Noodverordening bomruiming Spoorbrug A20, gemeente Waddinxveen

1. De bewoners van in dit gebied gelegen woningen, alsmede de gebruikers van de in dit gebied gelegen gebouwen, voor zover zij in dit gebied aanwezig zijn, dienen zich in hun woning of gebouw op te houden vanaf zaterdag 16 november 2024 23.00 uur tot zondag 17 november 07.00 uur.

2. De rechthebbende op of de bewoner van een woning, gebouw of ander verblijfsobject welke is gelegen in het op de kaart aangegeven gebied, is verplicht zorg te dragen dat gedurende de in het eerste lid genoemde periode ramen en deuren gesloten zijn.

3. Het is eenieder verboden gedurende de in het eerste lid genoemde periode vee en/of huisdieren buitenhuis te laten verblijven binnen het op de kaart aangegeven gebied.

4. Het is eenieder verboden, gedurende de in het eerste lid genoemde periode, het op de kaart aangegeven gebied te betreden, binnen te rijden of zich in het gebied te bevinden, met uitzondering van de in eerste lid van dit artikel genoemde personen, die zich in een woning of in een gebouw in dit gebied moeten ophouden.

5. Eenieder die een persoonlijk of een zakelijk recht heeft op een woning of een gebouw, gelegen binnen het op de kaart aangegeven gebied, is verplicht – indien de omstandigheden zulks naar het oordeel van de politie noodzakelijk maken – toe te staan dat werkzaamheden en maatregelen die redelijkerwijs nodig zijn in verband met het onschadelijk maken van de bommen kunnen worden uitgevoerd.

1. De burgemeester treft in deze noodverordening maatregelen, die noodzakelijk zijn voor de openbare orde en veiligheid. Deze maatregelen zijn proportioneel, waarbij de inbreuk op het huisrecht en de bewegingsvrijheid van burgers in redelijke verhouding staan tot het ontploffingsgevaar van de bommen, waardoor het leven en de gezondheid van personen en vee in de omgeving van de bom alsmede materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd.

2. In deze noodverordening worden de minst ingrijpende en effectieve middelen gekozen, met een voortdurende evaluatie om de noodzaak en rechtvaardiging van de maatregelen te waarborgen.

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening alsmede de handhaving ervan zijn de politie en de buitengewoon opsporingsambtenaren belast.

2. De toezichthouders, bedoeld in het eerste lid, hebben toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

3. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, zijn de ambtenaren van de politie, bedoeld in artikel 141, lid 1, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, bevoegd tot het binnentreden van woningen, zulks met inachtneming van het bepaalde bij de Algemene wet op het binnentreden.