Verordening Individuele inkomenstoeslag gemeente Noordenveld 2024

Geldend van 01-04-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening Individuele inkomenstoeslag gemeente Noordenveld 2024

De raad van de gemeente Noordenveld;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2024;

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;

BESLUIT:

De Verordening Individuele Inkomenstoeslag gemeente Noordenveld 2024 vast te stellen.

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand;

  • peildatum: datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

  • referteperiode: periode van drie jaar voorafgaand aan de peildatum.

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld.

  • Gehuwden: de term gehuwden geldt in de Participatiewet zowel voor gehuwden als voor samenwonenden als er sprake is van een gezamenlijk huishouden.

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

  • 1.

    Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen lager is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm en daarnaast de toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in art. 34 van de Participatiewet niet wordt overschreden.

Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    Een individuele inkomenstoeslag bedraagt voor huishoudens met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm per kalenderjaar maximaal:

    • a.

      € 495,- voor een alleenstaande

    • b.

      € 628,- voor een alleenstaande ouder

    • c.

      € 706- voor gehuwden

  • 2.

    Voor huishoudens met een inkomen van 120% tot 130% van de bijstandsnorm gelden de volgende staffels:

    • a.

      75% van de maximale toeslag als genoemd in lid 1 voor huishoudens met een inkomen van 120% tot 124% van de bijstandsnorm.

    • b.

      50% van de maximale toeslag als genoemd in lid 1 voor huishoudens met een inkomen van 124% tot 127% van de bijstandsnorm.

    • c.

      25% van de maximale toeslag als genoemd in lid 1 voor huishoudens met een inkomen van 127% tot 130% van de bijstandsnorm.

  • 3.

    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4.

    Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 5.

    De bedragen genoemd in lid 1 worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek, peildatum augustus. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 5. Het stellen van nadere regels

Het college stelt ten aanzien van de inkomenstoeslag nadere beleidsregels. In deze regels wordt in ieder geval het volgende geregeld:

  • a.

    Wanneer er geen sprake is van uitzicht op inkomensverbetering;

  • b.

    Wat wordt verstaan onder ‘de krachten en bekwaamheden van een persoon’;

  • c.

    Wat wordt verstaan onder ‘inspanningen die een persoon moet hebben verricht om tot inkomensverbetering te komen’.

Artikel 6. Bijzondere omstandigheden

Het college kan bij bijzondere omstandigheden ten gunste van de persoon afwijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 7. Intrekken oude verordening

De ‘Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet 2015 gemeente Noordenveld’ wordt ingetrokken.

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 april 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Noordenveld 2024.

Ondertekening

Roden, 23 oktober 2024.

De Raad van de gemeente Noordenveld,

H. Huttinga, griffier K. Smid, voorzitter

Toelichting

Algemeen

De Participatiewet regelt, onder andere, een inkomen op minimumniveau voor mensen die niet zelf uit arbeid of een andere uitkering een inkomen kunnen krijgen. De uitkering is bedoeld als tijdelijke voorziening totdat iemand weer zelf voor zijn inkomen kan zorgen. De uitkering is voldoende om in de algemeen noodzakelijke kosten te kunnen voorzien. Uit de praktijk blijkt dat na een langere periode een laag inkomen te hebben gehad, het moeilijker wordt om te kunnen reserveren voor bijvoorbeeld vervangingsuitgaven en onverwachte uitgaven.

Om die reden is bij de invoering van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag een taak voor de gemeente. Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. Per 1 januari 2015 is langdurigheidstoeslag vervangen door de individuele inkomenstoeslag.

Het verlenen van de toeslag is niet langer een verplichting, maar een bevoegdheid van het college. Het college kan een individuele inkomenstoeslag verlenen als een persoon aan de voorwaarden voldoet. Bovendien kan ze aangeven welke groepen daarvoor niet in aanmerking komen.

Vast te leggen regels in verordening

De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet).

Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’.

Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen van 130% of hoger dan de toepasselijke bijstandsnorm. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald worden.

Het college kan in beleidsregels aangeven wanneer sprake is van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'. Gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet hoeft dit niet te worden vastgelegd in de verordening. Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:

  • de krachten en bekwaamheden van de persoon, en

  • de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Wijziging leefvorm

De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere uitleg behoeven worden hier behandeld.

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk uitgelegd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Inkomen

Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen.

Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig om in de verordening op te nemen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het is niet wenselijk een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenste effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft, omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag.

Peildatum

De peildatum is de datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft.

De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan niet liggen voor de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en de jurisprudentie rondom artikel 44 van de Participatiewet.

Referteperiode

Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van drie jaar voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder ‘Langdurig’.

Artikel 2. Indienen verzoek

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan met een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb.

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan.

Langdurig

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening.

Laag inkomen

Een inkomen is laag als het lager is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm.

De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode lager is dan het langdurig lage inkomen van 130% van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet al te rechtlijnig mogen worden beoordeeld. Dit betekent dat een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd. Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met € 5 of meer te boven, dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm. Er is dan geen sprake van een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele eurocenten.

Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag

Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden.

Gehuwden

Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet een van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag.

Is een van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts een partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in het derde lid.

Indexering

In het vijfde lid is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, alleen voor indexatie van de bedragen. Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) duidelijk te communiceren.