimuleren;
het toevoegen van innovatieve duurzame kwalitatief hoogwaardige (verblijfs)recreatie bij bijvoorbeeld vrijkomende agrarische bebouwing.
1.3.8 Thema Economie
1.3.8.1 Kenmerken en opgaven
1.3.8.1.1 Economie
Rijssen-Holten is ondernemend! Het ondernemerschap dat de volksaard kenmerkt, komt tot uiting in het sterk ontwikkelde midden- en kleinbedrijf en de relatief grote hoeveelheid werkgelegenheid in de gemeente. Rijssen profileert zich als stad van de bouw, de metaalindustrie en de transportsector. In Holten drukken bedrijven in transport en de metaalindustrie hun stempel, maar Holten staat toch vooral bekend om het toerisme. Enkele lokale bedrijven zijn uitgegroeid tot grote landelijke spelers en zijn internationaal actief. De lokale economie presteert hierbij goed en het bedrijfsleven werkt goed samen, iets wat tot uiting komt in de unieke praktijkopleidingen die in Rijssen worden aangeboden.
Belangrijke trends voor de lokale economie zijn het toenemende belang van innovatie en verduurzaming door bedrijven, en daarmee het belang van goed geschoold personeel. Vergrijzing is een bedreiging voor de arbeidsmarkt, maar biedt met de groeiende senioreneconomie ook kansen. Voor bedrijven is er op dit moment in Rijssen maar beperkt ruimte voor uitbreiding. De verdere opmars van online winkelen drukt op het functioneren van de winkelgebieden in de gemeente. Tot slot groeit het belang van strategische samenwerking tussen ondernemers, overheid en onderwijs en de strategische samenwerking tussen gemeenten op regionaal niveau.
Als gemeente gaan we voor een MKB-vriendelijk klimaat, met ruimte voor ondernemerschap en aandacht voor duurzaam ondernemen. We dragen ons ondernemerschap actief uit. We zetten in op circulair ondernemerschap, besparing van energie, circulair bouwen en hebben een focus op een duurzame vervoersbranche. Daarnaast hebben we aandacht voor klimaatadaptatie en de energietransitie. Met andere woorden we zoeken naar een balans tussen economische groei en leefomgeving. Hierbij maken we gebruik van onze eigen sociale kracht om onze ambities samen met ons bedrijfsleven in de praktijk te brengen.
Een levendig en aantrekkelijk centrum is van groot belang voor onze inwoners en is een visitekaartje voor bezoekers van buitenaf. Als gemeente Rijssen-Holten willen we compacte en levendige centra en een goed vestigingsklimaat, waarbij we leegstand tegen proberen te gaan.
Onze bedrijventerreinen zijn de plekken waar ondernemers elkaar ontmoeten, banen worden gecreëerd en werknemers de hele dag werken. Het is de verwachting dat de bedrijventerreinen in Rijssen en Holten de komende jaren groeien met minimaal 15 ha tot maximaal 33 ha. Naast de in gang gezette uitbreidingen is het ook van belang om aan de slag te gaan met herstructurering van het bestaande bedrijventerrein, om tegemoet te komen aan veranderende behoeftes van bedrijven. De gemeente Rijssen-Holten wil toekomstbestendige, vitale en economisch sterke bedrijventerreinen waar ondernemen en een gezonde leefomgeving samengaan met duurzaamheid als leidend principe. Als gemeente sturen we hierbij actief op functies op een passende plek. Samen met ondernemers bekijken we hoe we op bestaande terreinen creatief ruimte en banen kunnen creëren.
In het buitengebied is de landbouwsector een belangrijke economische drager. Hier ligt een uitdaging door de huidige stikstofproblematiek. De huidige landbouw zal op veel plekken een transitie door gaan maken; extensivering, kringlooplandbouw en natuur inclusieve landbouw. Voor ons als gemeente is het belangrijk in gesprek te blijven met onze agrariërs over deze transitie. Daarbij is een gebiedsgerichte aanpak, in samenwerking met de Provincie, met (economisch) perspectief en maatwerk van belang. Ook voor agrariërs die stoppen is het belangrijk hen waar mogelijk te ondersteunen naar een andere plek op de arbeidsmarkt. Ondanks deze ontwikkelingen zal de landbouw de grootste sector blijven als het gaat om het grondgebruik van het buitengebied. Daarnaast zal meer ruimte ontstaan voor andere bedrijvigheid in de vrijkomende agrarische bebouwing (vab's). Recreatie als nevenfunctie in het buitengebied zal een belangrijke rol blijven spelen. Hierbij is het van belang om in gebieden de juiste economische balans van (neven)functies te vinden. Hiervoor is maatwerk nodig, waarbij het bestaande erf de basis voor nieuwe (economische) ontwikkelingen.
1.3.8.2 Ambitie en strategie voor het thema economie
1.3.8.2.2 Benutten
De gemeente Rijssen-Holten benut haar economische belangen door:
bestaande bedrijventerreinen te herstructureren, om tegemoet te komen aan de veranderende ruimtevraag van bedrijven;
het opnieuw bezien van de milieuzonering op bedrijventerreinen (Milieuzonering nieuwe stijl), omdat dit kansen biedt voor het creëren van een gezondere en veiligere leefomgeving en bedrijven ruimte geeft om de best beschikbare technieken toe te passen.
1.3.8.2.3 Bevorderen
De gemeente Rijssen-Holten bevordert haar economische belangen door:
actief ondernemerschap aan te jagen;
te streven naar een MKB-vriendelijk klimaat;
ontwikkelingen die bijdragen aan een levendig compact centrum te stimuleren;
de eigen identiteit en representativiteit van de verschillende bedrijventerreinen te verstevigen;
het inzetten op het verduurzamen van bedrijfsgebouwen en -processen;
de transitie van intensieve grondgebonden landbouw naar extensieve kringlooplandbouw of natuurinclusieve landbouw te bevorderen;
bedrijvigheid onder voorwaarden in vrijkomende agrarische bebouwing toe te staan.
1.3.9 Thema Wonen
1.3.9.1 Kenmerken en opgaven
1.3.9.1.1 Wonen
De woonomgeving van Rijssen-Holten wordt gevormd door de stad Rijssen (circa 28.000 inwoners), het dorp Holten (circa 6.600 inwoners) en het buitengebied met acht buurtschappen waarin totaal zo'n 3.250 mensen wonen.
Hoewel Rijssen-Holten meer inwoners heeft dan alle omliggende plattelandsgemeenten, staan er minder woningen. De gemiddelde woonbezetting is dankzij de grote gezinnen hoog. Kijken we naar de woningvoorraad, dan is deze relatief eenzijdig. In de gemeente staan vooral eengezinswoningen en koopwoningen. Het aantal appartementen en huurwoningen is beperkt. Ook het aandeel sociale huur is lager dan gemiddeld in Nederland. Per jaar verhuizen er gemiddeld zo'n 1.000 huishoudens, waarvan zo'n drie op de vijf huishoudens verhuist binnen de eigen gemeente. Ouderen blijven het liefst zo lang mogelijk wonen in de huidige woning.
Een regionale samenwerking is van belang bij de aanpak van de woonopgaven. Hierbij bouwen we in beginsel voor eigen behoefte, maar zijn ook bereid om een steentje bij te dragen aan het oplossen van de landelijke woningnood. Concreet betekent dit dat we in Rijssen-Holten tot 2030, 1800 nieuwe woningen willen bouwen. Daarnaast hebben we de ambitie dat elke woning en woonlocatie 'raak' moet zijn en dat wonen voor iedereen beschikbaar moet zijn.
De wijzigende bevolkings- en huishoudsamenstelling en de energietransitie maken het noodzakelijk de bestaande woningvoorraad in kwalitatieve zin te transformeren. Bij deze transformatie hoort het aanzienlijk reduceren van de CO2-uitstoot van woningen (isolatie, gasloos, zonnepanelen, gebruik van geothermie, warmtepompen e.d.) wat een aanzienlijke opgave is. Daarnaast ligt er een opgave om de bestaande woningvoorraad meer levensloopbestendig te maken en invulling te geven aan de stijgende vraag naar meer differentiatie in (alternatieve en innovatieve) woonvormen, hierbij kan circulariteit ook een belangrijke rol spelen.
Actueel is het gebrek aan beschikbaarheid van betaalbare woningen vooral voor jongeren. Op dit moment is er door de hoge bouwkosten nauwelijks een passende woning voor deze doelgroep beschikbaar. Naast jongeren zijn er andere doelgroepen waarvoor passende huisvesting noodzakelijk is. Het gaat hierbij om doelgroepen als mensen met een laag inkomen, zorgdoelgroepen en statushouders. Daarnaast blijft er, met name in Rijssen, behoefte aan zelfbouwlocaties. Wel zien we dat de financiering van deze zelfbouwlocaties steeds lastiger wordt.
1.3.9.2 Ambitie en strategie voor het thema wonen
1.3.9.2.2 Benutten
De gemeente Rijssen-Holten benut kansen om haar woningvoorraad te verbeteren door:
2 Omgevingsvisie deel 2 - Gebiedsgerichte vertaling
2.1 Introductie
U heeft een locatie op de kaart opgezocht om de omgevingsvisie van de gemeente Rijssen-Holten voor die locatie specifiek te bekijken. U ziet alleen de visie teksten die op deze locatie van toepassing zijn. De thema's waar we op in gaan zijn: leefbaarheid en omgeving; milieu en gezondheid; klimaat en energie; bodem en water; natuur, landschap en groen; mobiliteit; recreatie en toerisme; economie en wonen.
Als u de complete omgevingsvisie voor de hele gemeente Rijssen-Holten wilt lezen kunt u daarvoor klikken op het 'gehele document' openen. Daarin vindt u dan ook deel 1 waarin beschreven is hoe de omgevingsvisie tot stand is gekomen, de overkoepelende kenmerken, opgaven, strategie en ambities per thema in de fysieke leefomgeving.
2.7 Natuur, Landschap en Groen
2.7.2 Landschap
2.7.2.1 Landschap per deelgebied
2.7.2.1.1 Landschap Espelo, Dijkermaten en Dijkerhoek
Het coulisselandschap van Espelo, Dijkermaten en Dijkerhoek is kleinschalig en fijnmazig en wordt gevormd door lijnvormige groenelementen als lanen, singels en houtwallen, oude eenmansessen en erven met sterke beplantingsstructuren. De organische lijnen en de afwisseling tussen open en gesloten landschappen zorgen voor een attractief beeld. In dit gebied willen we de centrale openheid behouden en versterken en de groenblauwe functie van de Soestwetering versterken.
2.7.2.1.2 Landschap Westflank Holterberg
Het coulisselandschap van de Westflank Holterberg is kleinschalig en fijnmazig en wordt gevormd door lijnvormige groenelementen als lanen, singels en houtwallen, oude eenmansessen en erven met sterke beplantingsstructuren. De organische lijnen en de afwisseling tussen open en gesloten landschappen zorgen voor een attractief beeld. Andere landschappelijke kenmerken zijn blokvormige groenelementen en landgoederen. We willen de karakteristieken van het gebied behouden, waarbij het landschappelijke beeld van 1900 het beplantingspatroon bepaalt en recreatieve functies faciliteert.
2.7.2.1.3 Landschap Holterbroek, Fliermaten en Lokerbroek
De open landschappen van Holterbroek, Fliermaten en Lokerbroek zijn van oorsprong de lagergelegen en nattere gebieden, waar rechte ontginningswegen en waterlopen de identiteit van het landschap bepalen. Beplantingselementen zijn hier dienend aan de beleving van de openheid van de omliggende landschappen. In het open landschap is veel ruimte voor de agrarische sector. In het gebied is ruimte voor de agrarische sector en het landschap is daarin volgend.
2.7.2.1.4 Landschap De Schipbeek
De open landschap bij De Schipbeek is van oorsprong de lagergelegen en nattere gebieden, waar rechte ontginningswegen en waterlopen de identiteit van het landschap bepalen. Beplantingselementen zijn hier dienend aan de beleving van de openheid van de omliggende landschappen. In het open landschap is veel ruimte voor de agrarische sector en het landschap is daarin volgend. Wel willen we de Schipbeek en het beekdal natuurlijk en cultuurlijk inrichten.
2.7.2.1.5 Landschap De Holterberg
De Holterberg met bospercelen, heidevelden en lange, rechte wegen zorgt voor belangrijke hoogteverschillen in het gebied. Hoogteverschillen komen voor op de flanken en langs de randen van de bospercelen en op de open velden. De beleefbaarheid van de Holterberg is een belangrijk ingrediënt die de identiteit van de regio vormt.Op deze toeristisch belangrijke plek is het openbaar groen van een hoger niveau dan gemiddeld in de gemeente. Het draagt blijvend bij aan de aantrekkelijkheid van de gemeente. Het groen dat de toeristische trekpleisters onderling en met de centra verbindt, wordt versterkt.
2.7.2.1.6 Landschap Holter- en Lokerenk en Look
Het coulisselandschap van Holter-, Lokerenk en Look is kleinschalig en fijnmazig en wordt gevormd door lijnvormige groenelementen als lanen, singels en houtwallen, oude eenmansessen en erven met sterke beplantingsstructuren. De organische lijnen en de afwisseling tussen open en gesloten landschappen zorgen voor een attractief beeld. Andere landschappelijke kenmerken zijn blokvormige groenelementen en landgoederen. We willen de karakteristieken van het gebied behouden, waarbij het landschappelijke beeld van 1900 het beplantingspatroon bepaalt en recreatieve functies faciliteert.
2.7.2.1.7 Landschap Beuseberg, Zuurberg en Borkeld
De Beuseberg, Zuurberg en Borkeld met bospercelen zorgen voor belangrijke hoogteverschillen in het gebied. Hoogteverschillen komen voor op flanken en langs de randen van de bospercelen en op de open velden. Andere landschappelijke kenmerken zijn open enken en de lijn- en blokvormige beplantingselementen. We willen het kleinschalig landschap in stand houden. Op deze toeristisch belangrijke plek is het openbaar groen van een hoger niveau dan gemiddeld in de gemeente. Het draagt blijvend bij aan de aantrekkelijkheid van de gemeente. Het groen dat de toeristische trekpleisters onderling en met de centra verbindt, wordt versterkt.
2.7.2.1.8 Landschap Oostflank Holterberg
Bospercelen, heidevelden en lange, rechte wegen zorgen voor belangrijke hoogteverschillen in het gebied Oostflank Holterberg. Hoogteverschillen komen voor op de flanken en langs de randen van de bospercelen en op de open velden. De beleefbaarheid van de Holterberg is een belangrijk ingrediënt die de identiteit van dit deelgebied vormt. We willen het aanwezige bebouwingslint functioneel versterken en landschappelijke doorzichten behouden.
2.7.2.1.9 Landschap de Leiding en Overtoom
De open landschappen van de Omgeving de Leiding en Overtoom zijn van oorsprong de lagergelegen en nattere gebieden, waar rechte ontginningswegen en waterlopen de identiteit van het landschap bepalen. Beplantingselementen zijn hier dienend aan de beleving van de openheid en de omliggende landschappen. Het open landschap in Rijssen biedt onder andere plek voor de ontwikkeling van natte natuur. Andere landschappelijke kenmerken zijn de veen- en heide ontginningen. In dit deelgebied gaan melkveehouderijen en de ontwikkeling van natuur hand in hand.
2.7.2.1.10 Landschap De Rijsserberg
De Rijsserberg met bospercelen, heidevelden en lange, rechte wegen zorgt voor belangrijke hoogteverschillen in het gebied. Hoogteverschillen komen voor op de flanken en langs de randen van de bospercelen en op de open velden. We willen de Rijsserberg natuurlijker inrichten, waarbij ruimte is voor recreatie op de flanken. Op deze toeristisch belangrijke plek is het openbaar groen van een hoger niveau dan gemiddeld in de gemeente. Het draagt blijvend bij aan de aantrekkelijkheid, waarbij het groen, dat de toeristische trekpleisters onderling en met de centra verbindt, wordt versterkt.
2.7.2.1.11 Landschap De Regge
Aan de noordoostzijde van Rijssen heeft De Regge een belangrijke invloed. Het Regge landschap wordt gevormd door groene structuren die de kleinschaligheid creëren, afgewisseld met grote, open velden zoals De Mors en Het Opbroek, die bebouwd worden. Door de ligging van het Volkspark en Landgoed De Oosterhof (Rijssens Museum) rijkt het landschap met groene elementen hier tot ver richting het centrum van Rijssen.Andere landschappelijke kenmerken zijn rechte wegen met waterlopen, waarbij laanstructuren passend zijn. We willen een meer beleefbare Regge. Op deze toeristisch belangrijke plek is het openbaar groen van een hoger niveau dan gemiddeld in de gemeente. Het draagt blijvend bij aan de aantrekkelijkheid, waarbij het groen, dat de toeristische trekpleisters onderling en met de centra verbindt, wordt versterkt.
2.7.2.2 Landschapstypen
2.7.2.2.1 Stuwwallandschap
Het stuwwallandschap is gevormd door het reliëf van de Sallandse Heuvelrug, waarvan de Holterberg onderdeel is. Het landschap kenmerkt zich door afwisseling van bos en heide. Het bos is ontstaan op voormalige beleidsterreinen. Het stuwwallandschap kenmerkt zich door grote bospercelen die overgaan in bebouwd gebied en cultuurlandschap, met oude wegen die aangezet werden met lanen, of juist door open velden en over essen liepen. We willen de verbinding van de kernen Rijssen en Holten versterken met respectievelijk de Rijsserberg en de Holter- en Beuseberg.
2.7.2.2.2 Kampenlandschap
Het kampenlandschap wordt gevormd door restanten van een van oorsprong kleinschalig reliëfrijk oud ontginningslandschap met kleine verspreid gelegen akkers en graslanden. Met daarnaast een rijkdom aan beplanten steilranden, houtwallen en gegroepeerde boerderijen. Dit kampenlandschap vinden we nog terug op de flanken van de Holterberg rond Neerdorp en Espelo en bij Dijkerhoek. De ruimtelijke karakteristieken worden gevormd en verwerkt door lijn- en blokvormige beplantingselementen, afgewisseld met open en gesloten (beplantings-)kamers. We willen de verbinding tussen de essen versterken en de hoogteverschillen benadrukken.
2.7.2.2.3 Maten- en flierenlandschap
Het maten- en flierenlandschap bestond oorspronkelijk uit vochtige, lagergelegen hooilanden met een netwerk van singels van zwarte els langs de perceelsgrenzen. Inmiddels bestaat het matenlandschap uit weidegronden. Een groot deel van de singels is ondertussen verloren gegaan. Het gebied is daardoor behoorlijk open. Matenlandschap vinden we bij Waterhoek, Holterbroek, Lokerbroek, Fliermaten en de Schipbeek. Beplanting versterkt het open karakter van het landschap met wegen en waterlopen als structuurdragers en versterkt de herkenbaarheid van een plek. We willen in dit landschap het groen-blauwe netwerk behouden en versterken en biodivers inrichten.
2.7.2.2.4 Jong (heide-)ontginningslandschap
Het jong (heide-)ontginningslandschap is relatief open en vlak met een onregelmatig rechthoekig verkavelingspatroon en is geaccentueerd door verspreide weg- en erfbeplantingen. Het jong (heide-)ontginningslandschap is ontstaan door de ontwatering en ontginning van deze van oorsprong zeer natte gebieden. Ook de ruilverkaveling die heeft plaatsgevonden in de 70-er jaren van de vorige eeuw heeft een grote bijdrage geleverd aan hoe het landschap er nu uit ziet. Ten westen van de Holterberg vinden we dit vooral terug langs de Soestwetering en tussen het kampenlandschap van Dijkerhoek, Neerdorp en Espelo.Ook aan de oostzijde van de Holterberg (o.a. Overtoom, De Leiding en het Ligtenbergerveld) is het jong ontginningslandschap te vinden. Bijzondere elementen in dit gebied zijn de dijk wegen en de oude markegrenzen in de vorm van greppels en wallen (o.a. de Zunasche Wal). De openheid van het ontginningslandschap met zijn rechte slagenverkaveling vormt een contrast met het hoger gelegen bos op de Holterberg. Beplanting versterkt het open karakter van het landschap met wegen en waterlopen als structuurdragers, en versterkt herkenbaarheid van een plek. We willen in dit landschap het groen-blauwe netwerk behouden en versterken en biodivers inrichten.
2.7.2.2.5 Enkenlandschap
Het enkenlandschap is een van oorsprong kleinschalig reliëfrijk oud ontginningslandschap met enkcomplexen (Holterenk en Lokerenk). Er zijn kleine verspreid gelegen akkers en graslanden, een rijkdom aan beplante steilranden, houtwallen, en gegroepeerde boerderijen in de omgeving van de Borkeld en de Biesterij. We willen in dit landschap het landschapsbeeld van 1900 terugbrengen en versterken daar waar mogelijk.
2.7.2.2.6 Reggelandschap
In dit gebied is de Regge een bepalende factor in het landschap. Ook de aanwezigheid van landgoederen is een belangrijke factor. Verder zijn er open gebieden te vinden die veelal volgebouwd zijn of worden. We willen in dit Regge landschap de link met de cultuurhistorie benadrukken en waar mogelijk versterken.
2.7.2.3 Landschapselementen
2.7.2.3.1 Grote groenpercelen
Verspreid over het grondgebied van de gemeente Rijssen-Holten zijn grote groenpercelen te vinden. Deze percelen willen we versterken, diverser maken en de gradiënten en soortenrijkdom vergroten. Dat doen we door het toepassen van inheemse soorten.
2.7.2.3.2 Gradiënten biodiversiteit
Op de flanken van de Holter- en Rijsserberg zijn van nature veel gradiënten biodiversiteit aanwezig. Kansen voor biodiversiteit moeten in deze gebieden benut worden.
2.7.2.3.3 Ecologische verbindingszones
Ecologische verbindingszones zijn groenblauwe kaders die zorgen voor verbindingen tussen natuurgebieden. Binnen de ecologische verbindingszones wordt biodiversiteit versterkt en worden kansen voor klimaatadaptatie optimaal benut.
2.7.2.3.4 Relatie heuvelrug
De beleving van de heuvelrug moet gewaarborgd worden. Het is daarom van belang dat beplantingselementen bijdragen aan deze beleving en relatie heuvelrug.
2.7.2.3.5 Waterlopen
Waterlopen zijn structuurdragende elementen in het landschap en in bijna alle deelgebieden te vinden. Rondom waterlopen liggen kansen voor het versterken van de biodiversiteit door bijvoorbeeld het aanleggen van natuurlijke oevers.
2.7.2.3.6 Beschermde landschapselementen
In het buitengebied bevinden zich een aantal beschermde landschapselementen met een grote landschappelijke-, cultuurhistorische- of beeldbepalende waarde. Deze elementen hebben een divers karakter. Van stuwwalcomplexen tot holle wegen. Van prehistorische bosgebieden tot houtwallen met bijzondere kenmerken. Deze elementen zijn uniek in hun soort en willen we extra beschermen en versterken. Dat doen we onder andere door regels op te nemen in het omgevingsplan en het ondersteunen van initiatieven die bijdragen aan het beschermen en versterken van deze landschapselementen.
2.7.2.3.7 Beplantingselementen
Beplantingselementen versterken de landschappelijke en de cultuurhistorische beleving, waarbij kansen liggen om de ecologische ambities in de beplantingselementen in te passen. Hierbij moet gedacht worden aan soortenkeuze, gradiënten, etc.Elke nieuwe ontwikkeling moet een bijdrage leveren aan het versterken van beplantingselementen, door onder andere landschappelijke inpassing.
2.7.3 Groen
2.7.3.1 Groen per deelgebied
2.7.3.1.1 Groen in centra
Om de binnenstedelijke groenambities te behalen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd voor groen in centra:
De verkoop van openbaar groen aan particulieren is in principe niet mogelijk;
Het uitgangspunt is de 30-300 regel:
1. Het percentage groen binnen de gehele gemeente neemt de komende jaren toe, waarbij het streven 30% is in 2050 (situatie in 2021 is 20%);
2. Bij nieuwe ontwikkelingen is het uitgangspunt dat minimaal 30% van de gemeentegrond groen wordt ingericht;
3. Wijken (centra en woonwijken) met een laag percentage (<15%) groen krijgen voorrang bij de vergroening (o.a. vanuit het bomenfonds);
4. In 2035 kan iedereen binnen 300 meter een koele plek (lees: relatief grote groene plek die aantoonbaar koeler is op hete dagen) bereiken. De opgavekaarten geven aan waar deze doelstelling nog niet is behaald en geeft daarmee prioriteit aan waar te starten met het creëren van extra koele plekken.
Voor de verschillende groenelementen in de centra geldt het volgende:
Bomen
Bomen zijn erg belangrijk en dragen bij aan een gezonden en duurzame leefkwaliteit. Bomen komen in verschillende vormen, grootten en soorten voor. Er wordt gestreefd naar vitale bomen die waarde opleveren. Kwaliteit is daarbij belangrijker dan kwantiteit. Waar mogelijk worden op grote verharde oppervlakten bomen toegevoegd ten behoeve van schaduwwerking. Bij soortkeuze van bomen is de cultuurhistorische beleving leidend en waar mogelijk worden biodiverse soorten toegepast. Boomspiegels bieden ruimte voor onderbeplanting, aansluitend op de cultuurhistorische beleving, waarbij de beeldkwaliteit aansluit bij de representatieve uitstraling van het centrum. Bij invulling door hangen of heesters kan op prominente plekken gekozen worden voor bloemrijke onderbeplanting.Bij de aanplant van nieuwe bomen zijn locatie, landschappelijke ondergrond en functie bepalend voor de soortkeuze. Noodzakelijke groeiruimte dient voldoende aanwezig te zijn, zowel boven- als ondergronds. Alle boomspiegels hebben hierbij minimaal een grootte van 2 m2, tenzij anders aangegeven. Indien bestaande boomspiegel kleiner zijn dan 2 m2, wordt op natuurlijke ingrijpmomenten gekeken of de boomspiegel groter kan worden, of dat een andere inrichting beter past. Per boom dient minimaal 15 m3 verbeterde bomenmengsel aanwezig te zijn (bomengrond, bomenzand), zodat een nieuwe boom voldoende ruimte en voeding heeft om tot volle wasdom uit te groeien. Beheer is gericht op het behoud van bomen, waarbij het gewenste beeld en de gewenste functie (bijvoorbeeld schaduwwerking) het uitgangspunt is. Bomen met groei- of gezondheidsproblemen dien niet op te lossen zijn (bijvoorbeeld beperkte groeiruimte of aanwezige schimmels) worden vervangen. In de beleidsnotitie Bomen en Zonnepanelen (2014) is vastgelegd wat de afspraken zijn voor bomen en zonnepanelen: het daarin opgenomen stroomschema blijft van toepassing. Bij aanplant van bomen op een nieuwe plek (waar nog geen boom stond) en bij nieuwbouw wordt rekening gehouden met het plaatsen van bomen t.o.v. zonnepanelen. Dat kan bijvoorbeeld door te zorgen dat bomen wat verder weg van daken staan, kiezen voor een transparante boomkroon of door kleinere bomen te kiezen. Kandelaberen, een ingrijpende beheersmaatregel, wordt alleen toegepast als de boom in zijn uitstraling een toegevoegde waarde heeft (bijvoorbeeld stamomvang, bijzondere kenmerken). Bij vervanging is de doelstelling (bijvoorbeeld schaduwwerking i.v.m. hittestress, biodiversiteit) van de boom leidend t.o.v. het aantal (kwaliteit en kwantiteit). Bij vervanging van de bomen kan de plek gewijzigd worden ten behoeve van betere groeikansen en bereiken van doelstellingen. Wanneer bomen gekapt moeten worden en op die locatie (op dat moment) herplant niet mogelijk is, wordt een vergoeding in een op te zetten Bomenfonds gestort. Deze vergoeding wordt uit het te realiseren project betaald, bijvoorbeeld een reconstructieplan. Uit dit fonds kan herplant worden gefinancierd en kunnen ook grootschaliger projecten worden opgezet. Er wordt gezorgd voor een goede bescherming van bomen bij werkzaamheden. Dit vermindert het vroegtijdig vervangen van bomen als gevolg van schade door werkzaamheden. Het Handboek Bomen wordt hiervoor gebruikt.
Gras
Onder gras vallen alle grasachtige beplantingen, zoals gazon en bloemrijk grasveld. Bermen, oevers en wadi's bestaan voor een deel ook uit gras (ruw/bloemenrijk/gazon). Gras wordt veel gebruikt langs wegen, paden en in woonwijken. Gras heeft een belangrijke functie in het gebruik van groen (denk aan spelen, hond uitlaten en bewegen). Grasvelden en gazons kunnen ook water bufferen. Binnen het centrum is gras representatief voor de uitstraling en identiteit van het centrumgebied. De toepassing van gras is mogelijk op grote verharde oppervlakten, al dan niet in de vorm met zitrand (referentie rond de Schildkerk). In verband met gebruikersdruk worden grondverbetering en sterke mengels toegepast.
Hagen
Hagen worden over het algemeen ingezet om ruimten te scheiden, waarbij de toepassing vaak plaatsvindt langs parkeerplaatsen, het spoor en door particulieren als erfafscheiding. Hagen hebben een dichte en strakke uitstraling, aansluiten op de hoogwaardige kwaliteit van het centrumgebied. Waar mogelijk worden parkeerterreinen ingekleed met hagen. Soortkeuze van hagen is gebaseerd op cultuurhistorie.
Natuurlijke beplanting
Natuurlijke beplanting oogt zo natuurlijk mogelijk. Binnen de bebouwde kom gaat het vooral om bosplantsoen en natuurlijke oevers. Buiten de bebouwde kom gaat het om bos, struweel en houtsingels en -wallen. We voegen meer natuurlijke beplanting toe in de openbare ruimte. Dit vraagt relatief minder onderhoud en draagt bij aan de biodiversiteit door gelaagdheid. Bij toepassing van biodiverse soorten in borders en groenstroken is de cultuurhistorische beleving bepalend.
Cultuurlijke beplanting
Cultuurlijke beplanting ontwikkelt zich niet op natuurlijke wijze en de beplanting moet intensief onderhouden worden om te zorgen dat de beplanting zijn vorm behoudt. Het gaat om heesters, rozenstruiken en vaste planten. Deze kunnen ook in plantenbakken voorkomen. Cultuurlijke beplanting is met name gericht op beleving en uitstraling. Cultuurlijke beplanting is representatief voor de uitstraling van het centrumgebied. Op prominente plekken (zoals entrees, rotondes, pleinen en winkelstraten) kan de toepassing van groen afwijken om de plek te markeren. Waar mogelijk worden grote verharde plekken ontdaan van stenen en worden borders toegepast. Plantenbakken worden voorzien van bloemrijke beplanting welke past bij de representatieve uitstraling van het centrum. In plantvakken wordt ingezet op sierwaarde van heesters in plaats van bosplantsoen en waar mogelijk worden biodiverse soorten in border en groenstroken toegepast, waarbij cultuurhistorische beleving leidend is.
2.7.3.1.2 Groen in woonwijken
Om de binnenstedelijke groenambities te behalen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd voor groen in woonwijken:
De verkoop van openbaar groen aan particulieren is in principe niet mogelijk;
Het uitgangspunt is de 30-300 regel:
1. Het percentage groen binnen de gehele gemeente neemt de komende jaren toe, waarbij het streven 30% is in 2050 (situatie in 2021 is 20%);
2. Bij nieuwe ontwikkelingen is het uitgangspunt dat minimaal 30% van de gemeentegrond groen wordt ingericht;
3. Wijken (centra en woonwijken) met een laag percentage (<15%) groen krijgen voorrang bij de vergroening (o.a. vanuit het bomenfonds);
4. In 2035 kan iedereen binnen 300 meter een koele plek (lees: relatief grote groene plek die aantoonbaar koeler is op hete dagen) bereiken. De opgavekaarten geven aan waar deze doelstelling nog niet is behaald en geeft daarmee prioriteit aan waar te starten met het creëren van extra koele plekken.
Voor de verschillende groenelementen in de woonwijken geldt het volgende:
Bomen
Bomen zijn erg belangrijk en dragen bij aan een gezonden en duurzame leefkwaliteit. Bomen komen in verschillende vormen, grootten en soorten voor. Er wordt gestreefd naar vitale bomen die waarde opleveren. Kwaliteit is daarbij belangrijker dan kwantiteit. Het totaal aantal bomen in woonwijken neemt de komende jaren toe. Door toepassen van bomen (van de eerste categorie) wordt schaduw toegevoegd op verblijfsplekken, in het bijzonder bij speelplekken en gebieden rondom ouderencomplexen. Waar mogelijk wordt schaduw toegevoegd langs logische loop- en fietsroutes. Boomspiegels bieden ruimten voor heesters, bloemrijke beplanting of ruig gras. Het adopteren van boomspiegels in de woonstraten door bewoners wordt als optie aangeboden. Bomen in woongebied dragen bij aan beleving en activiteiten in het gebied, bijvoorbeeld door het toepassen van klimbomen, fruitbomen, etc.Bij de aanplant van nieuwe bomen zijn locatie, landschappelijke ondergrond en functie bepalend voor de soortkeuze. Noodzakelijke groeiruimte dient voldoende aanwezig te zijn, zowel boven- als ondergronds. Alle boomspiegels hebben hierbij minimaal een grootte van 2 m2, tenzij anders aangegeven. Indien bestaande boomspiegel kleiner zijn dan 2 m2, wordt op natuurlijke ingrijpmomenten gekeken of de boomspiegel groter kan worden, of dat een andere inrichting beter past. Per boom dient minimaal 15 m3 verbeterde bomenmengsel aanwezig te zijn (bomengrond, bomenzand), zodat een nieuwe boom voldoende ruimte en voeding heeft om tot volle wasdom uit te groeien. Beheer is gericht op het behoud van bomen, waarbij het gewenste beeld en de gewenste functie (bijvoorbeeld schaduwwerking) het uitgangspunt is. Bomen met groei- of gezondheidsproblemen dien niet op te lossen zijn (bijvoorbeeld beperkte groeiruimte of aanwezige schimmels) worden vervangen. In de beleidsnotitie Bomen en Zonnepanelen (2014) is vastgelegd wat de afspraken zijn voor bomen en zonnepanelen: het daarin opgenomen stroomschema blijft van toepassing. Bij aanplant van bomen op een nieuwe plek (waar nog geen boom stond) en bij nieuwbouw wordt rekening gehouden met het plaatsen van bomen t.o.v. zonnepanelen. Dat kan bijvoorbeeld door te zorgen dat bomen wat verder weg van daken staan, kiezen voor een transparante boomkroon of door kleinere bomen te kiezen. Kandelaberen, een ingrijpende beheersmaatregel, wordt alleen toegepast als de boom in zijn uitstraling een toegevoegde waarde heeft (bijvoorbeeld stamomvang, bijzondere kenmerken). Bij vervanging is de doelstelling (bijvoorbeeld schaduwwerking i.v.m. hittestress, biodiversiteit) van de boom leidend t.o.v. het aantal (kwaliteit en kwantiteit). Bij vervanging van de bomen kan de plek gewijzigd worden ten behoeve van betere groeikansen en bereiken van doelstellingen. Wanneer bomen gekapt moeten worden en op die locatie (op dat moment) herplant niet mogelijk is, wordt een vergoeding in een op te zetten Bomenfonds gestort. Deze vergoeding wordt uit het te realiseren project betaald, bijvoorbeeld een reconstructieplan. Uit dit fonds kan herplant worden gefinancierd en kunnen ook grootschaliger projecten worden opgezet. Er wordt gezorgd voor een goede bescherming van bomen bij werkzaamheden. Dit vermindert het vroegtijdig vervangen van bomen als gevolg van schade door werkzaamheden. Het Handboek Bomen wordt hiervoor gebruikt.
Gras
Onder gras vallen alle grasachtige beplantingen, zoals gazon en bloemrijk grasveld. Bermen, oevers en wadi's bestaan voor een deel ook uit gras (ruw/bloemrijk/gazon). Gras wordt veel gebruikt langs wegen, paden en in woonwijken. Gras heeft een belangrijke functie in het gebruik van groen (denk aan spelen, hond uitlaten en bewegen). Grasvelden en gazons kunnen ook water bufferen. Het natuurlijk spelen wordt gestimuleerd, door het toepassen van verschillende speelaanleidingen. Om biodiversiteit te vergroten worden ruigere mengsels en aangepast beheer op specifieke plekken toegepast.
Hagen
Hagen worden over het algemeen ingezet om ruimten te scheiden, waarbij de toepassing vaak plaatsvindt langs parkeerplaatsen, het spoor en door particulieren als erfafscheiding. Het toepassen van hagen op erfafscheidingen, bijvoorbeeld door middel van het delen van kennis en stimuleringsprogramma's, wordt gestimuleerd. Ten behoeve van biodiversiteit wordt de soortendiversiteit van hagen en de afwisseling van hagen bestaande uit verschillende soorten vergroot. Bij ontwikkelingen (uitbreiding of inbreiding) is het toepassen van hagen op de erfafscheiding de norm.
Natuurlijke beplanting
Natuurlijke beplanting oogt zo natuurlijk mogelijk. Binnen de bebouwde kom gaat het vooral om bosplantsoen en natuurlijke oevers. Buiten de bebouwde kom gaat het om bos, struweel en houtsingels en -wallen. We voegen meer natuurlijke beplanting toe in de openbare ruimte. Dit vraagt relatief minder onderhoud en draagt bij aan de biodiversiteit door gelaagdheid. Eentonig struikborders maken plaats voor diverse inheemse planten en kruiden. (Sociale) veiligheid is leidend bij toepassing van natuurlijke beplanting in woonwijken en bij beheer. Strak bijgehouden oevers worden zo beheerd dat ze uitgroeien tot natuurlijke oevers die de biodiversiteit vergroten. Op de overgang van woonwijken en (grote) groenarealen wordt natuurlijk beplanting toegepast.
Cultuurlijke beplanting
Cultuurlijke beplanting ontwikkelt zich niet op natuurlijke wijze en de beplanting moet intensief onderhouden worden om te zorgen dat de beplanting zijn vorm behoudt. Het gaat om heesters, rozenstruiken en vaste planten. Deze kunnen ook in plantenbakken voorkomen. Cultuurlijke beplanting is met name gericht op beleving en uitstraling. Bij entrees op wijkniveau, of overgangen tussen verschillende wijken, is de beheerintensiteit groter en heeft het groen een meer representatieve en herkenbare uitstraling. Kleur en fleur toepassen is de norm ten behoeve van de beleving van groen.
2.7.3.1.3 Groen op bedrijventerreinen
Om de binnenstedelijke groenambities te behalen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd voor groen op bedrijventerreinen:
De verkoop van openbaar groen aan particulieren is in principe niet mogelijk;
Het uitgangspunt is de 30-300 regel:
1. Het percentage groen binnen de gehele gemeente neemt de komende jaren toe, waarbij het streven 30% is in 2050 (situatie in 2021 is 20%);
2. Bij nieuwe ontwikkelingen is het uitgangspunt dat minimaal 30% van de gemeentegrond groen wordt ingericht;
3. In 2035 kan iedereen binnen 300 meter een koele plek (lees: relatief grote groene plek die aantoonbaar koeler is op hete dagen) bereiken. De opgavekaarten geven aan waar deze doelstelling nog niet is behaald en geeft daarmee prioriteit aan waar te starten met het creëren van extra koele plekken.
Voor de verschillende groenelementen op de bedrijventerreinen geldt het volgende:
Bomen
Bomen zijn belangrijk en dragen bij aan een gezonden en duurzame leefkwaliteit. Bomen kom in verschillende vormen, grootten en soorten voor. Er wordt gestreefd naar vitale bomen die waarde opleveren. Kwaliteit is daarbij belangrijker dan kwantiteit. Op bedrijventerreinen is de ambitie om gemiddeld één boom per 100 m2, op het onbebouwde deel van het privaat terrein te hebben. Ambitie is om minimaal de tweede grootte toe te passen, met soortkeuze die aansluit bij de ondergrond. Soorten dragen hierbij bij aan de biodiversiteit.Bij de aanplant van nieuwe bomen zijn de locatie, landschappelijke ondergrond en functie bepalend voor de soortkeuze. Noodzakelijke groeiruimte dient voldoende aanwezig te zijn, zowel boven- als ondergronds. Alle boomspiegels hebben hierbij minimaal een grootte van 2 m2, tenzij anders aangegeven. Indien bestaande boomspiegels kleiner zijn dan 2 m2, wordt op natuurlijke ingrijpmomenten gekeken of de boomspiegel groter kan worden, of dat een andere inrichting beter past. Per boom dient minimaal 15 m3 verbeterde bomenmengsel aanwezig te zijn (bomengrond, bomenzand), zodat een nieuwe boom voldoende ruimte en voeding heeft om tot volle wasdom uit te groeien. Beheer is gericht op het behoud van bomen, waarbij het gewenste beeld en de gewenste functie (bijvoorbeeld schaduwwerking) het uitgangspunt is. Bomen met groei- of gezondheidsproblemen die niet op te lossen zijn, bijvoorbeeld beperkte groeiruimte of aanwezige schimmels, worden vervangen. In de beleidsnotitie Bomen en Zonnepanelen (2014) is vastgelegd wat de afspraken zijn voor bomen en zonnepanelen: het daarin opgenomen stroomschema blijft van toepassing. Bij aanplant van bomen op een nieuwe plek, waar nog geen boom stond, en bij nieuwbouw wordt rekening gehouden van het plaatsen van bomen t.o.v. zonnepanelen. Dat kan bijvoorbeeld door te zorgen dat bomen wat verder weg van daken staan, kiezen voor een transparante boomkroon of door kleinere bomen te kiezen. Kandelaberen, een ingrijpende beheersmaatregel, wordt alleen toegepast als de boom in zijn uitstraling een toegevoegde waarde heeft. Bijvoorbeeld door de stamomvang of bijzondere kenmerken. Bij vervanging is de doelstelling, bijvoorbeeld schaduwwerking i.v.m. hittestress of biodiversiteit, van de boom leidend t.o.v. het aantal. Kwaliteit gaat voor kwantiteit. Bij vervanging van de bomen kan de plek gewijzigd worden ten behoeve van betere groeikansen en het bereiken van de doelstellingen. Wanneer bomen gekapt moeten worden en op die locatie, op dat moment, herplant niet mogelijk is, wordt een vergoeding in een op te zetten Bomenfonds gestopt. Deze vergoeding wordt uit het te realiseren project betaald, bijvoorbeeld een reconstructieplan. Uit dit fonds kan herplant worden gefinancierd en kunnen ook grootschaliger projecten worden opgezet. Er wordt gezorgd voor een goede bescherming van bomen bij werkzaamheden. Dit vermindert het vroegtijdig vervangen van bomen als gevolg van schade door werkzaamheden. Het Handboek Bomen wordt hiervoor gebruikt.
Gras
Onder gras vallen alle grasachtige beplantingen, zoals gazon en bloemrijk grasveld. Bermen, oevers en wadi's bestaan voor een deel uit gras (ruw/bloemrijk/gazon). Gras wordt veel gebruikt langs wegen, paden en in woonwijken. Gras heeft een belangrijke functie in het gebruik van groen, denk aan spelen, hond uitlaten en bewegen. Grasvelden en gazons kunnen ook water bufferen. Om biodiversiteit te vergroten worden waar mogelijk ruigere grassoorten en een aangepast maaibeheer toegepast.
Hagen
Hagen worden over het algemeen ingezet om ruimten te scheiden, waarbij de toepassing vaak plaatsvindt langs parkeerterreinen, het spoor en door particulieren als erfafscheiding. Om biodiversiteit te vergroten is de ambitie om landschappelijk hagen met verschillende inheemse soorten op erfafscheidingen toe te passen, al dan niet in combinatie met hekwerken. Bij nieuwe ontwikkelingen en inbreiding is het toepassen van hagen op de erfafscheiding de norm, al dan niet in combinatie met hekwerken.
Natuurlijke beplanting
Natuurlijke beplanting oogt zo natuurlijk mogelijk. Binnen de bebouwde kom gaat het vooral om bosplantsoen en natuurlijke oevers. Buiten de bebouwde kom gaat het om bos, struweel en houtsingels en -wallen. We voegen meer natuurlijke beplanting toe in de openbare ruimte. Dit vraag relatief minder onderhoud en draagt bij aan de biodiversiteit door gelaagdheid. Waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers toegepast, waarbij klimaatadaptatie leidend is. Plantvakken worden in principe natuurlijk ingericht. Hoogte en vorm van de beplanting dienen de veiligheid niet in de weg te staan.
Cultuurlijke beplanting
Cultuurlijke beplanting ontwikkelt zich niet op natuurlijke wijze en de beplanting moet intensief onderhouden worden om te zorgen dat de beplanting zijn vorm behoudt. Het gaat om heesters, rozenstruiken en vaste planten. Deze kunnen ook in plantenbakken voorkomen. Cultuurlijke beplanting is met name gericht op beleving en uitstraling. Op bedrijventerreinen worden waar mogelijk open verharding en/of plantenvakken toegepast.
2.7.3.2 Groengradiënten
2.7.3.2.1 Groen in radialen
Het groen in radialen draagt bij aan de beleving van de spinnenwebstructuur van Rijssen-Holten. Ze vormen herkenbare, doorgaande lijnen waarlangs biodiversiteit versterkt wordt. De relatie tussen de bebouwde kern en het omliggende landschap wordt versterkt door deze lijnen aan te kleden met gebiedskarakteristieke beplanting. Fragmentatie van deze lijnen moet vermeden worden. Binnen de radialen gelden per groenelement aanvullende uitgangspunten.
Bomen
Waar mogelijk worden bomen toegepast, waarbij laanstructuur passend is in Holten en in Rijssen toepassing meer luchtig en informeel is. Met uitzondering van cultuurhistorische plekken, landgoederen en het gebied langs de Regge. Op deze plekken is een laanstructuur passend. Soortkeuze draagt bij aan biodiversiteit en cultuurhistorische beleving, waarbij fragmentatie van lijnen vermeden moet worden. Bij bomen in radialen moet een monotype bomen tegen worden gegaan en moet zorg gedragen worden voor variatie in soorten en onderlinge afstanden. Ambitie is om, afwijkend op de algemene doelstelling van 2 m2 boomspiegels, boomspiegels in radialen toe te passen van minimaal 4 m2. Hierdoor worden de radialen vergroend.
Gras
Binnen de radialen zorgt ruige, bloemrijke onderbeplanting voor vergroting van de biodiversiteit. Toepassen van natuurlijk bermbeheer is de norm, waarbij wordt ingezet op kleurrijke soorten.
Hagen
Hagen in de radialen zijn structuren in de openbare ruimte en een toevoeging voor de biodiversiteit, waarbij soorten afgewisseld worden en beheer meer los en natuurlijk is.
Natuurlijke beplanting
Inheemse soorten, zoals heesters, planten en grassen, als onderbeplanting om de biodiversiteit te vergroten.
Cultuurlijke beplanting
Rond entrees kan gekozen worden voor meer cultuurlijke beplanting om een strakker beeld te creëren en het contrast te markeren. Daarbij mogen de lijnen niet gefragmenteerd raken.
2.7.3.2.2 Groen in klimaatlinten
Water wordt zoveel mogelijk vastgehouden op de hoger gelegen gebieden van de kernen. Om ruimte te bieden voor huidige en toekomstige waterproblematiek op kernniveau, bijvoorbeeld piekregenwater of droogte, vormt het groen in klimaatlinten verbindingen dwars op de overgangen van hoog naar laag. Op deze manier wordt water langer vastgehouden en vertraagd afgevoerd. Het groenareaal wordt optimaal ingezet voor waterberging en klimaatadaptatie. Hierbij moet gedacht worden aan de uitbreiding van open water, wadi's etc., waarbij waar mogelijk koppelkansen gezocht worden met biodiversiteit. Specifiek voor de oude wal van Rijssen geldt dat cultuurhistorie gewaarborgd moet worden. Verhard oppervlak wordt vergroend, of in ieder geval optimaal ingezet om water vast te houden en te bergen. Bij ontwikkelingen wordt optimaal ingezet op klimaatadaptatie, bijvoorbeeld door het stimuleren van groene daken en gevels en het benutten van bermen bij het vasthouden van regenwater. Binnen de klimaatlinten gelden per groenelement aanvullende maatregelen.
Bomen
Ambitie is om bomen te behouden, tenzij deze klimaatadaptieve doelstellingen in de weg staan, bijvoorbeeld bij vernatting of vergroten oppervlakte open water. De boomkeuze is primair gericht op het leveren van een bijdrage aan het klimaatvraagstuk op de locatie. Mocht een boom niet de juiste oplossing zijn, dan wordt een andere inrichting gekozen. Soortkeuze wordt bepaald door klimaatadaptieve ambities, en pas daarna door de landschappelijke ondergrond of cultuurhistorische waarde. Er wordt gestreefd naar boomspiegels van minimaal 4 m2, waarbij deze ingezet worden om water vast te houden. Op verblijfsplekken en langs doorgaande routes voor wandelaar en fietsers moeten grote bomen aanwezig zijn voor de schaduwwerking.
Gras
Het toepassen van combinaties van gras, ruigte en beplanting, waarbij functionaliteit voor water vasthouden en bergen leidend is, is de norm. Biodiversiteit wordt waar mogelijk gekoppeld. Binnen klimaatlinten worden wadi's ingezet om ruimte te bieden aan piekregenval, water vast te houden en vertraagd af te voeren. Langs wegen, die bol worden aangelegd, is zoveel mogelijk groen aanwezig waar water op afgevoerd of vastgehouden kan worden. Natuurvriendelijke oevers zijn gewenst, mits zij geen belemmering vormen voor de doorstroming.
Hagen
Wanneer hagen worden toegepast, ondersteunen deze klimaatadaptieve doelstellingen.
Natuurlijke beplanting
Bij ontwikkelingen wordt optimaal ingezet op klimaatadaptatie.
Cultuurlijke beplanting
Bij ontwikkelingen wordt optimaal ingezet op klimaatadaptatie.
2.7.3.2.3 Groen in hoogwaardige groenstructuren
Om de relatie met het omliggende en onderliggende landschap te versterken, worden er naast radialen ook in de hoogwaardige groenstructuren biodiverse verbindingen de woonkernen ingetrokken. Daarnaast bieden deze zones en verbindingen ruimte voor een robuust groen netwerk waar kansen liggen voor biodiversiteit en klimaatadaptatie; en waar groen naast plek specifiek ook ingezet kan worden op de andere pijlers (natuurlijk spelen, aankleding van recreatieve routes, sport en spelen, etc). Waar mogelijk dient de hoogwaardige groenstructuur te worden uitgebreid en groen oppervlak te worden vergroot. Bestaande (bebouwde) functies kunnen worden behouden, maar extra bebouwing mag niet worden toegepast. Verkoop van gemeentelijk groen is niet mogelijk en nieuwe ontwikkelingen dragen bij aan doelstellingen van een of meerdere pijlers. Wel is het mogelijk middels grondruil het bestaande areaal groen vergroot wordt en/of robuuster gemaakt kan worden. Binnen de hoogwaardige groenstructuren gelden per groenelement de volgende uitgangspunten.
Bomen
Biodiversiteit wordt vergroot door toepassing van diverse, inheemse soorten, waarbij monoculturen vermeden dienen te worden. Waar mogelijk worden bomen toegevoegd ten behoeve van biodivers netwerk en schaduwwerking (hittestress/klimaatadaptatie). Bij mogelijke inboet is herplantplicht binnen het hoogwaardige groenelement, waarbij planten in de zeer nabije omgeving het uitgangspunt is. Bij nieuwe aanplant is het onderliggend landschap, zoals beschreven in de groenstructuurvisie, uitgangspunt voor de soortkeuze van bomen.
Gras
Meer afwisseling in beheer toepassen voor een gevarieerder beeld en vergroten van de biodiversiteit, waarbij de beleving van onderliggende (landschappelijke en cultuurhistorische) laag leidend is.
Hagen
Biodiversiteit wordt vergroot door het toepassen van meer landschappelijke hagen, bestaand uit verschillende soorten.
Natuurlijke beplanting
Onderplanting bestaat uit inheemse en diverse soorten, met afwisseling van bijvoorbeeld heesterbeplanting, bloemrijke grasvelden en ruigere grassen. In/rondom natuurlijke beplanting worden speelaanleidingen gecreëerd, zodat natuurlijk spelen wordt gestimuleerd.
Cultuurlijke beplanting
Wanneer cultuurlijke beplanting wordt toegepast, is deze ondergeschikt ten opzichte van beleving van het omliggende en onderliggende landschap dat de kernen in getrokken wordt en de biodiversiteit en klimaatadaptatie.
2.7.3.2.4 Groen in stads- en dorpsranden
Het groen in stads- en dorpsranden.
Stadsranden Rijssen
De rand van de Veeneslagen en het bedrijventerrein bestaat uit een ecologische zone met open, natte natuur. Er zijn verschillende recreatieve verbindingen vanuit de wijk het landschap in. Deze landschappelijke en recreatieve verbindingen worden versterkt daar waar het open landschap meer de kern in wordt getrokken. Het zicht op de Holterberg vanuit de stadsrand van Rijssen wordt behouden en versterkt door het open landschap dat ertussen ligt.
De stadsrand van Braakmanslanden is gerafeld en woningen zijn veelal met hun achterzijden naar het landschap gericht. De afscheiding van percelen vormen veelal de rand richting het open landschap. Groene erfafscheidingen zijn de norm. Om de openheid te behouden wordt in het openbaar gebied geen opgaand groen toegepast.
Tot slot zijn de stadsranden in het Reggelandschap meer rafelig, waarbij beplantingselementen als lanen, houtwallen, bosperceeltjes afgewisseld worden met (grote) open ruimten.
De rand op de Rijsserberg wordt gekenmerkt door functies als het sportcomplex, een manage of de begraafplaats. De vrij harde rand van de overige bebouwing wordt ingepast met singels en houtwallen, waar hier en daar relatie wordt gelegd met naastgelegen functies. Op plekken waar NNN gelegen is tegen de stadsrand aan, moet er een natuurlijke overgang blijven richting het buitengebied.
Dorpsranden Holten
Het bedrijventerrein van Holten is ontstaan in het open ontginningslandschap en is voor een deel nog in ontwikkeling. Rechte wegen en watergangen zijn structuurdragers. Lijnvormige beplantingselementen passen daarom bij de rand van het bedrijventerrein.
Op de Beuseberg zijn oude holle wegen aanwezig, welke langs de enken leiden. De dorpsrand van Holten verdwijnt hier karakteristiek achter zo'n enk, waarbij de achterliggende Holterberg ook beleefbaar is. Dit specifieke beeld dient behouden te blijven en daarom zal de rand niet ingepast worden met opgaande beplanting.
De rand langs de N350 wordt gevormd door afwisselende bebouwing uit verschillende bouwtijden, langs de parallelweg. Afwisselende voor-, zij- en achterkantsituaties met verschillende erfafscheidingen kenmerken het beeld. Passend langs deze parallelweg is laanbeplanting, al dan niet met een strakke haagstructuur. Aan de oostzijde van Holten is een groen gebied met diverse functies (o.a. wonen, recreatie, natuur en waterwinning) Het gebied biedt kansen voor biodiversiteit en klimaatadaptatie. Toepassing van verschillende soorten groenbeplanting en afwisseling van massa en ruimte zijn hier passend.
De spoorlijn is tot slot de harde grens ten noorden van Holten. De beleving van de Holterberg is belangrijk aan de overzijde van het spoor en ook vanuit verschillende plekken in de woonwijken. Deze beleving moet behouden blijven. Daarnaast is de spoorzone een versnipperde ruimte waarbinnen groen veelal klimaatadaptieve en duurzame doelen dient. Groen in deze dorpsrand dient dit te versterken.
Dorpsranden Dijkerhoek
Dijkerhoek is een kleine kern in het kampenlandschap. De beleving en/of relatie tussen de kern en het buitengebied kan worden versterkt, door het omliggende kampenlandschap zoveel mogelijk de kern in te laten lopen. Het gebruik van groene radialen biedt kansen, waarbij ook aandacht moet zijn voor de molenbiotoop.
Binnen de stads- en dorpsranden gelden per groenelement aanvullende uitgangspunten.
Bomen
Boomsoortenkeuze, grootte, toepassing volgt de karakteristieken van de verschillende randen in Rijssen, Holten en Dijkerhoek en het onderliggende (cultuur)landschap.
Gras
Waar binnen de stads- en dorpsranden openheid wordt voorgeschreven, is er ruimte voor ruigere grassoorten of kleurrijke bloemenmengsels.
Hagen
De biodiversiteit wordt vergroot door het toepassen van meer landschappelijke hagen, bestaande uit verschillende inheemse soorten, tenzij dit cultuurhistorisch niet passend is.
Natuurlijke beplanting
In de voormalige jonge ontginningen en broekgebieden wordt natuurlijke beplanting toegepast om de openheid te benadrukken, zichtlijnen te begeleiden en/of plekken te markeren. Beplantingselementen als houtwallen en singels worden doorgezet, gelijk aan schaal en maat van aanwezige elementen en fijnmazigheid van het onderliggende (cultuur)landschap. Soortenkeuze, grootte, toepassing van beplanting volgt de karakteristiek van de stads- en dorpsranden en onderliggend (cultuur)landschap.
Cultuurlijke beplanting
Rond entrees kan ervoor gekozen worden meer cultuurlijke beplanting en een meer strak beeld te creëren, om het contrast en de plekken te markeren.
2.7.3.2.5 Groen in spoorzone
Door de ligging van de spoorzone tussen de heuvelruggen, op verschillende lage punten in het gebied, zal waterproblematiek hier het eerst zichtbaar zijn. Het groen in de spoorzone biedt ruimte aan waterberging en (toekomstige) opgaven rondom het omgaan met piekregenwater. Nieuwe ontwikkelingen in deze zone dragen hieraan bij. Daarnaast zijn er koppelkansen met biodiversiteit, waarbij klimaatadaptatie altijd leidend zal zijn. Waar mogelijk zullen ecologische dwarsverbindingen gelegd worden met de hoogwaardige groenstructuren en het omliggende landschap. Overhoekjes worden zoveel mogelijk ingeplant te worden met biodiverse soorten om waterberging te optimaliseren. Binnen de spoorzone gelden per groenelement aanvullende uitgangspunten.
Bomen
Bomen zijn primair gericht op een bijdrage aan klimaatadaptatie. Waar mogelijk worden bomen toegepast op overhoeken en nabij kruisingen, daarbij wel dienend aan de verkeersveiligheid. Eisen van NS/ProRail zijn leidend bij het toepassen van bomen met betrekking tot afstand tot het spoor, soortkeuze en grootte.
Gras
Voor het toepassen van combinaties van gras, ruigte en beplanting, is de functionaliteit voor water vasthouden en bergen leidend en biodiversiteit kan daaraan gekoppeld worden. Binnen klimaatlinten worden wadi's ingezet om ruimte te bieden aan piekregenval, om water vast te houden en om water vertraagd af te voeren. Langs wegen, die bol worden aangelegd, is zoveel mogelijk groen aanwezig waar water op afgevoerd en vastgehouden kan worden. Geen overhoeken beplanten of inzaaien met gras.
Hagen
Wanneer hagen worden toegepast, zijn deze ondergeschikt ten opzichte van klimaatadaptieve doelstellingen. Hagen kunnen bijvoorbeeld ingezet worden ten behoeve van afscheiding.
Natuurlijke beplanting
Bij ontwikkelingen wordt optimaal ingezet op klimaatadaptatie. Overhoeken worden ingeplant met biodiverse inheemse soorten.
Cultuurlijke beplanting
Bij ontwikkelingen wordt optimaal ingezet op klimaatadaptatie.
2.7.3.2.6 Groen rondom entrees
Punt of locatie dat een entree aangeeft van een wijk, kern of buitengebied (landschap), waarbij verbijzonderd groen de locatie markeert. Het groen rondom entrees heeft hier een 'poortfunctie' en geeft extra identiteit aan het aanliggende gebied door middel van een markante boom, bijzondere bloeiende heesters, of groen ontworpen plek.
2.7.3.2.7 Fijnmazige groenstructuur
Groene openbare gebieden die kenmerkend zijn voor de stedenbouwkundige opbouw en identiteit van de wijk of buurt. Deze groene gebieden (fijnmazige groenstructuren) kunnen, in samenspraak met bewoners, ingezet worden voor de biodiversiteit en natuurwaarden, klimaatadaptatie en duurzaamheid en/of vitale leefomgeving. Deze groene plekken krijgen hierdoor meer ruimtelijke, klimaatadaptieve, biodiverse en sociale betekenis voor de buurt.
2.7.3.3 Beheer
2.7.3.3.1 Uitgangspunten beheer groen
Waar mogelijk wordt ecologisch beheer toegepast. De principes van de circulaire economie worden gehanteerd. Exoten worden beheersbaar gehouden om gewenste soorten voldoende ruimte te geven en overlast tegen te gaan. Nieuw aangelegd groen is duurzaam en goed te beheren. Op toeristisch belangrijke plekken (zoals entrees en centra) geldt een hogere inrichtings- en beheerkwaliteit, gericht op aantrekkelijkheid. Er is sprake van schoon, heel en veilig groen, gekoppeld aan afgesproken beeldkwaliteit. Op belangrijke zichtplekken in de gemeente, zoals rotondes, pleinen, winkelstraten en centrale plekken in wijken geldt een hogere inrichtings- en beheerkwaliteit gericht op herkenbaarheid van de plek.
2.8 Mobiliteit
2.8.1 Mobiliteit per deelgebied
2.8.1.1 Mobiliteit in Rijssen-Holten
Rijssen-Holten, een dynamische gemeente met een bloeiend ondernemersklimaat, benadrukt het belang van mobiliteit in zowel het centrum als op bedrijventerreinen. Om duurzaamheid, gezondheid en leefbaarheid te waarborgen, hanteert de gemeente principes die deze mobiliteitsthema's ondersteunen. Het STOMP-principe en de 3 V's van duurzame mobiliteit staan hierbij centraal.
Veiligheid en bereikbaarheid zijn topprioriteiten, met een focus op het verminderen van verkeersslachtoffers, vooral onder kwetsbare weggebruikers. Het STOMP-principe rangschikt mobiliteitsvormen per gebied. De 3 V's adviseren over het verminderen, verschuiven en verschonen van verplaatsingen in en tussen alle gebieden.
Belangrijk is ook de verschuiving van mobiliteit naar leefbaarheid, waarbij straatinrichting diverse behoeften en waarden van de gemeenschap integreert. Dit omvat aspecten als toegankelijkheid, veiligheid, groen, en sociale interactie, met als doel een integrale en aantrekkelijke stedelijke omgeving te creëren.
2.8.1.2 Mobiliteit in centrumgebieden
Mobiliteit in centrumgebieden kenmerkt zich als winkelgebieden waarbij voetgangers en fietsers de overhand hebben. Het is een gebied met de sterkste OV-verbindingen. Dit komt door de aanwezigheid het station en de hogere halte-dichtheid van bus- en flexRRReis-haltes.
Rond de centrumgebieden beschikken we over veel gratis parkeervoorzieningen, welke goed te bereiken zijn via bestaande infrastructuur. De mate waarin het centrum te bereiken is met de personenauto, de prioriteit die de auto heeft boven andere modaliteiten, is buiten proportioneel gegroeid. Tijdens drukke momenten is het voor voetgangers en fietsers bijna onmogelijk, en soms zelfs gevaarlijk, om van en naar het centrum te lopen of te fietsen. De personenauto is daarmee de dominerende modaliteit rond het centrum.
We willen naar een situatie toe dat het prettig en veilig is, en dat het loont om wandelend of met de fiets naar het centrum te gaan. Wel willen we dat het mogelijk blijft om met de personenauto naar het centrum te kunnen komen. We vinden dan wel dat de personenauto meer mag uitwijken voor voetgangers en fietsers, zodat zij een betere plek krijgen in en om het centrum, maar ook van en naar het centrum.
2.8.1.3 Mobiliteit in woonwijken
Mobiliteit in woonwijken is belangrijk voor al onze inwoners. Het streven naar het verbeteren van de leefbaarheid in woonwijken is een voortdurende inspanning om een omgeving te creëren die niet alleen duurzaam is, maar ook uitnodigend en gemeenschapsgericht. Dit begint met het nauw betrekken van bewoners bij het ontwerp en de planning van de woonomgeving, waardoor ze een gevoel van eigenaarschap en trots kunnen ontwikkelen over hun buurt.
Een belangrijk aspect van het verbeteren van de leefbaarheid is het creëren van veilige en toegankelijke ruimtes. We vinden het belangrijk dat we de leefbaarheid in woonwijken verbeteren, en bijdragen aan het creëren van veilige en toegankelijke ruimtes. Het gaat hier over goed (dynamisch en duurzaam) verlichte wandel- en fietspaden, drempels om de snelheid van voertuigen te verminderen en voldoende ruimte voor voetgangers en spelende kinderen. Door deze maatregelen te nemen, kunnen we ervoor zorgen dat bewoners zich veilig voelen en vrij kunnen bewegen in hun eigen buurt.
Een ander belangrijk punt is het verminderen van de hoeveelheid bestrating in woongebieden, waardoor ruimte ontstaat voor groenelementen die de biodiversiteit bevorderen en een gezonde leefomgeving ondersteunen. Door bomen, struiken en bloembedden te planten, en gemeenschappelijke tuinen of speelplekken te creëren, kunnen we niet alleen de uitstraling van de buurt verbeteren, maar ook bijdragen aan de kwaliteit van leven van de bewoners.
Duurzame mobiliteit speelt ook een belangrijke rol in het verbeteren van de leefbaarheid van woongebieden. Door duurzame vervoerswijzen zoals lopen, fietsen en openbaar vervoer te stimuleren, kunnen we niet alleen de CO2-uitstoot verminderen, maar ook de gezondheid en het welzijn van bewoners bevorderen. Het is belangrijk om voldoende parkeergelegenheid aan de rand van de woonerven te bieden om het autoverkeer te ontmoedigen en het verblijfskarakter in de woonomgeving te behouden.
Tot slot is sociale interactie een essentieel onderdeel van een leefbare buurt. Door ruimtes en voorzieningen te creëren die sociale interactie en gemeenschapsvorming bevorderen, zoals gemeenschappelijke ontmoetingsplekken, bankjes, speelplaatsen en buurtactiviteiten, kunnen we het sociale netwerk versterken en het gevoel van saamhorigheid binnen de buurt vergroten. Het is belangrijk om regelmatig onderhoud en beheer van de woonerven te waarborgen om de aantrekkelijkheid en functionaliteit ervan te waarborgen, en zo een leefomgeving te creëren waarin bewoners zich thuis voelen en trots op kunnen zijn.
Door deze aspecten in overweging te nemen en in te zetten op een integrale aanpak, kunnen woonerven niet alleen bijdragen aan een veilig woongebied, maar ook aan een leefbare, meer sociale en duurzame leefomgeving voor alle bewoners.
2.8.1.4 Mobiliteit op bedrijventerreinen
Mobiliteit op bedrijventerreinen speelt een belangrijke rol. Het zijn gebieden met veel activiteiten en bewegingen. Daarbij is het wenselijk dat deze gebieden een hoge toegankelijkheid hebben waarbij efficiënt verplaatsingen een belangrijke rol spelen. Een goede organisatie van de infrastructuur is daarin doorslaggevend. Het gaat daarbij niet alleen om de reguliere wegen. Ook fietspaden en het OV-netwerk zijn belangrijk om het bedrijventerrein bereikbaar, veilig en toegankelijk te houden.
Met alleen de ontsluiting van bedrijventerreinen is nog niet alles gezegd. Veel verkeersbewegingen van en naar het bedrijventerrein zijn lokaal. Zo zijn veel werknemers afkomstig uit de directe omgeving en de eigen gemeente. Door te investeren in robuuste fietsverbindingen en OV-mogelijkheden kunnen bedrijventerreinen en woongebieden beter op elkaar worden aangesloten, wat de bereikbaarheid verbetert, de verkeers- en parkeerdruk vermindert en de leefbaarheid van zowel de werk- als de woonomgeving ten goede komt.
Los van de behoefte om werknemers op locatie te krijgen, is de logistiek binnen de gemeente Rijssen-Holten een belangrijk thema op de bedrijventerreinen. In zowel Rijssen als Holten zijn grote logistieke partijen gevestigd. Zij hebben een grote economische impact op de gemeenschap en bieden veel werkgelegenheid. Daarbij hebben deze logistieke partijen een grote behoefte naar een robuust en bereikbaar mobiliteitsnetwerk met weinig congestie.
Onze wegen hebben goede regionale verbindingen, waarbij de N350, N347, de A1 en A35 een belangrijke rol speelt in vervoersbewegingen door het hele land. Het waarborgen van de bereikbaarheid op onze eigen infrastructuur richting Rijks- en provinciale wegen zijn daarbij essentieel. Daarmee waarborgen we niet alleen het verkeer vanuit onze bedrijventerreinen naar de rest van het land, maar ook de bereikbaarheid vanuit de regio naar Rijssen-Holten.
Om fietsgebruik voor woon-werkverkeer te stimuleren beperken we het directe autoverkeer tussen woonwijken en bedrijventerreinen. We verminderen de hoeveelheid openbare parkeerplekken op bedrijventerreinen zodat er meer ruimte ontstaat voor andere activiteiten. Parkeren op bedrijventerreinen moet voornamelijk op eigen terrein plaatsvinden.
2.8.1.5 Mobiliteit in het buitengebied
Buiten de bebouwde kom van Rijssen-Holten hebben we een groot buitengebied. Mobiliteit in het buitengebied is ook belangrijk.
Het mobiliteitssysteem in het buitengebied is anders dan binnen de bebouwde kom. In het buitengebied domineren landweggetjes het mobiliteitsnetwerk, waarbij provinciale- en Rijkswegen de assen van het landschap doorkruisen. Bij deze andere inrichting dan binnen de bebouwde kom spelen ook andere problemen op het gebied van mobiliteit. Zo zijn snelheidsovertredingen en sluipverkeer door gemotoriseerd verkeer orde van de dag, terwijl het buitengebied ook veelvuldig gebruikt wordt door (recreatieve) fietsers en voetgangers.
Daarnaast heeft het buitengebied een agrarische functie, waarbij veel landbouwvoertuigen gebruik maken van de wegen om akkergronden en percelen te benaderen. Deze vaak grote voertuigen hebben veel ruimte nodig op de weg en rijden een gematigde snelheid.
We willen sluipverkeer in het buitengebied tegengaan, zowel door fysieke maatregelen te nemen als digitale maatregelen. Waar het wenselijk is om sluipverkeer tegen te gaan sluiten we wegen. Hierdoor zal er in het buitengebied soms omgereden moet worden. Op deze manier is het minder aantrekkelijk om af te wijken van de hoofdinfrastructuur en wordt het buitengebied een aantrekkelijkere en veiligere omgeving om te wonen, verplaatsen en recreëren. Ook gaan we als gemeente actiever digitale maatregelen nemen zodat navigatiesystemen bestuurders niet zomaar binnendoor sturen. De gevolgen van deze potentiële wegafsluitingen, op het gebied van verplaatsing van verkeersstromen en mogelijke congestievorming, worden inzichtelijk gemaakt om indien nodig samen met de provincie Overijssel te kijken naar deze of andere oplossingsrichtingen.
Door mobiliteit in het buitengebied te concentreren op de hoofdassen streven we naar een rustigere omgeving, waar je eigenlijk alleen komt als je een bestemming hebt of komt recreëren. Bestemmingsverkeer moet goed op locatie kunnen komen en er wordt voldoende ruimte geboden voor wandelen en fietsen. Een doorsteek maken door het buitengebied maken we lastiger, waardoor het minder loont.
2.8.2 Modaliteiten (vervoersmiddelen)
2.8.2.1 STOMP-principe
2.8.2.1.1 Wandelen (Stappen)
2.8.2.1.1.1 Wandelen in centrumgebieden
Binnen centrumgebieden heersen voornamelijk voetgangersgebieden. Op de meeste momenten is het enkel toegestaan om deze gebieden als voetganger te betreden.
De centrumgebieden vormen het kloppende hart van onze kernen. Een verscheidenheid aan winkels en voorzieningen trekt bezoekers uit de directe omgeving en daarbuiten aan. Binnen de centrumgebieden behouden en krijgen voetgangers de ruimte om zich veilig te verplaatsen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid binnen onze centrumgebieden geborgd.
Daarbij is het belangrijk dat de veiligheid van en de toegankelijkheid voor voetgangers gewaarborgd blijft. We zetten ons in voor de realisatie en onderhoud van voorzieningen voor inwoners en bezoekers, en zorgen voor een goede afbakening van andere modaliteiten biedt welke in en rondom de centrumgebieden.
2.8.2.1.1.2 Wandelen in woonwijken
Woonwijken zijn de gebieden waar onze inwoners het overgrote deel van hun dagelijkse leven leiden. Het is een dynamische omgeving met veel en verschillende behoeften en belangen. Het bieden van een veilige woonomgeving is essentieel, vooral voor kwetsbare verkeersgroepen zoals voetgangers.
Als gemeente vinden we het belangrijk dat bewoners van woonwijken voldoende mogelijkheden hebben om zich vrij en veilig te voet te kunnen verplaatsen. Het realiseren en onderhouden van degelijke voetpaden, openbare attributen, looproutes van en naar bushaltes en een veilige wandelomgeving zijn essentieel om inwoners ten alle tijden met een veilig gevoel over straat te kunnen laten wandelen.
2.8.2.1.1.3 Wandelen op bedrijventerreinen
Werknemers op bedrijventerreinen gebruiken vaak de pauzes om even de benen te strekken en een wandeling in de omgeving te maken.
Bedrijventerreinen zijn drukke omgevingen met veel vervoersbewegingen: zowel van mensen die het bedrijven bezoeken of om te werken, maar ook de logistieke bewegingen. Wandelen en veel vervoersbewegingen gaan vaak slecht samen.
Als gemeente onderkennen we het belang van vitale werknemers, daarom maken we het mogelijk dat er op een veilige manier op en rondom bedrijventerreinen gewandeld kan worden. Daarbij betrekken we de wandelverbindingen van en naar bushaltes richting locaties op de bedrijventerreinen.
2.8.2.1.1.4 Wandelen in het buitengebied
Het open en natuurlijke karakter van het buitengebied maakt het een aantrekkelijke omgeving om te wandelen. Dit is voornamelijk vanuit het recreatieve aspect.
Als gemeente vinden we het belangrijk dat onze inwoners en bezoekers deze natuurlijke waarde van dit gebied op een veilige manier te kunnen beleven.
2.8.2.1.2 Fietsen (Trappen)
2.8.2.1.2.1 Fietsen in centrumgebieden
Centrumgebieden kennen veel reuring, waar voetgangers de overhand hebben. Veel mensen gebruik de fiets om van en naar het centrum te bewegen. Fietsers en wandelaars gaan relatief goed samen, maar kunnen ook voor ergernissen zorgen bij ondernemers en winkelend publiek. Het goed afbakenen van waar je mag fietsen en waar de fietsen geparkeerd mogen worden is belangrijk om fietsen goed te integreren met de centrumgebieden.
Als gemeente vinden we het belangrijk dat mensen blijven fietsen. We blijven faciliteren voor fietsers in centrumgebieden. Dit doen we door duidelijke fietsroutes van en naar het centrum te realiseren en onderhouden, te faciliteren in voldoende plekken om de fiets (veilig) te parkeren en het veiliger te maken om met de fiets in en rond het centrum te fietsen.
2.8.2.1.2.2 Fietsen in woonwijken
Fietsen draagt bij aan een duurzame levensstijl en een betere gezondheid. Daarom willen we het gebruik van de fiets binnen woonwijken en van en naar woonwijken vergroten. Fietsen draagt daarnaast bij aan een veiligere en rustigere leefomgeving door de lager gereden snelheden. Ook nemen fietsen minder ruimte in beslag tijdens het rijden en met het parkeren.
We bevorderen het fietsgebruik in de woonwijken door versterking van het fietsnetwerk en zetten in op een verbetering van de kwaliteit van fietsinfrastructuur. We realiseren voldoende fietsparkeervoorzieningen bij wijkcentra, OV-haltes en andere voorzieningen. We verlagen de maximumsnelheid van wegen waar fietsers de weg delen met gemotoriseerd verkeer. Ook willen we meer automobilisten op de fiets krijgen door fietsen aantrekkelijker te maken ten opzichte van de auto, vooral voor de kortere afstanden.
2.8.2.1.2.3 Fietsen op bedrijventerreinen
Op bedrijventerreinen zijn meer vervoersbewegingen te vinden, vooral vervoersbewegingen van vrachtverkeer en regulier gemotoriseerd verkeer spelen hier een belangrijke rol. Daarom kan het fietsen op bedrijventerreinen risico's met zich meebrengen. We willen de fietsveiligheid op bedrijven vergroten en zoeken hierbij naar een balans tussen fietsbereikbaarheid- en veiligheid en de bereikbaarheid van gemotoriseerd verkeer is daarbij belangrijk. Daarbij moeten fietsers over zoveel mogelijk eigen infrastructuur beschikken indien de snelheidsverschillen tussen fietsers en gemotoriseerd verkeer té hoog is. Op deze manier wordt de fietser in mindere mate gebruikt als remmend middel.
Als gemeente vinden we het belangrijk dat bedrijven op onze bedrijventerreinen goed te bereiken zijn met de fiets. Dit geldt met name voor de fietsverbindingen tussen woonwijken en bedrijventerreinen, maar ook de fietsverbindingen tussen omliggende gemeenten. Deze routes moeten veilig en aantrekkelijk zijn om te gebruiken. Daarnaast ondersteunen we ondernemers om hun werknemers met gezondere en duurzamere modaliteiten te laten reizen.
2.8.2.1.2.4 Fietsen in het buitengebied
Rijssen-Holten heeft een aantrekkelijk buitengebied waar veel recreanten op afkomen. Fietsen is daarbij één van de voornaamste vormen van verplaatsen voor recreanten. Ook liggen veel schoolfietsroutes in het buitengebied, waar schoolgaande jongeren gebruik van maken.
We borgen en verbeteren de fietsveiligheid in het buitengebied. We hebben hierbij aandacht voor het verbeteren van gevaarlijke kruispunten in het buitengebied. Als gemeente zetten we ons in om de fietsverbinding tussen de verschillende kernen te verbeteren, waarbij rekening wordt gehouden met de veiligheid, het comfort en de directheid van deze fietsverbindingen. Daarnaast zoeken we toenadering met omliggende gemeenten om een gezamenlijk invulling te geven aan gemeente-overstijgende fietsverbindingen.
2.8.2.1.3 Openbaar vervoer (OV)
2.8.2.1.3.1 Openbaar vervoer in Rijssen-Holten
Regulier openbaar vervoer
Openbaar vervoer is een provinciale aangelegenheid. Als gemeente is het lastig om te sturen op de verdere ontwikkeling van openbaar vervoer. Wel kan een gemeente zich inzetten om openbaar vervoer binnen de gemeente te verbeteren of uit te breiden. Hiervoor moet de gemeente lobbyen bij de provincie en vervoeraanbieder.
Als gemeente vinden we het belangrijk dat openbaar vervoer binnen onze gemeente blijft bestaan en verbetert. We zien graag dat openbaar vervoer meer gebruikt wordt, en dat openbaar vervoer een aantrekkelijker alternatief wordt voor de personenauto. Hiervoor is het belangrijk dat er een halt wordt toegeroepen tegen de verdere uitkleding van openbaar vervoer binnen onze gemeente, maar ook in de regio. Dit doen we door ons blijven in te zetten bij provinciale- en regionale overleggen omtrent (openbaar) vervoer. We zien daarbij een sterke verbinding tussen openbaar vervoer, fietsen, deelmobiliteit en hubs.
Buiten de werking en het aanbod van openbaar vervoer heeft de gemeente wel een taak bij het onderhouden en verbeteren van OV-haltes. De kwaliteit van deze mobiliteitsvoorziening is belangrijk om openbaar vervoer aantrekkelijker te maken. Denk hierbij aan het realiseren van fietsparkeervoorzieningen bij bushaltes, duidelijke en veilige looproutes van het voetpad naar de bushalte en correcte geleidelijnen voor mensen met een visuele beperking. Daarnaast heeft de gemeente de taak om de kwaliteit en het aanbod van openbaar vervoer te bewaken, waarbij de gemeente ook moet lobbyen bij de provincie om openbaar vervoer te blijven borgen.
FlexRRReis
FlexRRReis is de vervoersservice in de gemeente Rijssen-Holten die je comfortabel en voordelig van en naar ruim 140 haltes in en om de gemeente Rijssen-Holten. FlexRRReis is een vraag-gestuurde mobiliteitsvoorziening, wat betekent dat er geen vaste dienstregeling is. De dienst bestaat nu al ruim vijf jaar, en dat met dank aan onze zeer betrokken vrijwilligers uit de gemeenschap.
Als gemeente zien we grote meerwaarde in de vraag-gestuurde mobiliteitsvoorziening, vooral gezien de huidige positie van openbaar vervoer binnen de gemeente en omstreken. Voortbestaan en verbetering van deze dienst beschouwen we als essentieel voor het huidige en toekomstige mobiliteitsbeeld.
2.8.2.1.4 MAAS en deelmobiliteit
2.8.2.1.4.1 Deelmobiliteit in Rijssen-Holten
Deelmobiliteit is een mobiliteitsmodel waarbij gebruikers toegang hebben tot voertuigen op basis van tijdelijk gebruik, in plaats van het bezitten van een voertuig voor langere perioden. In grotere steden, zowel in de regio als in de Randstad, komt deelmobiliteit al enkele jaren in verschillende vormen van gedeeld vervoer voor. Hierbij kun je denken aan vormen als autodelen, (bak)fietsdelen en scooterdelen.
Er zijn op regionaal niveau onderzoeken geweest naar de behoefte van verschillende vormen van deelmobiliteit. Hieruit blijkt dat inwoners binnen onze gemeente een redelijk positief beeld hebben ten opzichte van deelmobiliteit. Vooral de deelauto en deelbakfietsen zijn modaliteiten welke positief uit het onderzoek voortkwamen.
Als gemeente Rijssen-Holten kijken we vooral naar grotere gemeenten hoe zij omgaan met deelmobiliteit, welke eisen deze gemeenten daaraan stellen en hoe deelmobiliteit zich ontwikkelt. Zelf willen we op termijn ervaring opdoen met deelmobiliteit, waarbij we kiezen voor een Rijssense-aanpak.
We zien dat deelmobiliteit binnen de bebouwde kom mogelijkheden biedt. Dit geldt vooral voor de stationsgebieden, bedrijventerreinen maar ook de woonwijken. Welke vorm van deelmobiliteit voor ieder gebied het meest geschikt is moet onderzocht worden.
We stellen voor om eigen ervaringen op te doen met deelmobiliteit. Dit doen we door kleinschalige en lokale pilots te draaien met onze inwoners. We kijken waar vraag is naar deelmobiliteit, en welk type deelmobiliteit het beste past bij de behoeften van deze groep. Het doel van de pilot is om te onderzoeken welke vormen van deelmobiliteit het beste passen bij onze gemeente, en op welke manieren deze het beste geïmplementeerd kunnen worden.
We willen dat deelmobiliteit een belangrijke bijdrage levert aan het verminderen van verkeers- en parkeerdruk. Door te investeren in deelmobiliteit streven we ernaar om de gemeente Rijssen-Holten leefbaarder en bereikbaarder te maken voor al onze inwoners en bezoekers. We geloven dat deelmobiliteit een belangrijke rol kan gaan spelen in het realiseren van deze doelstellingen en het vervullen van mobiliteitsbehoeften van onze inwoners.
2.8.2.1.5 Personenauto
2.8.2.1.5.1 Personenauto in centrumgebieden
Centrumgebieden in onze gemeente zijn hoofdzakelijk ontworpen met het oog op wandelend en fietsend verkeer. Toch blijven deze gebieden ook voor automobilisten zeer toegankelijk. In en dicht om de centrumgebieden heen zijn veel parkeerterreinen te vinden. Deze gebieden zijn goed te bereiken vanaf de hoofdinfrastructuur, kennen weinig fysieke obstakels en bieden ruime parkeermogelijkheden. Bovendien is er geen sprake van betaald parkeren, wat het voor bezoekers als bewoners aantrekkelijk maakt om met de auto naar het centrum te komen.
Als gemeente hechten wij veel waarde aan het behoud van de toegankelijkheid van het centrum, zowel voor de voetganger, de fietser en de automobilist. Tegelijkertijd streven we ernaar om het vanzelfsprekende karakter van autogebruik te verminderen. Dit willen we doen door dit gebied te herinrichten welke autoverkeer ontmoedigd, wat weer ruimte biedt voor voetgangers, fietsers en groenvoorzieningen. Op deze manier wordt er ook bijgedragen aan klimaatadaptatie. Wegen in en rondom het centrum zullen zo aangepast worden dat auto’s minder gemakkelijk naar het centrum kunnen, en in mindere mate een belemmering vormen voor voetgangers en fietsers die zich van en naar het centrum willen verplaatsen.
2.8.2.1.5.2 Personenauto in woonwijken
Personenauto’s hebben een grote impact op de veiligheid en leefbaarheid van de leefomgeving. We willen dat woonwijken een leefbare plek worden, waarbij het veilig is om elkaar op te zoeken en op straat te kunnen spelen. Ook zijn er klimaatmaatregelen nodig om de woonomgeving in de toekomst leefbaar te houden. Parkeren in woonwijken neemt veel ruimte in beslag. Deze ruimte is schaars en is soms nodig voor wat anders. Als gemeente blijven we openbaar parkeren faciliteren voor onze inwoners.
Om verkeersdruk in woonwijken te verminderen zullen maatregelen genomen worden om doorgaand verkeer te ontmoedigen. Dit doen we onder meer door verkeer remmende maatregelen toe te passen, zoals drempels, versmallingen en eenrichtingsverkeer. Dit houdt in dat je met de auto naar je woning kunt rijden, maar dat je soms wat moet omrijden. Daarnaast nemen we maatregelen om de verkeersveiligheid in woonwijken te verbeteren. Zo willen we de snelheid op alle wegen in en rond woonwijken verlagen naar 30 km/u, en waar mogelijk willen we terug naar erfinrichtingen. We plaatsen straatverlichting op plekken waar dat nodig is, verbeteren de oversteekbaarheid door zebrapaden aan te leggen en plaatsen waar nodig verkeersborden- en spiegels.
2.8.2.1.5.3 Personenauto op bedrijventerreinen
De verplaatsing van bezoekers en werknemers van en naar bedrijven zullen belangrijk blijven om het bedrijventerrein bereikbaar te houden. Door het aantrekkelijker maken van andere modaliteiten willen we het autogebruik verminderen. Wel blijven we het autogebruik op de bedrijventerreinen faciliteren.
2.8.2.1.5.4 Personenauto in het buitengebied
Verplaatsen met de personenauto is essentieel voor inwoners in het buitengebied. We zien dat veel wegen in het buitengebied gebruikt worden door sluipverkeer. We willen dit sluipverkeer zoveel mogelijk weren door te kijken naar het gebruik van verschillende wegvakken in het buitengebied.
2.8.2.2 Transport en logistiek
2.8.2.2.1 Transport en logistiek in centrumgebieden
Voor winkels in centrumgebieden is het belangrijk dat deze bevoorraad kunnen worden. Er zijn venstertijden afgesproken, welke aangeven wanneer goederen met gemotoriseerd verkeer naar winkels kan worden gebracht. We zetten in op een vermindering van de hoeveelheid gemotoriseerd verkeer binnen de centrumgebieden, en stimuleren dat aanwezige voertuigen duurzame (stads)logistiek om een beter verblijfsklimaat in centrumgebieden te realiseren.
2.8.2.2.2 Transport en logistiek in woonwijken
In woonwijken zijn het aantal bestelautobewegingen door de jaren heen gegroeid door een toename in het aantal en frequentie van internetaankopen. We zien dat de aanwezigheid van bestelauto's in woonwijken soms tot verkeersonveilige situaties leidt.
Ons ondernemend klimaat kenmerkt dat er veel bedrijfsvoertuigen binnen de gemeente staan geregistreerd. Deze voertuigen worden vaak aan huis in woonwijken geparkeerd. Deze bedrijfsvoertuigen nemen meer ruimte in beslag, wat invloed heeft op de al hoge parkeerdruk in woonwijken. Ook zijn bedrijfsvoertuigen over het algemeen groter dan personenauto's, waardoor er minder zicht is op andere verkeersdeelnemers. Hierdoor kunnen verkeersonveilige situaties ontstaan. Om deze redenen willen we dat de hoeveelheid geparkeerde bedrijfsvoertuigen in woonwijken verminderen. Waar mogelijk zoeken we naar parkeergebieden aan de randen van woonwijken.
2.8.2.2.3 Transport en logistiek op bedrijventerreinen
Rijssen-Holten heeft een grote transportsector. Vanuit en naar bedrijventerreinen gebeurt het gros van alle transportbewegingen binnen de gemeente. Denk hierbij aan lokale transporten tussen bedrijven tot grootschalige transportoperaties door heel het land. We vinden het belangrijk dat transport en logistiek op het bedrijventerrein een hoge prioriteit blijft houden, waarbij voldoende aandacht wordt gegeven aan de berijdbaarheid en van onze infrastructuur en de bereikbaarheid van de gemeente. Daarbij is een hoge mate van doorstroming op zowel de bedrijventerreinen als daarbuiten van belang.
2.8.2.3 Toegankelijkheid voor mensen met een beperking
2.8.2.3.1 Toegankelijkheid voor mensen met een beperking in Rijssen-Holten
Mensen - met en zonder beperking - moeten zich zonder belemmeringen en naar individuele behoeften kunnen verplaatsen. Zelfredzaamheid en zelfstandige mobiliteit zijn belangrijke voorwaarden om aan het maatschappelijk verkeer te kunnen deelnemen. Daarom is het noodzakelijk dat de openbare buitenruimte, zoals looproutes, bushaltes, parkeerplaatsen en reis- en routeinformatie, goed is ingericht.
Om ervoor te zorgen dat de openbare buitenruimte voor iedereen toegankelijk is, moeten in verschillende fases van een ontwikkeling, reconstructie of herinrichting de behoeften van mensen met een beperking worden nagegaan. Daarbij denken we bijvoorbeeld aan vrije breedtes, hoogtes en draairuimte, maar ook aan rustmogelijkheden, trappen, hellingen en leuningen. Daarnaast vinden we de inrichting en vormgeving van routegeleiding, straatmeubilair en oversteekplaatsen ook belangrijk. Bij het ontwerpen en herinrichten van de openbare ruimte houden we zoveel mogelijk rekening met de richtlijnen zoals voorgeschreven in CROW-publicaties omtrent het thema toegankelijkheid. De menselijke maat stellen we centraal. We denken altijd na over de functionaliteit en uitwerking van ideeën en toepassingen in de openbare ruimte.
2.8.3 Infrastructuur
2.8.3.1 Hoofdwegennet (HWN)
2.8.3.1.1 Verbinding naar Rijkswegen
De ligging van de Rijkswegen (A1 en A35) heeft een aanzienlijk belang voor Rijssen-Holten. De A1 functioneert als belangrijke verkeersader Rijssen-Holten en de regio verbindt met andere delen van Nederland en Europa. Op het gebied van mobiliteit biedt vooral de A1 een snelle en efficiënte verbindingen voor zowel inwoners als bezoekers van Rijssen-Holten. Het vergemakkelijkt pendelverkeer naar omliggende steden en regio's, wat de bereikbaarheid van banen, onderwijs- en gezondheidszorgfaciliteiten verbetert. Bovendien draagt de snelweg bij aan het verminderen van verkeerscongestie op lokale wegen, waardoor de doorstroming van het verkeer binnen de gemeente verbetert en de reistijden worden verkort. We zetten ons in op directe verbindingen, met zo min mogelijk verstoringen, richting rijkswegen.
2.8.3.1.2 Verbinding naar provinciale wegen
De provinciale wegen dienen als regionale ontsluitingswegen welke verschillende kernen verbinden. Daarnaast zijn deze wegen voornamelijk te vinden in het buitengebied. Als gemeente zijn wij geen wegbeheerder van deze wegen. Wel hebben we als gemeente belang bij adequate en veilige aansluitingen op deze infrastructuur. Voor deze wegen vinden we het belangrijk dat er een hoge mate van doorstroming is, waarbij weinig conflictpunten zijn met andere verkeersstromen. In afstemming met provincie en buurgemeenten zetten we ons in om de doostroming op deze wegen te bevorderen.
2.8.3.1.3 Gebiedsontsluitingswegen 50 km/u (GOW50)
De GOW50 is een bestaand type weg binnen stedelijke gebieden, waarbij voornamelijk de verkeersfunctie wordt vervuld. Dit houdt in dat het veilig afwikkelen van verkeer en het verzekeren van doorstroming zijn de belangrijkste functies zijn. Op de rijbaan deze wegen is het niet wenselijk om gedeelde verkeersstromen te hebben, zoals fietsers op fietsstroken of trottoirs langs de rijbaan. Deze dienen met gepaste afstand worden gescheiden, bij voorkeur fysiek door bijvoorbeeld een groenstrook. Ook hebben deze wegen een belangrijkere verkeersfunctie voor gemotoriseerd verkeer, en is de oversteekbaarheid van fietsers over deze wegen minder belangrijk. Ongelijkvloerse oversteekoplossingen zijn bij deze wegcategorie wenselijk.
Met de inrichting van GOW50-wegen hanteren we gestelde inrichtingskenmerken zoals deze worden voorgeschreven vanuit CROW.
2.8.3.1.4 Gebiedsontsluitingswegen 30 km/u (GOW30)
De GOW30 is een nieuw type weg binnen stedelijke gebieden, dat naast de bestaande Erftoegangsweg 30 km/h (ETW30) en Gebiedsontsluitingsweg 50 km/h (GOW50) bestaat. In de praktijk zijn er wegen die zowel een woonfunctie als een verkeersfunctie vervullen, waarbij het niet altijd veilig of passend is om ze in te richten als 50 km/u-weg, bijvoorbeeld met afgescheiden fietspaden of fietsstroken. Vanuit daar is de landelijke behoefte ontstaan om de snelheidslimiet op sommige delen van deze gebiedsontsluitingswegen te verlagen naar 30 km/h (GOW30).
GOW30-wegen passen we enkel toe bij de herinrichting van bestaande wegen en niet bij de aanleg van nieuwe wegen. Daarbij hebben GOW30-wegen een vorm van voorrang ten opzichte van zijwegen en beschikken altijd over fietspaden of voldoende brede fietsstroken.
Met de inrichting van GOW30-wegen hanteren we gestelde inrichtingskenmerken zoals deze worden voorgeschreven vanuit CROW.
2.8.3.1.5 Zoekgebied rond- en randweg
Om toekomstbestendig te zijn is het noodzaak om over een robuust wegennet te beschikken. De interne verkeersafwikkeling, vooral in Rijssen, is de afgelopen jaren heen slechter geworden. Ontwikkelingen binnen de kom zoals woningbouw en inbreiding, samen met de groei op het bedrijventerrein leidt tot een toename van verkeersbewegingen.
Om deze groei op te vangen en af te wikkelen is het belangrijk om optimaal gebruik te maken van ons wegennet, waar een capaciteitsvraagstuk aan zit. Dit omvat het teweeg brengen van een modal-shift, waarbij automobilisten overstappen naar de fiets en openbaar vervoer. Deze modal-shift zal onvoldoende zijn om de interne verkeersdrukte op te vangen. We moeten daarom efficiënt omgaan met de bestaande wegen. Daar zit ook een grens op. Richting de toekomst is het daarom verstandig om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om, vooral Rijssen, te gaan ontsluiten. Dit doen we door een zoekgebied rond- en randwegen binnen ons eigen grondgebied op te nemen. Met deze ontwikkeling betrekken we de Ladder voor duurzame verstedelijking en de Ladder van Verdaas.
2.8.3.2 Onderliggend wegennet (OWN)
2.8.3.2.1 Holterbergweg (Toeristenweg)
De Toeristenweg in Holten staat bekend als een recreatieve route door het landschap van de Sallandse Heuvelrug. Het is een populaire bestemming voor toeristen en natuurliefhebbers vanwege de uitzichten, de flora, fauna en de mogelijkheden tot recreatie en ontspanning.
Naast de recreatieve functie wordt de weg geregeld gebruikt door sluipverkeer, zowel tijdens de spitsmomenten als in de nachtelijke uren. Dit heeft gevolgen voor het natuurgebied en de dieren die er leven. Om het gebied beter te beschermen en het ongewenste gebruik terug te dringen is ervoor gekozen om een toegangsbeperking in te stellen. In de avonduren is het daarom niet toegestaan om de weg te gebruiken. We willen de recreatieve functie van de Toeristenweg behouden waarbij de (auto)verkeersfunctie van de weg wordt ingeperkt.
Enkel het plaatsen van bebording blijkt tot op heden onvoldoende om het oneigenlijk gebruik terug te dringen. Om deze reden is ervoor gekozen om meer in te zetten op handhaving. Het heeft onze voorkeur om een slagboomsysteem te plaatsen mét cameratoezicht.
In een verdere fase willen we nagaan of het gebruik van de Toeristenweg nog past binnen de toekomstige kaders voor natuurbehoud. Hiervoor willen we samen met de gemeente Hellendoorn een onderzoek opzetten om doelen, ambities en varianten uit te werken omtrent het toekomstige gebruik van de Holterberg en de Toeristenweg.
2.8.3.2.2 Erftoegangswegen (ETW30)
Het overgrote deel van onze infrastructuur bestaat uit erftoegangswegen. Voor deze wegtypering geldt een maximumsnelheid van 30 km/u. De wegen zijn in vergelijking tot gebiedsontsluitingswegen smaller. Ook zijn hier vaker parkeerplaatsen langs de rijbaan te vinden. Gemotoriseerd verkeer deelt de rijbaan met fietsers, waarbij fietsers fietsstroken hebben. Langs de wegen zijn vaak trottoirs te vinden waar voetgangers zich kunnen verplaatsen.
Met de inrichting van ETW30-wegen hanteren we gestelde inrichtingskenmerken zoals deze worden voorgeschreven vanuit CROW.
2.8.3.2.3 Woonerven
De inrichting van de openbare ruimte heeft veel impact op de leefbaarheid en de algehele beleving van een gebied. Vooral in woonwijken is deze inrichting van groot belang voor de bewoners. Het creëren van een veilige en aangename leefomgeving staat hierbij centraal, waarbij ontmoeting en ontspanning worden gestimuleerd. Een manier om dit te realiseren is door het herintroduceren van woonerven waar mogelijk.
In deze woonerven mogen wegen geen doorgaand karakter hebben en mag er minimaal fietsverkeer aanwezig zijn. Door de inrichtingskenmerken van woonerven toe te passen, wordt de nadruk gelegd op de leefbaarheid en sociale interactie binnen de woongebieden. Hier passen we verkeersremmende maatregelen toe zoals drempels en versmallingen, waardoor de snelheid van het autoverkeer wordt beperkt en de veiligheid van voetgangers wordt vergroot.
Door woonerven te herintroduceren, streven we ernaar om een omgeving te creëren waar bewoners zich thuis en veilig voelen, waar kinderen kunnen spelen en buurtbewoners elkaar kunnen ontmoeten en sociale banden kunnen versterken. Op deze manier moet er bijgedragen worden aan een prettige leefomgeving waar de kwaliteit van leven wordt bevorderd.
Met de inrichting van woonerven hanteren we gestelde inrichtingskenmerken zoals deze worden voorgeschreven vanuit CROW.
2.8.3.3 Hoofdfiets-en wandelroutes
2.8.3.3.1 Hoofdfietsroutes
In Rijssen-Holten kan goed gefietst worden, zowel door onze inwoners als door bezoekers. Vanuit het perspectief van de fietser zijn comfortabele, directe en veilige fietsverbindingen noodzakelijk om fietsen aantrekkelijk te maken en te houden. Langs deze hoofdfietsroutes vinden we het belangrijk dat fietsers over het algemeen meer ruimte krijgen en voorrang hebben op andere vervoerswijzen. Ook zijn langs deze routes herkenningspunten zichtbaar en wordt de gelegenheid geboden om te rusten en wordt enige bescherming geboden tegen de elementen.
2.8.3.3.2 Fietssnelweg
In aanvulling op het reguliere fietsnetwerk willen een fietssnelweg tussen de de gemeente Wierden en Deventer. Hier ligt het accent op doorstroming en comfort voor de fietser. Ook hebben fietsers over deze route in de meeste gevallen voorrang op ander verkeer, om zo doorstroming te bevorderen. Langs deze route zijn over het algemeen meer rust- en schuilvoorzieningen te vinden Vooral binnenstedelijk ligt hier de uitdaging vanwege de ingebruikname van ruimte.
2.8.3.3.3 Hoofdwandelroutes
Binnenstedelijk willen we herkenbare, directe en comfortabele looproutes. Voornamelijk de verbindingen tussen voorzieningen zoals zorg- en onderwijsinstellingen richting het centrum en woonwijken zullen belangrijk zijn om wandelen aantrekkelijker te maken en te houden. Langs deze hoofdwandelroutes zullen meer oversteekpunten voor voetgangers komen, waarbij extra aandacht wordt gegeven aan (straat)verlichting en geleidelijnen. Als gemeente streven we er naar om al onze spooroverwegen veilig te hebben zonder conflicten, zowel voor het treinverkeer als voor het wegverkeer.
2.8.3.4 Spoorwegovergang
Door de gemeente Rijssen-Holten ligt het spoortracé Deventer - Enschede. Dit tracé wordt veelvuldig gebruikt door verschillende vormen van treinverkeer. Denk hierbij aan de Intercity en de reguliere stoptrein, maar ook het goederenvervoer en internationaal treinverkeer gebruiken deze route. Over de gehele lengte van dit tracé zijn spoorwegovergangen te vinden, zowel over gemeentelijke als over provinciale wegen.
Spoorwegovergangen en provinciale wegen binnen de gemeente
De enige spoorwegovergang over provinciale wegen binnen onze gemeente is de spoorwegovergang N350 te Holten. Als gemeente hebben zetten we ons inzetten om deze spoorwegovergang te laten transformeren naar een ongelijkvloerse spoorwegovergang. Op deze manier willen we bijdragen aan de doorstroming en de robuustheid van de verbinding tussen Rijssen en Holten.
Spoorwegovergangen en lokale wegen binnen de gemeente
In het recente verleden zijn verschillende spoorwegovergangen binnen Rijssen omgebouwd tot tunnels. Deze ondertunneling heeft eraan bijgedragen dat het wegverkeer geen hinder meer ondervindt van het treinverkeer. In het buitengebied zijn echter alle spoorovergangen bewaakt en gelijkvloers. Daarbij zien we dat deze spoorovergangen ongewenste conflictpunten zijn. In de toekomst willen we zoveel mogelijk spoorwegovergangen saneren, óf vervangen voor ongelijkvloerse oversteken door te ondertunnelen.
2.8.4 Voorzieningen
2.8.4.1 Parkeren
2.8.4.1.1 Autoparkeren
2.8.4.1.1.1 Autoparkeren in centrumgebieden
Autoparkeren is primair bedoeld voor het bezoeken van de centrumgebieden. De gemeente heeft als taak om in voldoende en adequate parkeerplaatsen te voorzien voor bezoekers en inwoners. We zien dat we autoparkeren voor de centrumgebieden moeten blijven faciliteren. Dit doen we voornamelijk aan de randen van winkelgebieden. We behouden en versterken bestaande parkeervoorzieningen aan de randen van winkelgebieden. Daarbij is het belangrijk dat deze parkeermogelijkheden bereikbaar zijn en blijven. Om bewuster met ruimte om te gaan kijken we naar de mogelijkheden om bestaande parkeervoorzieningen te transformeren naar hoogwaardige (meerlaagse / ondergrondse) parkeervoorzieningen, met meerdere functies en voorzieningen.
Voor nieuwe woonfuncties in de centrumgebieden is het niet toegestaan om parkeren af te wikkelen op de openbare ruimte, met een uitzondering voor parkeerplaatsen voor bezoekers.
2.8.4.1.1.2 Autoparkeren in woonwijken
Autoparkeren in woonwijken is primair bedoeld voor de bewoners en bezoekers van deze woonwijken. Bewoners dienen zoveel mogelijk op eigen terrein te parkeren. Soms is het niet mogelijk voor bewoners om op eigen terrein te parkeren. Voor deze groep faciliteren we het parkeren in de openbare ruimte. Ook bezoekers hebben de mogelijkheid om hier te parkeren. De geleidelijke groei van het autobezit heeft geleid tot een hogere parkeerdruk in woonwijken. Dit geldt vooral voor woongebieden met veel tussenwoningen (zonder eigen parkeerplaats).
Daarnaast zien we dat ontwikkelingen van elektrisch rijden en laden consequenties heeft voor de beschikbare openbare parkeerruimte in woonwijken. Parkeerplaatsen worden voorzien van een laadpaal, waardoor reguliere voertuigen hier niet meer mogen parkeren. We vinden het belangrijk om te voorzien in deze laadbehoefte, vooral voor de groep inwoners zonder parkeermogelijkheden op eigen terrein. Tegelijkertijd willen we de parkeerdruk in woonwijken verzachten. We willen bedrijfsvoertuigen gaan weren in woonwijken om de al hoge parkeerdruk te verlagen en bij te dragen aan de verkeersveiligheid.
2.8.4.1.2 Fietsparkeren
2.8.4.1.2.1 Fietsparkeren in centrumgebieden
In de centrumgebieden zijn veel openbare voorzieningen te vinden. Op veel plekken is fietsparkeren al geregeld door fietsnietjes en fietsenrekken. Waar nodig plaatsen we extra fiets-parkeerplekken om het fietsparkeren in centrumgebieden beter te regelen. Hierdoor moet er minder hinder ontstaan door geparkeerde fietsen.
2.8.4.1.2.2 Fietsparkeren in woonwijken
Fietsparkeren in woonwijken gebeurt voornamelijk op eigen terrein. Waar openbare voorzieningen zijn verruimen en verbeteren we de fiets-parkeerplekken.
2.8.4.1.2.3 Fietsparkeren op bedrijventerreinen
Fietsparkeren op bedrijventerreinen gebeurt voornamelijk op eigen terrein. Waar openbare voorzieningen zijn verruimen en verbeteren we de fiets-parkeerplekken. We kijken samen met ondernemers naar de mogelijkheden om fietsparkeren, en daarmee fietsen, te stimuleren.
2.8.4.1.3 Vrachtwagenparkeren
2.8.4.1.3.1 Vrachtwagenparkeren in Rijssen-Holten
Vrachtwagenparkeren refereert naar het kort en langdurig parkeren van vrachtwagens, vaak langs de weg, maar bij voorkeur op verzamellocaties met horeca-, sanitaire en beveiligingsvoorzieningen. Langs de A1 zijn verschillende locaties waar vrachtwagens ruimte hebben om tijdelijk te parkeren en te rusten. Denk hierbij aan tankstations en verzorgingsplaatsen. Echter zijn deze locaties niet bedoelt voor het houden van de korte en lange rustperiodes. Daarvoor zijn vrachtwagenparkeerterreinen (met benodigde voorzieningen) bedoeld. Vooralsnog ontbreken binnen onze gemeente vrachtwagenparkeervoorzieningen van deze orde, ondanks de aanwezigheid van grote logistieke ondernemers en de logistieke aantrekkingskracht van Rijssen-Holten.
Als gemeente zien we dat er een groeiende behoefte is naar vrachtwagenparkeren. Om hierin te gaan faciliteren moet er worden gekeken naar schaalbare locaties met de benodigde voorzieningen. Hiervoor willen we kijken naar locaties op en nabij bedrijventerreinen, of op strategische locaties langs hoofdinfrastructuur zoals provinciale wegen en Rijkswegen. Deze parkeerlocaties kunnen gecombineerd worden met HVO, waterstof en elektrische laadpunten, tezamen met horecagelegenheden. Dit achten wij wenselijk om de haalbaarheid van het ondernemingsplan te bevorderen. Een hoge verkeers- en sociale veiligheid vinden we bij deze parkeervoorzieningen extra belangrijk.
Afsluitend zien we acties vanuit Rijksoverheid om vrachtwagenparkeren in grotere mate te faciliteren langs stroomwegen zoals de A1 tegemoet.
2.8.4.2 Elektrisch laden
Elektrisch rijden is een belangrijk onderdeel binnen de verschoning van mobiliteit. Elektrische voertuigen dienen opgeladen te worden. Veel inwoners hebben de mogelijkheid om op eigen terrein met eigen energie te laden. Voor inwoners die deze mogelijkheid niet hebben en bezoekers van de gemeente realiseren we een netwerk van openbare laadpalen. Hiervoor is de gemeente aangesloten bij de GO-RAL, een samenwerking tussen de provincies Gelderland en Overijssel op het gebied van laadinfrastructuur.
De behoefte om openbare laadpalen te realiseren komt zowel vanuit onze inwoners als vanuit de gemeente. Inwoners kunnen een aanvraag doen, waarop de gemeente een geschikte locatie aanwijst in de openbare ruimte. Daarnaast plaatst de gemeente proactief laadpalen op strategische locaties, met het doel om het laadnetwerk te verdichten en om intensief gebruikte locaties uit te breiden.
Met het plaatsen van openbare laadpalen moeten we in grotere mate rekening houden met de behoefte van onze inwoners. Het plaatsen van een laadpaal neemt standaard twee parkeervakken in beslag, waardoor de vaak al hoge parkeerdruk in bijvoorbeeld woonwijken verder toeneemt. Het beschikken over een goede participatieomgeving voor laadinfrastructuur is daarbij een vereiste voor toekomstige doorontwikkeling van de laadinfrastructuur.
We streven ernaar om het voorbeeld van de gemeente Enschede te volgen door kabelgoten in de openbare ruimte te legaliseren. Dit moet het mogelijk maken voor inwoners zonder eigen parkeergelegenheid maar met een openbare parkeerplaats voor de deur om hun voertuigen op te laden met zelf opgewekte energie in de openbare ruimte.
Naast regulier laden moeten we ook denken aan snellaadpunten en verzwaarde aansluitingen. Voor snellaadpunten zijn gebieden met een korte parkeer-doorlooptijd geschikt. Denk hierbij aan centrumgebieden en parkeerterreinen nabij voorzieningen. Op deze locaties moeten ook meer fietslaadpunten worden gerealiseerd. Verzwaarde laders voor logistiek laden is in de toekomst nodig om de grote transportsector in Rijssen-Holten te ondersteunen in de verduurzamen. Hiervoor werken we samen met (transport)ondernemers om gezamenlijk naar oplossingen toe te werken.
We willen dat een gebrek van adequate laadinfrastructuur geen belemmering vormt of gaat vormen om elektrisch te gaan rijden.
2.8.4.3 Mobiliteitshubs
Mobiliteitshubs (of hubs) zijn knooppunten binnen een mobiliteitsnetwerk waar reizigers kunnen overstappen op verschillende vormen van vervoer. Deze knooppunten faciliteren naadloze verbindingen tussen bijvoorbeeld treinen, bussen, fietsen en andere vervoerswijzen. Ze dienen als centrale locaties waar reizigers gemakkelijk kunnen overstappen van het ene vervoermiddel op het andere. Daarnaast bieden hubs de mogelijkheid om andere voorzieningen op een centrale manier te bundelen. Zo kan een afhaalpunt voor pakketten bijdragen aan de vermindering van pakketdiensten in de woonwijk, en kunnen werkplekken worden gerealiseerd zodat er op afstand gewerkt kan worden. Zo wordt het mogelijk om ritten te combineren en taken gezamenlijk op te pakken. Hierdoor zijn er minder verplaatsingen nodig.
Het aanleggen van hubs moet een stimulerende en ondersteunende werking hebben op de gehele mobiliteitstransitie, waarbij eventueel ruimte binnen deze hubs wordt geboden voor andere ontwikkelingen zoals de energietransitie.
Bijlage I Overzicht Informatieobjecten
- beplantingselementen
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/3ce1a694b5bd4413a7660843ee404a20/nld@2024‑11‑12;10071045
- beschermde landschapselementen
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/6ebb758c82ee4a13a277deee12c68330/nld@2024‑11‑12;10071045
- Beuseberg, Zuurberg en Borkeld
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/69b07a22b609453393620b2f0a6d5a10/nld@2024‑11‑12;10071045
- De Holterberg
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/082593e3147a45608c8094f68a68f276/nld@2024‑11‑12;10071045
- De Regge
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/6ff359e2ec264a668c2b4ff4a24f266c/nld@2024‑11‑12;10071045
- De Rijsserberg
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/0d38bbc1f0854b56ba3fad7a189f3763/nld@2024‑11‑12;10071045
- De Schipbeek
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/149435d315864c888b462464cd4bd571/nld@2024‑11‑12;10071045
- ecologische verbindingszones
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/0594434cf6e048c9a717c0dcf6048644/nld@2024‑11‑12;10071045
- enkenlandschap
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/55def49682a846eea2b8638fa29716f4/nld@2024‑11‑12;10071045
- Espelo, Dijkermaten en Dijkerhoek
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/72d9017f4b8d4bc187eb390242cd04f0/nld@2024‑11‑12;10071045
- fietssnelweg
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/0dc929b0893c464999a7103cc03eafd5/nld@2024‑11‑12;10071045
- fijnmazige groenstructuren
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/cf7545885a744a2da5a71f88ce3a129a/nld@2024‑11‑12;10071045
- GOW30
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/c20827a8d00f477a8244d93c7157ce2b/nld@2024‑11‑12;10071045
- GOW50
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/6914abd2ec69427093c9cd1536b1458f/nld@2024‑11‑12;10071045
- gradiënten biodiversiteit
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/d364e51fa9cc4d38a86ef2f1f4b0df5a/nld@2024‑11‑12;10071045
- groen in centra
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/49685b2c1e8b49289d5352472e36ae19/nld@2024‑11‑12;10071045
- groen in de spoorzone
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/e3dca466c37049698f6aabe1d1e66465/nld@2024‑11‑12;10071045
- groen in klimaatlinten
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/00f872474468474280db34f6a706ef88/nld@2024‑11‑12;10071045
- groen in radialen
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/3305480f0a604a3ea7ca7aebfcd3390a/nld@2024‑11‑12;10071045
- groen in stads- en dorpsranden
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/027155c679cc4341a4aa5e9d369bfeb4/nld@2024‑11‑12;10071045
- groen in woonwijken
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/9f1f05b4c7d34526a756026e6737728e/nld@2024‑11‑12;10071045
- groen op bedrijventerreinen
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/8cc5adcd4c32420facc8bbf0d57842b5/nld@2024‑11‑12;10071045
- groen rondom entrees
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/c5338a3ec9064e87b8b12d373286cf70/nld@2024‑11‑12;10071045
- grote groenpercelen
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/1daa9a06bfa34c03b66b5ae69200cf58/nld@2024‑11‑12;10071045
- Holter-, Lokerenk en Look
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/97d44a82c3bd4e91baa154b44a80d5f2/nld@2024‑11‑12;10071045
- Holterbroek, Fliermaten en Lokerbroek
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/3ca2a865a364482585f473aca3027312/nld@2024‑11‑12;10071045
- hoofdfietsroutes
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/d9c572967a3c4633aad63072a5ac9cbd/nld@2024‑11‑12;10071045
- hoofdwandelroutes
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/1ec07e1bad7c4e108706766b3ae072d7/nld@2024‑11‑12;10071045
- hoogwaardige groenstructuren
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/32b919f2b4a64aa298cdbec9ab0585ba/nld@2024‑11‑12;10071045
- jong (heide-)ontginningslandschap
-
/join/id/regdata/gm1742/2023/2a3e2136552a4323bbdffb94e7242f75/nld@2024‑11‑12;10071045
- kampenlandschap
-
/join/id/regdata/gm1742/2023/ee6ae4fc8e974fca8304c56451dcb24d/nld@2024‑11‑12;10071045
- maten- en flierenlandschap
-
/join/id/regdata/gm1742/2023/79ccfb6272d647e7ac05bdecdc68d700/nld@2024‑11‑12;10071045
- Mobiliteit in centrumgebieden
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/41466ec0c11a47b9b60db5b79ecc2bc4/nld@2024‑11‑12;10071045
- Mobiliteit in het buitengebied
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/6a30a9aa984d468ba6e4fca15598509c/nld@2024‑11‑12;10071045
- Mobiliteit in woonwijken
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/ba5e9afab6dd4d1e903158d6a31610d0/nld@2024‑11‑12;10071045
- Mobiliteit op bedrijventerreinen
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/9d3974d7162c428c99d4056d71916333/nld@2024‑11‑12;10071045
- Omgeving de Leiding en Overtoom
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/33d523fc08b340e4a4ed12ea6d3ce345/nld@2024‑11‑12;10071045
- Oostflank Holterberg
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/6506cb023ff94c1a86b5c6cb69a1fbec/nld@2024‑11‑12;10071045
- provinciale wegen
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/0f5f62ff4eef4bb3a31cb06703902c16/nld@2024‑11‑12;10071045
- Regge landschap
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/feddfd1b35be47e59ff7103c07961016/nld@2024‑11‑12;10071045
- relatie heuvelrug
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/d29153004fe949b0a30176962c76b788/nld@2024‑11‑12;10071045
- Rijkswegen
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/e109fa9e95a340a78cf90a774b7395e5/nld@2024‑11‑12;10071045
- stuwwallandschap
-
/join/id/regdata/gm1742/2023/39af4fd4676e4417910884ced364ad12/nld@2024‑11‑12;10071045
- Toeristenweg
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/d220f850e9314e15959e2c10551e02a4/nld@2024‑11‑12;10071045
- waterlopen
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/17e8549314d54009872de49cf8fe8217/nld@2024‑11‑12;10071045
- Westflank Holterberg
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/8e26eb9c2f5044238091f75ecc6bc215/nld@2024‑11‑12;10071045
- zoekgebied rond- en randwegen
-
/join/id/regdata/gm1742/2024/940d2f1434684026834ebdb672ed9018/nld@2024‑11‑12;10071045
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl